De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 8: de Romeinse kust

Er zijn meerdere vondsten die erop wijzen dat de Nederlandse westkust – althans het deel ten zuiden van de Rijnmonding – ook een keten van Romeinse castella kende. Vermoedelijk is de eerste aanzet hiervoor al genomen door keizer Hadrianus, die rond 121 de Germaanse grens inspecteerde. Waarschijnlijk zijn een hoop van de kustforten erbij gebouwd of verder versterkt aan het eind van de tweede eeuw, na een grootscheepse aanval van Chaukische plunderaars rond 170.

Zuid-Holland

Reisgids kust ZHIn Zuid-Holland liep waarschijnlijk een Romeinse weg die vanaf Praetorium Agrippinae parallel met de kustlijn liep. Er zijn twee forten aan deze route ontdekt, maar gezien de ruimte ertussen lagen er mogelijk nog twee forten aan deze weg. Dat is alsnog opvallend ver van de daadwerkelijke kust af, wat het vermoeden oproept dat er dichter aan de kust een tweede rij van nog een paar forten lag, misschien met wat wachttorens ertussen.

Katwijk Calla1. Castellum Lugdunum (Katwijk) en Praetorium Agrippinae (Valkenburg)
Locatie: respectievelijk de Uitwateringssluis in Katwijk en het Castellumplein in Valkenburg
Praetorium Agrippinae werd, zoals meer Zuid-Hollandse Rijnforten rond het jaar 40 gebouwd. Lugdunum is vermoedelijk een stuk later pas uit de grond gestampt, ergens begin 2e eeuw. Waarom de Romeinen de Rijnmond niet prompt veilig stelden is niet zeker. Misschien werd het fort bij Valkenburg voldoende geacht.

2. Vicus Kleine Pan
Locatie: De Kleine Pan
In 1903 werd bij de aanleg van een waterleiding door de Haagse Duinen een nederzetting ontdekt met resten van zowel Romeins als inheems aardewerk, waaronder terra sigillata. Daarnaast waren er fibula’s, dakpannen, munten, kralen en benen voorwerpjes. Waarschijnlijk was het een burgerlijke nederzetting van niet al te geringe status.

0233. Castellum Scheveningseweg
Locatie: onzeker
Het castellum aan de Scheveningseweg in Den Haag was er vrijwel zeker, maar de locatie ervan is nog niet achterhaald. Aan de Scheveningseweg zijn in elk geval veel vondsten gedaan die op militaire aanwezigheid duiden. Misschien stond er tussen dit fort en Praetorium Agrippinae nog een fort, maar daar is niets van teruggevonden.

20160410_1157214. Fort Ockenburgh
Locatie: Vakantiepark Kijkduinen
Fort Ockenburgh is een kustfort waar veel meer bekend over is. Het was een vrij klein fortje, dat eigenlijk vooral bestond uit een groot gebouw in u-vorm met een omheining en gracht eromheen. De ruimte was in theorie groot genoeg voor 37 soldaten, maar aangezien een deel ervan nodig was voor de paarden zal het mini-fort precies één turma (16 ruiters) hebben bevat. Net als Scheveningseweg moet mini-fort Ockenburgh al in de 3e eeuw verlaten zijn.

©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0
©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0

5. Castellum Helinium (Naaldwijk?)
Locatie: onzeker
De weg vanuit Praetorium Agrippinae zal ten zuidwesten van Fort Ockenburgh bij het Helinium, de Maasmonding, zijn gekomen. Als er een parallelle weg dichter langs de kust liep, eindigde die waarschijnlijk met een fort in de buurt van Hoek van Holland. Een weg tussen dit speculatieve fort en castellum Helinium, de vermoedde vlootbasis bij Naaldwijk, zou nog een derde fort aan het zuideinde van de weg uit Praetorium Agrippinae kunnen hebben gekend, al kan hier ook een toren gestaan hebben.

©J. Lendering; CC BY-SA 3.0
©J. Lendering; CC BY-SA 3.0

6. Castellum Oostvoorne of Zeeburg
Locatie: onzeker
Ten zuiden van het Helinium lag vermoedelijk een fort ter hoogte van Oostvoorne. Het bestaan van dit fort is nog altijd niet definitief aangetoond, maar gezien de vermoedelijke breedte van de Maasmonding is het wel logisch dat er een fort aan de zuidkant van dit water stond. Waarschijnlijk was het van steen en bleven de ruïnes lange tijd overeind, alvorens door de zee weggespoeld te worden. De Zeeburg werd in 1752 waargenomen bij extreem laag water.

