Primeur: een lang avontuur voor Marcus en Marbod

achtergrondWie Romeinen.info volgt, krijgt regelmatig een “avontuur” van Marcus en Marbod te lezen. “Avontuur” tussen aanhalingstekens, want de Romeinse soldaat en saaie Germaan beleven eigenlijk nooit echt iets spannends in hun stripjes. Maar na lang werk gloort er in de verte een uitgebreid avontuur, heel wat anders dan die korte gags. Tekenaar Gilivs, die ook onze jeugdpagina’s illustreert, heeft er het nodige over te vertellen.

Werk aan de voorplaat van het verhaal.
Werk aan de voorplaat van het verhaal.

Hoe ben je na al die korte grapjes op het idee voor een lang verhaal gekomen? ‘Tja, ik kwam gek genoeg eigenlijk voor het eerst op het idee toen ik thuis Die Hard 3 zat te kijken. Een onwaarschijnlijk duo met een race tegen de klok. “Vrienden met tegenzin”, als het ware. Dat inspireerde mij plotseling om Marcus en Marbod zo neer te zetten, want in feite zijn ze tegenpolen. Waarom trekken ze dan altijd samen op, alsof ze vrienden zijn? Menig spannende film zet twee tegenovergestelde personages neer die aanvankelijk nauwelijks door één deur kunnen om ze vervolgens te laten eindigen als vrienden voor het leven. Dit verhaal verklaart op die manier dus hun vriendschap. Het is daarmee eigenlijk een soort prequel, een eerste ontmoeting.’

Digitale bewerking ten top: de originele scan...
Digitale bewerking ten top: de originele scan…

Een lang verhaal lijkt me heel anders dan een gagstrip. ‘Dat is het zeker. Gags komen gewoon in mijn hoofd op. Om de strip aan de gang te houden ga ik om de zoveel tijd zitten en wat grappen bedenken die ik dan uitwerk. De strookjes krijgen dan een nummer en gaan meestal naar de NoVA, langere gags of losse cartoons publiceer ik zelf. De enige reden dat ik er kladversies van teken is dat ik ze dan onthouden en bijschaven kan. Voor een lang verhaal is het echter anders, omdat ik het hele verhaal uitschrijven moet. Dat gaat redelijk vanzelf, maar kost wel tijd. Om van al het tekenen en kleuren nog maar helemaal te zwijgen. Bovendien moet ik bij het kleuren ook vaak genoeg “vals spelen” en dingen verbeteren aan de tekening. Bijvoorbeeld een tekort lijntje doortrekken of een te ver doorgetrokken lijntje inkorten. Soms ontdek ik dat ik Marcus’ zwaardriem ben vergeten te tekenen en moet ik die er digitaal bij tekenen. In het eindresultaat valt het gelukkig niet eens zo op. In een nieuwe programma moet ik de inkleuringstechniek dan weer aanpassen zodat ik het inkten eigenlijk digitaal over doe, met allerlei verbeteringen daarbij. Soms kopieer ik zelfs plaatjes die vrijwel hetzelfde moeten zijn. Maar omdat daar verschillende tekst op staat of andere afwijkende details is dat nog best een prutswerkje.’

... en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.
… en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.

Waar liep je het meest tegenaan? ‘Verschillende dingen. Het schrijven zelf is het minste probleem. Maar voor het tekenwerk moet ik soms wel heel uitgebreid zoeken hoe iets er eigenlijk uitziet. En dan nog moet je soms je fantasie gebruiken, terwijl je ondertussen doodsbang bent dat je research toch te slordig is geweest. Ik ken het wereldje van de reënactors en levende geschiedenis aardig goed, maar juist daarom ben ik als de dood om fouten te maken. Niet dat ik zeeën van kritiek krijg: ik heb Marcus vanaf het begin expres die leren polsbandjes uit Hollywoodfilms gegeven, die geen enkele andere functie hebben dan stoer staan, wat juist wel bij hem past. Tot mijn verbazing heb ik er nog nooit commentaar op gehad, evenmin als op de overdadige ruitjes op Marbods kleding. Waar ik ook tegenaan loop is het continu tekenen van Romeinse soldaten: geestelijk erg vermoeiend. Zeker omdat ik bij elke nieuwe soldaat wéér moet nadenken hoe die eruit ziet: wat voor pantser, wat voor helm, welke kleur tuniek… Als je een hele pagina vol soldaten hebt is dat een tergend proces. En dan moet je ze ook nog allemaal inkleuren en opletten dat eerder gebruikte soldaten er hetzelfde uitzien. Verder zijn er ook dingen die ik gewoon erg moeilijk vind om te tekenen. Zoals landschappen of enorme gebouwen. De landschappen heb ik opgelost door ze in stijl van Peter de Smet extreem leeg en simpel te houden. Maar mijn sterkste kant is het nog steeds niet.’

"De Komst van de Keizer" vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.
De Komst van de Keizer” vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.

Maar je hebt toch ook wel genoten van het werk? ‘Zeker. Ik moest voor het verhaal in feite een uitgebreidere wereld rondom Marcus en Marbod creëren. Toen Marcus en Marbod voor het eerst verschenen was er nauwelijks een setting: Marcus was een legionair uit een of ander Romeins fort en Marbod een doodgewone Germaan die in een huis in de omgeving woonde. Natuurlijk was er nog wel een Gallo-Romeinse nederzetting bij het fort en een Germaans dorp verderop, maar meer invulling was er niet. Er waren geen vaste bijfiguren en de achtergrond van Marcus en Marbod was onbekend, behalve dat ze duidelijk van vrij gewone komaf waren. Voor een langer verhaal moest er meer invulling gegeven worden: ik kwam op het idee om Marcus deel uit te laten maken van een contubernium van buitenbeentjes, terwijl Marbod een gezinsvader werd. Al blijft het onduidelijk waar hij nu eigenlijk de kost mee verdient, want Marbod blijft Marbod: saai en onverschillig.’

Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.
Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.

Je hebt het over Marbods gezin en Marcus’ kameraden, maar die hebben we volgens mij al eerder gezien… ‘Dat klopt, ik heb ze al in een paar gags gebruikt. Net als tribuun Candidus, de gefrustreerde commandant van het fort. En centurio Ventosus en de barse optio Crudelius. Tegen de tijd dat ze in de gags verschenen was ik al volop met De komst van de keizer bezig. Soms vroeg de gelegenheid gewoon om de aanwezigheid van deze personages. Een beetje consequent zijn kan helemaal geen kwaad vind ik, integendeel. Wie goed oplet zal zien dat sommige personages veel lijken op figuurtjes uit mijn eerste Romeinenstripjes, die je op deze website vindt onder “Uit de archieven”. Dat geldt voor Ventosus en de commandant en ook voor de optio.’

Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.
Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.

Als het gaat om de research, speelt het verhaal dan in een bepaalde periode, rondom een historische gebeurtenis? De titel impliceert dat het gaat over het bezoek van Hadrianus aan onze provincie. ‘Ja en nee. De keizer is met opzet naamloos en fictief. Hij bevat elementen van meerdere Adoptiefkeizers, maar inderdaad het meest van Hadrianus. Op eenzelfde wijze wordt het fort van Marcus niet bij name genoemd. Als het een historisch, bestaand castellum zou moeten zijn, dan zou ik denken aan Bodegraven. De naam is onbekend en het ligt op een plek waarvan ik niet zeker zou weten of de lokale bewoners onder de Cananefaten of Bataven gerekend werden. Ideale plek voor een vergeten detachement soldaten en voor een Germaan van onduidelijke stam. Maar het kan ook gaan om een totaal fictief fort, ergens tussen Zwammerdam en Vleuten. In eerste instantie had ik een duidelijkere setting in gedachten, bij Forum Hadriani, waarbij Marcus en zijn kameraden hier in een fictieve castra zaten, als deel van een vergeten legioen. Maar uiteindelijk deed dat mij de waarheid toch iets teveel geweld aan. En de Rijn is nu eenmaal DE setting voor een strip als deze, zodat een detachement bij Nijmegen het ‘m ook niet werd. Sowieso wil ik van Marbod niet per se een Bataaf maken, want dat is mij te afgezaagd; vandaar dat ik eerst aan een Cananefaat dacht, maar uiteindelijk is het gewoon niet duidelijk bij welke stam hij hoort en kan het hemzelf ook niet schelen. Het concept van de vergeten soldaten is wel gebleven. De commandant heeft het gevoel op een soort eindstation te zitten, terwijl de hele boel om hem heen een ingeslapen indruk maakt. Er is aan die grens al zo lang niks noemenswaardigs meer gebeurd dat het saai is geworden.’

Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.
Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.

Nogal een contrast met het beeld van de Romeinse tijd als een oorlogszuchtige periode. ‘Omdat dat ook lang niet altijd zo geweest is. In de eeuw na de Bataafse Opstand is er eigenlijk weinig noemenswaardigs gebeurd. Er waren vast wel wat kleine opstootjes en rooftochten, maar dat die niet uitgebreid in onze geschiedenisboeken staan toont wel aan dat het iets triviaals had. Bovendien kennen de mensen de Romeinen het best van een andere strip: Asterix. Hierin spelen de Romeinen vooral de rol van vijandige bezetters. Ik wilde het eens anders doen, dus ligt de focus in mijn strips meer op de Pax Romana, Romein en onderworpene als bewoners van dezelfde samenleving. Qua datering kiest men ook altijd maar voor Julius Caesar, Caligula of Nero, maar waarom juist niet eens de tijd proberen van de Adoptiefkeizers, de Gouden Eeuw van Rome? In dat kader is het veel leuker om Germania Inferior als welvarende, ietwat ingedutte grensprovincie neer te zetten. Ergens past dat zelfs wel bij hoe het moderne Nederland vaak wordt neergezet!’

Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is "De Komst van de Keizer" ook wel spannend.
Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is “De Komst van de Keizer” ook wel spannend.

Maar je inspiratie uit een actiefilm is daar een flink contrast mee. Is het een spannend verhaal? ‘Het heeft zeker zijn duistere momenten. Eigenlijk botst de saaie, ingeslapen wereld van Marcus en Marbod met het enorme Rome, waar de keizer bezig is een wereldrijk te besturen en het in paleis en politiek wemelt van de intriges. Het bezoek van die machtige keizer aan dat ingeslapen grensplaatsje lijkt voor enkele grijze eminenties een ideaal moment om van die lastpak af te komen. Als Marcus en Marbod toevallig op de bende huurlingen stuiten die de klus moet klaren (geheel in actiefilm-stijl is het een multinationale bende) moeten ze alles op alles zetten om op tijd bij het fort te zijn, terwijl ondertussen de moordenaars hen op de hielen zitten. Dat is niet zonder spanning en geweld, maar natuurlijk valt er ook nog een hoop te lachen. Maar helemaal voor alle leeftijden is het niet, nee. Een humoristische strip hoeft niet kinderachtig te zijn, vind ik. Asterix heeft het imago gekregen van een kinderstrip, maar dat komt denk ik vooral omdat het voor alle leeftijden is: het cartooneske geweld maakt het populair bij kinderen, dus denken ouders die geen strips lezen dat het voor kinderen is, ondanks dat sommige grappen daar veel te moeilijk voor zijn. Van dat imago wil ik ook af. Dus in het kampdorp hangen dames rond met loshangend haar en de slechteriken gaan letterlijk over lijken.’

Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.
Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.

