De Romeinse soldaat door de eeuwen heen

Etruskische helmBeste barbaarse burgers, wat kom ik toch vaak mensen tegen die vragen of ik voor Julius Caesar werk. Of misschien ik moet vechten tegen de Franken of Bataven. Die mensen moesten eens weten dat dit hele verschillende periodes zijn en dat je aan mij kunt zien uit welke periode ik kom. Of aan welke Romeinse soldaat dan ook. De Romeinen hebben immers een hele lange tijd bestaan. Je snapt dat er daarom flink wat veranderde in de loop der eeuwen. Zeker voor de Romeinse soldaten, want zodra je op een tegenstander stuitte die een nieuw trucje had, moest je je oorlogvoering en uitrusting daarop aanpassen om te kunnen winnen!

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door omringende Italische stammen.
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door omringende Italische stammen.

In de eerste eeuwen van Rome, de legendarische koningstijd, zullen de uitrustingen van de Romeinse krijgers beïnvloed zijn door de omringende oude Italische culturen, zoals de Etrusken en de Villanova-cultuur.  De helmen beschermden vooral de bovenkant van het hoofd en een bronzen plaat beschermde de borst. De meeste pantsers en wapens waren nog van brons. Tegen 500 v. Chr. (volgens de Romeinen begon de Romeinse Republiek 9 jaar daarvoor) waren er via de Etrusken en Griekse koloniën in Zuid-Italië steeds sterkere Griekse invloeden gekomen, zodat er ook echte hoplieten actief waren bij de Romeinen: zwaar bepantserde soldaten met een bijna 2,5 meter lange lans en een rond schild dat hoplon heet. Dat schild was sterk maar ook erg zwaar, want het was van hout met een laag brons erop. De voornaamste formatie waarin gevochten werd was natuurlijk de Griekse falanx.

Het Romeinse leger nam ook een tijdje de Griekse hoplieten-uitrusting en de falanx over.
Het Romeinse leger nam ook een tijdje de Griekse hoplieten-uitrusting en de falanx over.

Geleidelijk aan ontwikkelden de Romeinen steeds meer een eigen stijl. De zware hoplieten-uitrusting hield geen stand en werd langzaam vervangen door een andere uitrusting. De schilden werden meer ovaal, half gebogen om beter te beschermen en steviger te zijn. Via de Galliërs of Kelten in Noord-Italië (en later ook in het Gallisch gebied achter de Alpen) maakten de Romeinen kennis met een praktische bronzen helm, die de moderne archeologen een montefortino-helm noemen, al bleef een variant op de Griekse helm ook in gebruik, maar dan eentje die je gezicht niet afdekte. Het legioen bevatte in die tijd drie klassen infanterie. Of eigenlijk vier: voorop, voor de keurige formaties uit, gingen de velites, jonge soldaten die zeer licht bepantserd waren en als voornaamste taak hadden de vijand te provoceren, oftewel met snelle aanvallen met slingers en speren zoveel mogelijk schade aanrichten voor de legers elkaar troffen.

Romeinen uit de Vroege Republiek in gevecht met buren. Let op de helm in Griekse stijl en de Keltische helm.
Romeinen uit de Vroege Republiek in gevecht met buren. Let op de helm in Griekse stijl en de Keltische helm.

Als de vijand te dicht naderde weken de 1200 velites opzij en trad het echte legioen naar voren, opgesteld in manipels (blokken van 2 centuries van elk 60 of later 80 man). De voorste tien manipels heetten de hastati, wat lijkt te verwijzen naar de hasta of stootlans. De hastati (ook 1200 man) gebruikten echter wel degelijk de pilum of werpspeer, want waarschijnlijk betekende hasta oorspronkelijk gewoon speer, zonder dat het uitmaakte welke soort. De tweede rij van tien manipels bestond uit de 1200 principes: ondanks dat hun naam “eersten” betekent, stonden ze dus op de tweede plaats, maar ze waren dan ook meer ervaren en beter bepantserd dan de hastati. Als de vijand dus tussen de hastati doordrong was het aan de principes om de aanval op te vangen. Als het meezat hoefden de 600 triarii, de achterste klasse die bestond uit echte veteranen, dus niet veel werk te doen. Omdat zij achteraan stonden werden ze met hastae in plaats van pila uitgerust. Niet voor niets bestond in het oude Rome de uitdrukking dat iets “tot de triarii doorgedrongen” was als het sterk uit de hand liep.

