Coriovallum: de beroemde thermen van Heerlen

badhuis archeonVanuit Romeins Maastricht kon men meerdere kanten op. Westwaarts liep de weg naar Tongeren, die zich ten oosten van Maastricht in tweeën splitste: de zuidelijke route liep richting Aken en de noordelijke richting Keulen, de hoofdstad van Germania Inferior. Wanneer we die laatste weg volgen reizen we door een landschap dat in de eerste drie eeuwen van onze jaartelling rijkelijk gevuld werd met Romeinse villa’s, zoals een enorm complex bij Voerendaal. De weg kruist uiteindelijk met een andere heirbaan, die van Aken naar Xanten liep. Hier lag een plaats die de rijke economie van de streek goed weerspiegelde: Coriovallum.

Coriovallum of Cortovallum op de Peutinger kaart, tussen "Atuaca" Tongeren) en Iuliacum Jülich)
Coriovallum of Cortovallum op de Peutinger kaart, tussen “Atuaca” Tongeren) en Iuliacum Jülich)

Uiteraard is Coriovallum het Romeinse Heerlen. Hoewel, daar valt een aantekening bij te maken. Op de Peutinger kaart staat de plaats namelijk vermeld als Cortovallio. Cortovallum zou “versterkte hof” kunnen betekenen, dus het is mogelijk dat Coriovallum een verschrijving is en niet de naam op de Peutinger kaart (die echter niet bekend staat als foutloos). De naam Coriovallum staat echter wel degelijk vermeld in het Itinerarium Antonini, als onderdeel van de heirbaan tussen Xanten en Aken. Bovendien lijkt Maastricht te ontbreken op de Peutinger kaart: als eerste plaats ten westen van Heerlen wordt “Atuaca” vermeld, wat lijkt op een verschrijving van Atuatuca, wat vaak als Tongeren wordt beschouwd. Zoals gezegd is de kaart dus verre van foutloos. Als Coriovallum toch juist is zou dit kunnen duiden op een dal (vallis) en huid (corium), oftewel op een dal die bekend stond om handel in huiden of om leerlooierijen.

Steen van het terrein van het thermencomplex. De tekst duidt op een schenking, mogelijk dus van een rijke "sponsor" van het badhuis.
Steen van het terrein van het thermencomplex. De tekst duidt op een schenking, mogelijk dus van een rijke “sponsor” van het badhuis.

Als de naam Cortovallum juist is, zou dat op een grote militaire rol voor Romeins Heerlen kunnen duiden. Het is dus mogelijk dat de plaats al rond 15 v. Chr. door Legio V gesticht is. Dat moet dan wel tijdelijk zijn geweest, want militaire vondsten zijn er zeldzaam. Officiële stadsrechten bestonden niet zozeer in de Romeinse tijd, al kwam de status van een speciaal gestichte colonia misschien nog het meest in de buurt. Zulke steden bestonden niet in Nederland, dus Heerlen moet officieel niet meer dan een nederzetting zijn geweest, wat in feite voor elke plaats in ons land gold. Dat weerhield de plaats er echter niet van om een flinke bloei door te maken. In de tweede eeuw was de handelsnederzetting dusdanig gegroeid dat we waarschijnlijk rustig van een stadje kunnen spreken. Van oudsher ging men vaak uit een van een nederzetting langs de handelsweg met slechts enkele straten. Een meer recente visie is geopperd door Karin Jeneson, die meent dat de stad 600 bij 1000 meter in oppervlakte kan zijn geweest, twee keer zo groot als Maastricht en maar een klein beetje kleiner dan Keulen!

Coriovallum als eenvoudige nederzetting, waarbij het badhuis nogal kolossaal afsteekt. Waarschijnlijk was de stad toch veel groter dan aanvankelijk gedacht.
Coriovallum als eenvoudige nederzetting, waarbij het badhuis nogal kolossaal afsteekt. Waarschijnlijk was de stad toch veel groter dan aanvankelijk gedacht.

Hoe het ook zij, zelfs als Heerlen niet zo groot was moet het een bruisende omgeving zijn geweest. Zoals gezegd zijn in de omgeving van Heerlen tal van villa’s gevonden. Ook in Heerlen zelf zijn sporen aangetroffen, onder meer van wandschilderingen en hypocausta, vloerverwarmingen. In 2008 werden de resten van een flinke stadswoning aangetroffen. Bovendien zijn er in Heerlen meer dan 40 pottenbakkersovens aangetroffen! Daarnaast waren er grafvelden, godenpijlers en ga zo maar door. De ligging aan een kruispunt heeft Coriovallum dus duidelijk geen windeieren gelegd. De stad was namelijk ook een ideale tussenstop voor wie vanuit het noorden naar Trier wilde of andersom.

De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in Nederland die je nog in originele staat kunt bekijken.
De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in Nederland die je nog in originele staat kunt bekijken.

Het beroemdste gebouw van Romeins Heerlen is ook één van de weinige daadwerkelijk zichtbare ruïnes in Nederland, en ook meteen de grootste. Het thermencomplex van Heerlen is wel een bewijs van hoe rijk deze streek was: het is een naar Nederlandse maatstaven enorm badhuis – naar Nederlandse, want de thermen van Xanten alleen al waren vier keer zo groot, ofschoon dit badhuis praktisch dezelfde plattegrond heeft. Waarschijnlijk is de eerste versie ervan al gebouwd rond het jaar 40, waarna het badhuis tot in de 4e eeuw bleef bestaan. Wel werd het in de loop der eeuwen herbouwd, bijvoorbeeld in de tijd van keizer Hadrianus door Legio XXX Ulpia Victrix. Het badhuis moet een praktische uitgaansgelegenheid zijn geweest, met een restaurantje en zelfs een bibliotheek.

