Hoe Romeins zijn de gebouwen in Romeins Nederland?

boerderijWelaan, mijn waarde barbaarse volgers! Over een paar dagen begint de Romeinenweek alweer en ik, Lucius Octavius Barbatus, ga het zoals elk jaar weer verschrikkelijk druk hebben met het bezoeken van al die prachtige plekjes in jullie land! Omdat het thema dit jaar “100% Romeins?” is, heb ik al sinds het begin van dit jaar elke maand een verslagje geplaatst over hoe divers de Romeinse cultuur door alle lokale en buitenlandse invloeden kon zijn. Dit heb ik al verteld wat betreft de goden, het leger en de kleding. Maar er is natuurlijk ook nog zoiets als de Romeinse bouwstijl. Dat was zeker een eigen bouwstijl, want denk maar niet dat de Romeinen alles van de Grieken hadden gekopieerd! Wat me wel vaak opvalt is dat veel van jullie lijken te denken dat het Romeinse deel van jullie land vol prachtige stenen huizen stond, met strakke witte muren, rechte dakpannen, glazen vensters en grote zuilen, terwijl in het noorden iedereen in vieze primitieve hutjes woonde. Maar is dat wel zo?

Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa's. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort blokken. En dat was niet altijd "je dat"...
Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa’s. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort insulae. En dat was niet altijd “je dat”…

Tja, om te beginnen kloppen deze omschrijvingen al niet helemaal voor de typisch Romeinse en Germaanse bouwstijlen. Lang niet alle Romeinse huizen waren van steen, want dat was voor de meeste mensen veel te duur. Natuurlijk woonden ook lang niet alle Romeinen in een villa. De meeste bewoners van grote steden als Rome bewoonden eerder een appartementencomplex, een insula. De armste van deze appartementen, helemaal bovenin, hadden vaak geen glazen vensters en waren erg karig ingericht. Onderin, vlak boven of achter de winkels op de begane grond, woonden beter gestelde mensen. Ook was het mogelijk dat de rijkere bewoners (maar niet per se de allerrijksten) in een keurig woonhuis leefden. Alleen de rijkste families bezaten echte villa’s. Dat kon in de stad zijn, maar ook op het platteland, vaak met grote landerijen erbij. Zo’n woning kende allerlei vertrekken zoals slaapkamers, een werkkamer, keuken, eetkamer en nog veel meer. Het beroemdst is wellicht het atrium: de open plaats middenin het huis.

In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren...
In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren…

De Germaanse huizen van de andere kant waren zeker meer dan een klein armzalig hutje. Vaak waren het grote, lange boerderijen. De fundering en het skelet waren inderdaad van hout, net als de deur, maar dat was, als je het goed deed, stevig genoeg en er was altijd vrij gemakkelijk aan te komen. Datzelfde gold voor het riet, waar het dak meestal van gemaakt werd, al had je er, net als van alle andere materialen, veel van nodig. Wat in de Romeinse tijd ook voorkwam waren dakspanen: kleine houten plankjes die elkaar overlappen en zo voor een stevig en waterdicht dak zorgen. Dat is iets minder brandgevoelig dan een rieten dak. Verder was zo’n boerderij waarschijnlijk ingedeeld in een leefgedeelte met bedden en een vuurplaats en in een gedeelte dat diende als stal en voedselopslag. Natuurlijk hadden de rijkste Germanen ook grotere huizen met veel meer grond erbij. Dat konden flinke hoeves worden!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen is de grootste die ooit in Nederland is teruggevonden. De bewoner zal wel erg rijk geweest zijn.

De in Romeinse ogen nogal eenvoudige bouwstijl van de Germanen gaat in de Romeinse tijd natuurlijk gewoon door. Niet alleen in het noorden, waar de Romeinen niet direct de baas zijn, maar ook in het door de Romeinen veroverde zuiden. Is dat zo vreemd? Eigenlijk niet, want de Frisii en andere stammen aan de overkant van de Rijn hadden vaak genoeg contact met de Romeinen, bijvoorbeeld via de handel. Het voornaamste verschil was dus dat er geen Romeinse forten stonden, waar vaak gebouwen in meer Romeinse stijl omheen ontstonden omdat er handel te drijven was. Het was in het zuiden voor de meeste mensen al te moeilijk om aan Romeins bouwmateriaal te komen, dus voor de Germanen in het noorden was het bijna onmogelijk. Ook ontstonden er daar geen stadjes in Romeinse stijl, zoals in Nederland bij Voorburg en Nijmegen gebeurd is. Deze steden ontstonden in eerste instantie als handelsnederzettingen of als woningen van veteranen rondom een administratief centrum. Het mag dus duidelijk zijn dat de Romeinse invloed qua bouwstijlen het sterkst was op plaatsen waar veel handel gedreven werd of waar de politieke invloed van de Romeinen het sterkst was. Soms werden dit officiële steden, soms bleven het nederzettingen. In elk geval verrezen hier de meest Romeins ogende gebouwen. Maar ook rijke ex-officieren die zich vestigden op het platteland konden er wat van. Sommige villa’s op het platteland namen de vorm aan van kolossale landgoederen. Met name in Limburg zijn veel villa’s uit de Romeinse tijd teruggevonden.

De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland.
De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland. Zoals je ziet is het een echte Gallo-Romeinse boerderij.

Dat wil echter niet zeggen dat elke villa in dit land een keurig Romeinse plattegrond en bouwstijl volgde. Dit was afhankelijk van verschillende factoren zoals de financiële mogelijkheden van de eigenaar, maar misschien ook puur van zijn persoonlijke voorkeuren. Er zijn dus ook villa’s verrezen die meer Gallo-Romeins waren en eigenlijk meer wat weg hadden van een opvallend luxe boerderij. De villa die bij Rijswijk, in Zuid-Holland, is teruggevonden is er zo eentje. De villa had waarschijnlijk voor het overgrote deel een rieten dak en lemen wand, waarbij de uiteinden nog het meest Romeins oogden, ook omdat hier het woongedeelte stond. Op het platteland was het dus geen strakke tweedeling van Germaanse boerderijen en enorme Romeinse villa’s, maar bestonden er allerlei varianten.

De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.
De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.