De hastatus draagt nog een vrij lichte uitrusting en is een jaar of 20. De principus en triarius zijn veel meer ervaren.
De hastatus draagt nog een vrij lichte uitrusting en is een jaar of 20. De principus en triarius zijn veel meer ervaren.

De uitrusting van de soldaten kon verschillen, zowel op grond van persoonlijke rijkdom als in welk manipel je opgesteld was. Een dure lorica hamata of maliënkolder (ook een Keltische uitvinding) was voor een triarius gemakkelijker te betalen dan voor een hastatus, die vaak genoegen moest nemen met een eenvoudiger borstpantser, in de vorm van een kleine rechthoekige plaat. Van de andere kant kreeg hij vaak wel een scheenplaat op zijn linkerbeen om daar in slagorde (waarin dat been voorstond) wat minder kwetsbaar te zijn. De velites kwamen qua bepantsering niet verder dan een helm en schild, soms met een wolvenvel op de helm. Als zwaard kwam de Hispania afkomstige gladius in gebruik: een steekzwaard dat oorspronkelijk ongeveer een halve meter lang was, maar later korter werd.

De velites zijn echt uit de tijd van de republikeinse milities. Na de hervormingen van Marius verdwenen zij.
De velites zijn echt uit de tijd van de republikeinse milities. Na de hervormingen van Marius verdwenen zij.

Zoals je kan begrijpen was het dus moeilijk voor de gewone man om zijn uitrusting te kunnen betalen. Dat gaf in eerste instantie niet, want het Romeinse leger kende aanvankelijk dienstplicht met een vermogensgrens, zodat je alleen werd opgetrommeld om in milities te vechten als je jezelf in een uitrusting steken kon. Op den duur werkte dit echter niet meer. Er waren te veel oorlogen, zodat de Romeinse boeren en andere dienstplichtigen te vaak van huis waren en daardoor hun echte beroep niet meer konden beoefenen. Resultaat was dat het aantal armen dus steeg: veel boeren werden gedwongen hun grond te verkopen en moesten als proletarii of dagloners bij de dag leven, vaak in een armoeiig appartementje in de stad. Het leger kampte dus met een ernstig rekrutentekort, terwijl de overgebleven dienstplichten dus nog meer werk kregen, zodat hen hetzelfde probleem wachtte en het aantal dienstplichten nog verder afnam.

Ze zeggen dat de barse generaal Marius het Romeinse leger drastisch hervormde. Of zou het meer geleidelijk zijn gegaan?
Ze zeggen dat de barse generaal Marius het Romeinse leger drastisch hervormde. Of zou het meer geleidelijk zijn gegaan?

Eind 2e eeuw v. Chr. kwam hier een einde aan dankzij wat handige hervormingen, toegeschreven aan consul Marius. Het legioen werd een beroepsleger, waarin de soldaten dienst namen voor minimaal 20 (later 25) jaar. Je kreeg voortaan betaald en na je pensioen wachtte je een woonplaats in de provincies, misschien een fraai appartement of een woonhuis in een colonia (een voor Romeinse staatsburgers gestichte stad) of zelfs een stuk grond met genoeg ruimte voor je eigen boerderij! De uitrustingen werden meer gelijk geschakeld: er was nog steeds geen uniform, maar een goed pantser en goede bewapening moest er voor elke soldaat zijn! Wie dat niet betalen kon hoefde niet in paniek te raken: het bedrag dat je het leger nog schuldig was werd in etappes ingehouden op je soldij. Het onderscheid tussen de manipels verdween hiermee: de namen werden vooral nog gebruikt om de verschillende centuries uit elkaar te houden binnen de nieuwe cohorten: eenheden van zes centuries. Tien cohorten vormden een legioen.