7. Havenplaats Goedereede-Oude Oostdijk en castellum “Oude Wereld”
Locatie: onzeker
Vermoedelijk stroomde er nog geen Haringvliet ten noorden van Goeree-Overflakkee in de Romeinse tijd. Het bevatte gegarandeerd een nederzetting en waarschijnlijk ook een haven, maar misschien ook een kustfort. Resten van een fort zijn er in 1618 waargenomen en werden “Oude Wereld” genoemd. Dat de resten zo lang bewaard bleven betekent waarschijnlijk dat dit fort nog een stenen bouwfase kende.

Zeeland

Reisgids kust ZeelandRomeins Zeeland bevatte een aanmerkelijk ander landschap dan tegenwoordig. Het was nog niet zozeer een archipel: Zeeland was in feite meer land dan zee. Wel bevatte de rivierendelta van de Schelde veel veengrond. Toen die grond uitgeput raakte trad er verzakking op, wat ernstige problemen gaf toen de zeespiegel in de derde eeuw steeg. Zeeland behoorde voor het grootste deel niet tot Germania Inferior: de Schelde was waarschijnlijk de grens tussen eerstgenoemde provincie en Gallia Belgica, waar Germania Inferior aanvankelijk een grensdistrict van was. Als bewoners worden de Marsaci of Marezaten vaak genoemd. Het zou echter ook kunnen dat de Frisiavonen er woonden of de Menapiërs. De Frisiavonen werden waarschijnlijk onder Germanen gerekend en zouden dan dus boven de Schelde gewoond hebben. De andere stammen waren volgens de Romeinen eerder Kelten of Belgen.

Te Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
Te Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.

1. Ganuenta (Colijnsplaat)
Locatie: Oosterschelde, ten zuiden van zandbank de Vuilbaard
Het eerste vermoeden van een tempel voor de inheemse godin Nehalennia ontstond toen vissers in de Oosterschelde votiefstenen in hun net ontdekten. De tempel ligt waarschijnlijk op 25 meter diepte. De nederzetting Ganuenta zou 125 meter ten oosten ervan kunnen liggen. Over de stad is weinig bekend, maar er lag vast en zeker een haven bij. Volgens sommigen was Ganuenta misschien een door de Romeinen ingericht bestuurscentrum voor een civitas (stam-gemeenschap) zoals Nijmegen dat voor de Bataven was. Dat is echter niet bewezen.
Bezienswaardigheden: Reconstructie Nehallenia-tempel aan de Visserijweg

2. Castellum de Roompot
Locatie: onzeker, vermoedelijk bij Kamperland
Romeinse dakpannen die gevonden werden in vakantiepark De Roompot, in Kamperland, doen vermoeden dat hier ook een kustfort stond. Het ligt op ongeveer 10 kilometer afstand van Colijnsplaat en kan gediend hebben om te voorkomen dat plunderaars de rivier op konden varen om de stad aan te vallen. Waarschijnlijk kreeg ook dit fort een stenen bouwfase in de vierde eeuw.

nehalennia3. Tempel van Domburg
Locatie: vermoedelijk in zee
In 1647 werden 25 votiefstenen voor Nehalennia na een storm op het strand van Domburg gevonden. Dat zijn opvallend veel votiefstenen om verdwaald te zijn van de tempel van Ganuenta, wat doet vermoeden dat er nog een heiligdom was, dat echter in zee verdwenen is. De meeste votiefstenen gingen in 1848 echter verloren toen de kerk waarin ze waren opgeslagen in vlammen op ging. Slechts drie stenen overleefden de brand. Van de rest zijn tekeningen bewaard.
Bezienswaardigheden: beeld van Nehalennia op bankje aan de Badstraat

4. Kalkbranderijen Koudekerke en Oost-Souberg
Zowel in Koudekerke als Oost-Souberg stonden schelpkalkbranderijen. Uit de aan de kust gevonden schelpen werd op deze manier kalk gewonnen. Andere belangrijke industrie aan de Romeins-Zeeuwse kust was zoutwinning, door zeewater te verdampen in een turfbranderij.

aardenburg rodanum5. Castellum Rodanum (Aardenburg)
Locatie: Burchtstraat, Aardenburg
Zeeuws-Vlaanderen was in de Romeinse tijd waarschijnlijk Menapische grond. Het castellum van Aardenburg werd hier in de tweede helft van de 2e eeuw gebouwd. Het lag aan een rivier die de Rudanna genoemd werd en dankt daar waarschijnlijk de naam Rodanum aan. Het kende waarschijnlijk geen houten bouwfase maar kreeg meteen stenen muren. Nog veel ongewoner is de aanwezigheid van een tempeltje in het fort. Het is mogelijk dat er in de derde eeuw wat minder soldaten en dus meer burgers in het fort zaten, omdat castellum Oudenburg niet zo ver weg lag. Eind derde eeuw werd Rodanum verlaten zoals de meeste forten in ons land. De muren werden verwoest om te voorkomen dat vijanden het fort konden gebruiken.
Bezienswaardigheden: Fundering toren zichtbaar aan de Burchtstraat; Archeologisch Museum Aardenburg; fundering tempel in de tuin van het museum