Komt dat door die inspiratie uit actiefilms? ‘De invloed daarvan valt wel mee. Die blijkt vooral uit wat knipoogjes. Je kan wel stellen dat ik meer invloed heb ondergaan van de wereld van de levende geschiedenis en reënactment. Neem nou die buitenbeentjes, dat zijn een soort karikaturen en optelsommen van de meer bizarre gevallen die je daarin tegenkomt. Sommige “legionairs” zijn opvallend groot of klein, opvallend oud of jong… En natuurlijk heb je altijd nog de enkeling die er gewoon niet uitziet en maar niet snapt hoe het wel moet. In de Romeinse groepen zie je die laatste gelukkig niet zo gauw, maar ze bestaan wel, van die reënactment-gedrochtjes. De reacties van andere reënactors daarop zijn natuurlijk ook erg typerend, hoe terecht ze soms ook zijn. In zulke groepen zie je ook altijd de prachtigste centurio’s rondlopen, dus heb ik de centurio’s in de strip neergezet als pompeuze mannetjes die meer met hun uiterlijk en carrière bezig zijn dan dat ze echt iets nuttigs doen. Hun rivaliteit met de elitaire cavalerie-decurio is dan weer een parodie op de rivaliteit tussen bijvoorbeeld uniformpolitie en recherche. Net zoals de legionairs en hulptroepen elkaar ook niet lijken te mogen in deze strip. Andere knipoogjes vind je in de vorm van figuranten die veel lijken op leden van die Romeinse groepen. En natuurlijk zijn er wat cameo’s voor de mensen van Romeinen.info, waar ik mijn stripjes publiceren mag!’

Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is...
Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is…

Wanneer kunnen we de strip verwachten? ‘Door andere verplichtingen was een deadline stellen onmogelijk, zodat ik al een paar jaar zit te prutsen, maar nu is het verhaal bijna af. Ironisch genoeg was het laatste dat ik op papier getekend en geïnkt heb een mijlpaal. Het laatste werk op echt papier is af. Ik ben nu bezig met het bijwerken en inkleuren van die laatste pagina’s, maar dat duurt nog wel even. Ook heb ik nog een zware dobber aan het bijwerken van de belettering van de strip, want mijn handschrift is gewoon te rommelig, zodat ik dit ook digitaal moet overdoen. Dat gaat de komende tijd nog het meeste werk worden. Als dat is afgerond zal ik de strip op de facebookpagina van Marcus en Marbod gaan publiceren in feuilleton, zoals een krantenstrip. Ik kan nog geen exacte datum beloven, maar ik weet zeker dat het ergens in 2019 gaat lukken.’

Iets om naar uit te kijken dus. Kijk als het zover is voor het verhaal  “De Komst van de Keizer” (en voor die tijd voor meer strips en af en toe een teaser) op www.facebook.com/MarcusMarbod. 

De “minder talrijke” Cananefaten

brinnoHet is opvallend dat de inheemse bevolking van Romeins Nederland vooral aan de naam Bataven verbonden wordt, terwijl zij verre van de enige bewoners waren. Met name in Holland is dat frappant als men bedenkt dat het nog maar de vraag is of het Bataafse leefgebied zo ver reikte. Wel valt een groot deel van Zuid-Holland onder het rivierengebied, dat door de Romeinen het Insula Batavorum genoemd werd. Maar in het westen daarvan lag een andere civitas, die van de Cananefaten. En hoewel deze stam vaak in de oude schoolboekjes vermeld stond, lijkt hij tegenwoordig helaas wat vergeten.

De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)
De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)

De naam van deze stam is enigszins verwarrend. Dat komt ook door een verscheidenheid aan spelling. Hoewel de Romeinen spraken van Cananefates, zijn er ook teksten gevonden over Cannenefates en Hiannanefates. De vernederlandste vorm Kaninefaten wordt vandaag de dag als verouderd beschouwd. Aan die spellingswijzen is bovendien vaak de uitleg verbonden dat zij zou staan voor “konijnenvatters” omdat de Cananefaten op konijnen in de duinen zouden hebben gejaagd. Dat is geheel onjuist, aangezien konijnen voor de middeleeuwen niet in Nederland voorkwamen. Groter is de kans dat het een samensmelting is van het Keltische cannene (“look”) en het Germaanse fates (“meesters”). Dit lijkt dus op een Keltische achtergrond of een mengeling van Kelten en Germanen. Hoewel de Cananefaatse oorsprong onduidelijker is dan die van de Bataven, is het ook hier mogelijk dat het gaat om een groep Germanen die gebruik maakte van het machtsvacuüm van de Gallische oorlog, die de al aanwezige bevolking vanaf dat moment domineerden. Marcus Velleius Paterculus beschrijft hoe Tiberius in 4 na Chr. op een veldtocht onder meer de Cananefaten onderwierp, wat doet vermoeden dat zij oorspronkelijk ten noorden van de Rijn leefden, misschien bij de IJssel.

Waren de Cananefaatse "lookmeesters" zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?
Waren de Cananefaatse “lookmeesters” zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?

De vestiging op Zuid-Hollandse westelijke strandwallen, tussen de kust en de veenmoerassen en getijdengebieden, kan de naam Cananefaten verklaren, aangezien deze zandgrond geschikt is voor het verbouwen van looksoorten zoals prei en uien. Verder is informatie over de Cananefaatse cultuur beperkt. Volgens Tacitus leken zij sterk op de Bataven, maar “minder talrijk”. In Vlaardingen gevonden klepduikers uit ongeveer 100 na Chr. doen wel vermoeden dat zij (al dan niet in samenwerking met de Romeinen) in staat waren om het land goed te cultiveren: met behulp van deze klepduikers werden de eerste sluizen van Nederland gemaakt. Qua godsdiensten zijn de meest teruggevonden sporen die van de Matrona’s of Moeders, een vermoedelijke Keltische verering van nogal geheimzinnige moedergodinnen die opduikt van de Noordzee tot in Noord-Italië en dus ook op veel plaatsen in Nederland. Net als de Bataven leverden de Cananefaten hulptroepen, maar niet zo buitensporig veel zodat zij ook andere vormen van belasting betaalden. Ook van deze hulptroepen werd echter dankbaar gebruik gemaakt, zoals tijdens de opstand van de Friezen, waarbij de Romeinen Cananefaatse ruiters inzetten.

Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.
Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.