Bronzen helmen met grote pluimen en veel maliënkolders. Dat zijn de soldaten uit de tijd van Julius Caesar!
Bronzen helmen met grote pluimen en veel maliënkolders. Dat zijn de soldaten uit de tijd van Julius Caesar!

Zo komt het dat in de tijd van Julius Caesar (rond 50 v. Chr.) de meeste legionairs een stevige bronzen helm en een maliënkolder of schubbenkolder (lorica squamata of lorica squamea) dragen als bepantsering. Rond die tijd maakten de Romeinen echter ook kennis met ijzeren helmen die sommige Galliërs droegen, vaak voorzien van wat handige verstevigingen. De Kelten stonden namelijk ook niet stil en nog lang nadat de Romeinen Gallië veroverd hadden kwamen hun beste helmen nog steeds uit Gallië. Rond de tijd van keizer Augustus waren er al ijzeren helmen in omloop (maar ook bronzen) en hadden veel Romeinse helmen een stevige nek-klep gekregen. Om hun middel droegen de soldaten in deze periode twee met metaal beslagen soldatenriemen (eentje voor het zwaard en eentje voor dolk) waar op den duur bovendien de cingulum, het schort van leren riempjes, aan verscheen. Waar dat laatste onderdeel nu voor diende is nog steeds niet duidelijk.

De stevig bepantserde legionair van rond het jaar 200.
De stevig bepantserde legionair van rond het jaar 200.

Zo komen we uiteindelijk op het bekende plaatje van een Romeinse soldaat. Vanaf het midden van de 1e eeuw worden er naast maliënkolders en schubbenpantsers ook plaatharnassen gedragen (lorica laminata of lorica segmentata), terwijl om het middel op den duur nog maar één riem gedragen werd. Zo’n soldaat van eind eerste of begin tweede eeuw ben ik. Maar ook dat plaatje houdt niet eeuwig stand. Al rond die tijd beginnen de soldaten bijvoorbeeld vaker dichte schoenen te dragen in plaats van hun beroemde caligae, wat in het noorden van het rijk ook wel te begrijpen is, net als de opkomst van de braccae, de soldatenbroek. Dat het Romeinse leger nog steeds innoveerde bleek begin 2e eeuw wel, toen tijdens de Dacische oorlog de ijzeren helmen razendsnel verstevigd moesten worden omdat de Dacische falx hier veel te gemakkelijk een gat in sloeg. In de tweede eeuw wordt de manica, een bepantsering voor de rechterarm, ook populairder, al wil dat niet zeggen dat elke soldaat hem droeg. Ondertussen werden de helmen steeds groter en steviger. En werd de uitrusting steeds meer gericht op flexibele formaties: de gladius verdween en werd vervangen door de spatha, het lange slagzwaard. Ook raakte de pilum uit de mode en gingen de legionairs in plaats daarvan over op de hasta of een korte werpspeer. De plaatpantsers verdwenen ook weer.

Laat-Romeinse soldaten, met een lange hasta, spatha en Berkasovo-helm.
Laat-Romeinse soldaten, met een lange hasta, spatha en Berkasovo-helm.