zeeuwsA. Zeeuws Museum
Locatie: Abdij, Middelburg
Het Zeeuws Museum in Middelburg biedt uitgebreide aandacht aan allerlei zaken die op Zeeland slaan, inclusief de Romeinse geschiedenis. Daarbij horen vondsten uit Colijnsplaat en elders.
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling “Romeinse kust” (elke dag behalve maandag, 11:00-17:00); Romeinse buideltjes maken (28-29 april, 1-4 mei en 6 mei, 13:30-16:00); familierondleiding Romeinse schatten (28-29 april, 1-4 mei en 6 mei, 13:30-14:30)

Romeinen en mobiliteit: de reizigers

Octavius2Salvete, barbaruli! De Romeinenweek van 2018 zal in het teken staan van mobiliteit en reizen! Daarom heb ik de laatste tijd al het een en ander verteld over de wegen die in Germania Inferior gebruikt konden worden. Maar misschien is het nu eens tijd om het te hebben over de mensen die gebruik maken van die wegen. Wat zijn nu de meest voorkomende reizigers in Romeins Nederland?

Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.
Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.

De meeste Romeinse hoofdwegen werden aangelegd door het leger. Op die manier konden de verschillende strategische punten zo efficiënt mogelijk verbonden worden, zodat het leger zich gemakkelijk verplaatsen kon. Zeker bij aanvang van de Romeinse tijd was dat nodig, want Nederland was op dat moment nog erg onoverzichtelijk, vol bossen en moerassen. Bij de veldtocht tegen de Friezen in Noord-Holland, in 28 na Chr., moesten ter plekke wegen aangelegd worden om het drassige Woud van Baduhenna door te komen. Ook lang nadat de Rijn definitief als grens van het Romeinse rijk was bepaald, trokken er regelmatig troepen door het land. Dat kon op een veldtocht in het noorden zijn, maar ook bij wijze van oefening. De dagmarskampen ten noorden van de Rijn, zoals bij Ermelo, wijzen hierop. Maar soms werd een eenheid ook gewoon overgeplaatst: de ene trok weg uit het fort in kwestie waarna een andere ploeg de bezetting ervan overnam. En natuurlijk trokken er regelmatig ook kleinere patrouilles rond over de wegen.

Marcus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten kwamen ook van dichterbij.
Quintus Domitius Marsianus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten en ambtenaren kwamen ook van dichterbij.

De legionairs en hulptroepen in Romeins Nederland (en de laatste van die twee waren het meest aanwezig) konden van heinde en verre komen. Sommige eenheden waren oorspronkelijk opgericht in Spanje, Afrika of Donau-landen, al wilde dat niet per se zeggen dat de soldaten na al die jaren nog steeds uit dat ene specifieke gebied kwamen waar het cohort was opgericht. Ook hoge Romeinen konden van ver komen. Quintus Domitius Marsianus, die in de 2e eeuw als hoge ambtenaar in Germania Inferior actief was, kwam uit Bulla Regia, een colonia (Romeinse stad) in Tunesië. En wat te denken van Marcus Ulpius Trajanus, die waarschijnlijk uit Spanje of Italië kwam? Trajanus bevond zich waarschijnlijk aan de Rijngrens toen hij hoorde dat keizer Nerva hem tot zijn opvolger gekozen had. Toen hij keizer werd in het jaar 98, besloot hij eerst kalmpjes de Rijn en Donau te inspecteren, waarbij hij onder andere wat Bataafse lijfwachten meenam. Zo kon hij zich van de steun van het leger verzekeren alvorens naar Rome te gaan. Trajanus’ opvolger Hadrianus, die in Germania Inferior als tribunus gediend had, leerde hiervan en besteedde veel tijd van zijn regering aan inspectiereizen, ver van Rome en de Senaat waar hij zo’n moeilijke verhouding mee had. Hadrianus bezocht de Rijngrens in 121. De stad Voorburg werd prompt naar hem vernoemd (Forum Hadriani), zoals Nijmegen de familienaam van Trajanus was gaan dragen (Ulpia Noviomagus).

De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.
De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.