Dit betekende natuurlijk niet dat iedere individuele Cananefaat het Romeinse gezag zomaar aanvaardde. In 40 na Chr. zou een lokale hoofdman de spot hebben gedreven met de nogal vreemde “veldtocht” van Caligula, waarbij de zee op rituele wijze zou zijn “aangevallen”. Misschien ging het in werkelijkheid om een versterking van de grens (het fort Praetorium Agrippinae, in Valkenburg, is waarschijnlijk rond deze tijd gebouwd en daarmee waarschijnlijk meer Rijnforten) in combinatie met een godsdienstig ritueel, maar toch… In 46 na Chr. veroorzaakte de Cananefaatse officier Gannascus een hoop problemen door te deserteren en zich bij een troep Chaukische rovers aan te sluiten: met zijn kennis lagen de Rijndelta en de westkust voor deze piraten open. De nieuwe gouverneur Corbulo gebruikte dit als aanleiding om het land van de Friezen te bezetten en liet Gannascus door “onderhandelaars” doden, wat bijna een oorlog met de Chauken deed ontbranden. Alleen interventie van de keizer maakte dat Corbulo zich weer achter de Rijn terugtrok.

In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.
In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.

Individuen als de spottende hoofdman of Gannascus de piraat hadden op lange termijn niet zoveel invloed op de geschiedenis. Een heel andere zaak was het als grote massa’s in opstand kwamen. In 69 na Chr., het jaar waarin de Bataafse opstand uitbrak, was de onvrede bij de Cananefaten blijkbaar ook op een hoogtepunt: niet de Bataven maar zijzelf waren het die als eerste in opstand kwamen en zich tegen de Romeinen keerden. Hun aanvoerder hierbij was een zekere Brinno, de zoon van eerdergenoemde hoofdman, die door zijn mannen op de zo beroemde wijze op het schild geheven werd. In de zomer van dat jaar viel hij met zijn mannen de onderbezette Rijnforten van Zuid-Holland onverwachts aan, waarbij Lugdunum (Katwijk) en Praetorium Agrippinae (Valkenburg) als eerste vielen. Vervolgens trok Brinno oostwaarts langs de Rijn. Het is niet duidelijk welke forten door hem werden verwoest en welke bij evacuatie in brand gestoken werden, maar eind augustus was er tot aan Fectio (Vechten) geen fort meer over. Ondertussen sloten de Friezen en Chauken zich bij Brinno aan. Toen pas nam de Bataaf Julius Civilis openlijk de leiding over de opstand. Met de hulp van al zijn bondgenoten, inclusief de Cananefaten, dreef hij de Romeinen steeds verder stroomopwaarts, tot de hele Rijngrens in handen van de rebellen was. Toen stuurden Rome echter versterkingen en werden de rebellen langzaam maar zeker tot achter de Rijn teruggedreven, waar zij zich gedwongen zagen om vrede te sluiten.

Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.
Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.

Het herstel van de Pax Romana lijkt ook het herstel van de oude verdragen te hebben meegebracht. Er is in elk geval niet vastgesteld dat de Cananefaten en andere rebellen erg streng gestraft werden, al is het goed mogelijk dat de rebellenleiders het wel moesten bekopen. Cananefaatse hulptroepen werden in elk geval niet meer in eigen land gevestigd,: er zijn wel sporen van hen gevonden aan de Donau en in Numidië. Wel is er geopperd dat andere stammen in het westen van Germania Inferior misschien grond in bezit hadden genomen van de verslagen en dus uitgedunde Cananefaten, maar ook dit is niet bewezen. Het bestuurscentrum van de stam bleef bestaan, namelijk in een stadje dat ontstaan was aan het kanaal dat Corbulo aangelegd had in het gebied. Na een bezoek van keizer Hadrianus aan de provincie, in 121 of 122, werd deze stad Forum Hadriani (“markt van Hadrianus”) genoemd, wat heeft geleid tot de aanname dat Hadrianus marktrechten aan de stad gegeven had. Er zijn redenen om dit in twijfel te trekken, aangezien belangrijke steden zoals bestuurscentra deze rechten vaak al hadden. Bovendien is overname van de naam van de keizer niet ongebruikelijk in de tweede eeuw. Mijlpalen uit de tweede en derde eeuw spreken van MAC, wat waarschijnlijk staat voor Municipium Aelium Cananefatium, waarbij de tweede naam opnieuw verwijst naar Aelius Hadrianus. Lange tijd werd geconcludeerd dat de benaming municipium zou duiden op een beperkt stadsrecht, maar aangezien Romeinen geen stadsrecht hadden, lijkt het erop dat het in die tweede eeuw een soort mode werd om steden zo te noemen.

In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.
In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.

De Crisis van de Derde Eeuw deed de economie van Germania Inferior helemaal geen goed en kostte MAC uiteindelijk de kop: toenemende onveiligheid in de regio en ecologische problemen zoals een stijgende zeespiegel maakten dat de stad rond 270 leegliep. Net als de Bataven gingen de overgebleven Cananefaten vanaf deze tijd langzaam op in de nieuwere bevolking. Hun gebieden zouden aan de Franken en Friezen toevallen. Hun naam is niet zo trots de geschiedenis in gegaan als die van de Bataven, wat toch eigenlijk erg zonde is. Hoewel de “lookmeesters” nog wel genoemd werden in de traditionele schoolboeken, bleef de naam altijd minder hangen en werden zij ten onrechte vaak toch onder de Bataven geschaard.

Matilo: het Leidse castellum onder de Roomburg

Leiden Matilo2Na Katwijk en Valkenburg trekken we nog verder landinwaarts en komen we bij Leiden. Het is een kleine 10 kilometer als we langs de Rijn trekken, althans langs de vermoedelijke loop ervan in de Romeinse tijd. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan, want Leiden is uiteraard een flinke stad, zodat de Rijn er erg gekanaliseerd bijligt. Dat geldt met name voor het historische centrum van de stad, waar het wemelt van de grachtjes en kanaaltjes (wie de kaart bekijkt herkent in de loop ervan nog de omtrek van de vroegmoderne vestingstad). Het is een omgeving die rijk is aan vondsten uit de Romeinse tijd, zoals diverse muntvondsten en de ene nederzetting na de andere. In het Rijksmuseum van Oudheden zijn bovendien allerlei Romeinse zaken te bezichtigen, ook van heel ver weg.

De beroemdste vondst uit Matilo en heel Leiden is uiteraard dit ruitermasker, bijgenaamd "Gordon" vanwege de uiterlijke gelijkenis met die bekende zanger.
De beroemdste vondst uit Matilo en heel Leiden is uiteraard dit ruitermasker, bijgenaamd “Gordon” vanwege de uiterlijke gelijkenis met die bekende zanger. Het masker is te zien in het Rijksmuseum van Oudheden.

Het Romeinse castellum dat ons doel is bevindt zich echter buiten het centrum, in de wijk Roomburg, genoemd naar een gelijknamig klooster. Al lopend over de Hoge Rijndijk komt men er vanzelf in de buurt, heel dichtbij Leiderdorp en Zoeterwoude-Rijndijk. Wie deze straat volgt en oplet zal vanzelf twee torentjes waarnemen. Hier ligt Archeologisch Park Matilo, waar de omtrekken van het castellum zijn weergegeven. Aan de andere kant, ten zuidwesten van het park, zijn de straten vernoemd naar bekende Romeinse personen en godheden. Bij het ontwerp van deze wijk heeft men het Romeinse schaakbordpatroon in gedachten genomen.

De Nederlandse levende geschiedenisvereniging Pax Romana beeldt o.a. soldaten van het Cohors XV uit.
De Nederlandse levende geschiedenisvereniging Pax Romana beeldt o.a. soldaten van het Cohors XV uit.

Vlakbij Matilo moet het Kanaal van Corbulo in de Rijn zijn uitgemond. Het Kanaal werd rond het jaar 50 gegraven in opdracht van Gnaeus Domitius Corbulo, met als voornaamste doel een verbinding tussen de Rijn en Maas aan te leggen, zodat de Romeinse marine vrij veilig heen en weer kon zonder de zee op te hoeven. Aangezien het een strategisch punt betrof is het dus logisch dat er een versterking moest komen. Toch is er weinig teruggevonden van deze eerste bouwfase, zodat sommigen eraan twijfelen of Matilo al voor de Bataafse Opstand (69-70 na Chr.) bestond. Als het fort al voor de opstand gebouwd werd heeft het deze, zoals alle anderen in Zuid-Holland, niet overleefd. In elk geval was er sprake van bezetting na de opstand. De Cohors XV Voluntariorum Civium Romanum Pia Fidelis werd hier gelegerd. Het betrof hier een cohort dat werd opgericht in 9 na Chr., toen keizer Augustus na de Varusslag in allerijl nieuwe troepen liet oprichten. Hoewel de naam van het cohort vrijwillige aanmelding van Romeinse staatsburgers impliceert, werd er enige dwang uitgeoefend op veteranen om zich in te schrijven, bij gebrek aan voldoende aanmeldingen. Ook slaven werden bij deze lichting in het leger opgenomen, als is het niet waarschijnlijk dat dit lang geduurd heeft. De eretitel Pia Fidelis (“trouw en loyaal”) kreeg het cohort na een rol te hebben gespeeld in het verslaan van de opstandige gouverneur van Germania Superior, in 89 na Chr.

Matilo moet op zijn hoogtepunt door een vrij grote vicus omgeven zijn.
Matilo moet op zijn hoogtepunt door een vrij grote vicus omgeven zijn.

De Cohors I Lucensium en Numerus Exploratorum Batavorum moeten ook enige tijd gelegerd hebben gezeten in Matilo. De eerste was een cohort van hulptroepen uit Hispania, terwijl de laatste een numerus was, een term die oorspronkelijk werd gebruikt voor quasi-permanente detachementen of voor barbaarse bondgenoten die niet in de structuur van legioenen en hulptroepen waren opgenomen. (De term is ook gebruikt voor het laat-Romeinse grensleger, maar tegen deze tijd was Matilo waarschijnlijk al verlaten.) Vlakbij de noordpoort lag waarschijnlijk een brug over het Kanaal van Corbulo. Juist deze gunstige ligging aan het kanaal zorgde er wellicht voor dat de vicus van Matilo zo’n grote omvang kreeg: deze lag zowel ten westen als ten zuiden en oosten van het fort. Ten noordwesten lag waarschijnlijk het grafveld.

De resten van een schildhoes van Cohors XV. De capricornus was blijkbaar een symbool van het cohort.
De resten van een schildhoes van Cohors XV. De capricornus was blijkbaar een symbool van het cohort.

Zoals veel castella langs de limes heeft Matilo meerdere constructiefasen. De eerste herbouw na 70 na Chr. wordt op 100-125 na Chr. gedateerd, waar al stenen bij gebruikt werden. Mogelijk speelde het bezoek van keizer Hadrianus aan Germania Inferior in 121 hier een rol in. De castellummuur werd eind 2e eeuw volledig versteend, tussen 196 en 198, onder keizer Septimius Severus. Rond deze tijd moet Cohors XV de vervallen wapenkamer hebben herbouwd, zoals uit een teruggevonden tekst blijkt. De laatste bouwfase van Matilo was waarschijnlijk in 243, wat opvallend laat is, aangezien dit midden in de Crisis van de Derde Eeuw valt en er rond die tijd derhalve weinig aandacht aan de herbouw van de meeste grensforten besteed werd. Zoals veel castella langs de Rijn is Matilo vermoedelijk rond 275 verlaten.

Uitzicht over Park Matilo.
Uitzicht over Park Matilo.

Op de plek van Matilo verrees later een klooster genaamd Roomburg. Ook dit klooster staat er inmiddels niet meer, al is de wijk ernaar vernoemd. Al in de 16e eeuw werden er in Roomburg vondsten gedaan. Grote opgravingen werden in 1962 en 1984 aan de westzijde van het castellum ondernomen, terwijl het castellum zelf pas in 1995 opgegraven werd. In 2013 werd hier het Archeologisch Park Matilo gebouwd. Behalve dat het de contouren zichtbaar maakt, is er ook directe informatie te vinden op kunstzinnig vormgegeven panelen. Uiteraard loopt de limesweg door het park heen. Ten noordwesten ervan is een kleine reconstructie van het kanaal van Corbulo gemaakt, inclusief een brug en een boot, als verwijzing naar het schip van Matilo dat in 1912 werd opgegraven. In enkele tuintjes rondom het fort worden Romeinse groenten verbouwd. Daarnaast is er ook aandacht voor het klooster Roomburg.

De Pax Romana hernieuwd: Romeins hoogtij in de Lage Landen (70 t/m 180 na Chr.)

isingsDe eeuw na de Opstand der Bataven kan met recht als de zenit van de Romeinse tijd in Nederland worden omschreven. Misschien zelfs wel als de zenit van het hele Romeinse rijk, dat een stabiele omvang bereikte en een periode van relatieve vrede doormaakte. Nooit zou zo’n groot deel van Europa voor zo’n lange tijd onder het officiële bestuur van één enkele staat vallen. Nadat de opstanden in het rijk waren neergeslagen en Vespasianus keizer was geworden, werd de Januspoort in Rome gesloten, hetgeen het teken was van vrede, van de Pax Romana. De voorheen soms zo mobiele legioenen werden nu vooral als grensbewaking ingezet, samen met de steeds grotere hoeveelheid hulptroepen.

Vereniging Gemina Project beeldt al sinds 1987 de soldaten van Legio X Gemina uit.
Vereniging Gemina Project beeldt al sinds 1987 de soldaten van Legio X Gemina uit.

De Opstand der Bataven was van enorme omvang geweest en er werden vanzelfsprekend maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. De opstandige legioenen (I Germanica, IV Macedonica en XVI Gallica) werden opgeheven en Legio II Adiutrix werd voorlopig in het land van de Bataven gevestigd, niet ver van de ruïnes van het vernietigde Oppidum Batavorum. Het jaar daarop vertrok het echter al: gouverneur Cerialis had een nieuwe benoeming gekregen als bevelhebber van Brittannia en nam zijn trouwe legioen met zich mee. Legio II werd als bewaker van de Bataven afgelost door Legio X Gemina, dat vanuit Hispania naar Germania was gemarcheerd om te helpen met het bestrijden van de opstand. De grote legerplaats of castra lag op de heuvel ten oosten van het Valkhof: op de Hunnerberg, waar Drusus 90 jaar geleden zijn grote troependepot had laten bouwen. Dat tijdelijke kamp was op 15.000 soldaten berekend geweest, dus is het onnodig te zeggen dat de nieuwe castra een stuk kleiner was. Desondanks werden er toch 4000 à 6000 soldaten permanent ondergebracht in het huidige Nijmegen-Oost. Tegelijkertijd werden de Bataafse en Cananefaatse rekruten voor alle zekerheid niet meer ingezet in eigen land. Bijgevolg kwamen sommige van hen tot in de verste hoeken van het rijk, zoals in Brittannia of aan de Donau. Als er aan de Rijngrens hulptroepen werden ingezet betrof dat dus hulptroepen van elders uit het rijk. Zo heeft er bijvoorbeeld een Iberisch cohort gediend in het castellum van Traiectum (Utrecht).

De castra van Noviomagus, gezien vanuit het oosten, met links het grote forum en bovenaan het amfitheater.
De castra van Noviomagus, gezien vanuit het oosten, met links het grote forum en bovenaan het amfitheater.

Op den duur was de aanwezigheid van zo’n grote legerplaats op de Hunnerberg voor veel mensen eerder een zegen dan een vloek. Aan een compleet legioen viel uiteraard een hoop klandizie te winnen, dus is het begrijpelijk dat het kampdorp rondom de castra aardig groeide. Ten zuidwesten van de castra werd op den duur zelfs een amfitheater gebouwd, voor zover bekend het enige dat de Romeinen ooit op Nederlandse bodem gebouwd hebben. Het bood plaats aan wel 12.000 toeschouwers, wat gezien het aantal inwoners in de omgeving zelfs wel wat overdreven was. De soldaten zullen de tribune goed gevuld hebben in hun vrije tijd (al zullen zij die nooit allemaal tegelijkertijd hebben gehad). Drie kilometer stroomafwaarts ontstond ondertussen een nieuwe nederzetting, gebouwd volgens het typische Romeinse “schaakbord-patroon”. Ook deze handelsnederzetting kende al snel een bloeitijd en groeide uit tot een volwaardige Gallo-Romeinse stad, die bekend kwam te staan onder de naam Noviomagus, wat Gallisch is voor “Nieuwe Markt”.

Gallo-Romeinse villa's en hoeves hoefden tussen 70 en 250 AD nauwelijks beveiligd te worden. (Deze Villa van Rijswijk-de Bult, nagebouwd als het Archeologiehuis in Alphen a/d Rijn, dateert uit de 3e eeuw.)
Gallo-Romeinse villa’s en hoeves hoefden tussen 70 en 250 AD nauwelijks beveiligd te worden. (Deze Villa van Rijswijk-de Bult, nagebouwd als het Archeologiehuis in Alphen a/d Rijn, dateert uit de 3e eeuw.)

Zo brak er een stabiele periode van vrede en rust aan. Ten zuiden van de Rijn was het zo veilig dat er villa’s en hoeves met landerijen werden gebouwd, zonder dat deze met een omheining en bewakers moesten worden beveiligd. Er werden geen pogingen genomen de stammen ten noorden van de Rijn nog bij het rijk in te lijven, maar contact via de handel was er des te meer. De Frisii leverden nog een kleine hoeveelheid soldaten, die met name in Britannia werden ingezet. Verder waren zij praktisch vrij van Romeinse politieke invloed, maar kwamen zij via de handel wel in contact met de Gallo-Romeinse cultuur. Ook met de andere stammen in het vrije Germania lijken geen ernstige problemen te zijn geweest. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er niet met enige regelmaat een plundertocht of overval plaatsvond, maar dat hier zo weinig voorbeelden van bewaard zijn gebleven maakt in elk geval wel duidelijk dat dit niet meer dan incidenten waren, waarbij het eerdere om kleine bendes ging dan om grote krijgsmachten. Door het grote aantal castella langs de Rijn en alle wachttorens die daar tussenin stonden, kon het dichtstbijzijnde garnizoen altijd snel worden geïnformeerd en ingrijpen.

Hoewel slechts door een paar man bezet waren de wachttorens, zoals hier nagebouwd bij Vechten, cruciaal in het bewaken van de Rijngrens en de limesweg.
Hoewel slechts door een paar man bezet waren de wachttorens, zoals hier nagebouwd bij Vechten, cruciaal in het bewaken van de Rijngrens en de limesweg.

Het beste voorbeeld van een gewapende actie van Legio X Gemina in deze periode was in het jaar 89. In dat jaar werd Antonius Saturninus, de gouverneur van Germania Superior, door zijn troepen tot keizer uitgeroepen. Zijn collega in Germania Inferior, Lucius Appius Maximus Norbanus, koos echter de kant van de toenmalige keizer Domitianus en schakelde zijn legioenen en vloot in om Saturninus te verslaan. Die had gerekend op hulp van de Chatten, die de bevroren Rijn zouden oversteken, maar de invallende dooi haalde een streep door de rekening, zodat Saturninus uiteindelijk alleen stond en verslagen werd. Bij wijze van beloning kregen Maximus’ troepen de erenaam pia fidelis Domitiana.

Keizer Domitianus durfde het aan om Germania Inferior en Superior tot echte provincies te verheffen.
Keizer Domitianus durfde het aan om Germania Inferior en Superior tot echte provincies te verheffen.

Mogelijk speelde deze gebeurtenis een rol in het wijzigen van het bestuur van de provincies. Voorheen waren beide Germania’s vooral een soort aan elkaar gekoppelde militaire districten geweest, bestuurd door een militair opperbevelhebber, waarbij de gebieden min of meer als “subprovincie” van Gallia Belgica golden. Nu werden zij eindelijk als twee volwaardige en aparte provincies erkend, met een burgerlijk bestuur. Dat kan dus ten dele geweest zijn om de macht van de generaals in te dammen. Men moet echter zeker niet vergeten dat de opbouw van een infrastructuur en goed functionerend bestuur in deze tijd erg veel tijd kosten, omdat men begon vanuit een stadium waarin dergelijke zaken niet of nauwelijks bestonden. Mede daarom kan het inrichten van een fatsoenlijke volwaardige provincie ook gewoon een traag proces zijn geweest. Bovendien moest men zeker weten dat de grenzen stabiel genoeg waren en dat de plaatselijke bevolking ook koest genoeg was, hetgeen na de Bataafse opstand natuurlijk weer een lange tijd flink onzeker bleef. Dat Domitianus de stap durfde te zetten is dus een zeer gunstig teken. Colonia Agrippinensis werd door hem definitief tot de hoofdstad van de provincie gemaakt.

Colonia Ulpia Traiana, oftewel Xanten, werd door keizer Trajanus gesticht.
Colonia Ulpia Traiana, oftewel Xanten, werd door keizer Trajanus gesticht.

Het was in deze stad dat gouverneur Marcus Ulpius Traianus in 98 hoorde dat keizer Nerva overleden was. Daar Nerva hem als zijn zoon had geadopteerd betekende dit nieuws dat Trajanus de nieuwe keizer zou worden en hij begaf zich dan ook naar Rome. Dit deed hij in het gezelschap van een Bataafse lijfwacht, hetgeen wel aantoont dat het vertrouwen in de Germaanse bevolking weer hersteld was. Dat Trajanus weer Bataven als keizerlijke lijfwacht in dienst nam is zeker een interessant teken, al was het niet ongebruikelijk om dergelijke lijfwachten juist van ver te halen, opdat zij weinig op zouden hebben met de politiek van Rome. Belangrijker is het feit dat Trajanus met deze troepen vanuit Colonia Agrippinensis vertrok, wat betekent dat zij alweer in hun eigen provincie werden ingezet. Trajanus stichtte ook een tweede Romeinse colonia in Germania Inferior, namelijk bij het administratieve centrum van de Cugerni. Het in de opstand verwoeste Castra Vetera was vervangen door een nieuwe castra, maar nu werd daar vlakbij een nieuwe, volwaardige Romeinse stad gesticht, wat eigenlijk erg ongebruikelijk was. De stad werd naar de keizer genoemd: Colonia Ulpia Traiana (Xanten). De bewoners van de streek zouden op den duur steeds meer bekend staan als de Traianensen.

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (Illustratie door Peter Nuyten)
Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (©Illustratie door Peter Nuyten)

Ook Noviomagus werd niet vergeten door Trajanus. Rond het jaar 100 werd er ten oosten van de castra een groot forum omringd door winkels opgericht, nadat de legerplaats marktrechten gekregen had van de keizer. Het fraaie marktgebouw was echter niet lang van nut. Dat er zoveel rust en vrede in Germania Inferior was, maakte dat de legioenen elders nuttiger konden worden ingezet. In 104 werd Legio X Gemina overgeplaatst naar de Donau, waar Trajanus zich concentreerde op de verovering van Dacië. Het legioen werd vervangen door een klein detachement van Legio IX Hispana; voortaan zouden er nog steeds legionairs op de Hunnerberg verblijven, maar wel in een veel kleinere hoeveelheid. Zonder twijfel was dit een economische ramp voor de mensen die rondom de vesting woonden. Ook voor de bewoners van de stad zal het niet prettig zijn geweest, al schonk Trajanus de stad vooralsnog marktrechten in 106. Niet voor niets werd de stad nadien Ulpia Noviomagus Batavorum genoemd, naar Trajanus’ familienaam Ulpius.

Keizer Hadrianus hechtte veel waarde aan de band met zijn leger en aan het optimaliseren van de efficiëntie ervan.
Keizer Hadrianus hechtte veel waarde aan de band met zijn leger en aan het optimaliseren van de efficiëntie ervan.

Trajanus’ opvolger Hadrianus was de keizer die een keurkorps van ruiters instelde als speciale lijfwacht, de equites singulares, waar veel Bataven in gediend moeten hebben. Verder werkte hij hard aan de hervorming van het leger en de ambtenarij. Het bestuur werd meer hiërarchisch ingedeeld, met de keizer aan de top. De legers in de provincie moesten voortaan vooral worden aangevuld met lokale rekruten en de benoeming van officieren moest meer berusten op bekwaamheid en minder op afkomst. Ook legde Hadrianus de nadruk meer op defensie dan op de aanval: waarschijnlijk werden in zijn tijd de eerste forten “versteend”, waarbij de houten muren werden afgebroken en vervangen door stenen. Hadrianus reisde het hele rijk door om het leger en bestuur te inspecteren en waar nodig op de schop te nemen. Door zijn sobere militaire uitdossing en deelname aan zware marsen vergrootte hij zijn band met het leger en werkte hij het moreel in de hand.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.

Ook ons land deed hij aan, waarschijnlijk in het jaar 121. Het kanaal van Corbulo werd uitgebaggerd en er werd een nieuwe weg langs de Rijn aangelegd. De aan dat kanaal gelegen hoofdplaats van de Cananefaten kreeg marktrechten van hem, wat dan ook resulteerde in de naam Forum Hadriani: de Markt van Hadrianus (Voorburg). Rond diezelfde tijd kreeg Noviomagus waarschijnlijk ook de status van een municipium, een erkende hoofdplaats van een lokale gemeenschap, waarin beperkt burgerrecht gold. Waarschijnlijk kreeg Forum Hadriani die status rond 160: het stadje werd derhalve ook wel Munipium Aelium Cananefatum genoemd, verwijzend naar Hadrianus’ familienaam Aelius. Het werd de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland. Vermoedelijk begon Hadrianus ook met de aanleg van forten langs de westkust, zoals in de duinen van Ockenburgh, in Den Haag. Dit om de handel met Brittannia te bewaken.

Onder Marcus Aurelius begint duidelijk te worden dat de glorietijd van Germania Inferior voorbij aan het gaan is.
Onder Marcus Aurelius begint duidelijk te worden dat de glorietijd van Germania Inferior voorbij aan het gaan is.

Het bewaken van de zee bleek uiteindelijk toch geen overbodige luxe. In 167 plunderden de Chaukische zeerovers massaal het Rijn-Scheldegebied. Dit was tijdens de regering van Marcus Aurelius en Lucius Verus, wat achteraf wel eens gezien wordt als de de periode waarin de eerste tekenen van verval zich aandeden. Deze periode was een keerpunt omdat er voor het eerst Germaanse invallen waren die tot diep in het rijk doordrongen en Italië bedreigden, waaruit bleek dat veel van die zogenaamde bondgenoten ten noorden van de Rijn helemaal niet zo betrouwbaar waren. De grote invallen waren waarschijnlijk een indirect gevolg van de Antonijnse pest (vermoedelijk de pokken) die de legers van Lucius Verus hadden meegebracht uit het Midden-Oosten. De epidemie had een hoog dodental tot gevolg, zodat men op zowel economisch als militair terrein met een ernstig gebrek aan mankracht zat. Dat nauwe contact met de volkeren van over de grens werd nu noodlottig omdat het nieuws van de problemen daardoor uitlekte. Dat was zeker problematisch omdat veel van deze volkeren ook hulptroepen en huurlingen leverden, die ook de oorlogvoering en bijkomstige zwakheden van het Romeinse leger kenden.

Een standbeeld voor keizer Trajanus op het naar hem vernoemde plein in Nijmegen herinnert ons aan de Romeinse hoogtijdagen.
Een standbeeld voor keizer Trajanus op het naar hem vernoemde plein in Nijmegen herinnert ons aan de Romeinse hoogtijdagen.

De inval van de Chauken kan misschien in hetzelfde licht verklaard worden, daar dit rond dezelfde tijd plaatsvindt. Men was nog een paar jaar bezig de plunderaars te bestrijden: ene Didius Julianus was nog in 172 actief bezig met het terugslaan van de Chauken. Toch werd de castra van Noviomagus rond 175 definitief ontruimd. Het werd blijkbaar niet langer nodig geacht om deze ingeslapen uithoek bezet te houden. In plaats daarvan werd Fectio, als vlootbasis, het belangrijkste commandocentrum in ons land. Niet lang daarna, rond 180, werd Noviomagus grotendeels in de as gelegd. Waardoor de brand ontstond is niet duidelijk. Het kan een vijandige actie, maar ook gewoon een ongeluk zijn geweest. De stad werd herbouwd en leefde voort. Haar economische glorietijd was echter al decennia voorbij.

Imperator Caesar Augustus

augustusWat veel mensen niet weten is dat Julius Caesar, die toch als symbool van het keizerschap wordt gezien, helemaal geen Romeinse keizer was, puur omdat de titel in zijn tijd nog niet bestond. De eerste keizer was Augustus, die zijn eigen leven wel eens met een lang toneelstuk vergeleek. Dat kan wel kloppen, want oorspronkelijk heette Augustus geen Augustus. Zijn ware naam was Gaius Octavius, de naam van zijn vader. Gaius Octavius senior was de achter-achterkleinzoon van een tribunus angusticlavius, een militair tribuun uit de ridderklasse. Verder lezen Imperator Caesar Augustus