Een legionair van rond het jaar 200 zag er dus duidelijk anders uit dan eentje van 100 jaar eerder zoals ik, maar toch zullen jullie hem nog wel als Romein herkennen. Eind 3e eeuw wordt dat wellicht moeilijker. Meer ronde helmen uit de Balkan en uit Perzië komen dan in opkomst, zoals de Intercisa-helm of de Berkasovo-helm, terwijl de rechthoekige, gebogen schilden worden vervangen door ronde. In plaats van door een beugel op het voorhoofd werd de neus nu soms (zoals bij de Berkasovo) beschermd door een directe neusbeschermer, terwijl veel soldaten ook beenkappen droegen. Bovendien werd in de 4e eeuw de hasta flink langer gemaakt, zodat het bereik groter was. Een ander nieuw wapen in de Laat-Romeinse tijd zijn de plumbata, de werppijlen. De strakke formaties uit mijn tijd gaan dan allang niet meer: het Romeinse leger heeft een veel minder hecht gelid en is nu vooral op mobiliteit gericht. De troepen werden verdeeld over een grensleger (limitanei) en een mobiel veldleger in het achterland (comitatenses). De indeling van de legioenen uit deze tijd is wat onduidelijker, maar in elk geval waren de legioenen veel kleiner. In plaats van vijf- of zesduizend man telde een legioen nu een soldaat of duizend.

peelEn natuurlijk bleef er tot ver in de 15e eeuw een rijk bestaan in het oosten dat zichzelf nog steeds als het Romeinse rijk beschouwde. Maar laat ik niet nog al die Byzantijnse uitrustingen behandelen, want dan wordt het verhaal wel erg lang. Als je maar bedenkt dat het Romeinse leger altijd in ontwikkeling was. In de loop van een paar decennia konden er een paar details veranderen, in de loop van een eeuw al veel meer. Er ging immers veel tijd voorbij en de tijd doet dingen veranderen. Tempus fugit…

L. Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Wat je (misschien) nog niet wist over Romeinse pantsers

047Ave, salve et cetera! Zo, het is alweer een tijdje geleden dat ik, L. Octavius Barbatus, van mij heb laten horen in blogvorm. Na alle drukte in de Romeinenweek, heb ik eventjes wat rustiger aan gedaan. Maar na een tijdje gaat het natuurlijk toch weer kriebelen, dus ben ik weer aan de slag gegaan. Ik kwam op het idee om eens wat nader in te gaan op de Romeinse pantsers en dan vooral de onderdelen waar je gewoonlijk misschien niet zo vaak over hoort.

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)

Uiteraard kent iedereen de Romeinse pantsers die borst, schouders en rug bedekken. Maar als je nu ingaat op welke pantsers er precies zijn en hoe ze werken, merk je toch al snel dat veel mensen de boel flink door elkaar kunnen halen. Vaak zie je pantsers die niet bij gewone soldaten passen of zelfs meer Grieks zijn. Tot overmaat van ramp is de Romeinse wapenrusting in de loop der eeuwen natuurlijk continu een beetje veranderd, zodat een soldaat uit 400 v. Chr. er totaal anders uitziet dan eentje uit 400 erna! Maar wat betreft die Grieken is er natuurlijk wel een punt. De eerste Romeinse soldaten leken wellicht sterk op de Griekse hoplieten. Vermoedelijk was er ook veel invloed van omringende Italische volkeren, zoals de Samnieten en de Etrusken. Bepantsering van het lichaam bestond in die vroegere tijd vooral uit bronzen scheenplaten en een kuras of kleine borstplaat. Op den duur zouden de Romeinen echter een meer eigen stijl ontwikkelen. Veel soldaten, met name de voorste, lichte troepen, droegen nu een kleine borstplaat en enkel een scheenplaat op het linkerbeen, dat immers naar voren stond en dus kwetsbaarder was.

De helm en borstpantser van de Romeinse opperofficieren waren eigenlijk allang achterhaald. Maar ze dienden ook meer voor de sier dan voor de veiligheid.
De helm en borstpantser van de Romeinse opperofficieren waren eigenlijk allang achterhaald. Maar ze dienden ook meer voor de sier dan voor de veiligheid.