Natuurlijk waren het niet alleen militairen en hoogwaardigheidsbekleders die reizen maakten. De meest voorkomende burgerlijke reizigers waren kooplui, die dankbaar gebruik maakten van de door het leger aangelegde wegen of van de natuurlijke waterwegen. Datzelfde leger was een ideale afzet, want al die soldaten hadden een hoop voedsel, kleding en andere voorwerpen nodig, terwijl voor de bouw en aanleg van de forten veel materialen als hout en steen nodig waren. En natuurlijk waren er ook luxe-goederen, waarvan sommige van ver gehaald moesten worden, soms zelfs van ver buiten het rijk. Zijde kwam helemaal uit China en moest via de Zijderoute het rijk binnenkomen, terwijl kostbare barnstenen uit het hoge noorden kwamen. Romeinse handelscontacten gingen dan ook ver. Het was zeker niet zo dat de Limes een IJzeren Gordijn was: zowel Romeinse als inheemse handelaren trokken van beide kanten de grens geregeld over. Vondsten van Romeinse voorwerpen in Noord-Holland, Groningen en Friesland tonen die contacten wel aan. En andersom waren er dus ook handelswaren die vanuit het noorden naar het Romeinse rijk kwamen. Ook trokken er kooplui en ambachtslui mee met het Romeinse leger om zich rondom de forten te vestigen. De handel kon kleine nederzettingen tot steden doen uitgroeien.

Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!
Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!

Niet alleen handel kon burgers ertoe overhalen om op reis te gaan. Soms trok iemand erop uit om een tempel te bezoeken. Plaatsen als Forum Hadriani, Noviomagus en Mosae Traiectum (Maastricht) telden meerdere tempels, maar er waren meer grote tempelcomplexen. Zo lag er een flinke tempel aan de Maas bij Ceuclum (Cuijk). Bij Elst, tussen Nijmegen en de Rijn, lagen twee flinke tempels, in Zeeland stonden tempels voor Nehalennia bij Domburg en Ganuenta (Colijnsplaat) en in Noord-Brabant stond een grote tempel voor Hercules Magusanus bij Empel. Deze tempels waren gewijd aan inheemse goden, al dan niet door ze te versmelten met Romeinse. Zodoende konden uitgebreide erediensten of godsdienstige feesten een hoop inheemse en Romeinse mensen uit de streek aantrekken. En natuurlijk kon je er ook puur voor je plezier op uit gaan. Op de Nijmeegse Hunnerberg, bij een grote legioensvesting, stond een amfitheater dat groot genoeg was voor duizenden toeschouwers, veel meer mensen dan de vesting, het daaromheen gelegen kampdorp en de stad Noviomagus verderop telden. Goede kans dus dat er een plaats over was bij de gladiatorengevechten.

Ik wens jullie evenveel vertier als jullie er op uitgaan in de Romeinenweek!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

 

Romeinen en mobiliteit: de waterwegen

alphen schipGegroet, goeiige geweldenaren! Als rondreizende Romeinse soldaat geef ik doorgaans de voorkeur aan de benenwagen, maar dat is niet altijd haalbaar. Vorig jaar moest ik een paar keer mijn toevlucht nemen tot wat snellere vervoermiddelen. Daarbij is het één natuurlijk sneller dan het ander. Een koets of ossenwagen schelen de passagier een hoop energie, maar gaan niet buitengewoon snel. Te paard of met een renwagen ga je veel sneller, maar kun je weer minder bagage meenemen. Snelheid en draagkracht kun je allebei vinden op een boot, die als enige nadeel heeft dat je alleen kunt komen waar er (voldoende) water is. Ondanks dat nadeel zijn de rivieren eigenlijk de snelwegen van mijn tijd.

Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).
Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).

De belangrijkste rivier in Romeins Nederland en heel Germania Inferior is natuurlijk de Rijn, die niet alleen de grens van het Romeinse rijk was maar ook als een belangrijke handelsroute gold. Dat was des te meer zo omdat de Rijn natuurlijk allerlei zijrivieren heeft. Bij castellum Carvo (Herwen) takte de Waal af van de Rijn: hij nam dusdanig veel water mee dat de Romeinse veldheer Drusus er zelfs een dam aanlegde om dit te verminderen, want een hogere Rijn is niet alleen een groter obstakel voor invallers, maar ook veel beter begaanbaar voor schepen. De Lek bestond ook al, maar was toen nog een zijriviertje – in jullie tijd is het de grote hoofdstroom terwijl de Oude en Kromme Rijn een zijriviertje zijn geworden. Via zowel de Waal als de Lek kon je uitkomen in het Helinium, de grote wijde riviermonding waar ook de eveneens zeer belangrijke Maas uitkwam. Laten we ook de Schelde trouwens niet vergeten, die de grens tussen Germania Inferior en Gallia Belgica vormde. Een andere belangrijke zijrivier van de Rijn was de Fectio of Vecht, die naar het Flevomeer in het noorden leidde. Vanuit het Flevomeer kon je via de rivier het Flevum (het Oer-IJ) of wat meer noordelijke stromen als het Vlie naar de Noordzee varen.

Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!
Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!

Wij Romeinen vermeden de Noordzee liever, want die was ruw en gevaarlijk. Bovendien is het verschillen tussen de getijden hier veel sterker dan in de Middellandse Zee, wat de Noordzee of Germaanse Zee in onze Romeinse ogen extra onvoorspelbaar maakt. Aan de Waddenzee hebben we slechte herinneringen omdat troepen van veldheren als Drusus en Germanicus hier vaak ellende kregen als ze in de herfst terug probeerden te keren van hun expedities. Stormen en zandbanken zorgden voor ernstige problemen of zelfs schipbreuk. Als het even kan vermijden wij die zee dus liever. Reden voor sommige opperbevelhebbers om enkele kanalen aan te leggen. Zo liet Drusus in 12 v. Chr. één of meerdere kanalen graven om naar het Flevomeer en de Waddenzee te komen. Waar zo’n Drususgracht gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan een verbinding tussen de Rijn en Oude IJssel, maar die ontstond pas veel later vanzelf. Misschien lag het kanaal wel heel ergens anders. Veel zekerder zijn we van het kanaal dat Corbulo in 47 na Chr. liet graven in Zuid-Holland tussen de Rijn en het Helinium.

Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.
Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.

Corbulo liet zijn kanaal met een goede reden graven. Niet alleen handelsschepen konden hierdoor gemakkelijk oversteken van de Rijn naar de Maas, maar ook militaire schepen. De kanalen van Drusus hadden al als doel gehad om de Rijnvloot of Classis Germanica naar het noorden te laten varen voor verkenningstochten en oorlogen, waarvoor Drusus ook al de dam bij Carvo had laten bouwen. Corbulo kreeg bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te maken met plunderingen door zeerovers uit het land van de Chauken, bij de Eemsmonding. Deze rovers voeren langs de kust naar het rivierengebied en hielden hier lelijk huis, waar Corbulo mee moest afrekenen. Behalve oorlogsschepen zette Corbulo ook kleinere patrouilleschepen in om de rivieren uit te kammen. Door kleine stroompjes met elkaar te verbinden kon Corbulo een enorm kanaal aan laten leggen zodat zijn vloot gemakkelijk van rivier naar rivier kon zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven.

Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.
Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.

Hoewel de militaire Romeinse schepen vaak galeien met roeiers waren, voeren er ook veel vrachtschepen van kooplui af en aan. In de Rijndelta waren dat meestal platbodems, die niet erg diep lagen en zo geen last hadden van de modderige oevers. Deze schepen werden niet geroeid maar geboomd, oftewel voortgestuwd door ze met lange stokken af te zetten tegen de bodem. Op de schepen werden vrachten vervoerd zoals voedsel en bouwmaterialen voor de grote hoeveelheid Romeinse forten aan de Rijn, Maas en kustgebieden. Ook belangrijke handelsplaatsen aan het water, zoals Noviomagus en Forum Hadriani, werden natuurlijk veelvuldig door vrachtschepen aangedaan. Sommige kooplui waagden zich ook regelmatig de zee over, naar Brittannia. Misschien dat daarom de inheemse godin Nehalennia enkele Gallo-Romeinse heiligdommen kreeg bij de Schelde en de westkust. Deze tempels stonden bij Colijnsplaat (in de Romeinse tijd Ganuenta) en Domburg. Waarschijnlijk was Nehalennia een Menapische godin die stond voor vruchtbaarheid en het bewaken van de handelaren. Geen wonder dat zoveel dankbare kooplui een votiefsteen aan haar schonken, als dank voor hun veilige overtocht.

De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo'n plek konden er flink aan verdienen!
De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo’n plek konden er flink aan verdienen!

Romeinen en water was een paar jaar geleden al het thema van de Romeinenweek, maar het sluit eigenlijk prachtig aan op de Romeinse mobiliteit, die dit jaar het thema zal zijn. De rivieren en kanalen waren geen belemmeringen, maar handelsroutes! En voor wie toch liever te voet ging was er altijd nog wel een brug te vinden om over te steken, haha! Dat komt mij in de Romeinenweek straks vast des te beter uit!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Ganuenta: de Gallo-Romeinse tijd in hartje Zeeland

zeeuwsOnze tocht langs Romeinse forten aan de kust voert ons verder zuidwaarts. De Romeinse plaatsen aan de mondingen van Maas en Waal zullen we voor later bewaren, zodat we nu in Zeeland terechtkomen. In het begin van de Romeinse tijd moet Zeeland in eerste instantie meer land dan zee zijn geweest: hoewel het gebied duidelijk de rivierdelta van de Schelde vormde, was het nog niet de archipel zoals wij nu kennen. In de loop van de derde eeuw ontstonden er echter grote overstromingen ten gevolge van zowel lichte klimaatveranderingen als het uitputten van de veengrond: de overdadig gebruikte verzakte, terwijl tegelijkertijd het waterpeil steeg. De overstroming van de delta is voor de archeologie vrij tweeslachtig: enerzijds zullen veel ruïnes nooit gevonden worden, maar anderzijds worden er des te meer voorwerpen uit het water opgevist.

