Romeins Iudaea: nationalisme in de Oudheid

Of je de Bijbel nu gelooft of niet, er komen wel degelijk historische figuren in voor. Deze verschillende vorsten, hogepriesters en gouverneurs zijn onderdeel van de geschiedenis van een veelbewogen regio. Het Nieuwe Testament slaat hierbij uiteraard op het Romeinse deel van die geschiedenis. Maar zelfs die periode was niet zonder regelmatige territoriale veranderingen.

De Bijbelse 12 stammen van Israël. (© Janz, vertaald door Wikibelgiaan: CC BY-SA 4.0)

Voor we verdergaan is het van belang dat we de terminologie onderscheiden. De Romeinen spraken zelden tot nooit van Israël of Kanaän, maar gebruikten de naam Iudaea of Judea voor het zgn. land der Joden en Palaestina voor een iets groter deel van de Levant. Tegelijkertijd is dit misleidend omdat niet alle bewoners van Iudaea als Joods werden gezien, terwijl er geen alternatieve overkoepelende term was. Het grote Iudaea bevatte ook Galileeërs, Samaritanen, Pereeërs en Idumeeërs. En hoewel deze volkeren verwant waren en er zeker inmenging was, was het slechts een beperkt gebied waarvan de bewoners als “werkelijke” Joden gezien werden. Ook dit kleinere gebied wordt vaak Iudaea of Judea genoemd, wat de nodige verwarring geven kan.

Voorgeschiedenis

De koninkrijken van Israël en Juda tot 587 v.Chr. (© Richardprins, vertaald door Wikibelgiaan: CC BY-SA 4.0)

De oude Israëlieten stammen volgens de Bijbel af van de 12 zoons van Jakob en zouden onder Jozua (de opvolger van Mozes) Kanaän ingenomen hebben. De wetenschap vermoedt echter dat de 12 stammen in werkelijkheid afstamden van de Kanaänieten. De uittocht uit Egypte kan dan weer wijzen op Egyptische overheersing, wat gezien de positie van het land niet ondenkbaar is. Net zo goed zijn de overheersingen door buurvolkeren vergelijkbaar met de zogeheten zeevolkeren, van wie de Filistijnen (waar de naam Palestina vandaan komt) de beroemdste waren. Dat er een groot, sterk koninkrijk ontstond dat na de dood van koning Salomo in tweeën scheurde is twijfelachtig. Wel zijn de latere rijken Israël en Juda een feit en was hier waarschijnlijk sprake van een verwantschap. Andere verhalen in het Oude Testament tonen de opkomst van monotheïsme in de regio aan ten koste van de verering van goden als Baäl en Astarte. Uiteindelijk konden Israël en Juda niet het hoofd bieden aan de opkomende wereldrijken. Israël werd ingenomen door de Assyriërs en gedeeltelijk gedeporteerd zoals wel vaker in de Oudheid gebeurde. De achterblijvers mengden zich met naar hun land gedeporteerde mensen tot de Samaritanen, genoemd naar de Israëlische hoofdstad Samaria. De Judeeërs werden op hun beurt veroverd door de Babyloniërs, gevolgd door een 70-jarig ballingschap. Nadat Babylon door de Perzen veroverd was keerden veel Judeeërs of Joden terug naar Juda om de tempel te herbouwen. Hulp van de Samaritanen, die als buitenlanders gezien werden, werd geweigerd, wat tot een lange vijandschap leidde.

Alexander de Grote veroverde het Perzische rijk in een bliksemoorlog, dus ook Juda.

In 332 v. Chr. wisselde Juda van overheerser toen het in handen viel van Alexander de Grote, die bezig was met de inname van het Perzische rijk. Het Bijbelboek Daniël zinspeelt hierop door middel van een visioen waarin een sterke, machtige ram door een bok met één opvallende hoorn gedood wordt. Op het hoogtepunt van zijn macht breekt de hoorn van de bok af en komen er vier voor in de plaats: de opdeling van Alexanders rijk na zijn dood, waarbij Juda eerst onder het Ptolemaïsch rijk (Egypte) viel en later onder het Seleucidische rijk (Syrië). Maar hoewel Alexanders rijk van korte duur was, was de verspreiding van Griekse cultuur in het Midden-Oosten (het Hellenisme) nu niet meer te stuiten. Grieks werd prompt de internationale taal in de regio, terwijl veel lokale goden versmolten werden met de Griekse. In het monotheïstische Juda (door de Grieken Ioudaia genoemd) was dit natuurlijk onmogelijk. Daarnaast hadden de meest gelovige Joden moeite met de ogenschijnlijk vrije seksuele moraal in de Griekse cultuur (Griekse kunst bevatte veel naakt en homoseksualiteit was zo gewoon dat er amper een woord voor bestond) terwijl de Hellenen op hun beurt besnijdenis als een vorm van verminking zagen. Aanvankelijk gaf dit niet meteen echte problemen, want ondanks de genoemde culturele verschillen, werden de Joodse gewoontes en instituten in stand gehouden en waren de Seleuciden niet meer dan suzerein.

Het Hasmoneese rijk op het toppunt van zijn macht (©Machaerus, CC BY-SA 3.0)

Onder Antiochus IV Epiphanes veranderde het beleid drastisch. Antiochus, wiens bijnaam “verschenen god” betekent, wenste zijn controle te versterken. Hij verbood de Joodse rituelen en eiste aanbidding van Zeus. Toen hierop verzet uitbrak stuurde hij zijn leger, bezette Jeruzalem en bouwde hier een burcht, de Acra. Dit moet rond 168-167 v. Chr. gebeurd zijn. De Bijbelboeken der Maccabeeërs zetten deze acties van Antiochus IV neer als pure verdrukking waarop nationalistisch verzet oplaaide, maar historici menen dat Antiochus ingreep in een burgertwist tussen de Hellenistische Joden en de fanatieke aanhangers van het jodendom, waarbij hij partij koos voor de eerste groep. In de Joodse traditie zijn de leiders van de Maccabeese opstand, met name Judas Maccabeus, nog altijd grote helden. Zijn broer Simon wist Judea na de dood van Antiochus tot onafhankelijke staat te verheffen, waarbij hij de Hasmoneese dynastie stichtte en in 160 v. Chr. zowel koning als hogepriester werd. Zijn rijk bevatte bij zijn aantreden alleen het oude Juda, Judea in enge zin dus, maar breidde zich onder zijn opvolgers uit naar Samaria, Perea, Galilea, Idumea en zelfs Iturea dat ver in het noorden lag.

De komst van de Romeinen: neergang der Hasmoneeën (64-37 v. Chr.)

Na het verslaan van de Cilicische piraten richtte Pompeius zich op veroveringen in het Midden-Oosten, inclusief Judea.

Tegen de tijd dat de Romeinen actief gingen regeren in de Levant was er in koninkrijk Judea een machtsstrijd aan de gang tussen de broers Hyrcanus II en Aristobulus II, respectievelijk hogepriester en koning. Hyrcanus maakte als oudste aanspraak op de troon die hem door zijn jongere broer afgesnoept was. Beide zochten steun bij Pompeius de Grote toen die in 64 v. Chr. het Seleucidische rijk veroverde als provincie Syria. Eerst had Pompeius geen interesse, maar hij veranderde van gedachte toen Aristobulus ongeduldig werd en een leger tegen Hyrcanus bijeenriep. Pompeius veroverde het jaar daarop Jeruzalem: Hyrcanus werd hersteld als hogepriester terwijl de Romeinen voorlopig de dienst uitmaakten. Hyrcanus’ positie was dus flink verzwakt, maar tegelijkertijd rees de positie van een zekere Antipater de Idumeeër. In feite was het Hyrcanus altijd aan daadkracht ontbroken om het tegen zijn broer op te nemen, tot Antipater hem hiertoe had overgehaald. Antipater speelde het politieke spel listig aan het Hasmoneese hof en later onder het Romeinse gezag, zodat de functie van belastinginner al snel van Hyrcanus naar hem werd overgedragen.

Ondanks zijn bijnaam was Herodes de Grote niet populair bij de Joodse bevolking.

Na de dood van Pompeius in 47 v. Chr. koos Antipater snel de zijde van Caesar. Caesar gaf Antipater Romeins burgerschap en vele andere privileges. Hyrcanus benoemde hij tot ethnarch (dus alsnog geen koning) van een Joods rompstaatje dat Idumaea en het eigenlijke Judaea omvatte. In de praktijk was Hyrcanus echter een marionetje van Antipater, die de titel van procurator kreeg. Antipater kreeg ook voor elkaar dat zijn zoons Herodes en Phasaël hoge functies kregen als gouverneurs van Galilea en Jeruzalem. In 41 na Chr., maakte Marcus Antonius hen tot tetrarchen, 2 jaar na de dood van hun vader. Kort daarna werd Palestina onder de voet gelopen door de Parthen, die Aristobulus’ zoon op de troon zetten. Hyrcanus werd in ballingschap gestuurd en Phasaël gedood. Herodes slaagde er echter in om met Romeinse steun het land terug te veroveren en mocht zich vanaf 37 v. Chr. koning der Joden noemen. Zo begon de Herodiaanse dynastie. De meeste Hasmoneese provincies werden deel van zijn rijk, maar ook gebieden als Batanaea en de Golan-hoogte in het noordoosten.

