De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 5: Maastricht-Nijmegen en Nijmegen-Rijngrens

Reisgids Maas WestNadat we in het vorige hoofdstuk in het zuiden van Limburg geëindigd zijn, gaan we nu weer noordwaarts. We trekken vanuit Maastricht, ditmaal langs de linkeroever van de Maas, waarna we bij Cuijk oversteken en naar Nijmegen reizen, om uiteindelijk weer bij de Rijn te eindigen.

Maastricht-Cuijk

©Kleon33; CC BY-SA 4.0
©Kleon33; CC BY-SA 4.0

1. Traiectum ad Mosam (Maastricht)
 Locatie: Binnenstad Maastricht, ten zuiden van de Servaasbrug
– Alternatieve namen: Pons ad Mosam (waarschijnlijk na de bouw van een brug); Mosae Traiectum (middeleeuwse bronnen)
Romeins Maastricht had het economische voordeel dat het aan een kruising van meerdere wegen lag. Niet alleen lag het aan de oever van de Maas, vanwaar vrachtschepen af en aan voeren, maar ook lag het aan de Via Belgica, een heel belangrijke handelsweg die Keulen verbond met Tongeren en uiteindelijk met de havenstad Boulogne. Alsof dat nog niet genoeg was liep er vanuit Maastricht ook een weg naar Aken en eentje langs de Maas naar het noorden. Toen Nijmegen in de loop van de tweede en derde eeuw economisch begon te verzwakken, werd Maastricht één van de rijkste plaatsen in Romeins Nederland.
– Speciaal in de Romeinenweek: Citygame “Het geheim van Julius Caesar”(elke dag); Ommetje binnenstad Maastricht (29 april, 14:00-16:30)

De kruik uit Feresne. ©Hans Erren; CC BY-SA 3.0
De kruik van Ferenius. ©Hans Erren; CC BY-SA 3.0

2. Feresne (Dilsen?)
Locatie: onzeker, misschien Dilsen “de Kommel”
Feresne staat op de Peutinger kaart vermeld tussen Tongeren en Catualium. De exacte locatie ervan is echter nog lang niet duidelijk. Een andere aanwijzing voor het bestaan van de plaats is een potscherf uit Heerlen, met de naam Lucius Ferenius erop. De vondst van een vicus in het Belgische Dilsen doet vermoeden dat Feresne hier gelegen kan hebben. Het betrof een straatdorp, met huizen aan weerszijden van een Romeinse weg. Toch is Dilsen niet per se de enige kandidaat, zeker niet nadat in het nabijgelegen Mulheim sporen van een tempel ontdekt werden.

3. Catualium (Heel?)
– Locatie: mogelijk rondom de Stefanuskerk van Heel
Ook Catualium staat op de Peutinger kaart. Heel is de kandidaat omdat er sporen van een vicus gevonden zijn rondom de Stefanuskerk, zoals op de Panheelderweg. De locatie ligt bij een kronkelig deel van de Maas. Juist daarom is het niet ondenkbaar dat er bij Catualium ook een castellum kan zijn gebouwd, al dan niet in de Laat-Romeinse tijd. Gevonden is het echter nog niet. Het ligt bovendien niet ver van Roermond, ten oosten waarvan Mederiacum gelegen zou kunnen hebben.

4. Tempel Roermond
Locatie: onzeker
In 1960 werden er brokken zuil en een votiefsteen opgevist uit de Maas. De steen was gewijd aan de godin Rura. Samen met de andere brokstukken duidt dit dus op de aanwezigheid van een tempel, die blijkbaar door de Maas overstroomd is. Rura was waarschijnlijk een riviergodin, namelijk die van de Ruhr. De steen is in het Historiehuis van Roermond te bekijken.

© Toem Doesborg; CC BY-SA 3.0
© Toem Doesborg; CC BY-SA 3.0

5. Blariacum (Blerick?)
Locatie: vermoedelijk de Garnizoenweg in Venlo-Blerick
Blerick, het stadsdeel van Venlo ten westen van de Maas, zou het op de Peutinger kaart vermelde Blariacum geweest kunnen zijn, dat op de kaart tussen Catualium en Ceuclum vermeld wordt. Een reden waarom dit vaak wordt aangenomen is de sterke gelijkenis tussen beide namen, al mag je daar natuurlijk niet volledig op vertrouwen. De suggestie dat er een brug over de Maas liep bij Blerick is niet bewezen. Er zou dan waarschijnlijk ook een castellum moeten liggen, maar ook dat is niet gevonden. Wel lag er ter hoogte van de Garnizoenweg een Romeinse weg die haaks op de Maas stond, hetgeen een oversteekpunt impliceert. Ook is er een groot gebouw gevonden dat een herberg zou kunnen zijn. Dan zou Blariacum in plaats van een castellum misschien een statio zijn geweest.
Bezienswaardigheden: markering Romeinse weg tegenover de Venrayseweg

©Rijksdienst voor cultureel erfgoed; CC BY-SA 3.0
©Rijksdienst voor cultureel erfgoed; CC BY-SA 3.0

6. Statio van Lottum
Locatie: onzeker
Tussen Blariacum en Ceuclum wordt op de Peutinger kaart geen plaats meer genoemd, al laat deze kaart wel vaker namen en routes weg. Ongeveer 10 kilometer ten noorden van Venlo ligt bijvoorbeeld Lottum (voor zover bekend géén Romeinse naam!) waar sporen zijn gevonden die duiden op een statio, een militair wegstation. Twee altaarstenen met namen van soldaten erop doen dit vermoeden. Een gevonden bouwwerk zou de statio kunnen zijn, maar misschien ook niet: wellicht is dit de tempel waar de soldaten hun votiefstenen lieten plaatsen. Van de andere kant lag er dicht in de buurt al een inheems heiligdom. Lottum zou bovendien een geschikte oversteekplaats kunnen zijn voor wie vanuit Xanten sneller naar Maastricht wilde, dus wie weet…

pijler7. Ceuclum (Cuijk)
Locatie: Maasboulevard en Waalstraat, Cuijk
Zoals eerder besproken was Cuijk ook een religieuze plaats en een knooppunt voor handelaren. De Maas stroomt er langs, terwijl reizigers over land er konden oversteken. Bijvoorbeeld om naar Nijmegen of Xanten te gaan vanuit het zuiden. De afstand tussen Ceuclum en Catualium is vrij groot, dus is het niet onmogelijk dat er nog andere stationes tussen lagen die op de Peutinger kaart en in het Itinerarium Antonini vergeten zijn.
– Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse dag Cuijk (elke dag); Via Valentinana (elke dag)

©Fred Hage; CC BY-SA 3.0
©Fred Hage; CC BY-SA 3.0

8. Wachttoren Heumensoord
– Locatie: Heumensoord, Malden
Bij Heumensoord werd vanaf de derde eeuw een wachttoren of wachtpost opgericht om de route tussen Cuijk en Nijmegen beter te bewaken. Dat was nodig omdat Germania Inferior vanaf die eeuw beduidend onveiliger was geworden door Frankische invallen en een verzwakt grensleger. De toren was ongeveer 8 meter hoog en waarschijnlijk van hout. In de vierde eeuw werd hij in brand gestoken waarna men een iets kleinere nieuwe post bouwde. Het terrein van de toren is nu met gaas afgedekt om het te beschermen.
Bezienswaardigheden: zichtbaar gemaakte grachten van de wachttoren

Nijmegen Valkhof9. Romeins Nijmegen
– Locatie: Valkhof (oude stad, Laat-Romeins fort); Hunnerberg (castra en amfitheater); Kopse Hof (castellum Kops Plateau); Nijmegen-West (Noviomagus)
Alternatieve namen: Batavodurum (stad Valkhof); Oppidum Batavorum (stad Valkhof); Castra Herculis (mogelijke naam castra Hunnerberg of Laat-Romeins castellum Valkhof); Ulpia Noviomagus Batavorum (stad Nijmegen-West)
Romeins Nijmegen is een complexe locatie, die we echter al in hoofdstuk 2 behandeld hebben. De weg vanuit Cuijk (en eigenlijk ook uit Maastricht) eindigde hier, waarschijnlijk bij het Valkhof, waar oorspronkelijk het Bataafse bestuurscentrum door de Romeinen ingericht was. Van daaruit kon je oost- of westwaarts. In het oosten lag het militaire zwaartepunt. Na enkele tijdelijke kampen zat hier lange tijd een ruiterfort op het Kops Plateau. In de Opstand der Bataven (69-70 na Chr.) sneuvelden de stad en het fort, waarna op de Hunnerberg een castra voor Legio X Gemina werd opgericht. Een nieuwe stad verrees in het westen. De Nijmeegse economie floreerde de rest van de eeuw, maar kreeg een gevoelige klap toen rond 103 het legioen vertrok. Rond 180 werd de castra voorgoed ontruimd. Een eeuw later liep de verpauperde stad leeg toen de Crisis van de Derde Eeuw de handel de nek omdraaide. In de vierde eeuw concentreerde de boel zich weer op het Valkhof, waar een kleine handelsstad aan de Waaloever verrees en een nieuw castellum werd gebouwd op de heuvel.
– Speciaal in de Romeinenweek: “Nacht van de Romeinen” in Museum het Valkhof (28 april, 19:30-2:00); Layar-wandeling “Oudste stad van Nederland” (hele week); GPS Romeinen tocht (elke dag behalve 30 april en 1 mei; 11:00-17:00); “Romeinenwerkplaats” in Museum het Valkhof (29 april, 1-6 mei, 11:00-17:00)

Nijmegen Gelderse Vallei10. Brug over de Waal
Locatie: mogelijk ter hoogte van de Snelbinder, Nijmegen
Dat de Romeinen bij Nijmegen een brug over de Waal maakten ligt vast, al is het niet zeker of de gevonden brug ook echt de Romeinse is of toch een middeleeuwse. De Waal was niet onbelangrijk voor de Romeinen, maar de Rijn zelf had meer de voorkeur. Door een dam bij de aftakking van de Waal, bij Tolkamer, te maken werd de Rijn dieper en dus beter te bevaren (en minder makkelijk over te steken). Deze dam sneuvelde in het jaar 70 toen de rebellen van de Bataafse opstand zich achter de Waal terugtrokken. Ook de brug bij Nijmegen moest het ontgelden, maar gezien de belangrijke positie ervan is deze vast en zeker weer opgebouwd na de opstand. Of dat ook met de dam gebeurde is nog maar de vraag.

21111. Tempels en vicus van Elst
Locatie: Grote Kerk, Elst
Mogelijke naam: Helisthe
Al in de IJzertijd lag er waarschijnlijk een heiligdom bij Elst, maar dit zal niet meer dan een open plaats zijn geweest. In de eerste helft van de 1e eeuw zal hier voor het eerst een Gallo-Romeinse tempel, een mengeling van Romeinse en inheemse invloeden, zijn verrezen. De eerste tempel was vrij sober om te zien: niet meer dan een rechthoekig gebouw met een trapeziumvormig dak. In de tweede eeuw werd op dezelfde plek echter een nieuwe tempel neergezet. Deze had veel meer allure en was opvallend genoeg wel 17 meter hoog. In stijl van Gallo-Romeinse tempels werd de nieuwe tempel volledig door een porticus of zuilengalerij omgeven, met het terrein daaronder iets verheven boven de grond. Ook lag er om de tempel een ommuurd terrein. Hoewel we niet weten voor welke godheid te tempel was, doen de grootte en gevonden offers vermoeden dat het een belangrijke was. Hercules Magusanus, een mengeling van de Romeinse Hercules en de Bataafse oppergod, is geopperd. De tempel moet zo aantrekkelijk zijn geweest voor handeltjes dat er vanzelf een vicus omheen verrees, misschien wel met badhuis!
Bezienswaardigheden: Zichtbare fundering rondom en onder de Grote Kerk
Speciaal in de Romeinenweek: Rondleiding Tempel | Kerk Museum Elst (weekenden, 14:30)

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

12. Tempel van Elst-Westeraam
Locatie: Noorderlicht, Elst
Ondanks de grote belangrijke tempel onder de Grote Kerk, was Elst nog een tempel rijk in het oosten. Deze was een stuk kleiner en net als de grote tempel rond het jaar 100 gebouwd. Wel heeft ook hier vermoedelijk eerder een heiligdom gestaan, waarschijnlijk in de vorm van een houten gebouw. Ook het terrein van deze tempel was ommuurd, maar dan waarschijnlijk met hout en greppels. Naast de tempel lag een waterput. Rond het jaar 200 begon de tempel waarschijnlijk in verval te raken.

216 -Driel13. Castellum Driel
Locatie: zeer onzeker
De vondst van een weggedeelte ten zuiden van Driel maakt duidelijk dat er waarschijnlijk vanuit Elst direct een weg naar de Rijn liep. Driel is, zoals besproken in hoofdstuk 1, de kandidaat voor een castellum, maar het bestaan ervan is erg onzeker. Als het om een kruispunt ging schept dit echter wel interessante mogelijkheden.

 

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 3: langs de Maas tot aan de oostgrens

Reisgids MaasmondHet belang van de Maas als waterweg kan ook niet onderschat worden. Net als bij de Waal lagen er waarschijnlijk Romeinse posten aan de Maas. Aanvankelijk puur omdat hier een weg langs liep, waar wegstations nodig waren om de orde te bewaken, maar later ook om te voorkomen dat vijanden die de Rijn over hadden weten te steken nog verder doordrongen. Bovendien konden flexibele ruitereenheden vanaf de Maas snel naar een plek aan de Rijn komen om de soldaten daar te hulp te schieten als er problemen waren.

©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0
©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0

1. Helinium (Naaldwijk)
– Locatie: onzeker
– Bewoners: misschien de Classis Germanica pia fidelis
Volgens Plinius de Oudere lag het “Bataveneiland” tussen het Flevomeer en het Helinium. Waarschijnlijk was dit de benaming voor de toen zeer brede monding van de Maas en Waal. Het is duidelijk dat er bij Naaldwijk een nederzetting lag en gezien de positie ervan zou het best eens kunnen dat het Kanaal van Corbulo hier in het Helinium uit kwam. Als dat zo was, is het ook logisch dat er een militaire post bij Naaldwijk was, die misschien ook wel naar de naam Helinium luisterde. Een bronzen plaat van de Classis Germanica pia fidelis, de vloot van de Rijndelta, doet vermoeden dat er een vlaardingenvlootbasis was, maar die is nog niet ontdekt.

2. Flenium (Vlaardingen?)
– Locatie: onzeker
Flenium staat op de Peutinger kaart tussen Tablis en Forum Hadriani. Er zijn meerdere ideeën over hoe dit zit. Het zou kunnen dat Flenium aan de Maasmonding, het Helinium, lag en daar gewoon een verschrijving van was (wat op de kaart wel meer voorkomt). Volgens de afstanden van de kaart zou Flenium op 26 kilometer van Forum Hadriani moeten liggen, wat Vlaardingen een goede kandidaat maakt als het om een andere plaats dan castellum Helinium gaat. Er zijn in Vlaardingen in elk geval wel sporen gevonden van een kade of verharde weg.

alblas3. Tablis (Alblasserdam?)
– Locatie: zeer onzeker
Ten oosten van Flenium vermeldt de Peutinger kaart als eerste Tablis. Een kandidaat voor de locatie ervan is Alblasserdam, waar bewijs voor een nederzetting op de Hogendijk is gevonden. Ook in Oud-Alblas zijn aanwijzingen gevonden. Of één van deze nederzettingen daadwerkelijk Tablis was, is natuurlijk nog maar de vraag…

caspingio4. Caspingium (Heesbeen of Asperen?)
– Locatie: onbekend
Op de Peutinger kaart staat Caspingium tussen Grinnes en Tablis vermeldt.. Hier wordt het bepalen van de locatie des te lastiger omdat in dit gebied zowel de Waal als Maas hun delta bereiken en daardoor vertakken. Behalve dat er dus veel weggespoeld is, is het ook lastig vast te stellen hoe de Romeinen dit bekeken. Grinnes en alle volgende plaatsen worden tussen Maas en Waal vermoed, maar of dat voor Caspingium ook geldt is de vraag? Van oudsher werd Asperen vaak met Caspingium vereenzelvigd, maar dat ligt wel erg ver ten noorden van de Waal. Een andere mogelijkheid is dat de Waal vroeger juist wat zuidelijker stromen en in die zin wordt er ook wel aan Heesbeen gedacht. Er is maar weinig om beide opties echt te bewijzen.

De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.
De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.

5. Tempel van Empel
Locatie: Meerwijkweg, Empel
Bij Empel stond een tempel van het Gallo-Romeinse type, waar overigens een opvallend groot voorgebouw bij hoorde. Deze was gewijd aan Magusanus, de Bataafse oppergod die vaak met Hercules vereenzelvigd werd. Waarschijnlijk werd hij in de derde eeuw verwoest door brand. Misschien door een oorlog tegen de invallende Franken, want in 258 behaalde generaal Postumus bij de resten van de tempel een grote overwinning op diezelfde Franken. Toen Postumus later zijn eigen keizerrijk in Gallië inrichtte, bleef hij Hercules Magusanus eren. Restanten van de tempel werden later gebruikt als nieuw bouwmateriaal, onder andere voor het castellum bij Kessel.

lith6. Castellum Vada (Kessel-Lith?)
Locatie: Vermoedelijk de Lithse Ham
Sinds de vondst van een groot aantal skeletten, zowel van mannen en vrouwen als van kinderen, wordt er door sommigen vermoed dat Kessel de plek was waar Julius Caesar in 55 v. Chr. afrekende met de Usipeten en de Tencteren, twee Germaanse stammen die van de oorlog in Gallië gebruik wilden maken om er te gaan wonen. Helemaal zeker is dat niet. Wel is het duidelijk te zien dat er sprake is van rituele begrafenissen, wat blijkt uit de kromgebogen zwaarden in de graven. Dat Kessel voor zowel de Romeinen als de inheemsen een belangrijk punt was blijkt uit de opvallend Gallo-Romeinse tempel van Kessel. Misschien was deze tempel net als die van Empel gewijd aan Hercules Magusanus, maar er is ook geopperd dat het om een tempel voor de vergoddelijkte Julius Caesar kan gaan. Ook deze tempel ging uiteindelijk ten onder en de stenen werden in de vierde eeuw gebruikt voor een nieuw castellum bij Kessel, waar de Waal en Maas vlak bij elkaar liggen. Omdat Kessel vlakbij Rossum (mogelijk Grinnes) ligt, zou het kunnen dat het om Vada gaat, dat in het jaar 70 samen met Grinnes werd aangevallen door de rebellen.

bord7. Villa van Wijchen-Tienakker
Locatie: Tienakker, Wijchen
Ten noorden van de Maas moet vanuit de Waal ook een weg richting Cuijk gelopen hebben. Niet erg ver van Nijmegen moet aan deze weg een opvallend luxueuze villa gelegen hebben, waar onder andere metalen kranen van gevonden zijn. Op het achterterrein van de villa was blijkbaar een klein altaartje, want er zijn een votiefsteen en een klein bronzen beeldje van de godin Minerva gevonden. Vondsten van de villa zijn in Wijchen te bewonderen in het museum.
Bezienswaardigheden: Romeinse vondsten in Museum Kasteel Wijchen; informatiebord bij de Wijchense Molen
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling  “Wachters van het noorden” (elke dag behalve 30 april en 1 mei, 13:00-17:00); Romeinenmiddag (3 mei, 13:00-16:00)

Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)
Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)

8. Ceuclum (Cuijk)
Locatie: Maasboulevard en Waalstraat, rondom de H. Martinuskerk
Gelegen aan het punt waar de Maas vanuit het zuiden komt en een bocht naar het westen maakt, was de rivierduin van Cuijk al snel een uiterst strategisch punt. De naam komt misschien van het Keltische keujka, “kromme rivier”. Al halverwege de eerste eeuw moet hier een houten fort hebben gestaan. Waarschijnlijk werd dit al voor de Bataafse opstand van twintig jaar daarna geëvacueerd en opgeheven. De burgerlijke nederzetting eromheen bleef echter wel bewoond, omdat de plaats ook een oversteekpunt was, zodat er op den duur 500 à 750 inwoners waren. De nederzetting kende een badhuis en kreeg in de tweede eeuw een tempel op de plaats van het oude fort. Toen het Romeinse rijk in de derde eeuw minder stabiel werd, liep Ceuclum leeg. Begin 4e eeuw wisten de Romeinen hun controle over het rivierengebied weer te versterken: Ceuclum kreeg een nieuw fort en later ook een stevige brug, zodat ruiters vanuit het zuiden gemakkelijk konden oversteken om de forten bij de Rijn te helpen. Toen de Romeinen controle over ons land verloren, raakte de brug in verval en stortte in. Cuijk bestaat echter nog steeds.
Bezienswaardigheden: Vondsten in Museum Ceuclum; contouren Romeinse brugpijlers en tempel op de Waalstraat
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse dag Cuijk (elke dag); Via Valentinana (elke dag)

© Werner Doenni; CC BY-SA 3.0
© Werner Doenni; CC BY-SA 3.0

9. Villa Groesbeek-Plasmolen
Locatie: Sint Jansberg, Plasmolen
Wie bij Ceuclum de Maas overstak kon hier mogelijk een weg vinden naar het oosten, richting Xanten. Het zou kunnen dat de villa van Plasmolen niet ver van die weg lag. Het is de grootste Romeinse villa uit heel Nederland. Hij bevatte onder meer een badruimte, vloerverwarming, muurschilderingen en mozaïeken, met een terrasvormige tuin om het geheel heen.
Bezienswaardigheden: stenen markeringen van het centrale deel en de uiteinden van de villa.

boerderijA. IJzertijdboerderij Dongen
Locatie: Oude Oosterhoutsebaan, Dongen
Op de IJzertijdboerderij in Dongen wordt sinds de opening in 2005 met zo’n 40 vrijwilligers het leven uit de ijzertijd herontdekt en herbeleefd. Ook Romeinen komen hier soms bij kijken, omdat de ijzertijd immers de laatste fase van de prehistorie is en de Romeinen in deze periode in Nederland arriveren. De boerderij is gebaseerd op een gebouw uit Beek en Donk van rond het jaar 700 v.  Chr.
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinenweek op IJzertijdboerderij Dongen (5 mei, 13:00-17:00)

museumB. Noordbrabants Museum
Locatie: Verwersstraat 41, ‘s-Hertogenbosch
Het Noordbrabants Museum bevat een opvallend interactieve Romeinse afdeling, met filmpjes, interactieve tafels en visuele maquettes. Het geheel is opgedeeld in de drie thema’s van het Romeinse leger, de Romeinse godsdienst en het dagelijks leven, uiteraard allemaal zoals het in Noord-Brabant was. Vondsten in het museum komen onder andere uit Cuijk, Empel, Esch en nog vele andere plaatsen.
Speciaal in de Romeinenweek: “Romeinen in Brabant” (elke dag behalve 30 april, 11:00)

boerderijC. PreHistorisch Dorp – Eindhoven Museum
Locatie: Genneper Parken, Eindhoven
Het PreHistorisch Dorp is opgericht in 1982 als Historisch Openluchtmuseum Eindhoven (HOME) en bevatte aanvankelijk vooral een dorpje in ijzertijd-stijl. Vanaf eind jaren ’90 is het museum uitgebreid, zodat het nu niet alleen gebouwen uit de prehistorie, maar ook uit de middeleeuwen en Tachtigjarige Oorlog bevat. De Romeinse tijd ontbreekt niet in het dorp, al moet je even goed kijken om die te vinden, want er zijn geen kolossale witgeverfde bouwwerken met dakpannen. In plaats daarvan ligt de nadruk bij de inheemse manier van leven, wat blijkt uit een stevige boerderij met stal- en leefgedeelte. Wel duiken er tegenwoordig bijna jaarlijks Romeinen op.
Speciaal in de Romeinenweek: ‘Op patrouille met de Romeinen? Sluit je bij ons aan!’ (elke dag behalve 1 mei, 11:00-17:00)

Ceuclum: Romeins knooppunt aan de Maas

ceuclumHet stroomopwaarts volgen van de Maas doet ons na Kessel, in Noord-Brabant, voor een aardige poos geen bekende Romeinse plaats tegenkomen, ofschoon villa’s, nederzettingen en grafvelden, zoals bij Wijchen, wel degelijk voorkomen. De eerste echt bekende plaats waar we op stuiten, bevindt zich nog net in Noord-Brabant en bevat tegelijkertijd een paar van de meest imposante ruïnes, hetgeen aan de constant verschuivende rivieren erg zeldzaam is. Op de plek waar de Maas vanuit het zuiden komt stromen en een bocht naar het westen maakt, ligt Cuijk. In de Laat-Romeinse tijd was dit als Ceuclum een zeer belangrijk strategisch punt.

Mogelijk was gouverneur Corbulo degene die als eerste een fort bij Cuijk liet bouwen.
Mogelijk was gouverneur Corbulo degene die als eerste een fort bij Cuijk liet bouwen.

Het is vrijwel zeker dat Cuijk de plaats is die op de Peutinger kaart Ceuclum genoemd wordt: het strategische punt aan de Maas en de relatief korte afstand tot Noviomagus tonen dat wel aan. De naam Ceuclum zou van het Keltische keujka, “kromme rivier”, kunnen komen – de taal van de inheemse bevolking was waarschijnlijk verwant aan het Keltisch. Het strategisch belang van de bocht in de Maas was al snel duidelijk: er moet al in de tijd van keizer Claudius een houten fort gestaan hebben, wellicht gebouwd in opdracht van gouverneur Gnaeus Domitius Corbulo, die voor meer delen van de Limes verantwoordelijk lijkt te zijn. De locatie van Cuijk was in de buurt van de bocht het gunstigste, omdat de plek in kwestie een rivierduin betrof, zodat dit een extra overwicht gaf tegenover eventuele aanvallers. Het fort was 150 bij 120 meter in oppervlakte en had twee of zelfs drie grachten. Er moeten ongeveer 500 soldaten in gelegerd zijn geweest.

De Romeinse tuin van Museum Ceuclum bevat onder meer een huisaltaartje, Romeins gesteente en een molensteen.
De Romeinse tuin van Museum Ceuclum bevat onder meer een huisaltaartje, Romeins gesteente en een molensteen.

Hoewel er een brandlaag in het oude fort is aangetroffen, zijn er geen sporen dat het tijdens de Opstand der Bataven verwoest is door de rebellen. Waarschijnlijk is het voor die tijd al geëvacueerd. De opvallende afwezigheid van munten van keizer Domitianus, die regeerde van 81 tot 96 na Chr., doet vermoeden dat het fort na de opstand niet opnieuw in gebruik was. Wel is het duidelijk dat de burgerlijke vicus bewoond bleef. Opgravingen dit jaar toonden de aanwezigheid aan van een badhuis uit de eerste eeuw, met resten van aardewerk en muurschilderingen. Ceuclum lag immers nog altijd aan zowel de Maas als aan een Romeinse weg en voor wie vanuit het zuiden naar Noviomagus wilde, moet het een ideale oversteekplaats geweest zijn.

Het hoofdgebouw van het Gallo-Romeins tempelcomplex in Archeon is gebaseerd op de tempel van Cuijk.
Het hoofdgebouw van het Gallo-Romeins tempelcomplex in Archeon is gebaseerd op de tempel van Cuijk.

Dat de vicus in de tweede eeuw nog bewoond was blijkt uit de constructie van een tempel op de plek van het oude fort, 17,5 bij 16,5 meter groot. De tempel was van het Gallo-Romeinse type: een hoge cella omgeven door een wat lagere porticus, waarschijnlijk met een hofje eromheen. De vicus zelf zal ongeveer 500 tot 750 bewoners hebben gehad en was 6 à 10 hectare groot. Mogelijk was er nog wel een garnizoen in de buurt, een paar kilometer ten noorden van Ceuclum, maar echt bewijs hiervoor ontbreekt op een militaire stempel op een dakpan na.

Postumus begon in de 3e eeuw met zijn "verdediging in de diepte", waardoor Cuijk ook militair weer relevant werd.
Postumus begon in de 3e eeuw met zijn “verdediging in de diepte”, waardoor Cuijk ook militair weer relevant werd.

Dat Ceuclum in de derde eeuw weer een militair bolwerk wordt, is voor de lezer wellicht geen verrassing. De helft van deze eeuw maakte het Romeinse rijk een periode van grote labiliteit door, waarin de ene keizer na de andere werd uitgeroepen en burgeroorlog aan de orde van de dag was. Bijgevolg werden de volkeren buiten het rijk een meer reële dreiging: zij kregen in de gaten dat het Romeinse rijk niet zo sterk en goed georganiseerd was als het altijd had geleken en kregen hierdoor meer lef, hetgeen resulteerde in meer en beter georganiseerde invallen. Ons land kreeg invallen te verduren van een coalitie die de Franken genoemd werd. Een Frankische inval werd in 260 verslagen door generaal Postumus, die zichzelf kort hierna tot keizer uitriep, maar nooit de moeite nam om Rome in te nemen en zijn eigen “Gallische keizerrijk” regeerde.

Constantijn de Grote en zijn zoon Constans spelen een belangrijke rol in het herstel van Cuijk als militair bolwerk.
Constantijn de Grote en zijn zoon Constans spelen een belangrijke rol in het herstel van Cuijk als militair bolwerk.

Postumus en zijn opvolgers zagen in dat enkel een bewaakte Rijngrens niet genoeg was om goed georganiseerde invallers tegen te houden. Weliswaar kon bij belegering van een grensfort hulp komen van andere forten, maar als de vijand hier rekening mee hield konden er meerdere forten tegelijk de dupe zijn en was een fort waarvan het garnizoen uitrukte om elders te helpen natuurlijk des te kwetsbaarder. De Gallische keizers plaatsten dan ook een flinke hoeveelheid cavalerietroepen in het achterland, die in geval van belegering van een aanval op een grensfort razendsnel te hulp konden komen. Dit maakte het de Franken en andere Germaanse coalities moeilijker om het Romeinse rijk binnen te dringen, zodat de grensprovincies weer wat adem konden halen. Toen het Gallische keizerrijk in 274 echter werd overrompeld door de troepen van keizer Aurelianus, was het met die rust gedaan. De strijd had de grenslegers goed uitgedund en tot overmaat van ramp plaatste Aurelianus veel van de overlevenden over naar andere brandhaarden, zodat de Franken meteen weer tevoorschijn kwamen. Ceuclum moet hier ernstig onder geleden hebben: de plaats kende twee grafvelden, die beide niet in gebruik waren na 275.

De bouw van de brug bij Cuijk, gereconstrueerd en uitgelegd bij Museum Ceuclum
De bouw van de brug bij Cuijk, gereconstrueerd en uitgelegd bij Museum Ceuclum

Een jaar of twintig later werd het Romeinse gezag over het Nederlands rivierengebied hersteld door Constantius Chlorus, die de rivieren nodig had om Brits graan naar grote steden als Keulen te vervoeren. Constantius en zijn zoon Constantijn de Grote herstelden het systeem van Postumus en versterkten de grenssteden flink. Hiervoor werd de infrastructuur tussen de forten en garnizoenssteden ook verbeterd: bij Ceuclum, waar de Maas nog niet eerder verzand was geweest, werd een stevige brug gebouwd, waar cavalerietroepen uit bijvoorbeeld Tongeren veel sneller over konden steken. Op de plaats van het oude castellum van Ceuclum werd een nieuw fort gebouwd, om een nieuwe brug te bewaken. Het was ongeveer zo groot als het oude fort en bevatte onder meer een graanschuur. De brug moet gebouwd zijn tussen 347 en 349, maar al veel eerder was er een houten bouwsel dat wellicht een kade was aangelegd bij Ceuclum, ergens tussen 320 en 342.

Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)
Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)

De brug van Ceuclum was waarschijnlijk gebouwd door houten palen in de rivierbedding te drijven en hier stenen pijlers op te bouwen. In de stenen zijn dookgaten aangetroffen, die dienden om de stenen met ijzeren krammen aan elkaar te koppelen, waarna er lood over de verbinding gegoten werd. Er moet 9 ton metaal en 5000 ton steen gebruikt zijn voor de bouw, met nog eens 1600 m³ hout. Tussen de pijlers stond een afstand van 19 meter en er moeten er minimaal acht zijn geweest, aangezien de Maas 150 meter breed zou zijn geweest. De brug kan echter ook de volledige vallei tussen de rivierduin van Ceuclum en de heuvels aan de overzijde overbrugd hebben, wat een lengte van 450 meter zou betekenen. De brug kende drie bouwfasen: het jongste teruggevonden hout is op het jaar 390 gedateerd, maar het zou kunnen dat de brug nog tot de vroege middeleeuwen in gebruik was, al is dit niet bewezen.

Reconstructietekening van castellum en brug bij Museum Ceuclum.
Reconstructietekening van castellum en brug bij Museum Ceuclum.

Tegen de tijd dat de brug werd gebouwd was Constantijn de Grote al gestorven en in het westen van het rijk opgevolgd door zijn zoon Constans, die in 350 echter aan zijn einde kwam. De brug bij Cuijk raakte in de jaren hierop in verval, omdat Constans’ enige overlevende broer Constantius II zich weinig om het westen van zijn rijk bekommerde zodat de Franken in 355 vaste voet in Brabant en Limburg kregen en de brug niet langer onderhouden werd. Een tweede bouwfase vond plaats in de winter van 368 op 369, in opdracht van keizer Valentinianus I, die in september Nijmegen had bezocht. Het castellum werd versteend met halfcirkelvormige torens en een dubbele gracht. Dat één van de werklui het woord eterna (verbastering van aeterna, “eeuwig”) in een pijler grifte, was waarschijnlijk een spottende opmerking over de slechte staat van de brug, om maar aan te tonen dat het nieuwe werk vast veel langer zou blijven staan.

De Maasboulevard in Cuijk, op de plek van het castellum.
De Maasboulevard in Cuijk, op de plek van het castellum.

Die opmerking ten spijt moest de brug in 393 alsnog gerepareerd worden, wat erop duidt dat de Romeinen toen nog steeds enige controle over ons land hadden, hetgeen echter niet lang meer zou duren. 13 jaar later werden de laatste Rijntroepen naar Italië geroepen en werd de grensbewaking voorlopig aan de Franken overgelaten. “Voorlopig” bleek uiteindelijk “voorgoed”. Toen de brug uiteindelijk in verval raakte en instortte, werd deze niet meer hersteld en ook het castellum verviel en verdween. Het dorp bleef echter bestaan. Wie vandaag de dag naar Cuijk gaat, kan zowel op de Waalstraat (de kade aan de Maas) als in de Kerkstraat markeringen zien die op Romeinse bouwwerken duiden: de tempel, pijlers van de brug en de gracht van het castellum. In Museum Ceuclum is het nodige terug te zien over de vondsten en het Romeinse verleden. Wie een reconstructie van de tempel wil bekijken wende zich tot Museumpark Archeon, waar in de tempel dagelijks een ceremonie wordt nagespeeld met een offer aan Nehalennia.

Castellum Kessel-Lith: mysterie aan de Maas

kesselIn ons vorige artikel over Romeinse plaatsen aan de Maas deden we Empel aan. De bouwmaterialen van de tempel van Empel zijn, nadat de tempel zelf verwoest was, gebruikt voor andere bouwwerken, waaronder een castellum dat ongeveer 12 kilometer verderop aan de Maas werd gebouwd, om precies te zijn bij Kessel, in de gemeente Oss. Maar de Romeinse geschiedenis van dat gebied gaat misschien nog wel vele eeuwen terug, tot het begin van de Romeinse tijd in Nederland. Het zou het door Tacitus genoemde Vada, dat samen met Grinnes aangevallen werd in de Bataafse opstand, kunnen zijn.

Doorboorde schedels gevonden bij Kessel, vermoedelijk slachtoffers van Caesars aanval.
Doorboorde schedels gevonden bij Kessel, vermoedelijk slachtoffers van Caesars aanval.

De vondst van een grote hoeveelheid menselijke resten van rond het jaar 55 v. Chr. hebben de theorie doen ontstaan dat Kessel de locatie zou kunnen zijn van een veldslag tussen de Romeinen enerzijds en de Usipeten en de Tencteren anderzijds. Volgens Nico Roymans was dit het beruchte bloedbad waar Julius Caesar in zijn Commentarii de Bello Gallico over schrijft. De Usipeten en de Tencteren, door Caesar aangeduid als Germaanse stammen, waren in 56 v. Chr. het noorden van Gallië binnengevallen in de hoop gebruik te maken van de onrust om er een plaats te verwerven, na door de Sueben van hun eigen grond verjaagd te zijn. Toen de Usipeten en Tencteren hun oog lieten vallen op het gebied van de Ubiërs, in de buurt van Keulen maar ten oosten van de Rijn, riep deze stam echter Romeinse hulp in. Hierna trachtten de Usipeten en Tencteren de Rijn over te steken om zich in zuid-Nederland en Vlaanderen te vestigen.

Zwaardfragmenten uit Kessel wijzen op rituele begrafenissen
Zwaardfragmenten uit Kessel wijzen op rituele begrafenissen

Niet alleen zat Caesar niet op Germaanse invallen te wachten, maar bovendien dreigden de stammen naar het zuiden door te treken, wat Caesar overigens mooi gebruiken kon om zichzelf neer te zetten als verdediger van Gallië. Hij trok in 55 v. Chr. naar het noorden en sprak met de Germaanse afgezanten, die vroegen om vrede en woonruimte ongeacht waar in Gallië. Caesar wees het verzoek af omdat hij niet op onrust in Gallië zat te wachten en gaf hen opdracht zich bij de Ubiërs te vestigen. Caesar stelde zich in het conflict op als havik: verzoeken om wapenstilstand en om niet verder op te rukken wees hij af en toen de Germaanse leiders met Caesar kwamen praten om excuses te maken voor een schermutseling tussen hun mensen en de Romeinen, nam hij de gezanten gevangen, een daad die eigenlijk tegen het oorlogsrecht was. Vervolgens opende hij naar eigen zeggen een verrassingsaanval op de twee stammen, waarbij hij zijn ruiterij de vrouwen en kinderen liet aanvallen. De meeste vluchtende Usipeten en Tencteren zouden zijn gedood bij het punt waar Rijn en Maas samenvloeiden.

Reconstructietekening van de tempel van Kessel, met afmetingen erbij. Welke godheid er aanbeden werd is onbekend.
Reconstructietekening van de tempel van Kessel, met afmetingen erbij. Welke godheid er aanbeden werd is onbekend. (© tekening; Bert Brouwenstijn, ACASA, Vrije Universiteit Amsterdam)

Aangezien vlakbij Kessel en Lith de Maas en Waal samenvloeien, meent Nico Roymans dat dit de door Caesar beschreven locatie moet zijn. De grote hoeveelheid gevonden botten zijn van mannen, vrouwen en kinderen en van in elk geval een deel ervan kan worden aangetoond dat zij door geweld om het leven zijn gekomen. Bovendien zijn er wapens bij hen begraven. Meerdere van de gevonden zwaarden lijken opzettelijk verbogen of gevouwen, wat een rituele begrafenis impliceert. Of Kessel de daadwerkelijke locatie van het door Caesar aangerichte bloedbad was, is hiermee nog niet honderd procent vastgesteld. Wel staat het vast dat Kessel ook voor de inheemse bevolking een belangrijke locatie was. Er zijn namelijk ook resten van een Gallo-Romeinse tempel aangetroffen, misschien wel de grootste van Noordwest-Europa. Dit zou kunnen betekenen dat Kessel het centrum van de cultus van Hercules Magusanus was of wellicht van de cultus Julius Caesar, die na zijn dood immers vergoddelijkt werd.

De Lithse Ham, het water dat misschien nog meer resten van de tempel, het castellum en het grafveld herbergt.
De Lithse Ham, het water dat misschien nog meer resten van de tempel, het castellum en het grafveld herbergt.

De resten van de tempel werden in de vierde eeuw, samen met resten van de Tempel van Empel, gebruikt om een stenen fort te bouwen, wat past in de zogenaamde “verdediging in de diepte”, die vanaf de regering van Postumus in de 3e eeuw werd geïntroduceerd en in de 4e eeuw vaste vorm kreeg. Er waren in deze periode wat minder castella langs de Rijn in gebruik, maar daar stond tegenover dat er ook castella aan de Maas en Waal werden gebouwd, zodat een eventuele inval altijd nog kon worden opgevangen. Hoe het castellum ten onder is gegaan is onduidelijk, maar wellicht is het onder water komen te staan. Het blijft net zo goed een beetje een mysterie of de grote hoeveelheid menselijke resten en wapens daadwerkelijk het resultaat van een veldslag of bloedbad zijn, laat staan of dit die beruchte plek is waar Julius Caesar over schrijft. De tempel en het castellum zijn in elk geval vastgesteld. Zichtbaar zijn de restanten ervan niet voor de voorbijganger: alle drie de plaatsen liggen nu onder water in de Lithse Ham. Het is een begraven mysterie.

Caspingium: Romeinen en Bataven van Heesbeen tot Empel

caspingioNa de Romeinse plaatsen aan de Waal behandeld te hebben keren we op onze schreden terug om de Maas te volgen. Vanuit de delta kunnen we verschillende takken landinwaarts volgen, tot we aan het punt komen waar we weer daadwerkelijk over één Maas spreken. Via de Noord-Brabantse zuidoever trekken we door naar het oosten, met de kanttekening dat de Maas in de Romeinse tijd wat zuidelijker lag. Misschien lag Caspingium, dat op de Peutinger kaart tussen Grinnes en Tablis ligt, wel op een plek die nu ten zuiden van de Maas ligt.

IJzeren helm gevonden bij Empel.
IJzeren helm gevonden bij Empel.

De locatie van het bovengenoemde Caspingium is, zoals veel plaatsen ten zuiden van de Rijn, onbekend. Asperen, in Gelderand aan de Linge, is van oudsher aangewezen als Caspingium, maar grondig bewijs is hier allerminst voor en de plaats ligt ver ten noorden van de Waal. Een nieuwer geluid is dat men denkt aan Heesbeen, op de zuidoever van de Maas ten westen van de vestingstad Heusden. Aangezien Heesbeen al die eeuwen geleden ten noorden van de Maas gelegen moet hebben, zou het een goede kandidaat zijn: de reiziger kon gewoon van Tablis naar Grinnes reizen, zonder voortdurend de rivier over te moeten steken. Andere theorieën verwijzen echter naar Gorinchem of de Biesbosch.

Een restant van een ornament uit de tempel van Empel.
Een restant van een ornament uit de tempel van Empel.

Een vicus of ander soort nederzetting is te Heesbeen niet ontdekt. Wel is er ten noorden van de Maas, bij Wijk en Aalburg, een Romeins-inheemse begraafplaats ontdekt. Ook bij Delwijnen werd een grafveld gevonden. Deze grafvelden bewijzen de aanwezigheid van een vicus met sterk Romeinse invloed niet per se, laat staan de locatie van Caspingium, maar in elk geval bewijzen ze dat de streek bewoond werd.

De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.
De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.

Pakweg 17 kilometer ten oosten van Heesbeen komen we aan Empel, een stadsdeel van ‘s-Hertogenbosch en vindplaats van een grote tempel, gebouwd op een zanddonk. De tempel, die waarschijnlijk gewijd was aan Hercules Magusanus, moet rond het begin van de eerste eeuw van onze jaartelling zijn opgericht, maar waarschijnlijk was de locatie al eerder een heilige plaats voor de inheemse bevolking, hetgeen blijkt uit een grote hoeveelheid mantelspelden, bronzen zwaarden en Keltische munten. De Romeinse tempel is er één van het Gallo-Romeinse type: de cella, waar zich het godenbeeld bevond, werd volledig omgeven door een porticus met zuilen, waaromheen een ommuurd terrein lag. Interessant is ook dat de ommuring een groot voorgebouw bevatte aan de westkant. De tempelhof nam ongeveer 50 bij 50 meter in beslag.

Postumus, die later als keizer over Gallië en de Rijngrens regeerde, overwon de Franken bij Empel.
Postumus, die later als keizer over Gallië en de Rijngrens regeerde, overwon de Franken bij Empel.

De tempel van Empel moet in de derde eeuw verwoest zijn door brand. Wellicht speelde de inval van de Franken in het gebied een rol: de latere keizer Postumus van Gallië zou als generaal van keizer Galienus een grote overwinning op de Franken hebben behaald bij Empel, wat waarschijnlijk zijn toewijding aan Hercules Magusanus verklaart. (Zijn toewijding aan de cultus heeft vaak geleid tot de conclusie dat hij Bataaf was, wat toch erg veel weg heeft van “wishful thinking”.) De restanten van de tempel werden in de Laat-Romeinse tijd hergebruikt als stenen bouwmateriaal voor een fort bij Kessel. Er zijn zelfs schuren in Empel waar bouwmateriaal van de tempel in verwerkt zit. Hoewel we de locatie van Caspingium beter niet zomaar aan Heesden kunnen toewijzen, was de omgeving ervan in elk geval aardig interessant. Vondsten van de tempel van Empel, tot en met brokstukken van de timpaan aan toe, zijn in elk geval te zien in het Noordbrabants Museum, waar zich ook een fraaie maquette van de tempel bevindt.