Zo zou het thermencomplex van Coriovallum eruit gezien kunnen hebben. Het witte koepeltje bevatte de sauna.
Zo zou het thermencomplex van Coriovallum eruit gezien kunnen hebben. Het witte koepeltje bevatte de sauna. De jeugdpagina “In het badhuis” toont er een doorsnee van.

Het water voor de thermen moet zijn aangevoerd vanuit een hooggelegen stroom, wat in het heuvellandschap van Zuid-Limburg niet erg moeilijk is. Via leidingen stroomde een deel van dit water rechtstreeks naar het koude bad en een ander deel naar de ketels in de stookruimte. Door constante stroom van water stroomde het verhitte water dus door naar het hete en vervolgens lauwe bad en eventueel nog naar het buitenbad. Het badhuis van Heerlen heeft dan ook een indeling waarbij de warmste ruimtes achterin zitten en de koudere voorin (waarschijnlijk ook met een hoger plafond). Uitzondering is de sauna, die met een eigen stookoventje onder vloer naast het koude bad gesitueerd was, om tussendoor snel te kunnen dompelen. Gebruikt water werd via riolering (al dan niet via een latrina) weer weggevoerd naar een laaggelegen stroom. Door constante doorstroom werd het water continu ververst. Maar goed ook, want de badhuizen waren al onhygiënisch genoeg. In steden als Rome werden er regelmatig ziektes verspreid via de enorme badhuizen!

Het badhuis van Museumpark Archeon is gebaseerd op de thermen van Heerlen.
Het badhuis van Museumpark Archeon is gebaseerd op de thermen van Heerlen.

Opvallend is dat het badhuis in de vierde eeuw een verbouwing onderging waarbij de lauwe ruimte (het tepedarium) verkleind werd en er een gracht omheen gegraven werd. Het lijkt er welhaast op dat het badhuis destijds als versterkte legerpost gebruikt werd. Niet ondenkbaar, want in de vierde eeuw was de situatie flink veranderd. De Crisis van de Derde Eeuw had de veiligheid in Germania Inferior ernstig doen afnemen, doordat de legers door onderlinge strijd werden uitgedund en hierop het aantal invallen van steeds beter georganiseerde Germanen toenam. De economie kreeg in die crisis gevoelige klappen, mede dankzij de enorme hyperinflatie die het gevolg was van keizers die enkele eeuwen lang het edelmetaal in de munten hadden verlaagd, wat in de crisis overigens ook een climax bereikte omdat al die soldatenkeizers de soldij moesten verhogen om het leger te vriend te houden. Coriovallum zal hier zeker onder geleden hebben en kan dus zoals veel Romeinse plaatsen in Nederland een flinke inkrimping hebben ondergaan. Wellicht is de stad na de crisis, toen de Constantijnse keizers in de vierde eeuw het gezag over Germania Inferior weer wisten te herstellen, dus veranderd in een kleine vesting.

Het Therrmenmuseum in Heerlen zal er niet lang meer zo uit zien: het museum zelf zal verplaatst worden en met een tunnel verbonden worden met de ruïnes, die zo beter behouden blijven.
Het Therrmenmuseum in Heerlen zal er niet lang meer zo uit zien: het museum zelf zal verplaatst worden en met een tunnel verbonden worden met de ruïnes, die zo beter behouden blijven.

Het badhuis van Heerlen werd in 1940 ontdekt, maar grote opgravingen kwamen pas weer in 1975 op gang. Rond die tijd werd er een museum overheen gebouwd, waar de ruïnes nu nog steeds te bezichtigen zijn. Wel werd in 2013 bekend dat de ruïnes gevaar lopen door zowel het klimaat van de museumhal alsmede door bezoekers die het nodig vinden om de ruïnes te betreden. Dit jaar gaat men met volle teugen aan de slag om zowel het Thermenmuseum te vernieuwen als de ruïnes te restaureren. Wie wil bekijken hoe het badhuis er in de Romeinse tijd zou kunnen hebben uitgezien wordt aangeraden Museumpark Archeon te bezoeken, waar een reconstructie van het gebouw boven alle andere Romeinse bouwwerken uittorent.

Arnhem-Meinerswijk: eerder Levefanum dan Castra Herculis

091Op onze tocht langs de Limes in Nederland komen we nu aan bij Arnhem, waar in de zuidelijke Meinerswijk het meest duidelijke castellum van heel Gelderland ligt. De naam is een punt van discussie: Castra Herculis is lange tijd aan castellum Meinerswijk toegeschreven, maar tegenwoordig gaan we meer uit van Levefanum. Los van alle debatten over de naam weten we in elk geval zeker dat er een castellum stond, omdat dit in 1979 teruggevonden is.

De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar.
De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar gemaakt.

Al voor de vondst van het castellum was er een heel sterk vermoeden van historische bewoning van de plek, omdat de grote aanwezigheid van fosfaat in de grond hier vaak een teken van is. Desondanks was castellum Meinerswijk het eerste fort tussen Fectio en Burginatum (Kalkar) dat werd teruggevonden. De eerste vondsten van het fort waren vooral wat aardewerk en tufsteen, al vielen hier de nodige conclusies uit te trekken. Een uitgebreide opgraving in 1991 toonde concrete gebouwen aan, zoals de principia (het hoofdkwartier) en de zuidmuur met de achterpoort. De hierbij gevonden dakpannen kwamen van een grote aardewerkfabriek die ter hoogte van Berg en Dal, vlakbij Nijmegen, moet hebben gestaan. Het gebouw moet aardig luxe zijn geweest, want er zijn ook sporen van muurschilderingen gevonden.

De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.
De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.

Het castellum in kwestie is waarschijnlijk al vroeg aangelegd, tussen 10 en 20 na Chr., toen Tiberius en later Germanicus de laatste grote veldtochten in Germania achter de Rijn hielden. Geen wonder, want het castellum in kwestie is een logisch punt, ten noorden van Nijmegen waar zich op dat moment een militair hoofdkwartier bevond. Bovendien ligt het nabij een bocht in de Nederrijn. Volgens sommigen zou het als bolwerk hebben gediend bij de Fossa Drusiana, het kanaal dat Drusus naar het Flevomeer liet graven, maar dit idee is gestoeld op de aanname dat de Drususgracht de Rijn en de Oude IJssel verbonden zou hebben, hetgeen onjuist is gebleken.

Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. Bron: dafarchitecten.nl)
Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. (Bron: dafarchitecten.nl)

Het is mogelijk dat het castellum na het beëindigen van de veldtochten weer opgeheven is en het later weer herbouwd is. Waarschijnlijk is het herbouwd rond 47 na Chr., toen Corbulo de Rijngrens besloot te versterken. Het is vrij zeker dat Legio V Alaudae of een deel daarvan aanwezig is geweest in het fort, maar het grootste gedeelte van de tijd zullen hulptroepen het fort bezet hebben. Zoals vrijwel elk fort dat voor de Bataafse Opstand gebouwd werd, heeft het de opstand in kwestie niet overleefd, wat een dikke brandlaag in de fundering wel duidelijk maakt, maar is het daarna weer herbouwd. Misschien zijn er toen al enkele gebouwen in steen opgetrokken. Waarschijnlijk is er ook renovatie afgekondigd na het bezoek van keizer Hadrianus aan deze provincie in 122, zodat dit de vierde fase was.

Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden.
Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden, met een fraaie reconstructie van de principia.

In het laatste kwart van de 2e eeuw of begin 3e eeuw werd het hele fort in steen herbouwd om beter bestand te zijn tegen vijandigheden. Een teruggevonden dakpan bevat een stempel van Legio I Minervia Antoniniana: de dakpan is van na 211 dus naam Antoniniana moet door keizer Caracalla of Elagabalus gegeven zijn aan het legioen. Deze naam werd meteen verworpen na de dood van Elagabalus, die niet populair was bij het leger, zodat het erop lijkt dat de naam door hem aan het legioen gegeven was. Hiermee kan het begin van bouwfase 5 dus op 218-222 geplaatst worden.

Luchtfoto van de visualisatie van het fort. Bron: dafarchitecten.nl)
Luchtfoto van de visualisatie van het fort. (Bron: dafarchitecten.nl)

Wanneer castellum Meinerswijk verlaten werd is niet helemaal duidelijk. Hoewel dit bij veel castella in de Crisis van de 3e eeuw al is gebeurd, zijn er in de zuidelijke gracht van het fort een fundering aangetroffen uit de 4e eeuw. Deze bestond uit houten palen en tufsteen, het laatste waarschijnlijk hergebruikt uit een eerdere bouwfase. De exacte functie van deze fundering is echter onbekend. Tegelijkertijd zijn er ook niet veel sporen uit dezelfde periode teruggevonden in het fort, wat doet betwijfelen of het destijds echt in gebruik was. Wel is het fort in de 5e eeuw waarschijnlijk door Franken gebruikt onder de naam Meginhardiswich: de burcht van Meginhard, waar de naam Meinerswijk enige gelijkenis mee toont.

Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.
Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.

De toeschrijving van de naam Castra Herculis is daarmee des te zwakker: volgens Ammanius Marcellinus werd dit fort in 359 herbouwd, wat in het geval van Meinerswijk dus niet zo lijkt te zijn. Bovendien was het fort in Meinerswijk vast en zeker geen castra (grote legioensvesting), maar een castellum. Weliswaar heeft men geopperd dat de term castra in de 4e eeuw misschien voor alle forten en vestingen gebruikt werd, maar afgezien van de vraag of dat klopt zou het ook moeten betekenen dat het castellum in kwestie van naam veranderd is. De naam Levefanum lijkt juister. Dit heeft te maken met de vermelde afstanden op de Peutingerkaart, die waarschijnlijk jarenlang onjuist geïnterpreteerd zijn. Een vondst van een votiefsteen voor Haeva en Hercules Magusanus, twee Romeins-inheemse goden, in Malburgen lijkt dit te bevestigen, als de theorie dat Levefanum een verschrijving is van Haevae Fanum, het “heiligdom van Haeva”. De vondst is echter in de 17e eeuw gedaan en derhalve verloren gegaan. Het castellum zelf is echter teruggevonden en nog altijd te vinden in Meinerswijk, waar het sinds 2016 weer gedeeltelijk zichtbaar gemaakt is.

Romeinenweek 2017, dag 3 (1 mei): “Het kanaal van Corbulo weer gevonden?” in Leidschendam

Wim en AnsGegroet, waarde barbaren! In de loop van dit weekend heb ik mijn drinkbeker en soldatenriem teruggevonden, maar mijn uitrusting was bij lange na nog niet compleet. ‘Zak de rivieren af en ga naar het kanaal ertussen. Zoek daar de veroorzaker.’ Zo luidde het nieuwe raadsel dat ik gisteren aantrof in Zutphen. Het was mij in elk geval duidelijk dat ik weer aan boord moest van het Romeinse schip dat mij erheen gebracht had. Hiermee voeren we terug naar de Rijn.

Leiden Matilo2
Castellum Matilo, in het oosten van Leiden, is tegenwoordig een prachtig openbaar park dat de omtrek en hoofdwegen van het castellum weergeeft!

Toen ik vanmorgen wakker werd, bleek dat we inderdaad de Rijn af waren gezakt: de rivier was beduidend smaller dan in het oosten, met stevige kades. Het leek me duidelijk dat het om de Oude Rijn ging. Dat vermoeden werd snel bevestigd toen ik niet ver van de aanlegplaats een castellum ontdekte. Ik hoefde niet lang na te denken waar ik was: het was Matilo, het castellum dat in Leiden-Roomburg ligt en in jullie tijd wordt gemarkeerd met een compleet openbaar park. Dit herinnerde me er ook aan dat bij Matilo het Kanaal van Corbulo op de Rijn uit kwam. Gouverneur Gnaeus Domitius Corbulo liet rond 47 na Chr., om zijn soldaten bezig te houden en de waterwegen beter te verbinden, een kanaal graven tussen de Maas en de Rijn. Tussen de rivieren dus! Ik wist dat ik op het goede spoor zat en besloot de loop van het kanaal naar het zuiden te volgen.

Zie ik daar ineens de MobiLimes staan!
Zie ik daar ineens de MobiLimes staan!

Na een uurtje of twee lopen stuitte ik op iets interessants. Voor de deur van een tuincentrum in Leidschendam zag ik de MobiLimes staan, de mobiele bus van Romeinse Limes Nederland, die ik de afgelopen jaren al wel eerder ben tegengekomen. Binnenin vind je een kleine interactieve tentoonstelling over de Limes. Dit gaf mij de indruk dat ik warm zat. Op de deur van het centrum, Life & Garden, hing een tekst over de herontdekking van het kanaal, dus ging ik nieuwsgierig het centrum binnen. Het bleek dat ik het gebouw door moest lopen, helemaal naar achteren. Daar trof ik een vitrine, met wat vondsten uit de Romeinse tijd, maar ook uit oudere en latere tijden, van de steentijd tot de 17e eeuw.

Kijk eens wat een enorme sleuf! Daar valt vast wat in te vinden voor een archeoloog!
Kijk eens wat een enorme sleuf! Daar valt vast wat in te vinden voor een archeoloog!

Ieder halfuur ging er een rondleiding van start, die vanuit de oranjerie van het tuincentrum het weiland in ging. Hier, in de Vlietvoorde bij Leidschendam, worden namelijk archeologische opgravingen gedaan: het is de bedoeling dat er woningen gebouwd gaan worden, maar dan moet volgens de Nederlandse wet de bodem eerst onderzocht worden. De gids legde uit hoe de bodem hier in elkaar zit: van oorsprong was het westelijke deel van het terrein een zogenaamde strandwal, die bestaat uit stevige zandgrond. Meer naar het oosten, richting een modern kanaal dat de Vliet heet, was de grond een lagere strandvlakte, van veen. Het is moeilijk om veel sporen van bewoning in de grond te vinden, want de bovenlaag van de strandwal, die oorspronkelijk veel hoger lag, is op den duur weggesleten, terwijl de bovenlaag van het veen in de loop der eeuwen door turfstekers is verwijderd. Toch is er wel degelijk het een en ander te zien en te vinden.

Over de zwarte veengrond ligt nog een dun zandlaagje.
Over de zwarte veengrond ligt nog een dun zandlaagje.

De gids nam ons door het hoge gras mee naar de sleuven op het terrein. In de eerste was een grote graafmachine bezig om de aarde voorzichtig te verwijderen, al schrapend, zodat eventuele voorwerpen niet beschadigen. Het verschil tussen de zand- en veengrond was goed te zien: het veen was donker, terwijl de zandgrond er veel lichter en droger uit zag. Zo kun je dus goed zien dat de lagen op den duur over elkaar zijn gegaan. In de tweede sleuf, die behoorlijk lang was, was geen machine meer, maar er werd niet minder hard om gewerkt. Waar de kaartjes op de aarde voor waren, wilde één van de kinderen weten. Het antwoord luidde dat die dienen om te onthouden op welke exacte plek een voorwerp gevonden is. Meerdere voorwerpen die ik in de vitrine had gezien, kwamen rechtstreeks uit deze sleuf.

Tussen het lichte zand en de zwarte veengrond is grijze klei te zien. Daaraan kun je het Kanaal van Corbulo herkennen!
Tussen het lichte zand en de zwarte veengrond is grijze klei te zien. Daaraan kun je het Kanaal van Corbulo herkennen!

De sleuf in kwestie had ook een opvallende laag die veel weg had van grijze klei, min of meer in de vorm van een halve ovaal, 14 meter breed. Dit was waarschijnlijk het kanaal van Corbulo: de klei zal op den duur door het water zijn aangevoerd en het kanaal zou een meter of 12 breed moeten zijn. Een stuk verderop lijkt er echter nog een gang van het kanaal gevonden, legde de gids uit, maar dan met een breedte van 8 meter. Het vreemde is dat beide delen niet op één lijn liggen en ook niet handig met elkaar te verbinden lijken. Wellicht is er op den duur dus een nieuw kanaal aangelegd of in elk geval een nieuw gedeelte omdat het oude deel aan het verzanden was.

Archeologisch talent in voorbereiding!
Archeologisch talent in voorbereiding!

De laatste sleuf die de gids ons toonde bevatte geen Romeinse opgravingen: in plaats daarvan was de fundering van een 17e-eeuws landgoed blootgelegd. Extra leuk hier was dat de kinderen de gelegenheid kregen om zelf archeoloog te zijn: in een klein zandterreintje had één van de projectmedewerkers meerdere munten en andere metalen voorwerpen begraven. De jongelui konden dit met metaaldetectors opsporen en vervolgens met een schop of troffel uitgraven. Het enthousiasme vierde hoogtij!

Gannascus! Een Cananefaatse auxiliair die het blijkbaar leuker vond om zijn eigen land te teisteren.
Gannascus! Een Cananefaatse auxiliair die het blijkbaar leuker vond om zijn eigen land te teisteren.

Ondertussen was er echter nog geen spoor van mijn spullen. Ik vroeg mij af of ik Corbulo soms zoeken moest, maar die leek geen deel van de 9 te zijn. De aanwezige Romeinen, een gepensioneerde cavalerist en zijn echtgenote, verklaarden ook dat ze gouverneur Corbulo niet gezien hadden. Toen realiseerde ik mij dat Corbulo bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te kampen had met zoetwaterpiraten, die vanuit het noorden langs de kust trokken en dan de rivieren opvoeren om de nederzettingen te plunderen. De beruchte aanvoerder van deze bende was Gannascus, een Cananefaat uit de hulptroepen die was gedeserteerd en de Rijndelta op zijn duimpje kende. Het zou kunnen dat Corbulo het kanaal liet aanleggen om zijn schepen gemakkelijker van Maas en Rijn te laten wisselen en zo de waterdefensie van het westen te verbeteren. Met de veroorzaker van het kanaal bedoelde het raadsel dus niet Corbulo maar Gannascus!

Mijn pugio! Ik ben nu in elk geval weer wat beter bewapend voor als ik een schurk tegenkom.
Mijn pugio! Ik ben nu in elk geval weer wat beter bewapend voor als ik een schurk tegenkom.

Inderdaad troffen we in de sleuven van het onderzoeksterrein één van mijn voorwerpen aan, met een brief erbij. Het was mijn pugio, mijn militaire dolk die als reservewapen dient. Toepasselijk, want Gannascus eindigde bij wijze van spreken met een “dolk in zijn rug”: Corbulo veinsde dat hij onderhandelen wilde maar liet zijn onderhandelaars Gannascus vermoorden. Dat gebeurde in het land van de Chauken, rond de Eemsmonding, wat bijna een grote oorlog gaf omdat de Chauken deze actie als een grote belediging zagen. Corbulo kreeg van keizer Claudius echter geen toestemming voor een oorlog en moest zich terugtrekken: ook de Frisii, die hij een Romeins bestuur had opgelegd, moest hij met rust laten. Maar de piraterij was flink ingedamd en de Limes goed versterkt.

Dit monument in Park Arentsburgh, in Voorburg, geeft de plek van Forum Hadriani aan.
Dit monument in Park Arentsburgh, in Voorburg, geeft de plek van Forum Hadriani aan.

De brief bij mijn dolk had Gannascus geheel in zijn stijl geschreven: “Hee, Romeinse dienstklopper! Als je je zooi terug wil, ga naar Grinnes en dan naar het zuiden! Ga daar naar een dorp vol Romeinen, Germanen en Kelten! Zoek de vrouw uit de hoofdstad!” Weer een raadsel. En wat Gannascus hier nu mee bedoelt… Grinnes ken ik in elk geval wel. Dat ligt aan de Waal, maar dan flink naar het oosten. Het beste wat ik dus doen kon was het kanaal blijven volgen en dan uiteindelijk linksaf slaan en langs de Maas trekken. Gelukkig mocht ik het paard van de oude ruiter lenen. Zo reed ik verder vanuit Leidschendam en kwam ik langs Forum Hadriani, oftewel Voorburg. Het is de hoofdstad van de Cananefaten (eigenlijk heet het Municipium Aelium Cananefatum) en is genoemd naar keizer Aelius Hadrianus, die de stad marktrechten gaf.

De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.
De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.

Al volgend kwam ik terecht in Den Haag, waar ik in Wateringseveld langs een monument met drie mijlpalen kwam. Geen wonder, want langs de weg aan het kanaal zijn meerdere mijlpalen gevonden en op de plek van het monument zelfs vier! Uiteindelijk eindigde ik in Naaldwijk, waar misschien ook een mijlpaal gevonden is, maar dan wel lang voor jullie tijd. Naaldwijk bevatte sowieso een vicus, maar misschien ook een militair fort met een vlootbasis. Als dat zo was zou het de vlootbasis Helinium geweest kunnen zijn. Afslaand naar het oosten kwam ik in de loop van de avond door meer plekken waar Gallo-Romeinse nederzettingen en wellicht ook forten of pleisterplaatsen gestaan kunnen hebben. Dit zijn onder andere Flenium (Vlaardingen?) en Tablis (Alblasserdam?). Grinnes ligt vermoedelijk wat verderop, misschien bij Rossum, waar de Waal en Maas dicht bij elkaar liggen. Terwijl ik probeer dit te bereiken voor het donker wordt, stuur ik alvast dit bericht aan jullie. Hopelijk kan ik het geheimzinnige dorp morgen vinden…

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Fectio: het Romeins bolwerk bij Vechten

042Het gebied ten zuiden en oosten van de stad Utrecht is rijkelijk gevuld met nederzettingen uit de Oudheid en de Limesweg loopt ook weer door deze streek. De weg leidde uiteindelijk naar het castellum Fectio, dat net ten zuiden van de A12 lag, vlakbij Fort Vechten. Het is één van de oudste en meest belangrijke forten langs de Rijn, al ligt het tegenwoordig opvallend ver bij diezelfde rivier vandaan. Fectio lag echter uiterst strategisch en ook beduidend groter dan de meeste castella langs de Rijn. Met haar grote belang is het opvallend dat het fort niet op de Peutingerkaart vermeld staat, al is er geopperd dat de naam Fletio een verschrijving ervan zou kunnen zijn, of dat dit zelfs de juiste naam van Fectio is.

Vechten-Fectio
Fectio was een opvallend groot castellum, dat plaats aan bijna twee keer zoveel manschappen bood als gebruikelijk was.

Fectio is vermoedelijk al in het eerste decennium van de 1e eeuw gebouwd, in 4 of 5 na Chr., toen Tiberius als opperbevelhebber de Germaanse grensdistricten leidde. Omdat de plek waar het castellum werd gesticht niet ver van de Vecht lag, had het een uiterst strategische positie, wat waarschijnlijk een rol speelde in de stichting ervan. Tijdens de regering van keizer Augustus waren de oorlogen in Germania immers in volle gang. Vanuit Fectio kon dus al varend naar het noorden getrokken worden, naar het land van de Frisii, al dan niet via het Flevomeer. Mogelijk was het dus een uitvalbasis voor de vloot tijdens de strafexpedities in Germania. Het is dus één van de weinige castella in ons land die gesticht zijn vóór het bezoek van keizer Caligula, rond het jaar 40, waarbij Fectio waarschijnlijk ook werd aangedaan. Toen keizer Claudius in 47 na Chr. de Rijn als definitieve noordgrens besloot aan te houden en gouverneur Corbulo opdracht kreeg om zich meer op defensie te concentreren, zodat de rol van Fectio enigszins wijzigde. De strategische positie van het fort was echter niet minder bruikbaar op deze manier, dus bleef het bestaan. 22 jaar later viel het aan de Bataafse opstand ten prooi, maar werd spoedig daarna herbouwd.

De principia van Fectio. In de contouren zijn de kantoortjes en het heiligdom voor de vaandels te herkennen.
De principia van Fectio. In de contouren zijn de kantoortjes en het heiligdom voor de vaandels te herkennen.

De precieze bezetting van Fectio verschilt door de tijd heen. Eind eerste eeuw zaten hier infanterie en cavalerie van Cohors I Flavia Hispaniorum  en II Brittanorum gelegerd. Eind tweede en begin derde eeuw zat de Ala I Thracum, een ruiterafdeling uit Thracië, in Fectio. Het is sowieso het enige castellum in West-Nederland waarvan bekend is dat het een volledige afdeling cavalerie heeft bevat. Gezien de grootte en strategische ligging van het fort wordt er ook vermoed dat Fectio een station van de Classis Germanica, de Romeinse marine van Germania, bevatte. Concreet bewijs hiervoor ontbreekt echter.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Concreet bewijs dat Fectio de thuisbasis van de Rijnvloot of Classis Germanica was, is er niet. Maar het idee is erg interessant.

Wel is het zo dat Fectio plaats aan ongeveer duizend manschappen bood, wat pakweg tweemaal zo groot is als de meeste andere Limesforten in ons land. Of elke versie van het fort zo groot is geweest, is ook niet geheel zeker, maar het gaat in elk geval op voor de achtste fase, waarin de hoofdgebouwen en castellummuren in tufsteen werden gebouwd. Deze fase moet tussen 211 en 235 gebouwd zijn, voor aanvang van de Crisis van de Derde Eeuw. Vermoedelijk was er al eerder in steen gebouwd, tijdens de regering van Antoninus Pius, dus middenin de tweede eeuw.

Contouren van dorpswoningen uit de canabae (het kampdorp) rondom Fectio.
Contouren van dorpswoningen uit de canabae (het kampdorp) rondom Fectio.

Fectio moet in deze tijden het belangrijkste militaire punt in de Rijndelta zijn geweest: de vesting bij Nijmegen had na het vertrek van het Tiende Legioen sterk aan betekenis verloren en was rond 175 volledig verlaten. Toch was de rivieroever nabij Fectio al rond de tijd van de Bataafse opstand aan het dichtslibben: dit effect is in de loop der eeuwen zodanig geweest dat de Kromme Rijn zelfs enigszins van koers veranderd is en nu op een kilometer van het fort verwijderd. Tegen 200 was dit al zodanig gebeurd dat Fectio al niet meer direct over water te bereiken was. Als het fort dus als marinebasis diende, was dat tegen die tijd niet erg praktisch meer. De Crisis van de Derde Eeuw deed Fectio uiteindelijk de das om. Zoals de meeste Limesforten werd het tussen 270 en 275 verlaten. Er moet toen brand gewoed hebben. De restanten werden als bouwmateriaal voor de eerste kerken in het land gebruikt.

Replica van de grafsteen van Valens in de Thesaurus Fectio.
Replica van de grafsteen van Valens in de Thesaurus Fectio.

De eerste onderzoeken bij Fectio vonden al plaats in 1828, toen hier een palissade, brug en een deel van de weg werden ontdekt. In 1893 werd er een Romeinse patrouilleboot opgegraven. Het was 12 meter lang en in mediterrane stijl gebouwd, dus met veren en deuvels. Ook werden er grafstenen in de omgeving gevonden, zoals die van Iulius Bio, een kapitein van een Romeins oorlogsschip. De grafvelden lagen ter hoogte van de wal van het Fort Vechten en nog wat verderop aan de Marsdijk. In de laatste is de grafsteen van soldaat Valens gevonden, waaruit de aanwezigheid van de Ala I Thracum blijkt.

Replica van de altaarsteen van Viradecdis, zichtbaar aan de Koningsweg.
Replica van de altaarsteen van Viradecdis, zichtbaar aan de Koningsweg.

Een andere grafsteen uit de omgeving behoort aan de vrijgelatene (dus ex-slavin) Salvia Fledimella, waarschijnlijk uit de vicus ten noorden van het grafveld. Enkele godsdienstige vondsten uit de omgeving zijn een amulet van Mercurius en een grote altaarsteen voor de godin Viradecdis. De altaarsteen werd in 1869 gevonden bij de aanleg van Fort Vechten en is opmerkelijk omdat deze godin waarschijnlijk van de Tungri, uit het land rondom Tongeren, afkomstig was. Een vergelijkbare steen werd namelijk ontdekt aan de muur van Hadrianus, waar een Tungrisch cohort gelegerd was.

De wachttoren bij Fectio. Het is onwaarschijnlijk dat wachttorens zo dichtbij de forten stonden, maar het blijft een fraaie replica.
De wachttoren bij Fectio. Het is onwaarschijnlijk dat wachttorens zo dichtbij de forten stonden, maar het blijft een fraaie replica.

De altaarsteen van Viradecdis is nagemaakt en te vinden aan de Koningsweg, net buiten Utrecht. Wie Fort Vechten bezoekt, mag echter het vlakbij gelegen Fectio niet overslaan, want dit is tegenwoordig zichtbaarder en toegankelijker dan ooit. De contouren van de gebouwen van het fort zijn verbeeld in de Thesaurus Fectio (‘Schatkamer Fectio’): een betonnen plint dekt de ruïnes onder de grond veilig af, terwijl daar bovenop de contouren zichtbaar zijn. Teksten en kopieën van grafstenen, wapens en andere voorwerpen vertellen de geschiedenis van Fectio en de Romeinen in Nederland. Ook zijn alle gebouwen aangegeven, waarvan de principia (hoofdkwartier) het duidelijkst van allemaal. Buiten het castellum zijn ook enkele burgerwoningen uit de vicus of canabae aangegeven.

Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan.
Fectio is tevens de naam van de enige Nederlandse re-enactmentgroep die de Laat-Romeinse tijd uitbeeldt. Zij duiken dan ook regelmatig bij het gelijknamige fort op.

Delen van de weg naar de Rijn en de Limesweg naar het oosten zijn ook aangegeven. Wie vanuit het fort zuidwaarts loopt naar de Marsdijk en van daaruit naar Fort Vechten gaat, komt vrijwel meteen een replica van een houten Romeinse wachttoren tegen, hoewel die niet op deze plek gestaan zal hebben omdat dit overdreven dichtbij was. Aan deze weg staat ook een mijlpaal, neergezet in 1997. Dergelijke mijlpalen zijn op veel plekken langs de Limesweg in Nederland te vinden en wijzen je de weg als je de route probeert te volgen. Die route volgen wij verder naar het oosten, waar de Limes heel wat minder duidelijk gedefinieerd zal zijn.

Nigrum Pullum: Zwammerdam

Zwammerdam poortVanuit Alphen aan den Rijn zetten we onze tocht langs de Limes voort en volgen de Rijn naar het oosten. Waarnemingen van de Limesweg doen vermoeden dat de Rijn indertijd wat zuidelijker liep dan de Steekterweg die buiten de bebouwde kom van Alphen langs de zuidoever van de Rijn loopt. Wie de Steekterweg echter volgt komt vanzelf uit bij Zwammerdam. Dat de Oude Rijn sinds de Romeinse tijd is opgeschoven blijkt ook hier uit de locatie van het castellum Nigrum Pullum en de verschillende schepen die er gevonden zijn. Deze lagen namelijk allemaal een stuk bij de rivier vandaan, midden op het landgoed De Hooge Burch.

De app van Timetravel.world geeft een prachtige digitale weergave van dit fort.
De app van Timetravel.world geeft een prachtige digitale weergave van dit fort.

Landgoed De Hooge Burch, tegenwoordig een onderdeel van Ipse de Bruggen, is een zorginstelling die woning en dagbesteding biedt aan verstandelijk en meervoudig gehandicapten. Uitgerekend in een dergelijke omgeving is de aandacht voor het Romeinse erfgoed toch opvallend groot, wat begrijpelijk is omdat er behoorlijk veel vondsten gedaan zijn. Bij de aanleg van het complex werden in de jaren ’60 en ’70 tal van opgravingen gedaan! Tussen 1968 en 1974 verzorgde de Universiteit van Amsterdam de opgraving van het castellum, dat waarschijnlijk naar de naam Nigrum Pullum luisterde. Wat deze naam exact betekent is onduidelijk: nigrum betekent in elk geval “zwart”, maar gezien de militaire functie van de plaats lijkt het vreemd dat pullum hier letterlijk “kip” betekent, zodat er ook geopperd is dat het tweede woord voor aarde, grond of steen zou kunnen staan, wat op vruchtbare slijkgrond duidt. Echt sluitend bewijs voor de betekenis is er niet.

Impressie van Nigrum Pullum (illustratie door Ulco Glimmerveen - Ulco Art)
Impressie van Nigrum Pullum (illustratie door Ulco Glimmerveen)

Nigrum Pullum is vermoedelijk rond 47 na Chr. gebouwd, toen gouverneur Corbulo in dienst van keizer Claudius de grens versterkte tegen eventuele Friese en Chaukische lastposten. Met 1,2 ha is het van alle duidelijk teruggevonden castella aan de Rijn in Germania Inferior het kleinst, zodat er hooguit 1 cohort in gelegerd kan zijn geweest. Als men bedenkt dat de forten van Alphen, Zwammerdam en Bodegraven relatief dicht bij elkaar staan is dat misschien niet eens zo vreemd. Welke eenheid er in Nigrum Pullum gelegerd werd is niet geheel duidelijk, al werden er waarschijnlijk zowel infanteristen als ruiters ondergebracht. Een gevonden dakpan-stempel vermeld de Cohors XV Voluntariorum, de infanterie-eenheid die ook in Leiden en Woerden gezeten heeft. Wellicht was dit in de eerste fase van het fort, want de namen op teruggevonden aardewerk geven andere aanwijzingen voor latere perioden.

De principia van Nigrum Pullum is op het terrein van Ipse De Bruggen gemarkeerd met hout. (Vlaggen geven de castellum-muur aan.)
De principia van Nigrum Pullum is op het terrein van Ipse De Bruggen gemarkeerd met hout. (Vlaggen geven de castellum-muur aan.)

Zoals vrijwel alle Limesforten werd Nigrum Pullum verwoest in de Opstand der Bataven. De herbouw liet waarschijnlijk een decennium op zich wachten, tot ongeveer het jaar 80. In dat jaar werd er opnieuw een aarden wal en houten muur aangelegd, met een dubbele gracht en drie poorten. Binnen de wal stonden uiteraard enkele barakken en een principia (hoofdkwartier) en praetorium (commandantswoning). Van een derde groot gebouw is geopperd dat het om een hospitaal zou kunnen gaan, al is dit niet bewezen. De namen van soldaten uit deze tweede fase lijken Keltische en Germaanse elementen te bevatten. Rond 175 vond de “verstening” en derde bouwfase plaats: de houten castellum-muur en poortgebouwen werden vervangen door stenen, wat ook gold voor de principia. De soldaten uit deze tijd lijken op grond van namen afkomstig uit Thracië (Bulgarije/Noordoost-Griekenland).

Schaalmodellen van de platbodems uit Zwammerdam, tentoongesteld in Grand Café De Haven.
Schaalmodellen van de platbodems uit Zwammerdam, tentoongesteld in Grand Café De Haven.

Van de vicus van Nigrum Pullum is ook niet alles duidelijk, maar waarschijnlijk lag deze ten westen van het fort. Aan de oostzijde van het castellum moet ook een groot gebouw hebben gestaan, waarvan we vermoeden dat het om het badhuis voor de soldaten gaat. Aan de noordkant, waar de Rijn stroomde, lag de haven van het fort. Tussen 1971 en 1974 werden, bij de aanleg van het nieuwe Dorpshuis, wel zes schepen teruggevonden. Drie hiervan waren gemaakt van uitgeholde eikenstammen, waarschijnlijk om te dienen als vissersboten. De drie andere schepen waren platbodems en dienden waarschijnlijk als militaire vrachtschepen: het type staat tegenwoordig bekend als “Zwammerdamschepen“. De gevonden schepen waren afgezonken in de Rijnbedding, waarschijnlijk om als versterking van de drassige oever te dienen. De schepen werden geconserveerd door het Nederlands Instituut voor Scheepsarcheologie en werden in eerste instantie bewaard in Ketelhaven, tot het instituut in 1996 naar Lelystad verhuisde. In 2016 werden de schepen teruggebracht naar gemeente Alphen aan den Rijn, in verband met de plannen voor een Romeins scheepvaartmuseum bij Archeon. Archeon zelf bevat al sinds 1994 een replica van de Zwammerdam 6, die in eerste instantie ook door het park voer, maar uiteindelijk op het droge kwam te liggen.

Ook wij waren aanwezig bij de opening van Grand Café De Haven en keken er onze ogen uit.
Ook wij waren aanwezig bij de opening van Grand Café De Haven en keken er onze ogen uit.

Op het landgoed De Hooge Burch zelf besteedt men ook volop aandacht aan het Romeinse verleden. In Zintuigenpark Nigrum Pullum zijn de contouren van de principia met steen zichtbaar gemaakt. Door middel van andere markeringen, zoals vlaggen, palen en populieren, wordt de omtrek van de rest van het castellum ook steeds duidelijker. Vlakbij staat een poortgebouwtje, ofschoon dit niet op de werkelijke plek van het castellum staat (bovendien staat het aan de zuidkant, waar geen poort was). Toen het nieuwe Dorpshuis van Ipse de Bruggen Zwammerdam open ging, werd het oude gebouw in 2016 omgedoopt tot Grand Café De Haven, zo genoemd omdat het op de plek van de haven van Nigrum Pullum staat. In het Grand Café is een klein maar prachtig bezoekerscentrum ingericht, vol vondsten en nieuw beeldmateriaal. De vloer geeft de bodem van een Zwammerdamschip op ware grootte weer. Met de opening van het café lanceerde Timetravel.world een app waarmee op de locatie zelf een digitale weergave van Zwammerdam in de Romeinse tijd kunt bekijken.