Hoewel de vele votiefstenen Nehalennia's naam en uiterlijk duidelijk maken, is haar exacte functie nog steeds niet opgehelderd.
Hoewel de vele votiefstenen Nehalennia’s naam en uiterlijk duidelijk maken, is haar exacte functie nog steeds niet opgehelderd.

De Gallo-Romeinse tempel bij Colijnsplaat is daar een voorbeeld van. Het bestaan van de tempel werd duidelijk toen er votiefstenen en andere voorwerpen uit de Oosterschelde werden opgevist, wat gevolgd door het uitgebreid opduiken en -vissen van voorwerpen in de jaren ’70. De tempel ligt vlak ten zuiden van zandbank de Vuilbaard en anderhalve kilometer ten noordwesten van Colijnsplaat. Het oppervlak is ongeveer 50 bij 100 meter en ligt op 25 meter diepte. Zo’n 125 meter ten oosten ervan zouden de resten van een nederzetting liggen. De tempel was zonder twijfel gewijd aan Nehalennia, een lokale godin van niet geheel duidelijke herkomst. Op de meeste votiefstenen wordt zij afgebeeld als jonge vrouw, zittend in een stoel met een mand met appels op haar schoot en een grote hond aan haar zij. Ook wordt ze soms naast een schip afgebeeld. Of de attributen staan voor het hiernamaals of voor vruchtbaarheid is niet duidelijk. De hond zou kunnen staan voor bescherming of juist voor de getemde zee, maar ook voor iets heel anders. Sommige inscripties op de stenen betuigen haar echter wel dank voor een veilige overtocht. Eén van de inscripties op de votiefstenen noemt een plaats die Ganuenta heet, wat doet vermoeden dat de nederzetting zo heette.

Te Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
Te Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.

Van Ganuenta is niet veel bekend, maar aangezien de plaats destijds aan de Schelde lag zou het een belangrijke haven geweest kunnen zijn. De nederzetting lag immers niet ver van de Scheldemonding en kan dus een belangrijke doorvoerhaven geweest zijn, onder meer voor de handel overzee. Veel zekerheid van de exacte bewoners van de stad is er niet, al wordt het gebied in verband gebracht met stammen als de Marsaci of Marezaten en de Frisiavones. Veel concreet bewijs dat zij daar exact woonden is er niet, want de stammen worden door de bekende geschriften weinig genoemd. Dat Ganuenta de hoofdstad van de Frisiavones zou zijn is nooit bewezen en het is zeker niet onwaarschijnlijk dat de stam noordelijker woonde. Wellicht zijn de Menapiërs, die door Caesar onder de Belgen gerekend werden, een betere kandidaat. Caesar maakt er bovendien melding van dat de stammen in het westen van Gallia Belgica erg moeilijk te onderwerpen waren doordat zij zich gemakkelijk verborgen in het moerassige landschap, een omschrijving die past bij West-Vlaanderen en Zeeland.

Nehalennia zetelt vandaag de dag in Domburg, alwaar ze uitkijkt over de zee.
Nehalennia zetelt vandaag de dag in Domburg, alwaar ze uitkijkt over de zee.

Een tweede tempel voor Nehalennia lag waarschijnlijk verder naar het westen, in de buurt van het tegenwoordige Domburg, waar in 1647 al 25 votiefstenen ontdekt werden, nadat een grote storm op 5 januari het strand blootlegde. Helaas gingen de meeste van deze vondsten in 1848 verloren bij een brand in de Domburgse kerk, waar de stenen toen bewaard werden. Slechts 3 stenen overleefden de ramp. Tekeningen van de stenen zijn nu de voornaamste bron. Tussen de twee tempels in, ter hoogte van vakantiepark De Roompot op Noord-Beveland, wordt een castellum vermoed op grond van de vondst van enkele dakpannen, waarschijnlijk als onderdeel van de verdediging van de westkust na een grote aanval van Chaukische piraten in 173 v. Chr. Tot andere interessante vondsten op Walcheren en Zuid-Beveland behoren wat inheemse nederzettingen, twee schelpkalkbranderijen en een vondst van 6 oventjes in ‘s-Heer Abtskerke, wat duidelijk maakt dat hier een turfbranderij stond ten behoeve van de zoutwinning.

