De “minder talrijke” Cananefaten

brinnoHet is opvallend dat de inheemse bevolking van Romeins Nederland vooral aan de naam Bataven verbonden wordt, terwijl zij verre van de enige bewoners waren. Met name in Holland is dat frappant als men bedenkt dat het nog maar de vraag is of het Bataafse leefgebied zo ver reikte. Wel valt een groot deel van Zuid-Holland onder het rivierengebied, dat door de Romeinen het Insula Batavorum genoemd werd. Maar in het westen daarvan lag een andere civitas, die van de Cananefaten. En hoewel deze stam vaak in de oude schoolboekjes vermeld stond, lijkt hij tegenwoordig helaas wat vergeten.

De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)
De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)

De naam van deze stam is enigszins verwarrend. Dat komt ook door een verscheidenheid aan spelling. Hoewel de Romeinen spraken van Cananefates, zijn er ook teksten gevonden over Cannenefates en Hiannanefates. De vernederlandste vorm Kaninefaten wordt vandaag de dag als verouderd beschouwd. Aan die spellingswijzen is bovendien vaak de uitleg verbonden dat zij zou staan voor “konijnenvatters” omdat de Cananefaten op konijnen in de duinen zouden hebben gejaagd. Dat is geheel onjuist, aangezien konijnen voor de middeleeuwen niet in Nederland voorkwamen. Groter is de kans dat het een samensmelting is van het Keltische cannene (“look”) en het Germaanse fates (“meesters”). Dit lijkt dus op een Keltische achtergrond of een mengeling van Kelten en Germanen. Hoewel de Cananefaatse oorsprong onduidelijker is dan die van de Bataven, is het ook hier mogelijk dat het gaat om een groep Germanen die gebruik maakte van het machtsvacuüm van de Gallische oorlog, die de al aanwezige bevolking vanaf dat moment domineerden. Marcus Velleius Paterculus beschrijft hoe Tiberius in 4 na Chr. op een veldtocht onder meer de Cananefaten onderwierp, wat doet vermoeden dat zij oorspronkelijk ten noorden van de Rijn leefden, misschien bij de IJssel.

Waren de Cananefaatse "lookmeesters" zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?
Waren de Cananefaatse “lookmeesters” zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?

De vestiging op Zuid-Hollandse westelijke strandwallen, tussen de kust en de veenmoerassen en getijdengebieden, kan de naam Cananefaten verklaren, aangezien deze zandgrond geschikt is voor het verbouwen van looksoorten zoals prei en uien. Verder is informatie over de Cananefaatse cultuur beperkt. Volgens Tacitus leken zij sterk op de Bataven, maar “minder talrijk”. In Vlaardingen gevonden klepduikers uit ongeveer 100 na Chr. doen wel vermoeden dat zij (al dan niet in samenwerking met de Romeinen) in staat waren om het land goed te cultiveren: met behulp van deze klepduikers werden de eerste sluizen van Nederland gemaakt. Qua godsdiensten zijn de meest teruggevonden sporen die van de Matrona’s of Moeders, een vermoedelijke Keltische verering van nogal geheimzinnige moedergodinnen die opduikt van de Noordzee tot in Noord-Italië en dus ook op veel plaatsen in Nederland. Net als de Bataven leverden de Cananefaten hulptroepen, maar niet zo buitensporig veel zodat zij ook andere vormen van belasting betaalden. Ook van deze hulptroepen werd echter dankbaar gebruik gemaakt, zoals tijdens de opstand van de Friezen, waarbij de Romeinen Cananefaatse ruiters inzetten.

Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.
Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.

Dit betekende natuurlijk niet dat iedere individuele Cananefaat het Romeinse gezag zomaar aanvaardde. In 40 na Chr. zou een lokale hoofdman de spot hebben gedreven met de nogal vreemde “veldtocht” van Caligula, waarbij de zee op rituele wijze zou zijn “aangevallen”. Misschien ging het in werkelijkheid om een versterking van de grens (het fort Praetorium Agrippinae, in Valkenburg, is waarschijnlijk rond deze tijd gebouwd en daarmee waarschijnlijk meer Rijnforten) in combinatie met een godsdienstig ritueel, maar toch… In 46 na Chr. veroorzaakte de Cananefaatse officier Gannascus een hoop problemen door te deserteren en zich bij een troep Chaukische rovers aan te sluiten: met zijn kennis lagen de Rijndelta en de westkust voor deze piraten open. De nieuwe gouverneur Corbulo gebruikte dit als aanleiding om het land van de Friezen te bezetten en liet Gannascus door “onderhandelaars” doden, wat bijna een oorlog met de Chauken deed ontbranden. Alleen interventie van de keizer maakte dat Corbulo zich weer achter de Rijn terugtrok.

In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.
In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.