Herodes de Grote en de Herodiaanse tetrarchie (37 v. Chr. – 6 na Chr.)

Herodes mag bekendstaan als een wrede heerser, maar was ook verantwoordelijk voor de restauratie van de tempel (© Gilivs)

De positie van Herodes de Grote was aanzienlijk sterker dan die van Hyrcanus, die hij overigens wel een plaats in zijn raad gaf. Toch liep het niet goed af met de bejaarde Hyrcanus, die later in ongenade viel en ter dood gebracht werd. Deze meedogenloze wreedheid wordt van oudsher als een kenmerk van de regering van Herodes gezien, ofschoon dit ook te maken had met het onder de duim houden van de onrustige bevolking. Misschien moest Herodes wel, want bij de Joden was zijn populariteit ver te zoeken, ondanks zijn grote restauratie van de tempel. Dit was te wijten aan zijn duidelijk pro-Romeinse opstelling en het feit dat hij als Idumeeër en dus als buitenlander werd gezien, ondanks dat de Herodianen beweerden van Joods bloed af te stammen. Herodes’ gebrek aan populariteit verklaart wellicht waarom hij er zo slecht van af komt in het evangelie van Matteüs, waarin hij een wrede tiran is die het bevel geeft alle jongetjes van 2 jaar of jonger in de omgeving van Bethlehem te doden, uit angst dat de “nieuwgeboren koning” waar de wijzen uit het oosten hem van hebben verteld zijn positie bedreigen kan. De andere evangeliën en ook de Joods-Romeinse geschiedschrijver Josephus vermelden deze kindermoord (die in katholieke traditie op 28 december herdacht wordt) echter niet.

De vermelding van Herodes de Grote in het evangelie maakt eigenlijk ook het begin van onze jaartelling problematisch. Want hoewel deze oorspronkelijk met het jaar 1 zou beginnen in het geboortejaar van Jezus, stierf Herodes al in 4 v. Chr. Matteüs vermeldt hoe Jozef en Maria hierna uit Egypte terugkeren naar Iudaea, maar uitwijken naar de stad Nazareth in Galilea als ze horen dat Herodes’ zoon dat gebied niet regeert. Het evangelie van Lukas daarentegen meldt dat Jozef en Maria al in Nazareth woonden en naar Bethlehem gingen voor een volkstelling, om daarna terug naar huis te keren. Een vreemde kwestie, want voor een volkstelling meldde men zich gewoonlijk in eigen woonplaats. Bovendien vermeldt Lukas dat Quirinus gouverneur van Syria was, wat de man pas in 6 na Chr. werd. Josephus vermeldt ook een volkstelling rond deze tijd.

De Herodiaanse tetrarchie: Archelaüs (groen), Antipas (paars), Filippus (Magenta) en Salome (grijs). (©Machaerus, CC BY-SA 3.0)

In elk geval is Matteüs’ gelijk in één opzicht aangetoond: na de dood van Herodes de Grote werd zijn rijk in vier delen opgesplitst: de Herodiaanse tetrarchie. Van zijn nog levende zoons was het de oudste die in het zuiden regeerde als ethnarch, over Judaea, Samaria en Idumaea. Deze zoon luisterde naar de naam Herodes Archelaüs en had zijn hoge positie te danken aan het houden van een heftig pleidooi tegen keizer Augustus in eigen persoon. De reden om hem niet heel het rijk te schenken was onderling conflict van Archelaüs met zijn broer Herodes Antipas, die oorspronkelijk Herodes’ favoriet geweest was. Antipas moest het nu doen met de titel van tetrarch en de gebieden van Galilea en Peraea. De noordoostelijke gebieden van Batanaea, Trachonitis, Auranitis en Gaulanitis werden door de jongste zoon Philippus als tetrarch geregeerd. Herodes’ zuster Salome werd als toparch aangesteld over enkele kleine gebieden rondom steden als Iamnia, Phasaelis en Azotus.

Vazalstaatjes en één directe provincie (6 na Chr. – 41 na Chr.)

Het aquaduct van Caesarea Maritima.

Deze constructie was echter maar een kort leven beschoren. Al in 6 na Chr., nog geen 10 jaar na zijn aantreden, werd Herodes Archelaüs op last van de keizer afgezet. Er waren teveel klachten gekomen over zijn aanhoudende wreedheid, zodat de voormalige ethnarch naar zijn rijk fluiten kon en naar Gallië verbannen werd. Archelaüs’ gebieden werden nu tot provincie Iudaea gebombardeerd, waarbij een praefectus of prefect het bestuur leidde. Deze prefect kwam uit de stand der equites en had 3000 soldaten aan hulptroepen ter beschikking. Voor grotere problemen diende hij de hulp van zijn meerdere, de legatus van Syria, in te roepen. De legaat had de macht om de prefect terug naar Rome te sturen als deze niet naar behoren functioneerde. Ook had de legaat zeggenschap in de benoeming of afzetting van de Joodse hogepriester, die in Jeruzalem zetelde als leider van het Sanhedrin, de priesterraad. Zulks gebeurde ook met de in het Nieuwe Testament genoemde hogepriesters Annas (6-15 na Chr.) en zijn schoonzoon Kajafas (18-36). In tegenstelling tot wat velen denken zetelde de prefect niet in Jeruzalem, maar in het door Herodes de Grote gestichte Caesarea Maritima. Na het overlijden van Salome in 10 na Chr. werden haar gebieden aan het Romeinse bestuur toegevoegd.

Ecce homo! ‘Zie de mens!’ Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.

Onderwijl regeerden Herodes Antipas en Philippus nog steeds als tetrarchen over hun eigen rijkjes. Antipas volgde het voorbeeld van zijn vader en stelde zich bouwend op, waarbij hij aan het Meer van Galilea de stad Tiberias aanlegde. Tijdens zijn regering en die van de Romeinse prefect Pontius Pilatus, moet er zich een nieuwe godsdienstige beweging hebben voorgedaan in de jaren rondom 30 na Chr. Het Nieuwe Testament vermeldt Herodes Antipas als de vorst die Johannes de Doper gevangen zet en uiteindelijk laat onthoofden. Rond diezelfde tijd begon ene Jezus van Nazareth te prediken in Galilea, om vervolgens naar Jeruzalem af te reizen. De verhalen over Jezus’ proces en kruisiging vermelden uitdrukkelijk Pilatus als gouverneur – waarschijnlijk was hij in Jeruzalem om Pesach, het Joodse paasfeest, bij te wonen – en Kajafas als hogepriester. In het evangelie van Lukas speelt Antipas ook een rol als hij op zijn beurt voor Pesach in Jeruzalem is en Pilatus hierom Jezus naar hem toestuurt. Hoewel Antipas, die hoopte op een spectaculair wonder, Jezus spottend naar Pilatus terugstuurt meldt Lukas wel dat de twee heersers hierna plotseling veel beter door één deur kunnen.

De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.

Het beeld van Pilatus als een gouverneur die uit angst voor rellen toegeeft aan de stem des volks en Jezus laat kruisigen, is overigens moeilijk te rijmen met het beeld dat Josephus van hem schetst. Volgens Josephus was Pilatus op religieus terrein veel minder tolerant dan zijn voorgangers, door beeltenissen van de keizer en Romeinse goden bij zijn intocht in Jeruzalem te voeren, hetgeen bij de monotheïstische Joden niet in de smaak viel (mede dankzij het verbod op afbeeldingen in de Tien Geboden). Verder zou hij protesten opvallend wreed de kop in gedrukt hebben en tempelgeld hebben gebruikt voor de aanleg van een waterleiding. Zijn wreedheid kostte hem zijn positie toen hij in 36 na Chr. met geweld optrad tegen een groep Samaritanen die op de berg Gerizim naar de Ark des Verbonds zochten. De legaat van Syrië zette hem af en stuurde hem naar Rome terug, waarna hij zijn laatste jaren in Gallië sleet.

Het Herodiaanse rijk herenigd en weer opgebroken (41 – 66)

Claudius herstelde in feite het Herodiaanse rijk door al het gebied aan Herodes Agrippa te geven.