Ik hoef natuurlijk niet uit te leggen dat dit niet de meest effectieve bepantsering is. Een kleine borstplaat laat veel te veel onbeschermd, terwijl een volledig kuras, een lorica musculata, ook niet zo sterk was als het leek. Toen de Romeinen dus meer op de klassieke uitrustingen overgingen, werden kurassen van leer of metaal dus nog vooral door de hoogste officieren (en misschien ook door sommige centurio’s) gedragen. Niet voor niets, want vaak waren het niet meer dan sierpantsers en bovendien waren ze opvallend ouderwets. Zulke uitrustingen dienden dus meer om indruk te maken dan om echt te beschermen. Een generaal staat toch niet voorop.

Mijn lorica hamata is geklonken, met een extra laag over de schouders die wordt bevestigd met twee haakjes van koperlegering.
Mijn lorica hamata is geklonken, met een extra laag over de schouders die wordt bevestigd met twee haakjes van koperlegering.

De soldaten die wél in de slagorde stonden droegen gelukkig een heel wat steviger pantser. In de laatste eeuw van de Romeinse Republiek waren dit het schubbenpantser (de lorica squamata of lorica squamea) en de maliënkolder (de lorica hamata, mijn persoonlijke voorkeur), die overgenomen was van de Kelten. Op den duur zouden de Romeinen er echter wel hun eigen verbeteringen aan toevoegen, zoals extra bescherming over de schouders. In eerste instantie was die bescherming van leer of stof, maar rond het begin van de jaartelling was het gewoon een tweede laag maliën, wat het totaal aantal maliën voor één kolder op ongeveer 30.000 bracht! Met wat handige (en als het even kan fraai versierde) haken werden deze “flappen” dan op hun plaats gehouden. Verder was een belangrijk kenmerk van Romeinse maliënkolders de geklonken ringen. Om alle ringen in elkaar te krijgen moet ongeveer de helft een opening hebben; deze opening werd na bevestiging gesloten door middel van een piepklein klinknageltje. Dat maakte het in elk geval veel moeilijker om een gat in de kolder te maken.

Wat er na al die eeuwen nog over is van een lorica plumata. De combinatie van schubben en maliën was effectief, maar voor lang niet iedereen weggelegd.
Wat er na al die eeuwen nog over is van een lorica plumata. De combinatie van schubben en maliën was effectief, maar voor lang niet iedereen weggelegd.

Moeilijker betekent echter niet onmogelijk. Bij een inslag met hele grote kracht konden de maliën natuurlijk breken, zodat zware steekwapens gevaarlijk bleven. Tegen slagwapens was de hamata wat beter bestand, maar zelfs als je maliënkolder de klap van een bijl of zwaard weerstaat is de kans dat je ribben of sleutelbeen dat ook doet alsnog erg klein. Het is dan ook heel waarschijnlijk dat de Romeinen onder hun kolder nog een dik en stevig onderpantser of subarmalis droegen, waarschijnlijk van leer of stof. Een extra voordeel daarvan is dat het dragen van je pantser minder pijnlijk kan worden. Want metalen bepantsering zal altijd zwaar en hard zijn. Ook de soldaten gehuld in schubben zullen deze oplossing dus gebruikt hebben. Dit pantser is trouwens ook niet ondoordringbaar, want dat is geen enkel pantser. Een optie die ook bestond (en nu bijvoorbeeld in het Rijksmuseum van Oudheden te zien is) is de lorica plumata: de combinatie van maliën en schubben. Hierbij werden de schubben dus over de maliën heen bevestigd, zodat je dubbel bepantserd was. Dat was natuurlijk een hoop extra gewicht. En een hoop extra kosten! Zeker als je bedenkt dat het onderhouden van al die schubjes wel erg veel werk was. Een maliënkolder onderhouden was veel simpeler: je bindt hem aan een touw en sleurt hem een aantal keer stevig door het zand heen.