Individuen als de spottende hoofdman of Gannascus de piraat hadden op lange termijn niet zoveel invloed op de geschiedenis. Een heel andere zaak was het als grote massa’s in opstand kwamen. In 69 na Chr., het jaar waarin de Bataafse opstand uitbrak, was de onvrede bij de Cananefaten blijkbaar ook op een hoogtepunt: niet de Bataven maar zijzelf waren het die als eerste in opstand kwamen en zich tegen de Romeinen keerden. Hun aanvoerder hierbij was een zekere Brinno, de zoon van eerdergenoemde hoofdman, die door zijn mannen op de zo beroemde wijze op het schild geheven werd. In de zomer van dat jaar viel hij met zijn mannen de onderbezette Rijnforten van Zuid-Holland onverwachts aan, waarbij Lugdunum (Katwijk) en Praetorium Agrippinae (Valkenburg) als eerste vielen. Vervolgens trok Brinno oostwaarts langs de Rijn. Het is niet duidelijk welke forten door hem werden verwoest en welke bij evacuatie in brand gestoken werden, maar eind augustus was er tot aan Fectio (Vechten) geen fort meer over. Ondertussen sloten de Friezen en Chauken zich bij Brinno aan. Toen pas nam de Bataaf Julius Civilis openlijk de leiding over de opstand. Met de hulp van al zijn bondgenoten, inclusief de Cananefaten, dreef hij de Romeinen steeds verder stroomopwaarts, tot de hele Rijngrens in handen van de rebellen was. Toen stuurden Rome echter versterkingen en werden de rebellen langzaam maar zeker tot achter de Rijn teruggedreven, waar zij zich gedwongen zagen om vrede te sluiten.

Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.
Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.

Het herstel van de Pax Romana lijkt ook het herstel van de oude verdragen te hebben meegebracht. Er is in elk geval niet vastgesteld dat de Cananefaten en andere rebellen erg streng gestraft werden, al is het goed mogelijk dat de rebellenleiders het wel moesten bekopen. Cananefaatse hulptroepen werden in elk geval niet meer in eigen land gevestigd,: er zijn wel sporen van hen gevonden aan de Donau en in Numidië. Wel is er geopperd dat andere stammen in het westen van Germania Inferior misschien grond in bezit hadden genomen van de verslagen en dus uitgedunde Cananefaten, maar ook dit is niet bewezen. Het bestuurscentrum van de stam bleef bestaan, namelijk in een stadje dat ontstaan was aan het kanaal dat Corbulo aangelegd had in het gebied. Na een bezoek van keizer Hadrianus aan de provincie, in 121 of 122, werd deze stad Forum Hadriani (“markt van Hadrianus”) genoemd, wat heeft geleid tot de aanname dat Hadrianus marktrechten aan de stad gegeven had. Er zijn redenen om dit in twijfel te trekken, aangezien belangrijke steden zoals bestuurscentra deze rechten vaak al hadden. Bovendien is overname van de naam van de keizer niet ongebruikelijk in de tweede eeuw. Mijlpalen uit de tweede en derde eeuw spreken van MAC, wat waarschijnlijk staat voor Municipium Aelium Cananefatium, waarbij de tweede naam opnieuw verwijst naar Aelius Hadrianus. Lange tijd werd geconcludeerd dat de benaming municipium zou duiden op een beperkt stadsrecht, maar aangezien Romeinen geen stadsrecht hadden, lijkt het erop dat het in die tweede eeuw een soort mode werd om steden zo te noemen.

In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.
In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.

De Crisis van de Derde Eeuw deed de economie van Germania Inferior helemaal geen goed en kostte MAC uiteindelijk de kop: toenemende onveiligheid in de regio en ecologische problemen zoals een stijgende zeespiegel maakten dat de stad rond 270 leegliep. Net als de Bataven gingen de overgebleven Cananefaten vanaf deze tijd langzaam op in de nieuwere bevolking. Hun gebieden zouden aan de Franken en Friezen toevallen. Hun naam is niet zo trots de geschiedenis in gegaan als die van de Bataven, wat toch eigenlijk erg zonde is. Hoewel de “lookmeesters” nog wel genoemd werden in de traditionele schoolboeken, bleef de naam altijd minder hangen en werden zij ten onrechte vaak toch onder de Bataven geschaard.

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 7: het land van de Frisii

De bekendste stam uit het noorden van Nederland zijn de Frisii of Friezen, de bewoners van Friesland, Groningen en Noord-Holland. We moeten niet te haastig zijn om ze op één hoop te gooien met de moderne Friezen: het is totaal niet bekend wat voor taal de Frisii spraken, dus ook niet of het een voorloper van Westerlauwers Fries was. Nieuwe bewoners in de Laat-Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kregen de naam Friezen op hun beurt opgespeld omdat het gebied waarin zij woonden bekend stond als Frisia, waar het moderne Friesland, West-Friesland in de kop van Noord-Holland en Oost-Friesland in Duitsland hun naam aan danken. De Frisii werden door de Romeinen opgedeeld in de Frisii Minores of “mindere Friezen” en Frisii maiores of “meerdere Friezen”. Welke van de twee groepen welke was is niet helemaal duidelijk. De Frisii werden onderworpen door Drusus in 12 v. Chr., maar kwamen in 28 na Chr. in opstand. Ongeveer 20 jaar later werden ze opnieuw onderworpen door gouverneur Corbulo, die echter onmiddellijk opdracht kreeg om zijn troepen terug te trekken. Over het algemeen bleven de Frisii als bondgenoten en dus vazallen fungeren. Een enkele keer waren er echter ook botsingen.

Friesland, Groningen en Oost-Friesland

Reisgids Friesland GroningenFriesland is opvallend rijk aan inheemse en Romeinse vondsten. Dat betekent niet alleen dat de streek redelijk bewoond was, maar ook dat er veel handelscontacten met de Romeinen waren, zelfs toen die hun ambities om het noorden te veroveren hadden gestaakt. Het landschap van de gebieden ten zuiden van de Waddenzee wordt sterk gekenmerkt door een grote hoeveelheid terpen, aangelegd voor boerderijen en soms zelfs complete dorpen, om er zeker van te zijn dat deze niet weggespoeld werden bij hoogwater. Veel van deze terpen werden in de 3e eeuw verlaten vanwege een stijgende zeespiegel en andere ecologische problemen.

chauci1. Oost-Friesland
In Oost-Friesland, wat nu in Duitsland ligt, woonden de oosterburen van de Frisii: de Chauken en de Amspivariërs, die ook op terpen leefden. In 58 na Chr. werden de Ampsivariërs door de Chauken verjaagd van de Eemsmonding en dienden zich aan om het door de Chamaven verlaten land bij de Rijn in te nemen. Hetzelfde jaar probeerde ook een groep Friezen zich daar te vestigen. Beide groepen keken lelijk op hun neus. De Chauken hadden zich ondertussen naar het westen verplaatst en mogelijk ook een aardige aanwezigheid in Groningen. Enkele keren voeren er Chauken naar de Rijndelta om hier de kust en rivieren te plunderen, soms in gezelschap van wat Friezen. Dit was in 47 na Chr. aanleiding voor gouverneur Corbulo om het land der Friezen te bezetten en bijna een oorlog met de Chauken te beginnen, tot keizer Claudius dit verbood. Daarna waren de meeste plundertochten niet meer dan incidentjes, tot een hele grote rond 170, die de Romeinen prompt de verdediging van de westkust deed opschroeven. Uiteindelijk gingen de Chauken op in de Saksen.
In het Duitse Bentumersiel wordt een Romeins castellum vermoed. Van 12 v. Chr. tot 16 na Chr. voerden de Romeinen immers uitgebreide operaties tussen de Rijn en de Elbe met het doel hier een provincie in te richten. Volgens sommigen zou dit castellum Flevum kunnen zijn, dat in 28 na Chr. door de opstandige Friezen zou zijn belegerd. Gezien de positie aan de Eemsmonding is dat niet onmogelijk.

Storm2. Waddenzee
Tijdens de expedities van Drusus, Tiberius en Germanicus werd de Waddenzee meerdere malen gebruikt om langs de noordkust naar de Eems of zelfs de Elbe te varen. Zo eenvoudig was dat niet, want het verschil tussen hoog en laag water was erg groot en de zandbanken maakten de zee flink verraderlijk, zodat de Romeinen zich gedwongen zagen om platbodems te bouwen. Stormen op de terugweg in het najaar konden goed gevaarlijk zijn. Er was dan ook soms hulp van de Friezen nodig om veilig terug te kunnen keren. Meerdere keren leden Romeinse soldaten er schipbreuk, zodat de overlevenden vast kwamen te zitten op waddeneilandjes.

3. Nederzetting Ezinge
Locatie: Ezinger terp
De Ezinger terp werd waarschijnlijk al bewoond in 600 v. Chr. en bleef dat tot ver in de middeleeuwen onafgebroken. Behalve boeren woonden er blijkbaar ook handwerkers in het dorp. Romeinse handelswaar kwam er in de 2e en/of 3e eeuw ook terecht, wat blijkt uit 137 scherven van terra sigillata en een bronzen Jupiterbeeldje. Er is ook Laat-Romeins aardewerk gevonden.
Bezienswaardigheden: Museum Wierdenland (Van Swinderenweg 10, Ezinge)
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinenmarkt in Museum Wierdenland (29 april, 11:00-17:00)

Terp4. Nederzetting Holwerd
Locatie: Terp van Holwerd
Of Holwerd gedurende de Romeinse tijd bewoond werd is niet helemaal zeker, maar de terp bestond sowieso al voor die tijd. Er is een munt gevonden van rond het begin van onze jaartelling en een stuk terra sigillata uit de 2e eeuw. Er is ook een solidus gevonden uit de zesde eeuw, uit de regeringstijd van de Oost-Romeinse keizer Justinus.

5. Nederzetting Vaardeburen
Locatie: Terp Vaardeburen
De terp van Vaardeburen is opgeworpen in de IJzertijd. Een zeer interessante Romeinse vondst was een Mercuriusbeeldje van ongeveer 11 cm hoog. Een half verbrand skelet uit de 3e eeuw was waarschijnlijk een rommelig gecremeerde persoon die na afloop blijkbaar niet begraven werd. Naast het lijk lag een half verbrande schaal van terra sigillata, met het opschrift dat de schaal gemaakt was door Boudilus. Misschien was het een grafgift die mee gecremeerd werd.

6. Nederzetting Hallum
Locatie: Terp van Hallum
Op de terp van Hallum zijn drie beeldjes gevonden. Twee ervan stellen Romeinse goden voor. Een vrouwelijke buste van 15,5 cm hoog stelt waarschijnlijk Ceres voor. Het tweede beeldje is van de halfgod Hercules. Het derde beeldje stelde een bokje voor. Daarnaast vond men een zilveren denarius uit de tijd van Tiberius, een lederen schoen van een soldaat en een ivoren handgreep van een Romeins zwaard. In de 3e eeuw moet er een aanlegplaats voor boten geweest zijn bij het dorp, dat in de 4e eeuw verlaten werd.

©Fries Museum; CC BY-SA 3.0
©Fries Museum; CC BY-SA 3.0

7. Hludana-steen
De votiefsteen voor de godin Hludana werd in 1888 ontdekt in Beetgum. Volgens het opschrift is de steen aan haar opgedragen door “de pachters van de visserij, toen Quintus Valerius Secundus hoofdpachter was”. De steen stamt uit het begin van de jaartelling, toen de Romeinse controle over het noorden nog vrij sterk was. Nog vier stenen voor Hludana zijn gevonden bij Kalkar, Xanten, Bonn en in de Holdeurn bij Nijmegen.

©J. Lendering; CC BY-SA 3.0
©J. Lendering; CC BY-SA 3.0

8. Terpdorpen van Wijnaldum
Locatie: Voorrijpterp (nederzetting 1)
Wijnaldum kent zes terpen en zes nederzettingen. De Voorrijpterp was vanaf de IJzertijd tot in de Vroege Middeleeuwen voortdurend bewoond. Voor die tijd moet Wijnaldum een vlaknederzetting (dus zonder terp) geweest zijn. Er werden in de Romeinse tijd ook dijkjes aangelegd door her en der plaggen te storten. In die tijd werd het dorp een centrum van de metaalbewerking in de omgeving. De in de omgeving gevonden munten werden hiervoor als grondstof gebruikt, maar waarschijnlijk ook als betaalmiddel en als gewichtsmaten. In de 3e eeuw begon men weg te trekken, tot het dorp rond 300 verlaten was. Meer dan een eeuw later begon Wijnaldum weer bewoond te worden. Veel Romeinse goederen bleven in gebruik en gingen dus waarschijnlijk pas in de Vroege Middeleeuwen “de grond in”.

9. Nederzetting Hitzum.
Locatie: terp van Hitzum
Gebouwen uit de Romeinse tijd zijn in Hitzum niet ontdekt, maar wel meerdere voorwerpen die bewoning suggereren. In 1880 ontdekte men er een maskerachtig beeldje uit de 2e of 3e eeuw, waarschijnlijk voor Bacchus. Ook werd er op de terp een solidus van Theodosius II (408-450) ontdekt.

tolsum10. Tabula van Tolsum
De tabula van Tolsum werd in 1914 ontdekt en bevat een akte. Aanvankelijk dacht men dat het om de verkoop van een koe ging, maar in 2009 werd de vertaling opnieuw onder de loep genomen. De tekst bevat een schuldbekentenis van een onbekend persoon aan een slaaf genaamd Carus. Uit de tekst valt af te leiden dat dit in 29 na Chr. gebeurd moet zijn, relatief kort na de opstand der Friezen, wat impliceert dat de handel gewoon doorging.

©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0
©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0

11. Nederzetting Kimswerd
Locatie: terp van Kimswerd
Vondsten op de terp van Kimswerd doen vermoeden dat hij rond het begin van onze jaartelling pas voor het eerst bewoond werd, aanzienlijk later dan de meeste terpen in Westergo. Een schaal uit de 2e eeuw bevatte de naam Domitianus, maar verwijst waarschijnlijk naar de maker of eigenaar van de schaal in plaats van naar de gelijknamige keizer. Een beeldje van Mercurius stamt uit de 2e of 3e eeuw.

²Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0
©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0

12. Nederzetting Pingjum
Locatie: Terp van Pingjum
Zoals bij meer Friese terpen is het niet bewezen dat die van Pingjum voortdurend bewoond werd, maar we vermoeden dat er in de Romeinse tijd al een dorp was. Een Mercuriusbeeldje uit de 2e of 3e eeuw laat dit zien. In de 3e eeuw verlieten de mensen de terp, maar vanaf de 5e eeuw werd de nederzetting weer bewoond.

²Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0
©Fries Museum; Collectie het Koninklijk Fries Genootschap; CC BY-SA 4.0

13. Nederzetting van Sotterum
Locatie: Terp van Sotterum
De terp van Sotterum werd rond 200 v. Chr. opgeworpen en bevatte een dorp in de Romeinse tijd. Een indrukwekkende vondst is een bronzen paardenbeeldje uit de 2e of 3e eeuw. Daarnaast zijn er uit de Romeinse tijd ook aardewerk, munten, spelden en zelfs waterputten en erfafscheidingen ontdekt.

A. Fries Museum
Locatie: Wilhelminaplein 92, Leeuwarden
Het Fries Museum bevat een hoop archeologische vondsten uit Friesland. Hiertoe behoren ook godenbeeldjes en andere vondsten uit de bovengenoemde terpdorpen. En natuurlijk de schrijfplank van Tolsum!

Noord-Holland en Zuid-Holland achter de Rijn

Reisgids Noord-HollandHolland werd boven de Rijn waarschijnlijk ook door Friezen bewoond, maar het landschap moet hier aanzienlijk anders zijn geweest. In plaats van de stevige duinen die hier tegenwoordig liggen, lag er een zogeheten strandwal, op de plaats waar nu nog steeds de zandgrond van het westen ligt. De strandwal bestaat nog, maar was in de Romeinse tijd wat hoger, terwijl de zeespiegel wat lager was. Ten oosten daarvan was het landschap veenachtig, vol stroompjes en moerassen. Toch viel ook hier wel degelijk te wonen.

©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY-SA 4.0
©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY-SA 4.0

1. Helm van Texel
Op het strand van Texel werd in 1949 een Romeinse helm ontdekt uit de eerste helft van de 1e eeuw: de helm vertoont weinig reliëf en heeft een korte nekklep en een knop bovenop. Wangkleppen en voorhoofdsbeugel ontbreken. De inscriptie op de helm is onduidelijk, maar staat misschien voor een zesriemer genaamd Hirundo.

sommel2. Graf op de Sommeltjesberg
Op de Sommeltjesberg werd al in 1777 een graf vol Romeinse voorwerpen ontdekt: onder andere een paardentuig, een ketel, twee lepels om wijn mee te filteren. Op de ketel stond het woord of de naam MATVTIO. Eén van de lepels bevatte het opschrift ADRAXIVS F. Waar de voorwerpen na meer dan twee eeuwen gebleven zijn is helaas onbekend.

Woud van Baduhenna3. Woud van Baduhenna (?)
De exacte locatie van het Woud van Baduhenna is tot op de dag van vandaag een raadsel, vooral omdat het nog altijd niet honderd procent zeker is waar castellum Flevum lag. De omgeving van Heiloo is geopperd, maar verre van bewezen. Bekend is dat de opstand van de Friezen in 28 na Chr. leidde tot een slag in dit woud, dat vermoedelijk genoemd is naar een inheemse godin. De Romeinen waren in wouden vrijwel altijd in het nadeel omdat zij hier ruimte misten voor hun formaties en aanvallers niet konden achtervolgen zonder het risico te lopen te verdwalen of in een hinderlaag gelokt te worden. Tot overmaat van ramp was het woud blijkbaar erg moerassig. Bevelhebber Lucius Apronius moest ter plekke nieuwe wegen en moerasbruggen laten aanleggen om het woud door te komen. Doordat hij zijn hulptroepen in groepen opdeelde raakten deze één voor één in de knoei. 900 soldaten sneuvelden in de slag. 400 man zouden zich verschanst hebben in de villa van een zekere Cruptorix, waar zij uiteindelijk elkaar doodden uit angst voor verraad.

4. Heiligdom Uitgeest-Dorregeest
Over het mogelijke heiligdom bij Uitgeest is weinig zeker. Er is veel aardewerk gevonden, net als een dakpan en wat botten. Of dat daadwerkelijk duidt op een Romeins of inheems heiligdom is nog maar de vraag.

©Open Data Provinciaal Depot voor Archeologie Noord-Holland; CC BY-SA 4.0
©Open Data Provinciaal Depot voor Archeologie Noord-Holland; CC BY-SA 4.0

5. Victoria van Heemstee
Het bij Heemstee gevonden Victoriabeeldje kan ergens tussen 70 en 270 na Chr. gemaakt zijn. Het was van brons en diende mogelijk als bouwoffer.

6. Tempel van Beverwijk-Broekpolder
Beverwijk bevatte mogelijk een inheems Fries heiligdom. Het lag relatief dicht bij Velsen en de tempel van Velserbroek. Als inheems heiligdom was het misschien eerder een open cultusplaats dan een gebouw.

©Graham Sumner
©Graham Sumner

7. Castellum Velsen
Locatie: A9, Velsen-Zuid, bij het IJ (Velsen 1); HVC aan de Amsterdamseweg (Velsen 2)
Het castellum bij Velsen wordt tegenwoordig vaak geassocieerd met Flevum, het fort dat in 28 na Chr. door de opstandige Friezen aangevallen werd. Gezien de ligging bij het Flevomeer is dat niet onmogelijk, zeker omdat er sporen van een aanval gevonden zijn. Er werden maar liefst 520 slingerkogels in het fort gevonden, waarvan een groot deel niet in keurige amandelvorm, maar in de vorm van vingerkootjes, wat impliceert dat de kogels op raakten en er razendsnel nieuwe werden gemaakt door de soldaten met hun vingers gaten in het zand te laten drukken en daar lood in te gieten. Toen het beleg was opgebroken werd het fort kort daarna alsnog verlaten. Om het onbruikbaar te maken werden de waterputten vergiftigd door er lijken van soldaten en paarden in te gooien. Velsen 1 was waarschijnlijk al tussen 14 en 16 na Chr. gebouwd, maar werd na de evacuatie opnieuw in gebruik genomen rond 35 na Chr. Een jaar of 5 later werd Velsen 2 gebouwd, een tweede kamp iets stroomafwaarts. Waarschijnlijk had de nieuwe aanwezigheid te maken met Caligula’s plannen om de Rijngrens te versterken en zo de invasie van Brittannia te vergemakkelijken. Al een decennium later was het met Velsen gedaan: de oever slibde dicht zodat het fort weinig nut meer had en keizer Claudius wilde geen permanente bezetting ten noorden van de Rijn meer.

©Huis van Hilde; CC BY-SA
©Huis van Hilde; CC BY-SA

8. Tempel Velserbroek
De omgeving van Velsen bevatte meerdere inheemse nederzettingen. Bij Velserbroek bevond zich echter een daadwerkelijk heiligdom dat misschien door zowel de Friezen als de Romeinen gebruikt werd.

9. Castellum Lugdunum (Katwijk)
Locatie: Uitwateringssluis, Katwijk
Uiteindelijk komen we weer aan de Rijngrens. Nou ja… Van Katwijk tot Koudekerk zijn veel nederzettingen ten noorden van de Rijn gevonden, die ook sporen bevatten van Romeins aardewerk, vaak geïmporteerd. Dit is opvallend omdat het in strijd lijkt met de ontruiming van de noordoever die in de Achterhoek plaatsvond. Misschien lag het eraan dat hier een grotere hoeveelheid soldaten woonde, maar van de andere kant zat er in 58 na Chr. nog geen legioen in Nijmegen.

016A. Huis van Hilde
Locatie: Westerplein 6, Castricum
Het Huis van Hilde bevat een collectie archeologische vondsten uit heel Noord-Holland, van de prehistorie tot de moderne geschiedenis. Ook de Romeinen en Friezen ontbreken hier niet bij. De vaste tentoonstelling bevat niet alleen vondsten maar ook gereconstrueerde personen, waaronder een Friese krijger en Romeinse legionair.
Speciaal in de Romeinenweek: Ontdek Romeins Noord-Holland (weekenden 11:00-17:00; 30 april 10:00-17:00; overige dagen 09:00-17:00); Romeins koken (13:00-16:00)

allard piersonB. Allard Pierson Museum
Locatie: Oude Turfmarkt 127, Amsterdam
Het Allard Pierson Museum is het archeologisch museum van de Universiteit van Amsterdam. Het is begonnen als studiecollectie (wat het in principe nog steeds is) maar is sinds de jaren ’70 ook steeds meer een publieksfunctie gaan bekleden. Behalve schitterende Romeinse stukken bevat het museum ook stukken van de Etrusken, Grieken en vele andere oude culturen. De gipsenzolder bevat meer dan 300 gipsen kopieën van Griekse en Romeinse beelden.
Speciaal in de Romeinenweek: Ontdek de val van het Romeinse rijk (6 mei, 13:00-16:00)

Romeinen en mobiliteit: de waterwegen

alphen schipGegroet, goeiige geweldenaren! Als rondreizende Romeinse soldaat geef ik doorgaans de voorkeur aan de benenwagen, maar dat is niet altijd haalbaar. Vorig jaar moest ik een paar keer mijn toevlucht nemen tot wat snellere vervoermiddelen. Daarbij is het één natuurlijk sneller dan het ander. Een koets of ossenwagen schelen de passagier een hoop energie, maar gaan niet buitengewoon snel. Te paard of met een renwagen ga je veel sneller, maar kun je weer minder bagage meenemen. Snelheid en draagkracht kun je allebei vinden op een boot, die als enige nadeel heeft dat je alleen kunt komen waar er (voldoende) water is. Ondanks dat nadeel zijn de rivieren eigenlijk de snelwegen van mijn tijd.

Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).
Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).

De belangrijkste rivier in Romeins Nederland en heel Germania Inferior is natuurlijk de Rijn, die niet alleen de grens van het Romeinse rijk was maar ook als een belangrijke handelsroute gold. Dat was des te meer zo omdat de Rijn natuurlijk allerlei zijrivieren heeft. Bij castellum Carvo (Herwen) takte de Waal af van de Rijn: hij nam dusdanig veel water mee dat de Romeinse veldheer Drusus er zelfs een dam aanlegde om dit te verminderen, want een hogere Rijn is niet alleen een groter obstakel voor invallers, maar ook veel beter begaanbaar voor schepen. De Lek bestond ook al, maar was toen nog een zijriviertje – in jullie tijd is het de grote hoofdstroom terwijl de Oude en Kromme Rijn een zijriviertje zijn geworden. Via zowel de Waal als de Lek kon je uitkomen in het Helinium, de grote wijde riviermonding waar ook de eveneens zeer belangrijke Maas uitkwam. Laten we ook de Schelde trouwens niet vergeten, die de grens tussen Germania Inferior en Gallia Belgica vormde. Een andere belangrijke zijrivier van de Rijn was de Fectio of Vecht, die naar het Flevomeer in het noorden leidde. Vanuit het Flevomeer kon je via de rivier het Flevum (het Oer-IJ) of wat meer noordelijke stromen als het Vlie naar de Noordzee varen.

Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!
Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!

Wij Romeinen vermeden de Noordzee liever, want die was ruw en gevaarlijk. Bovendien is het verschillen tussen de getijden hier veel sterker dan in de Middellandse Zee, wat de Noordzee of Germaanse Zee in onze Romeinse ogen extra onvoorspelbaar maakt. Aan de Waddenzee hebben we slechte herinneringen omdat troepen van veldheren als Drusus en Germanicus hier vaak ellende kregen als ze in de herfst terug probeerden te keren van hun expedities. Stormen en zandbanken zorgden voor ernstige problemen of zelfs schipbreuk. Als het even kan vermijden wij die zee dus liever. Reden voor sommige opperbevelhebbers om enkele kanalen aan te leggen. Zo liet Drusus in 12 v. Chr. één of meerdere kanalen graven om naar het Flevomeer en de Waddenzee te komen. Waar zo’n Drususgracht gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan een verbinding tussen de Rijn en Oude IJssel, maar die ontstond pas veel later vanzelf. Misschien lag het kanaal wel heel ergens anders. Veel zekerder zijn we van het kanaal dat Corbulo in 47 na Chr. liet graven in Zuid-Holland tussen de Rijn en het Helinium.

Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.
Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.

Corbulo liet zijn kanaal met een goede reden graven. Niet alleen handelsschepen konden hierdoor gemakkelijk oversteken van de Rijn naar de Maas, maar ook militaire schepen. De kanalen van Drusus hadden al als doel gehad om de Rijnvloot of Classis Germanica naar het noorden te laten varen voor verkenningstochten en oorlogen, waarvoor Drusus ook al de dam bij Carvo had laten bouwen. Corbulo kreeg bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te maken met plunderingen door zeerovers uit het land van de Chauken, bij de Eemsmonding. Deze rovers voeren langs de kust naar het rivierengebied en hielden hier lelijk huis, waar Corbulo mee moest afrekenen. Behalve oorlogsschepen zette Corbulo ook kleinere patrouilleschepen in om de rivieren uit te kammen. Door kleine stroompjes met elkaar te verbinden kon Corbulo een enorm kanaal aan laten leggen zodat zijn vloot gemakkelijk van rivier naar rivier kon zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven.

Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.
Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.

Hoewel de militaire Romeinse schepen vaak galeien met roeiers waren, voeren er ook veel vrachtschepen van kooplui af en aan. In de Rijndelta waren dat meestal platbodems, die niet erg diep lagen en zo geen last hadden van de modderige oevers. Deze schepen werden niet geroeid maar geboomd, oftewel voortgestuwd door ze met lange stokken af te zetten tegen de bodem. Op de schepen werden vrachten vervoerd zoals voedsel en bouwmaterialen voor de grote hoeveelheid Romeinse forten aan de Rijn, Maas en kustgebieden. Ook belangrijke handelsplaatsen aan het water, zoals Noviomagus en Forum Hadriani, werden natuurlijk veelvuldig door vrachtschepen aangedaan. Sommige kooplui waagden zich ook regelmatig de zee over, naar Brittannia. Misschien dat daarom de inheemse godin Nehalennia enkele Gallo-Romeinse heiligdommen kreeg bij de Schelde en de westkust. Deze tempels stonden bij Colijnsplaat (in de Romeinse tijd Ganuenta) en Domburg. Waarschijnlijk was Nehalennia een Menapische godin die stond voor vruchtbaarheid en het bewaken van de handelaren. Geen wonder dat zoveel dankbare kooplui een votiefsteen aan haar schonken, als dank voor hun veilige overtocht.

De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo'n plek konden er flink aan verdienen!
De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo’n plek konden er flink aan verdienen!

Romeinen en water was een paar jaar geleden al het thema van de Romeinenweek, maar het sluit eigenlijk prachtig aan op de Romeinse mobiliteit, die dit jaar het thema zal zijn. De rivieren en kanalen waren geen belemmeringen, maar handelsroutes! En voor wie toch liever te voet ging was er altijd nog wel een brug te vinden om over te steken, haha! Dat komt mij in de Romeinenweek straks vast des te beter uit!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Castellum Rodanum: Romeinse aanwezigheid in Aardenburg

Aardenburg_Principia-en-tempel_klein-940x297Nog net in Nederland, niet ver van de grens, ligt Aardenburg. Het bevat één van de best bewaarde castella van Nederland en is tekenend voor de Romeinse aanwezigheid in Zeeuws-Vlaanderen, destijds een deel van het leefgebied van de Menapiërs, een Belgische stam en dus deel van de Romeinse provincie Gallia Belgica. Aardenburg of Rodanum is de zuidelijkste stop op onze tocht langs de Romeinse kustforten in Nederland.

De Romeinse nederzettingen en forten aan en nabij de kust.
De Romeinse nederzettingen en forten aan en nabij de kust.

De bouw van het castellum te Aardenburg vond plaats in de tweede helft van de 2e eeuw, wat duidelijk maakt dat de aanvallen door Chaukische piraten in de jaren 60 en 70 van die eeuw een rol speelden. De Rijndelta en de Schelde moesten het ontgelden, evenals de kust van Gallia Belgica. De plunderingen zijn de geschiedenis ingegaan als een definitieve verandering, al lijkt het erop dat de piraten uiteindelijk door gouverneur Didius Julianus verjaagd werden en hun succes toch niet zo groot was. Wel zijn de aanvallen te plaatsen in een breder kader van afnemende veiligheid tijdens de regering van Marcus Aurelius, waarin de uitbraak van de Antonijnse pest de legers uitdunde zodat grensvolkeren hun kans roken en hun bondgenootschappen met Rome verbraken. Het was duidelijk dat de westkust net zozeer versterking nodig had als de Rijngrens, zodat er meerdere forten aan de kust gebouwd werden, van Katwijk tot en met West-Vlaanderen.

Maquette van het castellum van Aardenburg.
Maquette van het castellum van Aardenburg.

Eén zo’n fort werd bij de oostelijke oever van een rivier genaamd Rudanna uit de grond gestampt, waar nu Aardenburg ligt. Het fort in kwestie zou Rodanum geheten kunnen hebben. De muren van het castellum werden vrijwel meteen gebouwd in natuursteen, aangevoerd vanuit de Eifel en uit Tornacum (Doornik). Het fort was van flinke omvang, want het mat 150 bij 240 meter en bood onderdak aan een soldaat of duizend. Hoe de twee cohorten in het fort heetten is onbekend, al zijn er dakpannen gevonden met inscripties die duidelijk maken dat beide cohorten het nummer 2 droegen en dat de bijgevoegde namen ervan respectievelijk met A en S begonnen. Afgaande op aardewerk moet één van de garnizoenen in elk geval bij de Rijn en de Moezel gezeten hebben.

De fundering van één van de torens is nog zichtbaar in Aardenburg.
De fundering van één van de torens is nog zichtbaar in Aardenburg.

Tot voor de bouw van Rodanum had de lokale Menapische bevolking weinig directe contacten met de Romeinse cultuur, zodat er nu een hoop veranderde. De snelle verspreiding van koopwaar uit verschillende delen van het rijk, maar ook de verplichting om voedsel aan de soldaten te leveren, maakte dat de economie ingrijpend veranderde en meer vergelijkbaar werd met die rondom de forten aan de Rijn. In het fort zijn namelijk ook allerlei sporen gevonden van plaatselijk aardewerk, evenals van vis en schelpdieren.

De tempel van Aardenburg (illustratie door Mikko Kriek)
De tempel van Aardenburg (illustratie door Mikko Kriek)

Opvallend is de aanwezigheid van een tempeltje in het fort, wat niet erg gebruikelijk is voor een Romeins castellum. Het is mogelijk dat vanaf 225, de militaire aanwezigheid enigszins beperkt werd zodat de meeste soldaten aanwezig waren in het niet veraf gelegen Oudenburg. Misschien werd het fort nu grotendeels veranderd in een burgerlijke nederzetting. Als dat zo was, heeft dat in elk geval niet eeuwig geduurd, want na het jaar 260 werd het fort opnieuw versterkt in opdracht van Postumus, de keizer die tijdens de Crisis van de Derde Eeuw zijn eigen rijk in Gallië bestuurde en erin slaagde de grenzen opnieuw onder controle te krijgen. Rond 274, na de dood van Postumus, ging het Gallische Rijk echter zijn ondergang tegemoet en werd heroverd door keizer Aurelianus, die met zijn strijd de grenslegers volledig uitdunde. Het castellum werd volledig verlaten, waarschijnlijk na een aanval door Saksische piraten. Tegelijkertijd nam door klimaatverandering en verzakking van de bodem het gevaar van de zee toe, wat een extra reden was om de kustforten te evacueren. Om ervoor te zorgen dat de Saksen het fort niet konden gebruiken werden de muren verwoest. De tempel ging in vlammen op, al is niet bekend of dat bij de evacuatie gebeurde.

Personages uit de Romeinse tijd (en andere tijdperken) geven het leven in de geschiedenis van Aardenburg weer.
Personages uit de Romeinse tijd (en andere tijdperken) geven het leven in de geschiedenis van Aardenburg weer.

Rodanum werd weer bewoond in de Middeleeuwen, waarin het bekend kwam te staan als Rodanburg, wat uiteindelijk verbasterd werd tot Aardenburg. In Aardenburg is een gemeentelijk archeologisch museum ingericht, vol voorwerpen die gesitueerd zijn rondom verschillende personen uit de historische maatschappij. Achter het museum ligt een grote tuin, met daarin de zichtbare fundering van het tempeltje. Aan de Burchtstraat is de fundering van een toren van het castellum zichtbaar gemaakt.