De Herodiaanse tetrarchie hield rond de tijd van Pilatus en zijn ontslag ook op te bestaan. In 33 stierf Filippus en werd zijn rijk bij Syria ingelijfd. Maar 4 jaar later werd het weer een vazalstaat toen Caligula het aan Herodes Agrippa gaf. Agrippa, wiens naam uiteraard naar een belangrijke Romeinse familie verwijst, was een kleinzoon van Herodes de Grote. Zijn vader was bij Herodes in ongenade gevallen zodat Agrippa buiten Iudaea was opgegroeid. Het grootste deel van zijn jeugd had hij doorgebracht in Rome, zodat hij goede connecties met de keizerlijke familie had. Hij raakte bevriend met Claudius en Caligula, die hem bij zijn aantreden als vazalvorst de titel van koning schonk. Dat schoot zijn oom Herodes Antipas in het verkeerde keelgat, zodat die naar Rome vertrok met het verzoek van tetrarch tot koning verheven te worden. Agrippa, die voor zijn koningschap bij Antipas uit de gratie geraakt was en daardoor zijn jaargeld verloren was, nam nu wraak door Antipas van allerlei verraad te beschuldigen. Antipas werd naar Gallië verbannen, terwijl Agrippa Galilea en Peraea mooi aan zijn rijk kon toevoegen. Nadat Caligula in 41 vermoord was en de Praetorianen Claudius tot keizer uitriepen, trad Agrippa bemiddelend op zodat de Senaat hier ten slotte akkoord mee ging. Claudius gaf prompt de hele provincie Iudaea aan Agrippa.

Jakobus, zoon van Zebedeüs, ook wel de apostel Jakobus de Meerdere genoemd, werd op last van Agrippa terechtgesteld.

Hiermee was het vroegere rijk van Herodes de Grote Agrippa verkaste naar Jeruzalem en deed hard zijn best om de bevolking voor zich te winnen, wat hem aardig afging. Al in de tijd van Caligula had hij al een hoop punten gewonnen door Caligula over te halen geen standbeeld van zichzelf te plaatsen in Jeruzalem, waarmee hij zijn leven eigenlijk had geriskeerd. Ook werkte hij hard aan vreedzame verhoudingen met buurstaten zoals Nabatea. In het Bijbelboek Handelingen wordt hij vermeld als iemand die de 12 apostelen keihard vervolgde: Jakobus de Meerdere (zoon van Zebedeüs), werd gedood en Simon Petrus zou volgens het verhaal ook bijna gedood zijn. Het boek vermeld ook dat dit positief aansloeg bij de bevolking. In de Talmoed komt Agrippa er erg positief van af en wordt hij omschreven als een goede vorst die het Jodendom beschermde. Ook Josephus is erg positief over de koning, die hij Agrippa de Grote noemt.

Erg lang regeerde Herodes Agrippa niet. Al in 44 overleed hij, vrij plotseling, volgens sommige verhalen nadat hij door iemand met een god was vergeleken en dit niet tegengesproken had. Zijn zoon, Herodes Agrippa II, werd door Claudius veel te jong bevonden, zodat nu heel Iudaea onder een Romeinse gouverneur kwam. Hoewel het opnieuw ging om een lage gouverneur uit de ridderstand, werd hij ditmaal geen prefect maar procurator genoemd, een titel die ook gebruikt wordt financieel gouverneurs uit de ridderstand. Agrippa II mocht het vanaf 50 doen met het rijkje Chalkis, hetgeen hij later verruilde voor het oude rijk van Filippus. Hij bleef in de ogen van de Romeinen een autoriteit op het gebied van Joodse gebruiken en godsdienst, zodat zij hem regelmatig om advies vroegen en hem medezeggenschap in de benoeming van de hogepriester gaven.

De Joodse opstand (66 – 73) (en daarna)

De brand in Rome resulteerde ook in vervolging van christenen als zondebokken. Petrus zou ondersteboven gekruisigd zijn.

Na de grote brand van Rome in 64 gingen de belastingen in het rijk flink omhoog, wat bijdroeg aan de onrust in sommige provincies. Toen de procurator in 66 de tempelkas van Jeruzalem in beslag nam, barstte in Judea de bom. De Joodse bevolking kwam massaal in opstand, zodat de hulptroepen van de procurator tekort schoten. Versterkingen uit Syria werden ook verslagen. Nero stuurde hierop Vespasianus naar Iudaea met meerdere legioenen. Samen met zijn zoon Titus wist Vespasianus in korte tijd de westkust en Galilea onder controle te krijgen. Onder leiding van de fanatieke Zeloten trokken de rebellen zich terug in Jeruzalem. Al wie wilde onderhandelen werd gedood.

Het bijna onneembare Massada, met op de achtergrond de Dode Zee (©Godot13, CC BY-SA 4.0)

Vespasianus wist op bekwame wijze op te rukken, maar moest in 69 plotseling zijn aandacht verleggen toen het Vierkeizerjaar uitbrak. Na een opstand tegen Nero (gevolgd door diens zelfmoord) had Galba de macht gegrepen, alleen om vermoord te worden door zijn medestander Otho. De Rijnlegioenen waren tegen Galba en hadden hun legaat Vitellius tot keizer uitgeroepen, waarna die Otho versloeg en de macht greep. De bij Nero uit de gratie gevallen Vespasianus werd nu naar voren geschoven door Vitellius’ vijanden, waarop hij de oorlog in Judea aan Titus overliet. Vespasianus nam Alexandrië, de graanschuur van Rome, in terwijl zijn medestanders vanaf de Balkan naar Rome trokken. Titus belegerde Jeruzalem terwijl zijn vader het keizerschap in handen kreeg. Op 29-30 december 70 viel de stad en sindsdien is dit Tisja be’Aaw, de rouwdag van het Jodendom. Hoewel Titus de tempel had willen sparen werd deze, met een groot deel van de stad, verwoest. Titus kon zich nu in alle rust bij zijn vader in Rome voegen, terwijl andere generaals het werk afmaakten en de laatste schuilplaatsen van de rebellen uitkamden. Het laatste fort, het aan de Dode Zee gelegen Massada, viel in 73. Na Vespasianus’ dood regeerde Titus korte tijd alvorens ook te sterven. Zijn broer en opvolger Domitianus bouwde een triomfboog voor hem, waar de plundering van Jeruzalem op afgebeeld werd.

De triomftocht van Titus voerde kostbare schatten uit de Tempel van Jeruzalem mee, zoals hier afgebeeld op de Boog van Titus.

Na de opstand ging het bestuur van Iudaea flink op de schop. Voortaan was het gebied (dus Judea, Galilea, Idumea, Samaria en Peraea) één Romeinse provincie, bestuurd door een legaat van senatoriale stand. Legio X Fretensis, dat had gevochten tegen de rebellen, werd op de westelijke heuvel van Jeruzalem gelegerd, op grond die gedeeltelijk overlapte met het oude paleis van Herodes. De legaat bleef echter zetelen in Caesarea. Hierna bleef het lange tijd relatief rustig in Iudaea. De Kitosoorlog, in 116 en 117, was in feite een opstand in de Joodse diaspora. In Cyrene, Egypte, Cyprus en Syrië braken opstanden uit onder de Joodse gemeenschappen. De angst dat dit door zou slaan naar het Joodse thuisland was daarbij echter niet onlogisch. Voor alle zekerheid werd er nog een legioen geplaatst bij Meggido. Achteraf sloeg de Kitosoorlog niet over naar Iudaea, waar alles vrij rustig bleef.

De opstand van Bar Kochba: het einde van Iudaea (132-136)

Hoewel Hadrianus onder de Vijf Goede Keizers gerekend wordt, beging hij in Judea een aantal gevoelige misstappen die de lont in het kruitvat gooiden.

De vrede in Iudaea hield echter niet eeuwig aan. De grotere aanwezigheid van de Romeinen na de eerste opstand en de Kitosoorlog resulteerde in toename van spanningen in het gebied, met name omdat de Kitosoorlog het Joodse nationalisme opnieuw aanwakkerde terwijl de gouverneurs van Iudaea zich in de tijd van keizer Hadrianus steeds strenger met de Joden omsprongen. Volgens sommigen zou Hadrianus zelf in 130 Jeruzalem bezocht hebben en hier hebben toegezegd om op de ruïnes van de tempel een nieuwe tempel te bouwen. De Joodse bevolking zag deze droom al snel in duigen vallen toen bleek dat Hadrianus echter van plan was om de tempel niet aan Jahweh maar aan Jupiter Capitolinus te wijden. In 131 begon het werk aan de herbouw van Jeruzalem onder de Romeinse naam Aelia Capitolina, terwijl Legio VI Ferrata een oogje in het zeil hield. Om de nieuwe stad te stichten werd een Romeins ritueel gebruikt waarbij de stad middels een ploeg werd afgebakend. Een misrekening, want het “omploegen van de tempel” werd door de bevolking als grove heiligschennis gezien. Volgens de Historia Augusta zou Hadrianus ook besnijdenis hebben verboden, omdat hij dit als verminking zag; deze claim is echter een stuk twijfelachtiger.

Een zilveren tetradrachme van Simon bar Kochba (©Classical Numismatic Group, CC BY-SA 3.0)

Hoe het ook zij: de spanningen leidden tot een derde Joods-Romeinse oorlog. Ditmaal werd de opstand echter zorgvuldig gepland in de hoop te leren van de vorige keren. Aan het hoofd schaarden zich rabbi en schriftgeleerde Eleazar van Modi’im en zijn neefje Simon ben Kosevah, die al snel bekend kwam te staan als Bar Kochba (“zoon van de ster”, een verwijzing naar Numeri 24:17). Vanuit Modi’im, 30 km ten westen van Jeruzalem, openden de rebellen de aanval en isoleerden zo het garnizoen van Jeruzalem, Legio X Fretensis. Toen Legio X en VI de handen ineensloegen stonden er, met de hulptroepen erbij, zo’n 20.000 soldaten klaar, maar vooralsnog wist men de rebellen niet klein te krijgen, omdat deze voor guerrilla gingen in plaats van voor de openlijke aanval. De opstand was zo succesvol dat het gerucht begon te gaan dat Simon bar Kochba de door God beloofde Messias was, de verlosser van het Joodse volk. Bar Kochba noemde zich vorst van Israël en liet eigen munten slaan. Wie weigerde zich aan te sluiten werd gedood.

In de Bar Kochba-oorlog vocht ook Legio X Gemina, dat van 71 tot 103 in Nijmegen gevestigd had gezeten.

De Romeinen merkten dat veldslagen er niet in zaten en besloten de rebellen met hun eigen wapens te bestrijden. Guerrilla-oorlog is alleen mogelijk als er goede uitvalbases zijn waarin men zich snel terug kan trekken. In plaats van te hopen op een open oorlog, gingen de Romeinen nu voor de belegering van de Joodse vestingen. Onder veel steden lagen echter uitgebreide grotten en gangen, die door de rebellen als schuilplaatsen werden gebruikt. Toen duidelijk werd dat het niet opschoot, besloot keizer Hadrianus feller in te grijpen. Hij stuurde Sextus Iulius Severus als legatus naar Iudaea met drie legioenen (waaronder X Gemina) evenals enkele detachementen en enkele tientallen auxilia-eenheden, zodat het aantal Romeinse troepen in Iudaea verdubbelde. Met ergens tussen de 60.000 en 120.000 soldaten had Severus misschien wel een derde van heel het Romeinse leger ter beschikking. Dit keerde het tij zodat Bar Kochba uit moest wijken naar Herodium, ten zuiden van Jeruzalem.

Ruïnes van Betar, de laatste schuilplaats van Simon bar Kochba (©Bukvoed, CC BY-SA 4.0)

Het zag er nu slecht uit voor Bar Kochba, want het enorme Romeinse leger rukte op en vernietigde elke plaats die het innam: ditmaal werd er niet onderworpen maar verwoest. Bar Kochba vluchtte naar Betar met de resten van zijn leger, maar de Romeinen sloegen in de zomer van 135 beleg op rond het fort. Volgens Joodse literatuur zou Bar Kochba hier Eleazar op verdenking van verraad gedood hebben, wat hem de steun van God zou hebben gekost. Betar zelf zou gevallen zijn op de Tisja be’Aaw, de rouwdag waarop de verwoesting van de tempel herdacht wordt. Iedereen die de Romeinen er te pakken kregen werd gedood. Of Bar Kochba onder de slachtoffers was is onduidelijk – er is ook geopperd dat hij op natuurlijke wijze stierf tijdens het beleg, of als valse messias gedood werd door het Sanhedrin. Ook de omgeving werd uitgekamd en alle dorpen werden verwoest. Tegen 136 was de opstand ten einde. Volgens Cassius Dio waren er meer dan een half miljoen doden gevallen.

Resten van Aelia Capitolina (©Olivier Lévy, CC BY-SA 3.0)

Hadrianus nam drastische maatregelen om herhaling te voorkomen, voor zover dat nog mogelijk was. Elke vorm van Joods nationalisme moest met wortel en tak worden uitgeroeid. Provincie Iudaea werd opgeheven en ingelijfd bij Syria, dat nu werd omgedoopt tot Syria Palaestina: zelfs de naam mocht niet aan het Joods nationalisme herinneren. De herbouw van Jeruzalem als Aelia Capitolina werd voltooid en op de plaats van de oude tempel liet hij een beeld van Jupiter en van zichzelf plaatsen. Joden mochten de stad niet meer in, behalve op de Tisja be’Aaw. De Torah-wetten en de Hebreeuwse kalender werden verboden. Dit droeg sterk bij aan de Joodse diaspora: eerdere deportaties en inlijvingen hadden geleid tot verspreiding, maar nu werd het aantal Joden buiten Judea significant groter. In Galilea, Golan en andere gebieden rondom het werkelijke Judea bleven Joodse gemeenschappen in stand, terwijl verbanning en krijgsgevangenschap grotere gemeenschappen buiten Palestina creëerden.

Joden in het laat-Romeinse rijk

Keizer Julianus was de laatste polytheïsche keizer, maar gunde de Joden ook wat vrijheid.

Pas in de 4e eeuw laaide er weer geweld op onder de Joden van Galilea, misschien mede dankzij de opkomst van het christendom. De opstand tegen Constantius Gallus vond plaats in 351 een 352, maar eindigde opnieuw met een Romeinse overwinning en de verwoesting van enkele steden. Keizer Julianus, die de niet-christelijke godsdiensten meer kansen gunde, beval in 363 de herbouw van de Joodse tempel, wat hem de bijnaam “Julianus de Helleen” opleverde onder de Joden. Het project kwam echter niet van de grond en na Julianus’ dood kwamen er opnieuw christelijke keizers aan de macht. Hoewel keizer Theodosius in 393 alle niet-christelijke godsdiensten verbood, stond keizerin Eudoxia in 438 weer toe dat Joden mochten bidden op de Tempelberg. Hoewel er even werd gehoopt voor een einde aan de diaspora, was het resultaat beperkt omdat de christelijke bewoners van Jeruzalem hier niet op zaten te wachten.

Palaestina Prima en Secunda (en een deel van Tertia) in de Laat-Romeinse en Byzantijnse tijd. (©Haldrik, CC BY-SA 3.0)

In 390 werd Palaestina weer afgesplitst van Syria en opgedeeld in Palaestina Prima en Secunda. Prima bevatte Judea, een deel van Samaria en het werkelijke Palestina (rond de Gaza-strook). Secunda omvatte Galilea, Peraea en de rest van Samaria. Een derde provincie, Palaestina Tertia of Salutoris, omvatte het gebied van Idumaea tot aan de Rode Zee, inclusief Petra. In Palaestina Prima braken in de 5e en 6e eeuw opstanden uit onder de Samaritanen. Waarschijnlijk namen er ook Joden deel aan de opstand van 556, want ook Justinianus was het Jodendom niet gunstig gezind. Deze opstanden waren geen succes en maakten dat de Samaritanen bijna uitgeroeid werden. Succesvoller was aansluiting zoeken bij de Sassanidische Perzen, die de aartsvijanden van de Romeinen in het Midden-Oosten waren. Met Perzische hulp wist Nehemiah ben Hushiel Jeruzalem te veroveren in 614. Kort daarna werd hij echter vermoord en braken er christelijke opstanden in de stad uit. De Perzen trokken zich uiteindelijk weer terug zodat de Joden zich rond 628 weer aan de Romeinen of Byzantijnen over moesten geven. Belust op wraak keerde de fanatiekste christenen zich nu met geweld tegen hen, zodat er bloedbaden volgden en de meeste overlevenden naar Egypte vluchtten. Pas in 634 raakten de Romeinen de controle over het Beloofde Land voorgoed kwijt toen het kalifaat van de Rashidun het veroverde. De Romeinse heerschappij over het Midden-Oosten kwam in deze tijd grotendeels ten einde. Diezelfde heerschappij had het grootste deel van het Joodse volk echter van hun thuisland beroofd en verspreid over het Europa en het Middellandse Zeegebied.

Giricaemium: een geheimzinnig fort in het noorden

winsumNa een lange tijd pakken we toch nog onze artikelenreeks over Romeinse plaatsen in Nederland op voor een supplement – een plaats die zelfs niet vermeld staat in onze Romeinse reisgids, ondanks dat er wel een kans is op het bestaan ervan. Giricaemium, een Romeinse vesting in het noorden van Nederland, heeft ongetwijfeld bestaan. De vraag is vooral waar, want hoewel Romeinse forten in het noorden van ons land erg zeldzaam zijn, maakt dat ze niet per se vindbaar.

De schrijfplank van Tolsum waaruit het bestaan van Giricaemium blijkt.
De schrijfplank van Tolsum waaruit het bestaan van Giricaemium blijkt.

Giricaemium wordt genoemd op de beroemde schrijfplank van Tolsum. Deze schrijfplank is een tabula (een tablet van bijenwas) met daarop een schuldbekentenis. Een onbekend persoon bekent in de tekst een geldbedrag schuldig te zijn aan een zekere Carus, de slaaf van een dame genaamd Julia Secundia. De tekst moet geschreven zijn in 29 na Chr., want hij vermeldt het consulschap van Gaius Fufius Geminius. Als getuigen van de lening worden een paar militairen genoemd: Titus Cassius, de tribuun van Legio V, een Bataafse auxiliair genaamd Miunnius en een andere slaaf van Secundia genaamd Caturix. De lening is volgens de tekst op 23 februari dat jaar gedaan op een plaats die Giricaemium heet. (Al is het ook geopperd dat het hier zou gaan om een stam die de Giricaemi genoemd wordt.) Er zijn wat interessante zaken wat deze datering en informatie betreft. Om te beginnen vond de transactie plaats in 29 na Chr., het jaar na de opstand van de Friezen en de Romeinse nederlaag in het Woud van Baduhenna. Dit impliceert dat de Romeinen hun controle over het Friese gebied misschien gedeeltelijk herwonnen hadden of zelfs nooit waren verloren. Handelscontacten waren sowieso normaal, maar dat er militairen als getuigen optreden, waaronder een vrij belangrijke, geeft de indruk dat er toch meer vaste voet aan de grond was dan je zou denken. Het is wel bekend dat Corbulo in 47 na Chr. naar het land van de Friezen trok, alwaar hij de inheemse leiders afzette en een Romeins bestuur in het leven riep, compleet met een civitas Frisionum. Dit mag van korte duur zijn geweest (keizer Claudius wenste geen expansie boven de Rijn) maar Legio V was destijds nog altijd gelegerd in Vetera en nam deel aan de veldtocht van Corbulo.

Wellicht kreeg Giricaemium net als Flevum grote problemen tijdens de Friese opstand, maar als dat zo was werd de orde binnen een jaar hersteld. ©Graham Sumner)
Wellicht kreeg Giricaemium net als Flevum grote problemen tijdens de Friese opstand, maar als dat zo was werd de orde binnen een jaar hersteld. ©Graham Sumner)

De locatie van Giricaemium is onduidelijk, maar Winsum is vandaag de dag een populaire kandidaat. Een fort wordt hier al lange tijd vermoed, omdat er in de 19e eeuw al opvallend veel Romeins materiaal gevonden werd op de terp Bruggeburen. Eind 20e eeuw kwamen hier ook nog resten van amforen tevoorschijn, van het soort dat het Romeinse leger gebruikte. Verdere vondsten zijn aardewerk uit Pompeii en munten die speciaal geslagen werden voor de Romeinse troepen die in decennia vlak voor en na het begin van de jaartelling naar de Elbe trokken. Er is zelfs een zilverschat van 6,5 kg gevonden in Winsum. De schat ging jammer genoeg verloren, maar alle vondsten bij elkaar is het duidelijk dat hier meer aan de hand is dan gewoon wat handelswaar of spaarcenten van een huurling. Winsum lag in de tijd van de veldtochten in Germania waarschijnlijk niet ver van de Middelzee, de zeearm tussen Westergo en Oostergo. De Romeinse vondsten duiden dus op een militair punt op deze strategische plaats. Toch zijn er ook veel inheemse voorwerpen gevonden. Niet vreemd, want een Romeins fort was vaak een knooppunt van handel en op deze afgelegen plaats was het wellicht ook het hoofdkwartier van de belastinginning.

Nadat Corbulo bevel kreeg zijn activiteiten ten noorden van de Rijn te staken, ontruimde hij de forten die daar lagen, dus ook Giricaemium.
Nadat Corbulo bevel kreeg zijn activiteiten ten noorden van de Rijn te staken, ontruimde hij de forten die daar lagen, dus ook Giricaemium.

Het castellum te Winsum is niet gevonden, maar als het er werkelijk was, is het waarschijnlijk al in de tijd van Drusus gebouwd: het is bekend dat de veldheer in het najaar van 12 v. Chr. een garnizoen plaatste op de kust in het land van de Friezen. Rond die tijd vonden ook de veldtochten naar het noorden, dus naar de Elbe plaats. Wellicht is het fort daarna, net als Flevum, in gebruik gebleven om enige controle op de Friese handel te houden en er belastingen te innen, want hoewel de Friezen misschien niet rechtstreeks door de Romeinen bestuurd hebben, hadden zij in deze periode nog duidelijk een vazalstatus die hen schatplichtig maakte. Als Giricaemium de opstand van 28 na Chr. overleefde, zou dat kunnen betekenen dat het kort hierna opnieuw in gebruik was of dat de opstand vooral tot Noord-Holland beperkt was. Zeker weten doen we dat niet. Wel staat het vast dat als Giricaemium in 47 na Chr. nog in gebruik was, het daarna waarschijnlijk ontruimd werd. Corbulo’s annexatie van de Friezen en zijn dreigende oorlog met de Chauken werd door keizer Claudius niet gewaardeerd, waarop Corbulo opdracht kreeg om al zijn troepen achter de Rijn terug te trekken. Het fort bij Velsen is in die periode duidelijk opnieuw ontruimd. Giricaemium trof waarschijnlijk hetzelfde lot. Hoewel de Friezen nog vaak als bondgenoten of vazallen fungeerden, was er geen sprake meer van militaire bezetting.

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 7: het land van de Frisii

De bekendste stam uit het noorden van Nederland zijn de Frisii of Friezen, de bewoners van Friesland, Groningen en Noord-Holland. We moeten niet te haastig zijn om ze op één hoop te gooien met de moderne Friezen: het is totaal niet bekend wat voor taal de Frisii spraken, dus ook niet of het een voorloper van Westerlauwers Fries was. Nieuwe bewoners in de Laat-Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kregen de naam Friezen op hun beurt opgespeld omdat het gebied waarin zij woonden bekend stond als Frisia, waar het moderne Friesland, West-Friesland in de kop van Noord-Holland en Oost-Friesland in Duitsland hun naam aan danken. De Frisii werden door de Romeinen opgedeeld in de Frisii Minores of “mindere Friezen” en Frisii maiores of “meerdere Friezen”. Welke van de twee groepen welke was is niet helemaal duidelijk. De Frisii werden onderworpen door Drusus in 12 v. Chr., maar kwamen in 28 na Chr. in opstand. Ongeveer 20 jaar later werden ze opnieuw onderworpen door gouverneur Corbulo, die echter onmiddellijk opdracht kreeg om zijn troepen terug te trekken. Over het algemeen bleven de Frisii als bondgenoten en dus vazallen fungeren. Een enkele keer waren er echter ook botsingen.

Friesland, Groningen en Oost-Friesland

Reisgids Friesland GroningenFriesland is opvallend rijk aan inheemse en Romeinse vondsten. Dat betekent niet alleen dat de streek redelijk bewoond was, maar ook dat er veel handelscontacten met de Romeinen waren, zelfs toen die hun ambities om het noorden te veroveren hadden gestaakt. Het landschap van de gebieden ten zuiden van de Waddenzee wordt sterk gekenmerkt door een grote hoeveelheid terpen, aangelegd voor boerderijen en soms zelfs complete dorpen, om er zeker van te zijn dat deze niet weggespoeld werden bij hoogwater. Veel van deze terpen werden in de 3e eeuw verlaten vanwege een stijgende zeespiegel en andere ecologische problemen.

chauci1. Oost-Friesland
In Oost-Friesland, wat nu in Duitsland ligt, woonden de oosterburen van de Frisii: de Chauken en de Amspivariërs, die ook op terpen leefden. In 58 na Chr. werden de Ampsivariërs door de Chauken verjaagd van de Eemsmonding en dienden zich aan om het door de Chamaven verlaten land bij de Rijn in te nemen. Hetzelfde jaar probeerde ook een groep Friezen zich daar te vestigen. Beide groepen keken lelijk op hun neus. De Chauken hadden zich ondertussen naar het westen verplaatst en mogelijk ook een aardige aanwezigheid in Groningen. Enkele keren voeren er Chauken naar de Rijndelta om hier de kust en rivieren te plunderen, soms in gezelschap van wat Friezen. Dit was in 47 na Chr. aanleiding voor gouverneur Corbulo om het land der Friezen te bezetten en bijna een oorlog met de Chauken te beginnen, tot keizer Claudius dit verbood. Daarna waren de meeste plundertochten niet meer dan incidentjes, tot een hele grote rond 170, die de Romeinen prompt de verdediging van de westkust deed opschroeven. Uiteindelijk gingen de Chauken op in de Saksen.
In het Duitse Bentumersiel wordt een Romeins castellum vermoed. Van 12 v. Chr. tot 16 na Chr. voerden de Romeinen immers uitgebreide operaties tussen de Rijn en de Elbe met het doel hier een provincie in te richten. Volgens sommigen zou dit castellum Flevum kunnen zijn, dat in 28 na Chr. door de opstandige Friezen zou zijn belegerd. Gezien de positie aan de Eemsmonding is dat niet onmogelijk.

Storm2. Waddenzee
Tijdens de expedities van Drusus, Tiberius en Germanicus werd de Waddenzee meerdere malen gebruikt om langs de noordkust naar de Eems of zelfs de Elbe te varen. Zo eenvoudig was dat niet, want het verschil tussen hoog en laag water was erg groot en de zandbanken maakten de zee flink verraderlijk, zodat de Romeinen zich gedwongen zagen om platbodems te bouwen. Stormen op de terugweg in het najaar konden goed gevaarlijk zijn. Er was dan ook soms hulp van de Friezen nodig om veilig terug te kunnen keren. Meerdere keren leden Romeinse soldaten er schipbreuk, zodat de overlevenden vast kwamen te zitten op waddeneilandjes.

3. Nederzetting Ezinge
Locatie: Ezinger terp
De Ezinger terp werd waarschijnlijk al bewoond in 600 v. Chr. en bleef dat tot ver in de middeleeuwen onafgebroken. Behalve boeren woonden er blijkbaar ook handwerkers in het dorp. Romeinse handelswaar kwam er in de 2e en/of 3e eeuw ook terecht, wat blijkt uit 137 scherven van terra sigillata en een bronzen Jupiterbeeldje. Er is ook Laat-Romeins aardewerk gevonden.
Bezienswaardigheden: Museum Wierdenland (Van Swinderenweg 10, Ezinge)
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinenmarkt in Museum Wierdenland (29 april, 11:00-17:00)

Terp4. Nederzetting Holwerd
Locatie: Terp van Holwerd
Of Holwerd gedurende de Romeinse tijd bewoond werd is niet helemaal zeker, maar de terp bestond sowieso al voor die tijd. Er is een munt gevonden van rond het begin van onze jaartelling en een stuk terra sigillata uit de 2e eeuw. Er is ook een solidus gevonden uit de zesde eeuw, uit de regeringstijd van de Oost-Romeinse keizer Justinus.

5. Nederzetting Vaardeburen
Locatie: Terp Vaardeburen
De terp van Vaardeburen is opgeworpen in de IJzertijd. Een zeer interessante Romeinse vondst was een Mercuriusbeeldje van ongeveer 11 cm hoog. Een half verbrand skelet uit de 3e eeuw was waarschijnlijk een rommelig gecremeerde persoon die na afloop blijkbaar niet begraven werd. Naast het lijk lag een half verbrande schaal van terra sigillata, met het opschrift dat de schaal gemaakt was door Boudilus. Misschien was het een grafgift die mee gecremeerd werd.

6. Nederzetting Hallum
Locatie: Terp van Hallum
Op de terp van Hallum zijn drie beeldjes gevonden. Twee ervan stellen Romeinse goden voor. Een vrouwelijke buste van 15,5 cm hoog stelt waarschijnlijk Ceres voor. Het tweede beeldje is van de halfgod Hercules. Het derde beeldje stelde een bokje voor. Daarnaast vond men een zilveren denarius uit de tijd van Tiberius, een lederen schoen van een soldaat en een ivoren handgreep van een Romeins zwaard. In de 3e eeuw moet er een aanlegplaats voor boten geweest zijn bij het dorp, dat in de 4e eeuw verlaten werd.

©Fries Museum; CC BY-SA 3.0
©Fries Museum; CC BY-SA 3.0

7. Hludana-steen
De votiefsteen voor de godin Hludana werd in 1888 ontdekt in Beetgum. Volgens het opschrift is de steen aan haar opgedragen door “de pachters van de visserij, toen Quintus Valerius Secundus hoofdpachter was”. De steen stamt uit het begin van de jaartelling, toen de Romeinse controle over het noorden nog vrij sterk was. Nog vier stenen voor Hludana zijn gevonden bij Kalkar, Xanten, Bonn en in de Holdeurn bij Nijmegen.

©J. Lendering; CC BY-SA 3.0
©J. Lendering; CC BY-SA 3.0

8. Terpdorpen van Wijnaldum
Locatie: Voorrijpterp (nederzetting 1)
Wijnaldum kent zes terpen en zes nederzettingen. De Voorrijpterp was vanaf de IJzertijd tot in de Vroege Middeleeuwen voortdurend bewoond. Voor die tijd moet Wijnaldum een vlaknederzetting (dus zonder terp) geweest zijn. Er werden in de Romeinse tijd ook dijkjes aangelegd door her en der plaggen te storten. In die tijd werd het dorp een centrum van de metaalbewerking in de omgeving. De in de omgeving gevonden munten werden hiervoor als grondstof gebruikt, maar waarschijnlijk ook als betaalmiddel en als gewichtsmaten. In de 3e eeuw begon men weg te trekken, tot het dorp rond 300 verlaten was. Meer dan een eeuw later begon Wijnaldum weer bewoond te worden. Veel Romeinse goederen bleven in gebruik en gingen dus waarschijnlijk pas in de Vroege Middeleeuwen “de grond in”.

9. Nederzetting Hitzum.
Locatie: terp van Hitzum
Gebouwen uit de Romeinse tijd zijn in Hitzum niet ontdekt, maar wel meerdere voorwerpen die bewoning suggereren. In 1880 ontdekte men er een maskerachtig beeldje uit de 2e of 3e eeuw, waarschijnlijk voor Bacchus. Ook werd er op de terp een solidus van Theodosius II (408-450) ontdekt.

tolsum10. Tabula van Tolsum
De tabula van Tolsum werd in 1914 ontdekt en bevat een akte. Aanvankelijk dacht men dat het om de verkoop van een koe ging, maar in 2009 werd de vertaling opnieuw onder de loep genomen. De tekst bevat een schuldbekentenis van een onbekend persoon aan een slaaf genaamd Carus. Uit de tekst valt af te leiden dat dit in 29 na Chr. gebeurd moet zijn, relatief kort na de opstand der Friezen, wat impliceert dat de handel gewoon doorging.

©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0
©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0

11. Nederzetting Kimswerd
Locatie: terp van Kimswerd
Vondsten op de terp van Kimswerd doen vermoeden dat hij rond het begin van onze jaartelling pas voor het eerst bewoond werd, aanzienlijk later dan de meeste terpen in Westergo. Een schaal uit de 2e eeuw bevatte de naam Domitianus, maar verwijst waarschijnlijk naar de maker of eigenaar van de schaal in plaats van naar de gelijknamige keizer. Een beeldje van Mercurius stamt uit de 2e of 3e eeuw.

²Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0
©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0

12. Nederzetting Pingjum
Locatie: Terp van Pingjum
Zoals bij meer Friese terpen is het niet bewezen dat die van Pingjum voortdurend bewoond werd, maar we vermoeden dat er in de Romeinse tijd al een dorp was. Een Mercuriusbeeldje uit de 2e of 3e eeuw laat dit zien. In de 3e eeuw verlieten de mensen de terp, maar vanaf de 5e eeuw werd de nederzetting weer bewoond.

²Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0
©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0

13. Nederzetting van Sotterum
Locatie: Terp van Sotterum
De terp van Sotterum werd rond 200 v. Chr. opgeworpen en bevatte een dorp in de Romeinse tijd. Een indrukwekkende vondst is een bronzen paardenbeeldje uit de 2e of 3e eeuw. Daarnaast zijn er uit de Romeinse tijd ook aardewerk, munten, spelden en zelfs waterputten en erfafscheidingen ontdekt.

A. Fries Museum
Locatie: Wilhelminaplein 92, Leeuwarden
Het Fries Museum bevat een hoop archeologische vondsten uit Friesland. Hiertoe behoren ook godenbeeldjes en andere vondsten uit de bovengenoemde terpdorpen. En natuurlijk de schrijfplank van Tolsum!

Noord-Holland en Zuid-Holland achter de Rijn

Reisgids Noord-HollandHolland werd boven de Rijn waarschijnlijk ook door Friezen bewoond, maar het landschap moet hier aanzienlijk anders zijn geweest. In plaats van de stevige duinen die hier tegenwoordig liggen, lag er een zogeheten strandwal, op de plaats waar nu nog steeds de zandgrond van het westen ligt. De strandwal bestaat nog, maar was in de Romeinse tijd wat hoger, terwijl de zeespiegel wat lager was. Ten oosten daarvan was het landschap veenachtig, vol stroompjes en moerassen. Toch viel ook hier wel degelijk te wonen.

©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY-SA 4.0
©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY-SA 4.0

1. Helm van Texel
Op het strand van Texel werd in 1949 een Romeinse helm ontdekt uit de eerste helft van de 1e eeuw: de helm vertoont weinig reliëf en heeft een korte nekklep en een knop bovenop. Wangkleppen en voorhoofdsbeugel ontbreken. De inscriptie op de helm is onduidelijk, maar staat misschien voor een zesriemer genaamd Hirundo.

sommel2. Graf op de Sommeltjesberg
Op de Sommeltjesberg werd al in 1777 een graf vol Romeinse voorwerpen ontdekt: onder andere een paardentuig, een ketel, twee lepels om wijn mee te filteren. Op de ketel stond het woord of de naam MATVTIO. Eén van de lepels bevatte het opschrift ADRAXIVS F. Waar de voorwerpen na meer dan twee eeuwen gebleven zijn is helaas onbekend.

Woud van Baduhenna3. Woud van Baduhenna (?)
De exacte locatie van het Woud van Baduhenna is tot op de dag van vandaag een raadsel, vooral omdat het nog altijd niet honderd procent zeker is waar castellum Flevum lag. De omgeving van Heiloo is geopperd, maar verre van bewezen. Bekend is dat de opstand van de Friezen in 28 na Chr. leidde tot een slag in dit woud, dat vermoedelijk genoemd is naar een inheemse godin. De Romeinen waren in wouden vrijwel altijd in het nadeel omdat zij hier ruimte misten voor hun formaties en aanvallers niet konden achtervolgen zonder het risico te lopen te verdwalen of in een hinderlaag gelokt te worden. Tot overmaat van ramp was het woud blijkbaar erg moerassig. Bevelhebber Lucius Apronius moest ter plekke nieuwe wegen en moerasbruggen laten aanleggen om het woud door te komen. Doordat hij zijn hulptroepen in groepen opdeelde raakten deze één voor één in de knoei. 900 soldaten sneuvelden in de slag. 400 man zouden zich verschanst hebben in de villa van een zekere Cruptorix, waar zij uiteindelijk elkaar doodden uit angst voor verraad.

4. Heiligdom Uitgeest-Dorregeest
Over het mogelijke heiligdom bij Uitgeest is weinig zeker. Er is veel aardewerk gevonden, net als een dakpan en wat botten. Of dat daadwerkelijk duidt op een Romeins of inheems heiligdom is nog maar de vraag.

©Open Data Provinciaal Depot voor Archeologie Noord-Holland; CC BY-SA 4.0
©Open Data Provinciaal Depot voor Archeologie Noord-Holland; CC BY-SA 4.0

5. Victoria van Heemstee
Het bij Heemstee gevonden Victoriabeeldje kan ergens tussen 70 en 270 na Chr. gemaakt zijn. Het was van brons en diende mogelijk als bouwoffer.

6. Tempel van Beverwijk-Broekpolder
Beverwijk bevatte mogelijk een inheems Fries heiligdom. Het lag relatief dicht bij Velsen en de tempel van Velserbroek. Als inheems heiligdom was het misschien eerder een open cultusplaats dan een gebouw.

©Graham Sumner
©Graham Sumner

7. Castellum Velsen
Locatie: A9, Velsen-Zuid, bij het IJ (Velsen 1); HVC aan de Amsterdamseweg (Velsen 2)
Het castellum bij Velsen wordt tegenwoordig vaak geassocieerd met Flevum, het fort dat in 28 na Chr. door de opstandige Friezen aangevallen werd. Gezien de ligging bij het Flevomeer is dat niet onmogelijk, zeker omdat er sporen van een aanval gevonden zijn. Er werden maar liefst 520 slingerkogels in het fort gevonden, waarvan een groot deel niet in keurige amandelvorm, maar in de vorm van vingerkootjes, wat impliceert dat de kogels op raakten en er razendsnel nieuwe werden gemaakt door de soldaten met hun vingers gaten in het zand te laten drukken en daar lood in te gieten. Toen het beleg was opgebroken werd het fort kort daarna alsnog verlaten. Om het onbruikbaar te maken werden de waterputten vergiftigd door er lijken van soldaten en paarden in te gooien. Velsen 1 was waarschijnlijk al tussen 14 en 16 na Chr. gebouwd, maar werd na de evacuatie opnieuw in gebruik genomen rond 35 na Chr. Een jaar of 5 later werd Velsen 2 gebouwd, een tweede kamp iets stroomafwaarts. Waarschijnlijk had de nieuwe aanwezigheid te maken met Caligula’s plannen om de Rijngrens te versterken en zo de invasie van Brittannia te vergemakkelijken. Al een decennium later was het met Velsen gedaan: de oever slibde dicht zodat het fort weinig nut meer had en keizer Claudius wilde geen permanente bezetting ten noorden van de Rijn meer.

©Huis van Hilde; CC BY-SA
©Huis van Hilde; CC BY-SA

8. Tempel Velserbroek
De omgeving van Velsen bevatte meerdere inheemse nederzettingen. Bij Velserbroek bevond zich echter een daadwerkelijk heiligdom dat misschien door zowel de Friezen als de Romeinen gebruikt werd.

9. Castellum Lugdunum (Katwijk)
Locatie: Uitwateringssluis, Katwijk
Uiteindelijk komen we weer aan de Rijngrens. Nou ja… Van Katwijk tot Koudekerk zijn veel nederzettingen ten noorden van de Rijn gevonden, die ook sporen bevatten van Romeins aardewerk, vaak geïmporteerd. Dit is opvallend omdat het in strijd lijkt met de ontruiming van de noordoever die in de Achterhoek plaatsvond. Misschien lag het eraan dat hier een grotere hoeveelheid soldaten woonde, maar van de andere kant zat er in 58 na Chr. nog geen legioen in Nijmegen.

016A. Huis van Hilde
Locatie: Westerplein 6, Castricum
Het Huis van Hilde bevat een collectie archeologische vondsten uit heel Noord-Holland, van de prehistorie tot de moderne geschiedenis. Ook de Romeinen en Friezen ontbreken hier niet bij. De vaste tentoonstelling bevat niet alleen vondsten maar ook gereconstrueerde personen, waaronder een Friese krijger en Romeinse legionair.
Speciaal in de Romeinenweek: Ontdek Romeins Noord-Holland (weekenden 11:00-17:00; 30 april 10:00-17:00; overige dagen 09:00-17:00); Romeins koken (13:00-16:00)

allard piersonB. Allard Pierson Museum
Locatie: Oude Turfmarkt 127, Amsterdam
Het Allard Pierson Museum is het archeologisch museum van de Universiteit van Amsterdam. Het is begonnen als studiecollectie (wat het in principe nog steeds is) maar is sinds de jaren ’70 ook steeds meer een publieksfunctie gaan bekleden. Behalve schitterende Romeinse stukken bevat het museum ook stukken van de Etrusken, Grieken en vele andere oude culturen. De gipsenzolder bevat meer dan 300 gipsen kopieën van Griekse en Romeinse beelden.
Speciaal in de Romeinenweek: Ontdek de val van het Romeinse rijk (6 mei, 13:00-16:00)

Caspingium: Romeinen en Bataven van Heesbeen tot Empel

caspingioNa de Romeinse plaatsen aan de Waal behandeld te hebben keren we op onze schreden terug om de Maas te volgen. Vanuit de delta kunnen we verschillende takken landinwaarts volgen, tot we aan het punt komen waar we weer daadwerkelijk over één Maas spreken. Via de Noord-Brabantse zuidoever trekken we door naar het oosten, met de kanttekening dat de Maas in de Romeinse tijd wat zuidelijker lag. Misschien lag Caspingium, dat op de Peutinger kaart tussen Grinnes en Tablis ligt, wel op een plek die nu ten zuiden van de Maas ligt.

IJzeren helm gevonden bij Empel.
IJzeren helm gevonden bij Empel.

De locatie van het bovengenoemde Caspingium is, zoals veel plaatsen ten zuiden van de Rijn, onbekend. Asperen, in Gelderand aan de Linge, is van oudsher aangewezen als Caspingium, maar grondig bewijs is hier allerminst voor en de plaats ligt ver ten noorden van de Waal. Een nieuwer geluid is dat men denkt aan Heesbeen, op de zuidoever van de Maas ten westen van de vestingstad Heusden. Aangezien Heesbeen al die eeuwen geleden ten noorden van de Maas gelegen moet hebben, zou het een goede kandidaat zijn: de reiziger kon gewoon van Tablis naar Grinnes reizen, zonder voortdurend de rivier over te moeten steken. Andere theorieën verwijzen echter naar Gorinchem of de Biesbosch.

Een restant van een ornament uit de tempel van Empel.
Een restant van een ornament uit de tempel van Empel.

Een vicus of ander soort nederzetting is te Heesbeen niet ontdekt. Wel is er ten noorden van de Maas, bij Wijk en Aalburg, een Romeins-inheemse begraafplaats ontdekt. Ook bij Delwijnen werd een grafveld gevonden. Deze grafvelden bewijzen de aanwezigheid van een vicus met sterk Romeinse invloed niet per se, laat staan de locatie van Caspingium, maar in elk geval bewijzen ze dat de streek bewoond werd.

De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.
De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.

Pakweg 17 kilometer ten oosten van Heesbeen komen we aan Empel, een stadsdeel van ‘s-Hertogenbosch en vindplaats van een grote tempel, gebouwd op een zanddonk. De tempel, die waarschijnlijk gewijd was aan Hercules Magusanus, moet rond het begin van de eerste eeuw van onze jaartelling zijn opgericht, maar waarschijnlijk was de locatie al eerder een heilige plaats voor de inheemse bevolking, hetgeen blijkt uit een grote hoeveelheid mantelspelden, bronzen zwaarden en Keltische munten. De Romeinse tempel is er één van het Gallo-Romeinse type: de cella, waar zich het godenbeeld bevond, werd volledig omgeven door een porticus met zuilen, waaromheen een ommuurd terrein lag. Interessant is ook dat de ommuring een groot voorgebouw bevatte aan de westkant. De tempelhof nam ongeveer 50 bij 50 meter in beslag.

Postumus, die later als keizer over Gallië en de Rijngrens regeerde, overwon de Franken bij Empel.
Postumus, die later als keizer over Gallië en de Rijngrens regeerde, overwon de Franken bij Empel.

De tempel van Empel moet in de derde eeuw verwoest zijn door brand. Wellicht speelde de inval van de Franken in het gebied een rol: de latere keizer Postumus van Gallië zou als generaal van keizer Galienus een grote overwinning op de Franken hebben behaald bij Empel, wat waarschijnlijk zijn toewijding aan Hercules Magusanus verklaart. (Zijn toewijding aan de cultus heeft vaak geleid tot de conclusie dat hij Bataaf was, wat toch erg veel weg heeft van “wishful thinking”.) De restanten van de tempel werden in de Laat-Romeinse tijd hergebruikt als stenen bouwmateriaal voor een fort bij Kessel. Er zijn zelfs schuren in Empel waar bouwmateriaal van de tempel in verwerkt zit. Hoewel we de locatie van Caspingium beter niet zomaar aan Heesden kunnen toewijzen, was de omgeving ervan in elk geval aardig interessant. Vondsten van de tempel van Empel, tot en met brokstukken van de timpaan aan toe, zijn in elk geval te zien in het Noordbrabants Museum, waar zich ook een fraaie maquette van de tempel bevindt.

Grinnes: het vermoede verleden van Rossum

grinnibusNa onze verslagen over de Romeinse plaatsen aan de Maasmonding volgen we de Merwede stroomopwaarts en komen we voorbij het punt waar deze rivier begint door het samenstromen van de Waal en Afgedamde Maas. De Waal was een belangrijke rivier die door de Romeinen Vacalis of Valis genoemd werd en zodanig veel water van de Rijn afvloeide dat er in de buurt van Lobith of Herwen zelfs een dam gebouwd moest worden om de Rijn beter bevaarbaar te maken voor de Romeinse vloot. Dit maakte de Waal (voor zolang de dam bestond) wat smaller en ondieper dan tegenwoordig. Bovendien kunnen we niet met zekerheid zeggen of de rivier wel op dezelfde plek stroomde, want ook bij de Rijn hebben we hier verandering in gezien. Soms verschilt de stroom weliswaar slechts enkele honderden meters, maar toch…

Als er een castellum bij Rossum lag was dat misschien hier. Maar bewezen is het niet.
Als er een castellum bij Rossum lag was dat misschien hier. Maar bewezen is het niet.

De eerstvolgende plaats die we, na het eerder behandelde Tablis, tegenkomen op de Peutinger kaart is Grinnes of Grinnibus. De exacte locatie van Grinnes is net als die van Tablis en Flenium tot op heden niet bepaald. De kaart geeft wat Germania Inferior betreft vermoedelijk een situatie uit de derde eeuw weer, waarin er een weg liep van Noviomagus naar Forum Hadriani. Grinnes zou een statio oftewel militaire pleisterplaats langs deze weg geweest kunnen zijn, waar reizigers konden overnachten terwijl er tegelijkertijd orde werd bewaakt vanuit het punt.

Een altaar gewijd aan de inheemse godin Exomna werd niet ver van Rossum gevonden (Bron: Rijksmuseum van Oudheden)
Een altaar gewijd aan de inheemse godin Exomna werd niet ver van Rossum gevonden (Bron: Rijksmuseum van Oudheden)

Grinnes wordt ook genoemd in de Historiae van Tacitus, in de latere fase van de Bataafse opstand. In het jaar 70 na Chr. werden de rebellen bij stukjes en beetjes teruggedreven door de Romeinse troepen van bevelhebber Cerialis, tot zij zich noodgedwongen achter de Waal hadden teruggetrokken (waarbij zij de eerder genoemde dam waarschijnlijk vernielden). In een poging om het tij te keren vielen de rebellen enkele kampen van Cerialis aan en één daarvan was Grinnes. De aanval op het kamp bij Grinnes werd geleid door Julius Classicus, een aanvoerder van de Treverische hulptroepen die zich bij de opstand hadden aangesloten en nu noodgedwongen ver van hun oorspronkelijke thuisgebied moesten leven. Aanvankelijk leek het erop dat Classicus de slag zou winnen, tot Cerialis arriveerde met cavalerie en de rebellen terugdreef. Na afloop van de opstand zou Cerialis bij het strategische punt een castellum hebben laten bouwen.

Vlakbij Rossum ligt een buurtschap dat Rome heet...
Vlakbij Rossum ligt een buurtschap dat Rome heet…

Romeinse vondsten uit de omgeving van Rossum hebben het vermoeden doen rijzen dat het castellum Grinnes en de bijbehorende vicus hier wel eens gelegen zouden kunnen hebben. Vooral in het buurtschap dat grappig genoeg Rome heet zijn veel vondsten gedaan. Een daadwerkelijk Romeins fort is hiermee echter niet aangetoond. De vondsten uit de omgeving duiden in elk geval wel op inheemse bewoning: waarschijnlijk lag er in de IJzertijd al een belangrijke nederzetting in de omgeving, wat in elk geval het strategische belang van de plaats aan zou kunnen tonen. Als er een castellum stond is dit op den duur waarschijnlijk weggespoeld.

Het zeer interessante schrijfplankje van Est-de Steendert.
Het zeer interessante schrijfplankje van Est-de Steendert.

Wat is er dan met zekerheid over Rossum en omgeving te zeggen? In elk geval zijn er in Alem, dat net als Rossum in gemeente Maasdriel ligt, een fragment van een beeld voor Mercurius en een altaarsteen voor de godin Exomna gevonden. Aan de noordoever van de Waal, tegenover Rossum, zijn muntvondsten gedaan in Hesselt, in de gemeente Neerijnen. Aan de 1e Tieflaarsestraat, in diezelfde gemeente, zijn allerlei vondsten gedaan die een tempel of villa doen vermoeden. Het dorp Opijnen bevatte een grafveld (en waar een grafveld ligt is een nederzetting niet ver weg) en een altaarsteen. Het dorp Est bevatte een interessant schrijfplankje dat een juridische tekst uit 83 na Chr. bevat door ene Lucius Iunius Norbanus. In Ophemert zijn aardewerk en maalstenen gevonden en in Waardenburg een armband met een inscriptie voor Hercules Magusanus, de Bataafs-Romeinse god, waarschijnlijk als votief voor een tempel. Tegenover Waardenburg ligt Zaltbommel, dat een grafveld en meerdere nederzettingen lijkt te hebben bevat. Het grafveld bevatte 95 personen.

Zelfs als Rossum dus niet de locatie van Grinnes is, is het duidelijk dat het hier om een levendige omgeving gaat. Er moeten meerdere nederzettingen, tempels en grafvelden in deze omgeving gelegen hebben. Maar of de grond ooit een castellum of statio zal prijsgeven is nog maar de vraag…