Godenbeeld voor Nehalennia in de Gallo-Romeinse tempel van Archeon. De hond en een mand met voedsel zijn aan de zijkanten van de stoel afgebeeld.
Godenbeeld voor Nehalennia in de Gallo-Romeinse tempel van Archeon. De hond en een mand met voedsel zijn aan de zijkanten van de stoel afgebeeld.

De votiefstenen van Nehalennia zijn op verschillende jaartallen uit de 2e en 3e eeuw te dateren, maar tot nu toe is er geen gevonden van na het jaar 227, wat impliceert dat het gebied in de derde eeuw verlaten werd. Waarschijnlijk spelen de ecologische problemen van die tijd een grote rol. De stijging van het water had nog niet dramatisch hoeven zijn, ware het niet dat het overdadig steken van turf, voor bovengenoemde zoutwinning, de veengrond had doen verzakken. Daardoor was er geen natuurlijke barrière meer tegen de zee. De tempel van Nehalennia kwam, samen met de bijbehorende nederzetting, onder water te staan en ligt daar tot op de dag van vandaag. Wel is in Colijnsplaat een tempel nagebouwd. In Domburg is Nehalennia terug te vinden als bronzen beeld. De Gallo-Romeinse tempel in Archeon is weliswaar gebaseerd op de tempels van Cuijk, Elst en Maastricht, maar is desalniettemin gewijd aan Nehalennia, compleet met een godenbeeld, votiefstenen en een dagelijkse tempelceremonie. Wie de echte votiefstenen bekijken wil, kan terecht in meerdere musea. De 122 votiefstenen van Colijnsplaat bevinden zich in het Rijksmuseum van Oudheden, te Leiden, terwijl de overgebleven stenen uit Domburg zich in het Zeeuws Museum in Middelburg en in de Koninklijke musea voor kunst en geschiedenis in Brussel bevinden.

Albanianae: Alphen a/d Rijn en het Romeinse verleden

Alphen-castellumAndermaal trekken we verder langs de Limes. Vanuit onze laatste locatie, Matilo, is de Rijn gemakkelijk te volgen en de Limesweg was ongetwijfeld niet ver. De dorpen Zoeterwoude-Rijndijk, Hazerswoude-Rijndijk en Koudekerk aan de Rijn kennen meerdere nederzettingen uit de Romeinse tijd. De eerstvolgende middelgrote plaats, Alphen aan den Rijn, kent ook enkele nederzettingen, ter hoogte van de Compierekade en De Schans. De laatste bevatte veel dakpannen. Maar de belangrijkste vondst van Alphen vindt men middenin het centrum, zo ongeveer bij het Rijnplein. Hier bevond zich castellum Albanianae.

Replica van een Romeinse munt van Caligula op het Rijnplein in Alphen.
Replica van een Romeinse munt van Caligula op het Rijnplein in Alphen.

Albanianae of Albaniana werd waarschijnlijk rond 41 of 42 na Chr. gesticht op last van keizer Caligula. Dit gebeurde dus waarschijnlijk tegelijkertijd met de bouw van Praetorium Agrippinae, op dat moment het dichtstbijzijnde fort in westelijke richting. Het aantal forten langs de Rijn bleef destijds nog beperkt: het dichtstbijzijnde fort naar het oosten was Fectio (Vechten). Pas een jaar of zeven later, onder gouverneur Corbulo, werden er meer castella tussen Fectio en Praetorium Agrippinae gebouwd. In 69 na Chr. werd Albanianae verwoest tijdens de opstand der Bataven. Dit zou het werk van de Cananefaten kunnen zijn, maar het is ook mogelijk dat de terugtrekkende Romeinen dit zelf uit voorzorg hebben gedaan.

Impressie van Albanianae. Het fort heeft een opvallende vorm.
Impressie van Albanianae. Het fort heeft een opvallende vorm. Rechts de kade. (Foto: Echo tekst en presentatie)

Zoals bekend werd de opstand uiteindelijk neergeslagen, waarna de verwoeste forten werden herbouwd. In deze periode werd het Cohors VI Breucorum hier gelegerd, een cohort van hulptroepen geronseld onder de Breuci, een Pannonische stam die woonde ten noorden van de Sava in het huidige Kroatië. Vanaf dat moment kende de streek lange tijd rust en was er tijd om de zaken uit te bouwen. Eind 1e eeuw, waarschijnlijk rondom het jaar 94, werd er een kade gebouwd aan de oostzijde van het fort, waar de Oude Rijn stroomde. Rond 160 werd de houten castellummuur vervangen door een stenen. Uit een gevonden inscriptie blijkt dat keizer Septimius Severus rond het jaar 200 bevel gaf om de stenen muur te vernieuwen, met als reden dat deze beschadigd was geraakt. Castellum Albanianae werd vermoedelijk verlaten rond 270 of 275, zoals voor de meeste Rijnforten geldt.

Op en om het Rijnplein wordt het Romeinse verleden van Alphen herkenbaar gemaakt. (Een fossa is de greppel of gracht rondom het fort.)
Op en om het Rijnplein wordt het Romeinse verleden van Alphen herkenbaar gemaakt. (Een fossa is de greppel of gracht rondom het fort.)

Recentere opgravingen uit 2001 en 2002 hebben meer duidelijkheid over het castellum gegeven, met name over de vorm en de gebouwen. De beschoeiing van de kade werd ontdekt en naast meerdere barakken stonden er binnen in het fort ook enkele waterputten, een horreum (graanopslag) en mogelijk ook een fabrica (werkplaats). Hoewel de gebouwen netjes volgens schaakbordpatroon staan opgesteld, was de plattegrond van de muur van het castellum niet rechthoekig, maar meer in de vorm van een parallellogram. De reden hiervoor was vermoedelijk de moerassige omgeving, die het keurig recht bouwen bemoeilijkte. Bij de opgravingen werden ook een houten deur, etensresten, persoonlijke eigendommen zoals een spiegel en wel 700 munten gevonden! Ook werden de houten castellumwallen teruggevonden, zodat men door middel van dendrochronologie kon vaststellen dat de oudste omwalling uit de tijd van Caligula stamde. Resten van een vicus werden niet gevonden, al veronderstelt men dat er eentje aanwezig was ten westen van het fort. Deze zou dan tussen 80 en 275 bewoond kunnen zijn geweest.

De tekst van Tacitus aan de kade van het Rijnplein.
De tekst van Tacitus aan de kade van het Rijnplein.

Hoewel de contouren van het castellum niet zichtbaar zijn in het Alphense stadshart, is men er het Romeinse erfgoed niet vergeten. In en om het Rijnplein zijn er tal van verwijzingen naar verwerkt. In en op de gebouwen bijvoorbeeld. 40 Romeinse portretten sieren de muren van het centrum, zowel mannen, vrouwen als kinderen. Ook straatnamen zoals het Fossapad en de Castellumstraat spreken boekdelen. In de tegels van het Rijnplein zelf zijn vergrote kopieën van enkele Romeinse munten uit de Rijn aangebracht. De kopieën zijn van brons en worden begeleid door teksten die verwijzen naar de keizers op de munten. Caligula ontbreekt hierbij niet. Aan de kade van het plein vindt men een stoep met inscriptie, waarin een tekst van Tacitus geciteerd wordt: ‘Quis porro, praeter periculum horridi et ignoti maris, Asia aut Africa aut Italia relicta Germaniam peteret, informem terris, asperam caelo, tristem cultu adspectuque, nisi si patria sit?’ (Germania, hoofdstuk 2; ‘Bovendien, afgezien van het gevaar van de ruige en onbekende zee, wie zou Azië of Afrika of Italië verlaten om op zoek te gaan naar Germania, woeste grond, ruw klimaat, somber leven en landschap, als dat niet zijn vaderland is?’) En tot slot bevat het plein een ultieme verwijzing in de vorm van het Theater Castellum.

Het bijna dagelijkse (vegetarische) offer aan Nehalennia in de Gallo-Romeinse tempel van Archeon.
Het bijna dagelijkse (vegetarische) offer aan Nehalennia in de Gallo-Romeinse tempel van Archeon.

Zuidelijker in Alphen, in de wijk Kerk & Zanen, bevindt zich het Museumpark Archeon. Het park werd in 1994 na een lange voorbereiding geopend en bevat een prehistorisch, Romeins en middeleeuws gedeelte. Van oorsprong was de opzet echter zo ambitieus dat Archeon in 1996 al failliet ging, maar na een doorstart en inkrimping van het terrein is het blijven bestaan om in 2015 de museumstatus te verwerven. Het Romeinse gedeelte van Archeon bevat vier gebouwen gebaseerd op vondsten uit heel Nederland: de thermen van Heerlen, de herberg uit Nijmegen, de domus (woonhuis) uit Voorburg en de tempel van Cuijk (omringd door een hofje uit Maastricht). In de arena vindt een dagelijks gladiatorengevecht plaats, naast dagelijkse activiteiten als een tempelceremonie voor Nehalennia, Romeinse massage en legionairstraining. Elke zomer, in de eerste helft van augustus, vindt er het Romeinse festival plaats, waarvoor tal van re-enactors uit met name Nederland en het Verenigd Koninkrijk uitrukken. Het park bevat tevens het Archeologiehuis Zuid-Holland, een klein museum met vondsten uit alle perioden (dus ook Romeinse) en een interactieve Romeinse benedenzaal, die zeer de moeite is. Het gebouw is een reconstructie van de villa van Rijswijk. Vlakbij kijkt er een metalen Romein uit over de N11.