Romeinse soldaten uit de 1e eeuw (uitgebeeld door Gemina Project en Pax Romana). Met schubben, maliën en lamellen!
Romeinse soldaten uit de 1e eeuw (uitgebeeld door Gemina Project en Pax Romana). Met schubben, maliën en lamellen!

Prijzig bleven deze pantsers echter wel. Geen wonder, want die duizenden ringetjes en/of schubben kostten natuurlijk erg veel tijd om te smeden en te bevestigen. Verder was het afhankelijk van wat jij als soldaat fijn vond om te dragen: er bestond geen uniform. In plaats daarvan kreeg voor je uitrusting je de keuze uit een voorraad, waarna de kosten werden ingehouden op je soldij. Je werd namelijk geacht de boel zelf te betalen! Voor menig beginnend legionair zal de introductie van de veel goedkopere lorica segmentata of laminata, het beroemde platenharnas, dan ook een grote opluchting geweest zijn. Het platenharnas begon halverwege de eerste eeuw (of misschien iets eerder) in zwang te raken. De grotere platen waren iets beter bestand tegen slag- en steekwapens en kostten minder tijd om te maken dan duizenden kleine onderdelen. De platen waren met leren riemen en metalen haakjes en scharnieren aan elkaar bevestigd, waarna je het pantser praktisch als een jas kon aantrekken. Voor- en achterzijde werden dan gesloten met veters (bij voorkeur meerdere, want één lange veter betekende dat een gerichte snee al snel een gevaarlijk grote opening gaf).

Een lorica segmentata of laminata, gecombineerd met een manica. Stevig ingepakt!
Een lorica segmentata of laminata, gecombineerd met een manica. Stevig ingepakt!

Een nadeel van de segmentata was dat het pantser iets minder flexibel was dan een hamata. Als je pech had kreeg je je armen bijvoorbeeld niet recht omhoog. Ook moest het pantser goed op maat zijn, anders hing het volledig aan je schouders, terwijl het gewicht van de meer flexibele hamata met behulp van een stevige buikband en riem meer om je lichaam verdeeld kon worden. De segmentata moest dus keurig passen! Ook hier kon een onderpantser dus een hoop leed besparen. Omdat het dus nog steeds geen ideaal pantser was, bleven de hamata en squamata ook in gebruik. Het onderhouden van een segmentata kostte trouwens ook nog zat tijd.

Deze laat-Romeinse soldaat (afstammeling van mij?) draagt een schubbenpantser en scheenplaten.
Deze laat-Romeinse (voor mij toekomstige) soldaat draagt een schubbenpantser en scheenplaten.

Zoals ik zei bleef het Romeinse leger evolueren en dus ook de pantsers. Soms bepantserden de legionairs hun arm nog extra met een manica, een op eenzelfde wijze uit lamellen opgebouwde bescherming. Dit dan vooral over de wapenarm (meestal de rechter) die minder goed door het schild beschermd werd. Dit pantser was bijvoorbeeld erg veel in gebruik in de 2e eeuw, vanaf de Dacische oorlogen. Scheenplaten kwamen ook nog met enige regelmaat voor, maar de hoge platen tot over de knie waren een herkenningsteken van de centurio geworden. Als legionairs ze nog droegen waren deze vaak korter. Uiteindelijk zou de segmentata om onduidelijke redenen weer uit beeld verdwijnen. In de loop van de 3e eeuw raakte het pantser waarschijnlijk uit de mode, misschien omdat het onderhouden ervan toch wat teveel gedoe was of omdat het niet goed paste in de meer flexibel geworden stijl van oorlogvoering. Maliënkolders bleven wel in gebruik (soms zelfs met mouwen) net zoals de schubbenkolders. Wie Romeinse soldaten uit de 4e of 5e eeuw bekijkt, zal hier niet de klassieke legionair in herkennen. Maar de maliën, schubben, manica en scheenplaten waren er nog steeds.

Lucius Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein