De regering van Tullus Hostilius en de Horatii tegen de Curiatii. (673-641 v. Chr.)

Tullus_hostiliusVolgens Ab Urbe Condita, het beroemde werk van Livius, werd Numa Pompilius in 673 v. Chr. opgevolgd door Tullus Hostilius. Na de Sabijnse Numa was de nieuwe koning weer een Latijnse Romein. Tullus was de derde koning van Rome en de kleinzoon van Hostus Hostilius, die onder Romulus het commando had gevoerd over de citadel van Rome, maar door de binnenvallende Sabijnen was gedood. In tegenstelling tot Numa Pompilius was Tullus echter een zeer oorlogszuchtige koning: in zijn naam weerklinkt wellicht niet voor niets het woord hostilus: vijandig.

De Curia Hostilia (weergegeven in rood) was het oorspronkelijke Senaatsgebouw in Rome. Het gebouw werd in 80 v. Chr. uitgebouwd door Sulla, maar in 53 v. Chr. platgebrand door aanhangers van de vermoorde Pulcher, bij wijze van crematie.
De Curia Hostilia (weergegeven in rood) was het oorspronkelijke Senaatsgebouw in Rome. Het gebouw werd in 80 v. Chr. uitgebouwd door Sulla, maar in 53 v. Chr. platgebrand door aanhangers van de vermoorde Pulcher, bij wijze van crematie.

Zoals alle koningen van Rome is ook het leven Tullus gehuld in legenden. Er zijn zelfs zoveel parallellen met het leven van Romulus dat dit opvallend verdacht is. Net als Romulus was Tullus Hostilius grootgebracht in een herdersfamilie. Ook de verdubbeling van het aantal inwoners, het werk aan de organisatie van het leger en de oorlogen met Veii en Fidenae komen overeen met Romulus. Zijn nogal unieke naam suggereert echter dat er wel degelijk een koning genaamd Tullus Hostilius is geweest, al zijn de meeste van zijn daden misschien niet historisch. De bouw van de Curia Hostilia, het eerste Senaatsgebouw, aan de noordwestzijde van het Forum, lijkt een feit, maar de bouw wordt tegenwoordig gedateerd rond 600 v. Chr., terwijl Tullus van 673 t/m 642 v. Chr. geregeerd zou hebben.

De strijd tussen de Horatii en de Curiatii, door Giuseppe Cesari. Op de achtergrond kijken Tullus Hostilius en Mettius Fufetius toe.
De strijd tussen de Horatii en de Curiatii, door Giuseppe Cesari. Op de achtergrond kijken Tullus Hostilius en Mettius Fufetius toe.

De beroemdste oorlog uit de regering van Tullus Hostilius is tegen de geboortestad van Romulus en Remus: Alba Longa. Livius noemt de oorlog een burgeroorlog, gezien het verwantschap tussen de Romeinen en Albanen. Boeren van beide steden hadden elkaars land aangevallen en geplunderd, zodat diplomaten van beide zijden om vergelding vroegen. Het zal geen verrassing zijn dat het initiatief voor oorlog van Tullus kwam, die nu een mooie aanleiding had. De Albaanse koning Gaius Cluillus kwam hierop in actie en viel met zijn leger het Romeinse grondgebied binnen, waarna hij de stad omsingelde en er een grote loopgraaf rondom liet aanleggen. Alvorens hij meer kon doen overleed Cluillus echter vrij abrupt. Dat hielde de Albanen echter niet tegen: zij benoemden ene Mettius Fufetius tot dictator: een speciaal bevoegde leider in de noodtoestand.

De eed der Horatii, door Jacques-Louis David.
De eed der Horatii, door Jacques-Louis David.

Tullus mocht dan een agressieve koning zijn, maar moed en listigheid konden hem niet worden ontzegd. ’s Nachts slaagde hij erin Rome te verlaten met het leger, waarna hij langs de Albaanse kampementen sloop en zo naar Alba Longa oprukte. Mettius kon niet anders dan de achtervolging inzetten. Toen de Albanen vlakbij de Romeinen kamp opsloegen, kwamen beide leiders bij elkaar voor onderhandelingen, terwijl de legers zich voor alle zekerheid voor de slag opmaakten. Mettius merkte op dat een grote veldslag veel bloed zou doen vloeien en dat dit beide staten zou verzwakken, zodat Rome en Alba Longa allebei makkelijke prooien voor de Etrusken zouden worden. Maar wellicht was er een oplossing: in de oudste tijden was het niet ongebruikelijk dat oorlogen soms niet werden bepaald door middel van een veldslag, maar door middel van een tweekamp tussen kampioenen. Mettius stelde soortgelijks voor, maar dan veel meer speciaal: drieling tegen drieling! Een zeskamp dus eigenlijk.

De strijd der Horatii en Curiatii, door Fulchran-Jean Harriet. Publius' broers zijn gedood, maar met zijn slimheid verslaat hij de Curiatii één voor één.
De strijd der Horatii en Curiatii, door Fulchran-Jean Harriet. Publius’ broers zijn gedood, maar met zijn slimheid verslaat hij de Curiatii één voor één.

Zo gezegd, zo gedaan. De drie Horatii uit Rome zouden het opnemen tegen de Albaanse Curiatii. (Althans, Livius merkt op dat zijn bronnen de namen soms verwisselen.) De Romeinen en Albanen zwoeren de uitslag van het gevecht te respecteren en op grond hiervan de oorlog te beslissen. Zo stond drieling dus tegenover drieling. Al snel zag het er niet best uit voor Rome: want hoewel de Albaanse kampioenen gewond raakten, slaagden zij er toch twee van de drie Romeinen te doden. Maar de overlevende Romein, Publius Horatius, trok zich razendsnel terug. Laf? Nee, slim! Want door hun verwondingen konden de Curiatii hem niet direct achtervolgen. De verschillende verwondingen zorgden er bovendien voor dat ze er niet in slaagden hem tegelijk te bereiken. Zo kon Publius elke Curiatius één voor één te lijf gaan, terwijl hun verwondingen het moeilijk voor hen maakte om nog terug te vechten. Hij doodde hen alle drie.

Horatius doodt zijn zuster zonder pardon.
Horatius doodt zijn zuster zonder pardon.

De overwinnaar kwam triomfantelijk terug naar Rome, met de wapenrusting van de Curiatii bij zich als buit. Het volk juichte hem toe, maar zijn zuster Horatia was allerminst in haar sas. Zij was met een Curiatius verloofd geweest en zag aan de buit dat haar geliefde was gesneuveld. Horatia schreeuwde het uit van verdriet en krijste zijn naam. Publius zag zijn moment van glorie bedorven en voelde zich bovendien verraden. In woede stak hij Horatia dood met de woorden: ‘Dat het elke Romeinse vrouw die een vijand betreurt zo vergaat!’ Deze zustermoord bracht hem uiteindelijk voor het gerecht, waar hij ter dood veroordeeld werd. Op aansturen van een jurist deed Publius echter een beroep op de Volksvergadering, waar zijn vader wees op de grote overwinning die Publius voor Rome had behaald. Ook smeekte de vader het volk om hem niet zijn laatste kind nog af te nemen. Uiteindelijk ging de vergadering akkoord en werd Publius vrijgesproken: sindsdien mocht elke veroordeelde een beroep doen op de Volksvergadering. Bij wijze van verzoening bracht vader Horatius offers aan de goden en kreeg Publius de opdracht om boete doen door onder een grote balk die over de straat hing door te lopen, alsof hij onder een juk doorging. Die balk heette sindsdien Sororum Tigillum: “het juk der zusters”.

Ofschoon zijn troepen door de Albanen in de steek werden gelaten, wist Tullus Hostilius Veii en haar bondgenoten alsnog te verslaan.
Ofschoon zijn troepen door de Albanen in de steek werden gelaten, wist Tullus Hostilius Veii en haar bondgenoten alsnog te verslaan.

De buitgemaakte wapenrustingen werden tentoongesteld op een plek die sindsdien de Pila Horatia heette. De overwinning was behaald en Tullus Hostilius gaf Mettius opdracht om met zijn leger terug te keren naar Alba Longa. Hij beval Mettius zijn leger klaar te houden voor een naderende oorlog met Veii, waarmee Alba Longa dus een vazal van Rome werd. Toen de oorlog met Veii en Fidenae echter uitbrak, waarbij de Etrusken aan Veiïsche zijde stonden, en er slag geleverd moest worden bij de Tiber, verschenen de Albanen weliswaar maar keerden plotseling met de staart tussen de pootjes om en lieten de Romeinen alleen tegenover de Etrusken staan. Tullus slaagde er alsnog in de Etrusken te verslaan. Nu richtte hij zich op de ontrouwe vazal: als Mettius zo’n gespleten loyaliteit had, moest dat ook maar fysiek zichtbaar zijn. Tullus liet hem met twee paarden uiteen trekken! De vier eeuwen oude stad Alba Longa werd op bevel van Tullus verwoest en de bevolking werd gedwongen naar Rome gemigreerd, waar zij op de Caelius gingen wonen. Daarbij werd wel getracht de Albanen op te nemen onder de Romeinen: hun leidende families werden opgenomen in het Romeinse patriciaat. Dit waren families zoals de Julii, Servilii en de Curiatii. Uit de Albanen rekruteerde Tullus ook tien nieuwe turnae voor de Romeinse cavalerie. Rond deze tijd bouwde Tullus het Senaatsgebouw.

De Albaanse heuvels. Rechts de Monte Cavo, de Albaanse Berg.
De Albaanse heuvels. Rechts de Albaanse Berg, die tegenwoordig Monte Cavo heet.

Tullus Hostilius’ triomfen in de oorlog maakten echter ook dat hij arrogant werd. Bovendien vond hij oorlogvoering belangrijker dan het burgerlijke bestuur, zodat hij de wetten van Numa Pompilius steeds meer verwaarloosde. Veel deerde hem dat niet, omdat hij zichzelf door zijn overwinningen als een ultieme koning zag. Daardoor besteedde hij echter ook veel te weinig aandacht aan de Romeinse godsdienst. Volgens Livius bleef de straf van de goden niet uit: opeens regende het stenen op de Albaanse Berg, de heilige plaats van Alba Longa. Om dit slechte voorteken op te heffen werd er een negen dagen durend godsdienstig feest gehouden. Maar er volgden meer slechte tekens: bij de bijeenkomst op de berg klonk er plotseling een luide stem die riep dat de Albanen hun toewijding aan de goden hadden verwaarloosd. Op deze waarschuwingen volgde een echte straf: er brak een pestilentie uit in Rome. Uiteindelijk werd Tullus hier ook door getroffen. In wanhoop zocht hij de oude teksten van zijn voorganger op en probeerde op grond hiervan offers te brengen aan Jupiter Elicius. Maar in zijn haast stapelde hij tijdens de ceremonie de ene fout op de andere. Voor straf wierp de oppergod zijn bliksem naar de Aarde en trof de hoogmoedige koning. Het hele huis van Tullus Hostilius ging in de vlammen op.

Het koningschap van Romulus en de Sabijnse maagdenroof (753-716 v. Chr.)

SabijnenDe Romeinse koningstijd is gehuld in mythen en legenden. De meest beroemde schrijver over deze periode is ongetwijfeld Titus Livius, de auteur van Ab urbe condita (“Vanaf de stichting van de stad”) waarin hij de Romeinse geschiedenis tot aan het begin van het Principaat beschrijft. Livius was net als Vergilius een persoonlijke vriend van keizer Augustus en had ook een dubbele bedoeling met zijn werk: het volk moest na enkele decennia burgeroorlog weer de goede zeden uit vroegere tijden leren kennen. Maar bovenal ging het erom dat duidelijk werd hoe Rome door veel moed en hard werk van stadstaat tot wereldrijk was uitgegroeid.

De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord "paleis".)
De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord “paleis”.)

Want Rome was oorspronkelijk begonnen als een kleine stad of nederzetting. Volgens het verhaal probeerde de eerste koning, Romulus, de stad te laten groeien door het nieuws te verspreiden dat Rome een toevluchtsoord zou zijn voor eenieder die met een schone lei zou willen beginnen. Vandaar dat de bevolking in zijn tijd al snel voor het overgrote deel bestond uit misdadigers, vluchtelingen en ontsnapte slaven. Al snel begon de op de Palatijn gestichte stad zich uit te breiden naar de omliggende heuvels: de Aventijn, de Esquilijn, het Capitool, de Coelius en de Viminaal. Rome groeide als kool! Toch was er een probleem. Onder de grote stroom van nieuwe bewoners zaten bijna alleen maar mannen. Dat zou de stad al snel weer in problemen kunnen brengen zodra deze generatie bewoners ouder werd. Dan zou er enorme vergrijzing en uiteindelijk een net zo enorme bevolkingsafname plaatsvinden.

Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.
Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.

Vlakbij de stad woonden echter Sabijnen. Dit was een Italische volksstam die tussen de 8e en 3e eeuw v. Chr. ten noordoosten van Rome woonde, in het bergachtige gebied tussen de Anio, de Tiber en de Nar. Dit gebied heet tegenwoordig dan ook Sabina. Zij hadden meerdere nederzettingen in deze streek, maar volgens het verhaal betrof het hier een groep Sabijnen die woonden op de Quirinaal, een heuvel die toen nog ten noorden van Rome lag. Romulus nodigde hen als gasten uit op de consualia, spelen ter ere van Consus, de Romeinse god van de geborgen oogst. Zijn feestdag vond tweemaal in het jaar plaats: op 21 augustus en op 15 december. De wagenrennen werden dan niet gehouden met paarden maar met muildieren, omdat dit zijn heilige dieren waren. De Sabijnen gingen met plezier op de uitnodiging in. Ook andere naburige stammen kwamen kijken: de Caeninanen, de Antemnaten en de Crustumini.

De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.
De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.

Romulus zelf nam tijdens de wagenrennen plaats tussen de senatoren. Hij was gekleed in kostbaar purper. Op een gegeven moment stond hij op, schikte zijn mantel en sloeg die weer om zich heen. Dat was het teken! Onmiddellijk trokken de Romeinse mannen hun wapens en stormden op de gasten af. De mannen en volwassen vrouwen werden verjaagd, maar de jonge huwbare dochters werden gevangen genomen. Het waren er 683! Vervolgens werd er min of meer afgedwongen dat de meisjes Romeinse mannen huwden. Volgens Livius was er geen sprake van seksuele vergrijpen, maar werden de Sabijnse maagden met allerlei beloften overgehaald. Beloften zoals vrije keuze van een echtgenoot en dezelfde rechten als een volwaardige Romeinse vrouw. Wel zijn er teksten die suggereren dat een hoop van die mooie beloften niet per se uit kwamen. Livius schrijft dat Romulus zelf individueel met ieder meisje sprak om haar te overtuigen van zijn goede wil.

De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.
De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.

Naar moderne maatstaven kan “goede wil” natuurlijk al met flinke argusogen bekeken worden, maar ook in die tijd werd de Sabijnse maagdenroof zeker niet als acceptabel gezien. Het was bovendien een grove schending van de gastvrijheid. Vergelding kon dan ook niet uitblijven. De eerste die actie ondernam was de koning van Caenina, een stad niet ver van Rome. Romulus wist het vijandige leger echter te verslaan en de koning werd gedood, waarna de Romeinen Caenina al snel wisten in te nemen. Bij terugkomst in Rome bouwde Romulus een tempel voor Jupiter Feretrius, wat volgens Livius de eerste tempel in Rome was. Vervolgens vielen de Antemnaten aan, maar ook hun stad werd ingenomen, gevolgd door die van de Crustumini. Het resultaat van deze innames was vermenging van de bevolkingsgroepen. Romeinse kolonisten werden naar Antemnae en Crustumerium gestuurd, terwijl van daaruit de families van de ontvoerde meisjes ook weer naar Rome trokken.

De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.
De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.

Uiteindelijk waren alleen de Sabijnen nog over, onder leiding van hun koning Titus Tatius. Na een lange voorbereiding gingen ook zij op de aanval over, juist nu Rome flink vermoeid was door de oorlog met de andere stammen. De aanval was flink hevig en uiteindelijk werd Rome belegerd door de Sabijnen. Het verraad kwam van Tarpeia, de dochter van Spurius Tarpeius, die het commando voerde over de citadel van Rome: het Capitool. Tarpeia sloop het kamp van de Sabijnen in en bood aan hen toegang tot de stad te geven, in ruil voor een beloning. Haar oog viel op de gouden armbanden van de Sabijnen, dus vroeg zij als beloning slechts wat zij aan hun linkerarm droegen. Zodra zij de poort echter geopend had wierpen de Sabijnen massaal hun schilden over haar heen en verpletterden haar: die schilden droegen zij immers aan hun linkerarm. Vervolgens smeten ze haar lichaam van een hoge rots op het Capitool. Sindsdien heet die plek de Tarpeïsche Rots, vanwaar verraders, moordenaars en plegers van meineed werden geworpen bij wijze van doodstraf.

Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.
Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.

Nu werd het een verbeten strijd, waarbij de Romeinen de vijand uit de citadel moesten zien te krijgen. Toen hun commandant Hostus Hostilius sneuvelde, dreigden de Romeinen teruggedreven te worden naar de poorten van de Palatijn. Romulus riep echter de goden aan en zei een tempel voor Jupiter Stator te bouwen op de plek. Met nieuw moreel wonnen de Romeinen weer terrein en de Sabijnen werden teruggedreven. Maar toen kwam er een plotselinge interventie: de Sabijnse vrouwen, waarvan meerdere intussen al moeder geworden waren, waren het bloedvergieten blijkbaar beu en gingen tussen beide partijen instaan. Bij de Romeinen stonden hun echtgenoten, bij de Sabijnen hun vaders. De vrouwen zeiden liever zelf eerst te sterven dan dat zij hun vader of echtgenoot moesten verliezen. De mannen kregen berouw van hun wreedheid jegens elkaar en de vrouwen en legden prompt de wapens neer.

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)

Nu het conflict verworpen was besloten Titus Tatius en Romulus om samen te regeren, bij wijze van verzegeling van de nieuwe bloedband tussen beide volkeren. Alle burgers werden Romeinen genoemd, de De Quirinaal werd de zevende heuvel van Rome en voor vijf jaar was er een gedeeld koningschap. Toen sloeg het noodlot toe en werd Tatius vermoord door wraakzuchtige ambassadeurs uit Lavinium. Romulus regeerde daarna alleen verder. Hij verdeelde het Romeinse volk in drie tribi: de Ramnites, de Tities en de Luceres. Elke tribus werd weer opgedeeld in tien curiae, die allemaal bij elkaar de Comitia curiata vormden, de Romeinse volksvergadering. De curiae werden weer opgedeeld in tien gentes, waaruit de Romeinse familienaam zouden voorkomen. De volksvergadering zou de voorstellen van de Senaat en de koning goed- of afkeuren.

Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.
Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.

De aardig strijdlustige Romulus bleef nog twee decennia koning en breidde in die tijd het gebied nog verder uit, waarbij hij meerdere koloniën stichtte. Een grote overwinning behaalde hij op Fidenae, toen dit Romeinse voorraden had gestolen tijdens een hongersnood. Ook onderwierp hij de Crustumini nadat die Romeinse kolonisten gedood hadden. De Etrusken in Veii kwamen in actie tegen de Romeinse bezetting van Fidenae en werden hierop verslagen: er werd een honderdjarig pact gesloten en er werden vijftig Veiische edelen als gijzelaars geleverd. Toen Romulus’ grootvader Numitor stierf, kreeg Romulus als zijn erfgenaam ook de kroon van Alba Longa, waarbij hij een Romeins staatsmodel invoerde en de Albanen ieder jaar hun eigen gouverneur mochten kiezen. In Rome zelf werd zijn verhouding met de Senaat steeds slechter, daar Romulus vrij despotisch regeerde en geen toestemming aan het patriciaat vroeg voor de verdeling van veroverd land.

Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.
Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.

Uiteindelijk verdween Romulus op een dag spoorloos. Toen hij op de Quirinaal een publieke offerceremonie hield, verdween hij op geheimzinnige wijze in een onweer of storm. Er gingen geruchten dat de Senaat erachter zat, maar de senatoren trachtten de verdenking af te weren met de verklaring dat Romulus waarschijnlijk niet gestorven maar onder de goden opgenomen was. Een voorname man genaamd Proculus beaamde dat: onder ede verklaarde hij dat hij had gezien hoe Romulus in volle wapenrusting naar de hemel was opgestegen, met de uitroep dat men hem voortaan Quirinus (“speer-drager”) moest noemen. De gens Iulia, die net als Romulus zou afstammen van Aeneas, steunde de verering van Romulus als Quirinus, een Sabijns-Romeinse oorlogsgod. (Mars stond in deze vroege tijden nog voor landbouw.) Uiteindelijk vereerden allen hem als een god. Toen de koningin-weduwe Hersilia ernaar snakte haar man weer te zien, gaf Juno haar het advies om naar het heilige bos van Quirinus op de Quirinaal te gaan. Daar verdween ook Hersilia, die sindsdien in het het heiligdom van Quirinus als Horta Quirini vereerd werd, een beschermgodin van het huwelijk. Zo eindigde zij naast haar echtgenoot, te midden van de goden.

Corbulo: piratenjacht, een kanaal en de limes (46 t/m 51 na Chr.)

aanvalOf de militaire onderneming van keizer Caligula nu een dolkomisch fiasco of slechts een voorbereidende oefening was, de rust in ons land leed er niet onder. Caligula zelf kwam het jaar daarop al gruwelijk aan zijn einde toen zijn eigen lijfwacht zich tegen hem keerde. Hoewel het principaat hiermee eventjes wankelde, werd de republiek uiteindelijk niet hersteld en kwam Caligula’s timide en intellectuele oom op de troon. De nieuwe keizer, Claudius, was een broer van de vroegere veldheer Germanicus en dus ook een zoon van Drusus. In 43 na Chr. begon Claudius zich alsnog op te maken voor de Romeinse invasie van Brittannia. De onderneming werd een succes en de Romeinen stootten ver op het eiland door. Ook dit zou effect hebben voor de bevolking van ons land, waar immers veel mannen bij de hulptroepen dienden. Zeker wat betreft de Bataven, die wel acht cohorten aan infanterie leverden en een ruiterafdeling! Geen wonder dan ook dat zij van verdere belasting waren vrijgesteld. De Cananefaten daarentegen leverden weliswaar veel minder hulptroepen, maar toch… En hoewel veel van deze hulptroepen gewoon dienden bij de grensbewaking en militaire acties van Germania Inferior, wat in feite nog een militair district was, zouden op den duur meerdere van hen ook deelnemen aan expedities in Brittannia. Manschappen genoeg en in Germania Inferior was het toch rustig… dacht men.

chauci
Stammen rond de Noordzee in 150 na Chr. Een groot verschil met een eeuw eerder is dat de Ampsivariërs rond 50 na Chr. nog als buren van de Chauken golden. (De moderne kustlijn is weergegeven. In de Romeinse tijd was deze met name op Nederlands terrein zeer anders.)

Enkele jaren later werd de rust in de Rijndelta ernstig verstoord door een dreiging vanaf zee. Het land van de Chauken, het gebied rondom de Eemsmonding in het tegenwoordige Oost-Friesland, stond bekend als een waar piratennest. Vrij regelmatig voer er een ploeg zeerovers uit, vermoedelijk in kano’s, niet alleen om schepen aan te vallen, maar vooral ook om de dorpen te plunderen die langs de kust stonden. Ook nederzettingen langs de rivieren konden op het programma staan. Het was dan ook niet voor niets dat er af en toe Romeinse schepen als een soort waterpolitie op de rivieren patrouilleerden. Maar in het jaar 47 waren de plunderingen erger dan ooit. Het ging blijkbaar om een flink grote troep van Chaukische en ook Friese zeerovers, onder leiding van ene Gannascus. Gannascus was zelf geen Chauk of Fries maar een Cananefaat uit de hulptroepen. Toen in 46 na Chr. de Romeinse legaat Sanquinus Maximus overleed, was hij gedeserteerd en naar het noorden gevlucht. Daar had hij handig gebruik gemaakt van het tijdelijke machtsvacuüm en zijn kennis van alle waterwegen in de delta. Bovendien kende hij, net als Arminius, natuurlijk de Romeinse strategieën en de sterke en zwakke punten daarvan. Dat maakte deze troep piraten veel gevaarlijker en driester dan ooit tevoren. Het castellum Praetorium Agrippinae (Valkenburg) werd waarschijnlijk zelfs door hen platgebrand!

De zogenaamde "pseudo-Corbulo" uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.
De zogenaamde “pseudo-Corbulo” uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.

Uiteraard kon zoiets niet ongestraft blijven. De plunderaars hadden hun hand overspeeld en toen de opvolger van Sanquinus arriveerde liet hij dat merken ook. Gnaeus Domitius Corbulo, wiens dochter vele jaren later de vrouw van keizer Domitianus zou worden, werd de nieuwe legatus Augusti pro praetore (provinciale bevelhebber) en ging zo snel hij kon over tot actie. Om de wateren helemaal vrij van piraterij te maken, liet hij ze helemaal uitkammen. De kleinere schepen werden de kreken, zijriviertjes en wadden op gestuurd, terwijl de grotere schepen van de Rijnvloot opdracht kregen de Rijn af te varen. Zo werden de nog aanwezige piraten verjaagd of te grazen genomen. Verder deed Corbulo alles om de blijkbaar nogal ingeslapen troepen wakker te schudden, middels veel training en streng optreden. Twee soldaten die bij de zware opbouw van een dagmarskamp hun zwaarden hadden afgedaan zouden zelfs door hem geëxecuteerd zijn. Nadat de waterwegen gezuiverd waren trok Corbulo namelijk noordwaarts met vloot en leger. Het land van de Frisii werd weer bezet, waarbij de stam opnieuw gedwongen werd het Romeinse oppergezag te erkennen en gijzelaars te leveren. Het Friese grondgebied werd officieel afgebakend, er werd een nieuw fort gebouwd (wellicht op de plaats waar Flevum gestaan had, al is dit niet zeker) de hoofdmannen werden afgezet en er werd een Romeins ambtelijk bestuur en rechtssysteem ingevoerd. In feite was de onderwerping van de Frisii hernieuwd.

Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kanos'.
Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kano’s.

Gannascus was echter niet op zijn achterhoofd gevallen en hij was dan ook niet in onveilig gebied blijven hangen. In plaats daarvan had hij zich op het Chaukische grondgebied teruggetrokken. Corbulo zond de stam bericht dat hij ook hun onderwerping eiste. Hun hoofdmannen en Gannascus verklaarden zich toen bereid tot onderhandelen en Corbulo stuurde dan ook een afvaardiging naar de Chauken toe. Toen bleek echter dat de Romeinen niet erg eervol omsprongen met een deserteur en piraat: de onderhandelingen bleken een vals voorwendsel om het gebied binnen te komen en de booswicht te pakken te krijgen. Gannascus werd dan ook door de afgezanten vermoord. In Corbulo’s ogen was deze actie wellicht te rechtvaardigen, maar de Chauken waren woedend. Volgens zowel Germaanse als Romeinse gebruiken waren onderhandelaars en afgezanten in feite onschendbaar, zodat deze moord gezien kon worden als een grove wandaad en belediging. Onnodig te zeggen dat elke vorm van onderhandelingen werden afgebroken. Corbulo maakte zich op voor een grote strafexpeditie tegen de Chauken. Maar toen werd hij tegengehouden.

De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.
De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.

Keizer Claudius wenste een stabiele Rijngrens. De verovering van Brittannia had prioriteit en hij kon zich niet veroorloven dat de rijksgrens bedreigd zou worden. Dat kon immers grote gevolgen hebben voor de situatie in Gallië en dat was allerminst een prettig vooruitzicht. Corbulo werd dan ook teruggefloten en kon niet anders dan gehoorzamen. Na zijn offensieve daden ging hij nu terug naar een defensief beleid. De Frisii werden vermoedelijk niet langer bezet, omdat Claudius de Rijn als grens verkoos. Wel hebben zij vermoedelijk een soort vazalstatus gehad: de Romeinse instellingen hielden er geen stand, maar wel leverden zij nog wat schatting en hulptroepen, waarbij overigens niet duidelijk is hoe lang dit precies heeft standgehouden. Het drama onder Gannascus indachtig, versterkte Corbulo de Rijngrens in het westen, van de kust tot aan Fectio. Ten oosten daarvan was de toestand aanzienlijk stabieler, mede door de beperkte bewoning van de Veluwe, zodat dit hier nog niet nodig werd geacht.

Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg.
Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg,waar tegenwoordig een openbaar park aan het fort herinnert.

In het westen werd de grenscontrole echter versterkt door massale houtkap en de bouw van castella op strategische punten, zoals bij watersplitsingen of grote bochten in de Rijn. Elk castellum bevatte een cohort van zo’n 500 hulptroepen, met uitzondering van Fectio dat de vlootbasis was en derhalve een stuk groter was. De castella werden verbonden door de Romeinse hoofdweg die langs de Rijn liep. Die hoofdweg werd bewaakt door wachttorens, doorgaans met een onderlinge afstand van zo’n 800 à 1500 meter, bemand door minimaal vier soldaten. Zo ontstond er een netwerk van posten die elkaar in geval van nood snel konden waarschuwen. Kleine bendes konden door de cohorten gemakkelijk worden tegengehouden. Vermoedelijk was deze grensverdediging, die wij de Romeinse limes noemen, in de tijd van Corbulo nog niet zo optimaal als een halve eeuw later, maar de basis was nu definitief gelegd. De Romeinen zelf spraken overigens niet van een limes maar van de ripa Rheni (Rijnoever).

Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.
Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.

Het beroemdste werk van Corbulo werd echter zijn kanaal, ook wel de Fossa Corbulonis of Corbulogracht genoemd. Het Kanaal van Corbulo diende om de Rijn en de Maas in Zuid-Holland te verbinden, zodat Romeinse schepen de woelige Noordzee zoveel mogelijk konden vermijden. Volgens Tacitus deed Corbulo dit vooral om de soldaten bezig te houden, wat impliceert dat dit dus na de veldtocht in het noorden gebeurde. Het lijkt er echter ook op dat het wel degelijk gaat om de efficiëntie van de grensbewaking te verhogen en het is niet ondenkbaar dat het een onderdeel was van zijn strijd met de piraten. Door het kanaal konden immers niet alleen handelsschepen maar ook militaire schepen sneller heen en weer. Dit voor schepen die goederen of materiaal aan de forten af kwamen leveren, maar uiteraard ook voor de Romeinse marine.

Standbeeld van Corbulo in Voorburg.
Standbeeld van Corbulo in Voorburg.

Waarschijnlijk liep het kanaal van Matilo (Leiden-Roomburg) naar Helinium (mogelijk Naaldwijk). Het betrof geen volledig nieuwe waterweg, maar eerder de verbinding van al bestaande beken en zijriviertjes. Niet alleen was het goed voor de militaire logistiek, maar ook voor de handel! Het administratief centrum van het Cananefaats grondgebied werd aan het kanaal ingericht, waar het uiteindelijk tot een klein Gallo-Romeins stadje zou uitgroeien, op de plaats waar nu Voorburg ligt. Piraterij en kleine invallen waren niet voorgoed uitgebannen, maar de middelen om het te bestrijden waren veel effectiever aan het worden. Corbulo zelf werd voor zijn werk als triomfator in Rome onthaald. Zijn carrière zou hem later naar het oosten van het rijk voeren, waar hij de Parthen met succes bevocht. Helaas kwam hij ongelukkig aan zijn einde. Toen in 67 een opstand in Judaea uitbrak, stuurde keizer Nero Vespasianus erheen en riep Corbulo juist terug. Nero was hem namelijk gaan wantrouwen omdat zijn eigen schoonzoon bij een samenzwering betrokken was geweest. Na zijn ontmoeting met de keizer werd de veldheer gedwongen tot zelfmoord.