Men zou op grond hiervan gaan denken dat de steden dus eigenlijk de meest “zuivere” Romeinse stijl hebben, maar ook daar moet je in Germania Inferior een beetje voorzichtig mee zijn. Om te beginnen hangt het ervan af wat je dus een stad noemt, want een nederzetting als Coriovallum (Heerlen) had voor zover bekend geen stads- of marktrechten, maar het indrukwekkende Romeinse badhuis toont wel aan dat dit niet zomaar een kneuterig, ingeslapen dorpje was. Toch betekent dat niet dat elk huis in zo’n nederzetting er “echt” Romeins uitzag. Datzelfde geldt voor de huizen in steden als Noviomagus. Niet iedereen had nu eenmaal genoeg geld voor een fraaie woning met witte muren en dakpannen. Dakspanen en rieten daken kwamen hier dus waarschijnlijk ook voor.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
De tempel van Empel is een typisch Gallo-Romeinse tempel, met een hofje en de porticus rondom het hoofdgebouw.

Het beste voorbeeld van hoe Romeins iets kan ogen zonder het volledig te zijn, zijn waarschijnlijk toch de tempels in dit land. Naarmate de maatschappij aan de handelsroutes romaniseerde, werden de ogenschijnlijk simpele heiligdommen van de Germanen vervangen door tempels van steen, met daarin een godenbeeld. Er werd door wel bedeelde mensen uit de buurt net zo graag in tempels als in badhuizen geïnvesteerd – niet zozeer om winst maar vooral om er status mee te verwerven. De tempels, waar soms weer nederzettinkjes omheen groeiden, werden omgeven door een hofje. Het hoofdgebouw had een dak met dakpannen en werd omgeven door een zuilenomgang met afdak, een porticus. Meer Romeins kan het niet… Toch? FOUT! De tempels in Rome zagen er heel anders uit dan de tempels hier! De zuilen liepen hier enkel aan de voorkant, in plaats van geheel om het gebouw heen! Ook steekt het dak van het hoofdgebouw bij de Gallo-Romeinse tempels duidelijk boven de porticus uit. De Gallo-Romeinse tempels waren qua bouwmateriaal dus heel erg Romeins, maar volgden een heel eigen bouwstijl!

Kortom, het ligt zo eenvoudig niet met de bouwstijlen in Romeins Nederland. De Germaanse en Romeinse stijlen worden flink door elkaar gemengd. Hoeveel gebouwen waren nu werkelijk Romeins? Wie zal het zeggen? Zo, ik hoop dat ik jullie de afgelopen maanden wat meer duidelijkheid heb geboden over de Romeinse cultuur en hoe dit zich met allerlei andere culturen in het rijk vermengd heeft. Ik ga er vanaf zaterdag 29 april in elk geval naarstig naar op zoek. Al heb ik het idee dat ik ook naarstig op zoek moet naar wat van mijn spullen, want volgens mij ben ik het een en ander kwijtgeraakt. Eerstdaags maar eens naar zo’n Gallo-Romeins tempeltje om te vragen of een orakel wat helderheid bieden kan.
Je kunt mijn tochten en ontdekkingen de hele week volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein. Tot dan! Valete!

L.Octavius Barbatus

Hoe Romeins is Romeinse kleding?

DamesPoeh, poeh, het is alweer eind maart! Nog een maandje en dan staat de Romeinenweek weer voor de deur. Ik heb er zin in en ben heel benieuwd wat me te wachten staat. Tot die tijd zal ik nog eens uitweiden aan de hand van dat thema, “100% Romeins?” Zoals ik al eerder heb uitgelegd, over de Romeinse goden en militaire uitrustingen, is de Romeinse cultuur door dat grote rijk heel divers geworden. Hoewel er een kern van Romeinse cultuur te vinden is, betekent dat nog niet dat iedereen die zichzelf als Romein beschouwde precies die lijn volgde. Tenslotte hebben genoeg Romeinse staatsburgers wortels in de onderworpen bevolking. Het kan zelfs zijn dat iemand zichzelf als Romein ziet zonder staatsburger te zijn! Ook bij de kleding ging je dit steeds meer merken.

Is dit 100 Romeins, een toga en tunica? De toga is in elk geval niet erg praktisch.
Is dit 100% Romeins, een toga en tunica? De toga is in elk geval niet erg praktisch.

Het beroemdste Romeinse kledingstuk is ongetwijfeld de toga, een meterslange doek in de vorm van een halve ovaal, die op nette wijze om het lichaam heen gewikkeld wordt. Toch was dit kledingstuk helemaal niet zo populair. Daar was het nu eenmaal veel te onpraktisch voor. Misschien moet je de toch erg deftige toga vergelijken met een chic kostuum in jullie tijd. Sommige 21e-eeuwers klagen dat ze zich benauwd voelen in zo’n pak en er niet vrij genoeg in kunnen bewegen. Welnu, in een toga beweeg je zo mogelijk nog veel moeilijker. Rennen of ruim bewegen gaat nauwelijks en je linkerhand is vrijwel onbruikbaar voor alles behalve de toga op zijn plaats houden. Niet dat je nu veel bewegingsvrijheid nodig had als je een toga droeg: zoals ik zei, dit is een erg formeel kledingstuk, zodat de drager ongetwijfeld geen fysieke arbeid hoefde te verrichten. Maar dat weerhield ook de Romeinen die niet van arbeid leefden er niet van om liever op mantels over te gaan, zeker wanneer ze op reis gingen maar op den duur ook daarbuiten. Tegen de tijd van keizer Augustus was de toga zo impopulair dat er zelfs een wet werd opgesteld die het kledingstuk in de Senaat verplicht stelde. Uiteindelijk zou de toga steeds meer een ceremonieel kledingstuk worden, om ten slotte voorgoed te verdwijnen.

Deze soldaat herkenbaar aan zijn riem en scheenplaten) is duidelijk Gallo-Romeins.
Deze soldaat herkenbaar aan zijn riem en scheenplaten) is duidelijk Gallo-Romeins gekleed.

Veel meer in gebruik was de Romeinse tunica of tuniek, die door bijna alle standen gedragen werd, zowel door mannen als vrouwen. In eerste instantie was het niet meer dan een soort zak of enorme kussensloop, keurig rechthoekig, open aan de onderkant, met wat gaten voor de armen en het hoofd. Pas later zouden hier mouwen en steeds meer versiering aan toegevoegd worden. De tunica is zo’n voor de hand liggend kledingstuk dat veel bovenkleding uit andere culturen, zoals de Gallische, Germaanse of Dacische, hier wel aardig op leek. Naarmate meerdere van deze volkeren werden opgenomen in het rijk kwam er echter uitwisseling op gang. De plaatselijke bevolking nam, met de elite voorop, Romeinse klederdracht over, terwijl de Romeinen in de omgeving juist lokale invloed ondergingen. Dat betekent natuurlijk niet dat er een stijl totaal verdween: er werden vooral invloeden door elkaar gemengd, zodat er in feite een lokale variant op de Romeinse stijl ontstond. Met name onder het Romeinse leger, dat natuurlijk veel hulptroepen en buitenlandse huurlingen kende, kwamen zaken in opkomst als broeken, kousen en wollen mantels van een Gallisch type.

De meer praktische pallium verdrong langzaam de toga, maar werd niet meteen met gejuich ontvangen.
De meer praktische pallium verdrong langzaam de toga, maar werd niet meteen met gejuich ontvangen.

Invloed van andere volkeren begint natuurlijk al vroeg. De eerste Romeinen werden omgeven door allerlei Italische stammen waar een hoop van te leren viel. In het zuiden van Italië stuitten de Romeinen bovendien al vroeg op de Griekse cultuur. De tunica lijkt bijvoorbeeld sterk op de Griekse chiton. De Grieken droegen ook een kledingstuk dat vaag op de toga leek: een himation. Het grootste verschil, afgezien van de manier waarop hij omgeslagen werd, was dat de himation rechthoekig was in plaats van een halve ovaal. Uiteindelijk namen de Romeinen het idee over en zo ontstond de pallium, die veel praktischer was dan de toga en deze op den duur verdrong. De Romeinse elite gruwde hier eerst van, omdat zij de typisch Romeinse traditie bedreigd zag door een Griekse invloed. Maar geleidelijk aan verstomde de kritiek en in 382 na Chr. werd de pallium zelfs de officiële kleding voor senatoren!

De Syrisch-Romeinse klederdracht uit Palmyra. Maar wel kostbare!
De Syrisch-Romeinse klederdracht uit Palmyra. Maar wel kostbare!

Ook de Romeinse elite was dus niet ongevoelig voor invloed van onderworpen volkeren. Daar moet natuurlijk bij gezegd worden dat de Griekse cultuur op een nogal tweeslachtige manier bekeken werd: van de ene kant was het minderwaardig omdat het “niet Romeins” was, maar van de andere kant stond het stiekem toch weer erg hoog aangeschreven door de vroege bloei van de Griekse cultuur en wetenschap. Vergeet daarbij echter niet dat de elite in de Romeinse tijd ook gevoelig kon zijn voor lokale varianten. Een belangrijke reden hiervoor is dat lokale elites op den duur Romeinse status aannamen en dat plaatselijke Romeinen van stand soms opgingen in die lokale elite. Een rijke Romeinse dame uit Palmyra kan er dus anders hebben uitgezien dan een net zo rijke dame uit Noviomagus. Er zijn een hoop varianten mogelijk.

Als echte infanterist gaat Octavius het liefst te voet. © Gilivs
Mijn tunica en (bij goed weer) blote benen zijn typisch Romeins, maar mijn geruite mantel is meer Gallisch.

Hoe Romeins is Romeinse kleding? Er zijn zoveel varianten. En zelfs de Romeinse kern neemt invloeden van andere volkeren en culturen over. Is er dan wel zoiets als Romeinse kleding, behalve de toga en de tunica? Nou, ik denk van wel. Als iemand zich een Romein voelt en kleding draagt die daar volgens hem of haar bij hoort, waarom zou het dan geen Romeinse kleding zijn? Misschien een beetje Gallo-Romeins, of Syrisch-Romeins, of wat dan ook… Ik zit daar in elk geval niet mee. Ik weet zeker dat ik over een maand heel veel varianten ga tegenkomen!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Stammen en civitates in Romeins Nederland

De indeling van de belangrijkste "stammen" in Noordwest-Europa rond 150 AD. Wijzigingen in de kustlijn zijn op deze kaart genegeerd. (bron: wikimedia commons)

Salvete, barbari! Omdat ik zoveel door jullie land trek leek het me leek om de bevolking wat nader te beschrijven. Nee, niet jullie, maar de mensen die in de Romeinse tijd (mijn tijd dus) in dit land woonden. Het gebied ten zuiden van de Rijn viel bijna helemaal onder een Romeinse grensprovincie, Germania Inferior. Zoals die naam al aangeeft, werden de meeste mensen in dit land door de Romeinen onder de Germanen gerekend. De Germanen zijn niet één volk, maar meer een verzamelnaam voor allerlei stammen, volkeren en groepen. Maar Germania Inferior lag aan de rand van Gallië, zodat er wellicht ook Kelten woonden.

bataven
De beroemde Bataafse leider Julius Civilis, enkele eeuwen later geportretteerd door Rembrandt. Maarre… die kleren en dat tafelkleed… Niet echt een historicus, die schilder.

De beroemdste stam uit Romeinse Nederland is ongetwijfeld die van de Batavi of Bataven. (Sommige mensen spreken nog over Batavieren, maar dat is erg ouderwets.) Waar de Bataven precies vandaan komen weten we niet, maar volgens Tacitus waren ze na een conflict van de Chatten, middenin in het latere Duitsland, afgesplitst. Als we bedenken hoe stammen georganiseerd waren, zou het dus kunnen dat het om opstandige vazallen gaat. Tegenwoordig weten we echter steeds minder zeker of de Bataven nu Germaans of Keltisch waren. In elk geval trokken de Bataven naar het westen en gingen in het Nederlandse rivierengebied wonen. Mogelijk is dit met Romeinse toestemming gebeurd, ergens tussen de Gallische Oorlog (58-50 v. Chr.) en de oorlog van Drusus (12 v. Chr.). In dat jaar werden de Bataven andermaal onderworpen, maar omdat dit geweldloos ging werden zij als bondgenoten in het rijk opgenomen. Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat de Bataven gelijkwaardige bondgenoten waren van de Romeinen, ook omdat zij geen belastingen zouden hoeven betalen. Dat is echter niet juist: de Bataven waren vrijgesteld van gewone belastingen omdat zij buitengewoon veel hulptroepen leverden (260 à 280 per jaar). Een bondgenootschap was in de Romeinse tijd echter nooit gelijkwaardig!

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (© Illustratie door Peter Nuyten)
Noviomagus, de hoofdstad van de Bataven. Het stelde weinig voor naast Rome, maar op zijn hoogtepunt was het een welvarend stadje!  (© Illustratie door Peter Nuyten)

Nog zo’n fabeltje: de Bataven zijn het beroemdst van alle stammen in Germania Inferior en worden daarom vaak met heel Nederland geassocieerd. Ook dat klopt niet: de Bataven woonden voornamelijk tussen Rijn en Waal, dus op de Betuwe. De Romeinen noemden het gebied tussen de twee rivieren dan ook het Insula Batavorum: Bataveneiland. Hun leefgebied strekte zich waarschijnlijk wel ten zuiden daarvan uit, want de Romeinen plaatsten het bestuurscentrum van hun civitas (administratieve gemeenschap) op de zuidoever van de Waal. Hier lag het bestuurscentrum in eerste instantie op het Valkhof in Nijmegen, waar de stad Oppidum Batavorum ontstond. In het jaar 69 kwamen de Bataven echter in opstand, onder leiding van Julius Civilis. Ze kregen steeds meer stammen mee in de strijd, maar uiteindelijk zag het er toch slecht uit voor hen. Ze staken hun hoofdstad in brand, vernielden de brug over de Waal en trokken zich terug op de Betuwe en uiteindelijk zelfs achter de Rijn. De Bataven waren namelijk niet alleen goede ruiters, maar ook uitstekende zwemmers. Uiteindelijk werden, na onderhandelingen, de oude verdragen hersteld. De nieuwe hoofdstad van de Bataven ontstond een paar kilometer ten westen van de oude. Dit werd Noviomagus. Helaas werd de stad in de loop van de derde eeuw verlaten.

De twee kampen en vlootbasis bij Velsen, aan de zuidoever van het Oer-IJ. (Tekening: Graham Sumner)
De twee kampen en vlootbasis bij Velsen werden in 28 na Chr. belegerd door de opstandige Frisii. (Tekening: Graham Sumner)

Ten noorden van de Rijn woont een bijna net zo beroemde stam: die van de Frisii of Friezen. Zij leven daar op terpen, waar zij koeien houden. Tacitus onderscheidt de Kleine Friezen in Noord-Holland en de Grote Friezen in Friesland en Groningen. De Romeinen kwamen voor het eerst in contact met hen toen Drusus in 12 v. Chr. naar het noorden voer en hen onderwierp, overigens ook weer zonder wapengekletter. Hun kennis van de wadden kwam goed van pas bij de Romeinse tochten langs de noordkust. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. wisten de Romeinen blijkbaar hun controle over de Friezen (of in elk geval over een deel van hen) te behouden. Toch brak er in 28 na Chr. een opstand uit, volgens Tacitus uit woede over de inhalige belastingen. Na een veldslag in het geheimzinnige woud van Baduhenna bleven de Friezen dus onafhankelijk. In 47 na Chr. werd het gebied echter onder de voet gelopen door generaal Corbulo, naar aanleiding van nogal hevige Friese en Chaukische piraterij in de Rijndelta. Corbulo zette alle hoofdmannen af en wilde een Romeins bestuur inrichten, maar kreeg hier geen toestemming voor van keizer Claudius, die geen onrust in Gallië wilde. Corbulo trok zich terug, maar bouwde voor de zekerheid wel een aantal nieuwe castella langs de Rijn. Mogelijk hebben de Friezen hierna nog wel een tijdje een soort vazalstatus gehad. Ook leverden ze nog hulptroepen voor in Brittannia. In de 3e eeuw trokken veel Frisii weg uit hun gebieden omdat lichte klimaatverandering ernstige ecologische problemen zoals overstromingen gaf. De achterblijvers moeten eind 3e eeuw nog flink lastig zijn geweest voor de Romeinen.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo. Het was de tweede officiële stad in Romeins Nederland en de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland!

Ten westen van de Bataven woonden de Cananefates of Cananefaten (vroeger vaak Kaninefaten) genoemd. Ze zijn niet zo beroemd als de Friezen en Bataven, maar misschien ken je ze toch wel van je schoolboek. In tegenstelling tot wat veel mensen denken betekent hun naam niet “konijnenvatters” (er waren hier niet eens konijnen voor de Romeinse tijd). Vermoedelijk staat de naam voor “look-meesters”, omdat er op de zandgrond in het westen van Zuid-Holland uien, prei en look te verbouwen vielen. Ook de Cananefaten leverden hulptroepen, maar niet zoveel als de Bataven. Tacitus zei dat beide stammen veel op elkaar leken, maar dat de Cananefaten met minder waren, wat je doet afvragen of de stam-indeling niet een beetje door de Romeinen uit de mouw geschud was.

F-Canninefaten-Wijnveld
De Cananefaatse hoofdman Brinno werd in de zomer van 69 stoer op het schild geheven door zijn krijgers!

De afkomst van de Cananefaten is onbekend, maar er zijn wel wat ideeën over. De Romeinse historicus Paterculus, die deelnam aan de veldtochten van Tiberius, zegt dat ze in 4 na Chr. werden onderworpen. Dit zou kunnen betekenen dat de Cananefaten toen nog in de Achterhoek woonden en pas later op Romeinse uitnodiging naar het westen migreerden. Het is echter ook mogelijk dat ze dit veel eerder deden en gebruik maakten van het machtsvacuüm dat Julius Caesar hier in 50 v. Chr. achterliet: hun naam lijkt namelijk een mengeling van Keltisch en Germaans. Blijkbaar waren de Cananefaten wel een beetje ondergeschikt aan de Bataven. Het waren de Cananefaten die in 69 na Chr. de opstand begonnen, onder leiding van Brinno, zodat de Bataven konden zien of dit een succes werd alvorens er de leiding over te nemen. Ook de verdragen met de Cananefaten werden na de opstand grotendeels hersteld. Hun hoofdplaats werd uiteindelijk Forum Hadriani (Voorburg), de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Ook deze stad raakte in de derde eeuw helaas in verval.

De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.
De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.

De Chamaven woonden ten noorden van de Rijn, waarschijnlijk in de Achterhoek en Twente. Zij laten het meest van zich horen in de 3e en 4e eeuw, toen zij al onder de Franken gerekend werden. Constantius Chlorus dreef hen in 298, toen hij nog onderkeizer was, terug uit de Betuwe. In 358 voerde onderkeizer Julianus oorlog met hen nadat ze de Betuwe opnieuw hadden ingenomen. Uiteindelijk mochten de Chamaven, in ruil voor schatting, gijzelaars en hulptroepen, in het gebied blijven wonen. In het noorden van Twente woonden de Tubanten, wat maakt dat hun naam vaak aan het gebied verbonden wordt, ondanks dat hun grondgebied zich waarschijnlijk ook ver ten oosten ervan uitstrekte. Er is niet zoveel over hen bekend. In 14 na Chr. kwamen ze de Marsi te hulp toen Germanicus een wraaktocht in Germania hield. Toen keizer Septimius Severus (r. 193-211) de hulptroepen reorganiseerde en een Friese cavalerie liet oprichten, namen hier ook Tubanten dienst in. Waarschijnlijk gingen ook de Tubanten uiteindelijk op in het verbond van de Franken.

Op Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
De hoofdstad van de Frisiavonen was misschien Ganuenta (bij Colijnsplaat), waar een tempel als deze stond. De plaats is verzonken bij overstromingen in de derde eeuw.

Daarnaast waren er nog wat kleinere stammen waar we zo mogelijk nog minder over zeker weten. Op de Kempen in Noord-Brabant woonden de Texuandri of Toxandriërs, wier naam zou verwijzen naar de rechteroever (van de Schelde) of naar de taxus. De Frisiavones zijn door Plinius genoemd en zouden van 103 tot 249 een cohort in Brittannia moeten hebben gehad. Mogelijk woonde deze stam in Zeeland, al dan niet als een afsplitsing van de Frisii. Zoals Plinius de volkeren echter opsomt zouden ze ook in Limburg gewoond kunnen hebben, vlakbij de al net zo geheimzinnige Sunici en Baetasii. Ook van de Sturii en de Marsaci vermoedt men dat ze in het zuidwesten van het land woonden. De Marsaci of Marezaten leefden mogelijk aan de linkerzijde van de Schelde (Zeeland was toen nog vooral land) en zouden daarmee niet onder Germania Inferior maar onder Gallia Belgica vallen.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlieten.

In de Laat-Romeinse tijd begon de samenstelling en politieke cultuur van Romeins Nederland flink te veranderen. Het beroemdste voorbeeld hiervan zijn de Franken, wat zoveel betekent als de “moedigen” of “strijdlustigen”. De eerste melding over de Franken is in 241, toen ze voor het eerst probeerden om het Romeinse rijk binnen te komen.Zij waren niet zozeer een volk, maar eerder een groot verbond van verschillende stammen, volkeren en groepen. De Chamaven werden in 298 als Frankisch volk aangeduid. Misschien gingen de achtergebleven Bataven en Cananefaten ook wel in hen op. Dat de Franken middenin de 3e eeuw voor het eerst opduiken is niet zo gek, want het Romeinse rijk verkeerde toen 50 jaar in chaos, waar invallers mooi gebruik van konden maken. De Gallische keizer Postumus kwam echter met een slimme truc: hij liet een deel van de Franken in het rijk wonen, zodat hij hen tegen de anderen gebruiken kon. Helaas duurde zijn regering maar kort en zijn opvolgers waren minder kundig, zodat de Franken de Betuwe en de Rijndelta nu mooi als uitvalsbasis konden gebruiken.

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

Pas na de crisis, in 286, kreeg keizer Maximianus voor elkaar dat de Salische Franken als foederati (ietwat autonome bondgenoten binnen het rijk) op de Betuwe gingen wonen. Omdat de Franken geen echte eenheid waren maakte dat de situatie niet per se veiliger: zelfs de foederati waren erg onzekere bondgenoten. Een opstand van de Salische Franken waren de reden voor de grote oorlogen van Julianus Apostata, waarbij onder meer Maastricht en Tongeren het zwaar te verduren kregen omdat de Saliërs zonder toestemming naar het zuiden waren getrokken. Terug konden ze niet, want de Chamaven hadden onmiddellijk de Betuwe ingepikt. Julianus onderwierp beide stammen, maar de Franken zouden taai en onrustig blijven en er zouden invallen blijven. Uiteindelijk wisten de Salische Franken een sterk, stabiel koninkrijk op te richten in het noorden van Gallië, van waaruit ze een steeds groter rijk wisten te verkrijgen, tot ver in de Vroege Middeleeuwen.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

Een ander verbond uit dezelfde tijd als de Franken was dat van de Saksen. Misschien zijn de Tubanten daar wel in opgegaan. De Saksen woonden in het oosten van Nederland tot ver in Duitsland en werden van daaruit langzaam de schrik van de Noordzee en het Kanaal. Toch werden ook hier soms soldaten voor de hulptroepen geworven. Daardoor zouden ze vanaf de 5e eeuw steeds meer invloed in Brittannia krijgen. Vandaar dat het gebied van de Angelsaksen in de middeleeuwen bekend kwam te staan als Engeland. De Friezen die rond dezelfde periode van de Scheldemonding tot voorbij de Eems leefden (dus aan de hele Nederlandse kust!) spraken een taal die verwant was aan het Angelsaksisch. Vermoedelijk waren deze volkeren dus verwant, maar deze zogenaamde “Nieuwe” Friezen waren misschien een ander volk dan de Frisii uit de eerste eeuwen van de jaartelling. Ook de Friezen kregen een eigen koning, maar zouden uiteindelijk samen met de Saksen door de Franken veroverd worden.

Reisverslag donderdag 5 mei: tempels, forten, bruggen en een paleis

Dag 7 5 meiGegroet, trouwe volgers! Het was vandaag schitterend weer en ik heb veel gezien dat net zo schitterend was. Tacitus gaf dan niet zo hoog op over het klimaat hier, maar als je hier lang gelegerd zit ga je er de mooie dagen des te meer om waarderen! Heden morgen ontwaakte ik in Boxmeer en ging ik zo snel ik kon op pad met het doel om Ceuclum (Cuijk) te bereiken. Onderweg kwam ik door Oeffelt, waar de Maas en de daaraan gelegen weg een bocht naar links maken. Ook hier is een muntvondst gedaan. Over de Heerstraat (genoemd naar onze heirbaan?) kwam ik uiteindelijk uit bij Ceuclum. Helaas zijn de Romeinse reiskoets en bijbehorende mensen hier al een paar dagen eerder geweest, zodat ik ze misliep.

De Maasboulevard in Cuijk.
De Maasboulevard in Cuijk.

Ceuclum had een castellum dat ter hoogte van de Maasboulevard in Cuijk gelegen moet hebben. Via de app van timetravel.world kun je ervaren hoe dat eruit gezien heeft. Daarbij hoorde ook nog een aardige vicus met een Gallo-Romeinse tempel. Dit is de tempel die gereconstrueerd is in Museumpark Archeon (hoewel de omheining en Jupiterzuil meer gebaseerd zijn op de tempels uit Maastricht en Tongeren, waar ik op mijn reis ook geweest ben). Ook lag er bij Cuijk een belangrijke brug over de Maas, die helaas verdwenen is. Helaas, want na mijn uitgebreide bezoek aan Cuijk en Museum Ceuclum – mooi uitzicht vanaf de toren, al denk ik dat het geen wachttoren is – moest ik de rivier echt oversteken om Noviomagus te bereiken. Gelukkig bleek er nog wel een veerpont. Na de Maas zo te zijn overgestoken liep ik weer in Limburg: in het uiterste topje ervan. Slechts een paar kilometer verderop lag de villa van Groesbeek-Plasmolen: de grootste van Nederland!

De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.
De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.

Kort na half 1 ging ik Gelderland binnen. Dit gebied wordt natuurlijk het meeste met de Bataven geassocieerd (althans het deel ten zuiden van de Rijn) al reikte hun gebied waarschijnlijk nog wel tot in Noord-Brabant. Ruim een half uur later bereikte ik Heumensoord, waar een wachttoren moet hebben gestaan. Die wachttoren was nergens meer te bekennen, maar voor schaduw had ik genoeg aan de bomen, want het is een bosrijke omgeving. Daarna boog ik een beetje naar het oosten af, want ik kon het niet laten om even een kijkje te gaan nemen in Museumpark Orientalis. Dan met name voor de Romeinse straat, compleet met huizen en een school, en natuurlijk dat prachtige paleis van Pontius Pilatus. En over Romeinen en water gesproken: er ligt in Orientalis een reconstructie van een Romeinse liburna, een patrouilleschip!

Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond
Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond

Tegen 3 uur zei ik Orientalis gedag en ging verder naar Nijmegen. De streek waar ik doorheen liep moet degene zijn waar het aquaduct van de Hunnerberg doorheen liep: één van de geulen moet zelfs direct door Orientalis gelopen hebben. Omdat ik graag wat gedenkwaardige plaatsen aandoe, ging ik Nijmegen aan de oostkant binnen. Kort na half 4 bereikte ik het Kops Plateau. Hier is in 12 v. Chr. een kamp gebouwd, waar mogelijk niemand minder dan de grote veldheer Drusus gewoond heeft! Vanaf 16 na Chr. was dit vooral de thuisbasis van de Ala Batavorum (de Bataafse cavalerie) tot het fort in de opstand van 69-70 na Chr. werd verwoest.

Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.
Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.

Ten westen van het Kops Plateau ligt de Hunnerberg. Hier stond al eerder een groot kamp: in 19 v. Chr. liet Drusus hier een depot voor wel 15.000 soldaten plaatsen! Na zijn tijd werd het kamp op de heuvel verlaten, maar vanaf 70 AD, na de opstand dus, werd hier een vast legioenskamp opgericht, een castra. Ongeveer 35 jaar lang was dit de thuisbasis van Legio X Gemina. Toen dat in 105 werd overgeplaatst, werd het vlakbij gebouwde forum nogal overbodig, al hebben er nog ongeveer 70 jaar kleine detachementen in het fort gezeten. In Nijmegen-Oost herinneren tal van aanwijzingen aan deze tijden. Een audio-tour vertelt je het verhaal van een oudgediende en zijn kleindochter rond het jaar 170, tijdsvensters tonen je plaatsen zoals ze geweest zijn (zoals het forum) en markeringen en borden vertellen je van de poorten en gebouwen. Ten zuidwesten van het fort lag bovendien het enorme amfitheater, waarvan de funderingen nog zijn aangegeven in de straatstenen!

Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.
Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.

Mij westwaarts begevend kwam ik langs het Valkhof. Hier hebben wij Romeinen het administratieve centrum van de Bataven ingericht: Oppidum Batavorum. De stad werd in 70 na Chr. door de Bataven in brand gestoken om hem niet aan de oprukkende Romeinen prijs te geven. Pas zo’n 250 jaar later, rond 325, liet keizer Constantijn hier een nieuw castellum bouwen. Uiteraard is het Valkhof ook de vindplaats van Museum het Valkhof, vol Romeinse vondsten. Vlakbij is de Waalkade, waar de laat-Romeinse stad stond. Er zijn nog delen van een hypocaustum te zien.

Het Maasplein ligt middenin Noviomagus.
Het Maasplein ligt middenin Noviomagus en dat is wel te zien!

Het klassieke Noviomagus is te vinden in Nijmegen-West. Deze stad is ontstaan na de Bataafse Opstand en was de eerste stad in Nederland die Romeinse markt- en stadsrechten kreeg! (De eer is verder alleen aan Forum Hadriani te beurt gevallen.) Hier vond ik mijn oom, de magistraat. Het was een prettig weerzien na zo lange tijd, maar zoals ik al vermoedde was hij niet zo blij met de uitslag van de verkiezingen in Atuatuca Tungrorum. Nu ja, daar kon ik ook niet veel aan doen. Zorgwekkender vond ik het nogal vreemde nieuws van mijn oom over mijn eindbestemming, Fletio of Hoge Woerd. Er schijnen veel soldaten voor 8 mei die kant op gestuurd te worden. Het is iets met een grote toestroom van mensen die op die dag wordt verwacht. Waaronder noorderlingen…

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

Hoewel ik bij mijn oom had mogen blijven slapen, besloot ik mijn reis toch nog voort te zetten. Er was nog tijd en ik voelde mij in mijn ongerustheid een beetje schuldig dat ik zo’n omweg had gemaakt via Orientalis en Nijmegen-Oost. Ik had mijn hele reis natuurlijk veel sneller kunnen doen en wat nou als dit echt nodig was? Ik stak de Waal dus maar snel over, via een brug die op ongeveer dezelfde plek ligt als de Romeinse. Toeval? Meer naar het noorden liep ik langs Ressen, langs een wijk die Klein Rome heet. Dat klinkt nog veel toevalliger. Pas tegen 7 uur bereikte ik Helisthe (Elst), de plaats waar meerdere tempels moeten hebben gestaan. Omdat ik via het oosten Elst binnenging, had ik nog mooi de gelegenheid om even naar de tempel van Elst-Westeraam te gaan kijken. Die was niet meer te vinden. Jammer, want het was een mooie tempel, met een waterput erbij. De funderingen van de andere tempels van Elst, gebouwd ter ere van Hercules Magusanus, zijn nog wel te zien, onder de Grote Kerk (het is dus nog steeds een religieuze plaats!). Die funderingen zijn de rest van de Romeinenweek nog te bekijken.

De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.
De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.

Zo ging ik uiteindelijk maar rusten. Het was al laat en ik voelde me uitgeput. Toch maak ik me een beetje bezorgd over 8 mei. Ik zag van de week al meerdere berichten voorbij komen hoe in plaatsen als Matilo (Leiden), Nigrum Pullum (Zwammerdam) en Ceuclum opvallend jonge rekruten werden opgeleid. Alsof er zeer dringend versterkingen nodig zijn. En nu hoor ik ook dat er allerlei versterkingen naar Hoge Woerd worden gestuurd in verband met een groot aantal noorderlingen. Wordt er soms een aanval van de Chaukische piraten verwacht? Als dat zo is mag ik me wel haasten. Een beetje ongerust bracht ik toch maar een klein offertje aan Hercules Magusanus. Onder het wakend oog van de Bataafs-Romeinse krijgsgod ga ik slapen. Dat stelt me in elk geval een beetje gerust…

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Het water in goede banen: Romeinse infrastructuur en het water

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

Gegroet, barbaarse vrienden en vriendinnen! Het is me de maand wel weer geweest. Op 12 en 13 maart dat spannende gladiatorenfestival in Atuatuca Tungrorum (Tongeren) waar het wemelde van de Romeinen, Kelten en Germanen, terwijl ik mij ondertussen ook nog bezig moest houden met weer een nieuw onderzoekje over de Romeinen en het water. Want uiteraard weten jullie dat het thema van de Romeinenweek bekend gemaakt is!

Drusus kon het strategisch gelegen Flevomeer goed gebruiken, maar moest er wel naartoe kunnen varen.
Drusus kon het strategisch gelegen Flevomeer goed gebruiken, maar moest er wel naartoe kunnen varen.

Het water is een belangrijk deel van de Romeinse infrastructuur – de eerste die Nederland misschien wel gekend heeft. Zoals je misschien nog weet heb ik eerder verteld over de Romeinse vrachtschepen. En aangezien vervoer over water sneller en goedkoper was dan over land, waren de rivieren dus dankbare handelswegen. Van de andere kant heeft het ook zijn nadelen. Om te beginnen is stroomafwaarts reizen makkelijker dan stroomopwaarts, maar bovendien ben je afhankelijk van hoe de waterwegen lopen. Tenzij je natuurlijk zelf een nieuwe waterweg aanlegt! De eerste keer dat de Romeinen dat trucje hier toepasten was waarschijnlijk rond het jaar 12 v. Chr. In die tijd was het bevel hier in handen van Drusus, de stiefzoon van keizer Augustus. Hij had opdracht om de Romeinse macht achter de Rijn uit te breiden. Hiervoor was een verkenning van de noordkust erg verstandig, maar als het even kon vermeden de Romeinen de Noordzee zo lang mogelijk. Die was nu eenmaal veel grilliger dan ze gewend waren, door het grote verschil in eb en vloed, wat in de Middellandse Zee veel minder was. Bovendien vormde het grote meer in het noorden, het Flevomeer (drie keer raden wat er naar dat meer vernoemd is) een goede uitvalsbasis voor de vloot.

Misschien was er niet één Drususgracht, maar meerdere...
Misschien was er niet één Drususgracht, maar meerdere…

Het plan was dus om de Rijnvloot via het Flevomeer naar de Waddenzee te sturen. Om dit voor elkaar te krijgen liet Drusus een kanaal aanleggen, dat de Fossa Drusiana of Drususgracht wordt genoemd. Het was zwaar werk voor de soldaten: niet alleen moest er een waterloop worden aangelegd, maar er moesten ook kades en dijken langs de rand worden opgeworpen, zodat het land niet zou overstromen. Waar de Drususgracht precies lag weten we helaas niet meer. Misschien was het een kanaal tussen de Rijn en het meer, maar het kan ook tussen het Flevomeer en de zee gelegen hebben. Het zou zelfs kunnen dat Drusus meerdere kanalen liet aanleggen. Lang hebben mensen gedacht dat de IJssel zou zijn ontstaan doordat de rivier een overblijfsel van het kanaal zou zijn, of in elk geval de verbinding ervan met de Rijn. Dat is niet zo: de IJssel is op natuurlijke wijze ontstaan. Misschien werd de Drususgracht in het Vechtgebied aangelegd? Er bestaat een kans dat we er nooit meer achter zullen komen.

Bij Herwen splitst de Waal zich af van de Rijn. Lag daar wellicht de Drususdam?
Bij Herwen splitst de Waal zich af van de Rijn. Lag daar wellicht de Drususdam?

Zekerder zijn we van de locatie van de Drususdam: een waterkering die Drusus bij de splitsing van de Rijn en Waal liet aanleggen. Om de Rijn beter bevaarbaar te maken voor de vloot, was het belangrijk dat de rivier groot en diep genoeg was. Er vloeide echter wel erg veel water af in de Waal, dus door de aanleg van de dam werd dit minder. Het waterpeil van de Waal, die toch in Romeins gebied lag, zakte terwijl dat van de Rijn steeg. Waarschijnlijk lag de dam bij Herwen. De Romeinse legerplaats Carvio lag waarschijnlijk in de buurt van de dam. In 70 na Chr. werd de dam vernield door opstandige Bataven, zodat zij zich veilig achter de Waal konden terugtrekken voor de naderende Romeinse legermacht. Of de dam daarna weer opgebouwd is, weten we niet helemaal zeker.

De reden dat die Bataven zo veilig waren achter de Waal was dat ze ook de brug over de rivier gesloopt hadden. Dat was erg slim, want de Germanen waren goede zwemmers, maar de Romeinen juist helemaal niet! Het zou natuurlijk sowieso erg lastig zijn als je bij elke rivier die je onderweg in het rijk tegenkomt zou moeten gaan zwemmen, zeker omdat ze soms best sterk kunnen stromen. De ideale manier om een rivier over te steken was vaak in een ondiepe, doorwaadbare plaats. Een voorde heet dat ook wel. Een Romeinse hoofdweg liep dus vaak in rechte lijn van de ene voorde naar de andere. Sommige Romeinse plaatsnamen verwijzen hier nog naar. Bij de Maas lag bijvoorbeeld Mosae Traiectum: de doorwaadbare plaats van de Maas. Ook bij de Rijn lag een dergelijk Traiectum. Dat woord werd later Trecht of Tricht. Zo ontstonden dus de plaatsnamen Maastricht en Utrecht!

Romeinse bruggen zoals bij Maastricht zijn wereldberoemd.
Romeinse bruggen zoals bij Maastricht zijn wereldberoemd.

Maar droge voeten hebben is toch wel fijn, dus werden er, ook bij doorwaadbare plaatsen, vroeg of laat bruggen aangelegd. Tenminste, als dat verstandig werd geacht. Bij de Rijngrens zal men iets voorzichtiger zijn geweest, al was het zeker niet verboden om de rivier over te steken als je verder geen kwaad in de zin had. Zoals gezegd lag er dus zo’n Romeinse brug bij Noviomagus (Nijmegen), ongeveer op de plek waar tegenwoordig een spoorbrug staat. Ook zijn er wat bruggen over de Maas gebouwd, zoals bij Ceuclum (Cuijk) en Mosae Traiectum. Nog een ander voorbeeld van een Romeinse brug in jullie land is degene die bij Matilo (Leiden-Roomburg) stond.

Het Kanaal van Corbulo liep vermoedelijk van Leiden naar Naaldwijk.
Het Kanaal van Corbulo liep vermoedelijk van Leiden naar Naaldwijk.

De brug van Matilo liep niet over de Rijn, maar over de Fossa Corbulonis, het Kanaal van Corbulo. Dit kanaal liep door Zuid-Holland en verbond zo de Rijn en de Maas. Corbulo liet het kanaal waarschijnlijk rond 49 na Chr. aanleggen. Bij zijn aanstelling als gouverneur van Germania Inferior had Corbulo het aan de stok gekregen met allerlei plunderingen van Chaukische zeerovers, wat bijna tot een grote oorlog had geleid. Veroveringen ten noorden van de Rijn werden Corbulo door keizer Claudius verboden, maar in elk geval had hij de rivieren weer veilig gemaakt. De aanleg van het kanaal kan hier een rol in hebben gespeeld, maar volgens Tacitus gebeurde het ietsje later, toen de piratenjacht voorbij was en Corbulo zijn soldaten bezig moest houden. Toch zal er een militair plan achter gezeten hebben: Romeinse patrouille- en oorlogsschepen konden zo op en neer varen tussen de Rijn en de Maas zonder steeds die griezelige Noordzee op te hoeven. Maar de aanleg van het kanaal bleek ook heel nuttig voor de commerciële scheepvaart.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.

Makkelijk zal de aanleg van het 31 km lange kanaal niet zijn geweest, al liet Corbulo waarschijnlijk niet een heel kanaal aanleggen, maar bestaande stroompjes verbinden. Dat was alsnog niet zo eenvoudig, omdat de rivieren hun eigen stroomgebied hadden: de aanleg van het kanaal doorbrak de waterscheiding tussen deze stroomgebieden. Daarom liet Corbulo bij de voltooiing van het kanaal een dam aanleggen. Waarschijnlijk lag de dam bij Leidschendam. Het kanaal zelf liep tussen Leiden en Naaldwijk. Langs het kanaal werd het administratieve centrum van de Cananefaten geplaatst. De nederzetting groeide uit tot een echt Gallo-Romeins stadje en kreeg in 121 marktrechten van keizer Hadrianus, waarna de stad Forum Hadriani genoemd werd, de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Hier ligt nu Voorburg.

De enorme Romeinse aquaducten zijn ook heel beroemd. Maar er stonden er hier maar heel weinig.
De enorme Romeinse aquaducten zijn ook heel beroemd. Maar er stonden er hier maar heel weinig.

Je kon dus het water indien nodig gewoon in goede banen leiden. Maar niet alleen voor de scheepvaart! Ook voor de aanvoer van drinkwater aan steden en grote nederzettingen was dat erg slim. In een groot badhuis, zoals ik laatst vertelde, had je stromend water nodig, maar in echte steden nog veel meer! Het kost veel werk om dit voor elkaar te krijgen, maar het idee is eigenlijk heel gemakkelijk. Rivieren stromen omdat ze vaak op een hoog punt ontspringen. Een rivier stroomt dus eigenlijk van naar beneden. Een trucje is dan ook om een waterbron op een hoog punt te vinden en het van daaruit naar de juiste plaats te leiden. Heel beroemd zijn de enorme Romeinse aquaducten, waarmee ze grote hoeveelheden water uit de bergen naar de steden. Rome zelf telde er wel 11, waarvan de een overigens wat frisser was dan de ander.

Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.
Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.

In Germania Inferior zullen de aquaducten wat minder imposant zijn geweest. De steden waren veel kleiner en er waren geen echte bergen in de buurt, zodat het water uit heuvels moest worden aangevoerd of uit een put werd gehaald: er was namelijk veel grondwater dat van goede kwaliteit was. Ook was een aquaduct bouwen een erg dure grap! Een voor dit land uniek voorbeeld van een Romeins aquaduct in Nederland liep tussen Groesbeek en de grote legerplaats op de Hunnerberg (Nijmegen-oost). Waarschijnlijk was dat omdat de duizenden soldaten in de legerplaats niet genoeg hadden aan de putten, of de grond op de heuvel te droog was. Het water van het aquaduct kwam uit meerdere bronnen: het werd niet over een groot bouwwerk aangevoerd, maar via geulen. Sommige hiervan, zoals het Kerstendal en het Louisedal, bestaan nog steeds. Met wat dammen werd het probleem van hoogteverschil tussen verschillende heuvels opgelost. Er werd zelfs een kunstmatig meertje aangelegd, bij de Watermeerwijk.

Tot zover mijn uitgebreide verslag van de Romeinse waterwerken. Ik heb er zelf dorst van gekregen! Als je meer wil weten over de Romeinenweek en het thema Romeinen en water kun je gewoon even kijken op www.romeinenweek.nl.
En vergeet niet mij te volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein!