Wie waren de Bataven?

BatavenNaast militairen en ambtenaren in dienst van het Romeinse rijk was er ook een inheemse of lokale bevolking aanwezig in Romeins Nederland en omstreken. De Romeinen verdeelden hun provincie Germania Inferior, waar een groot deel van het zuiden van Nederland bij hoorde, in verschillende civitates of administratieve stamgebieden. De bekendste stam in Romeins Nederland is natuurlijk die van de Bataven, die zelfs zo beroemd zijn dat hun naam (of het daarvan afgeleide “Batavieren”) door veel mensen met heel Nederland geassocieerd wordt. Terecht is dat niet, want de Bataven bewoonden lang niet heel Nederland. Waarschijnlijk zaten zij vooral in het rivierengebied. Dat zij “oorspronkelijke” bevolking zouden zijn is ook niet juist.

De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.
De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.

De Bataven zouden zijn afgesplitst van de Chatten, een stam die rondom het gebied van Hesse-Kassel in Duitsland woonde, bij de Wezer. Een onderling conflict leidde er blijkbaar toe dat de verliezende partij zich uit zelfbehoud naar het westen verplaatste en toenadering bij de Romeinen zocht. Wanneer dit gebeurde is niet zeker: in elk geval na het einde van de Gallische oorlog in 50 v. Chr. en vóór het begin de Germaanse veldtochten van Drusus in 12 v. Chr. Bekend is dat Marcus Vipsianus Agrippa als gouverneur van Gallië in 37 v. Chr. de Romeinsgezinde Ubiërs toestemming gaf om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen nadat zij samen met Agrippa ten strijde waren getrokken tegen de Sueben. Misschien speelde de Suebische agressie een rol in de Chattische burgeroorlog, waarbij de verliezers waarschijnlijk de kant van de Romeinen hadden gekozen. Wat de exacte oorzaak van de migratie ook was, de Bataven kregen toestemming om in het Nederlandse rivierengebied te gaan wonen, in het land tussen Rijn, Waal en Maas. Daar moet bij gezegd worden dat Julius Caesar al over een Insula Batavorum (“Bataveneiland”) sprak, wat impliceert dat hier al bevolking woonde die “Batavi”  genoemd werd. Die naam zou dan weer op vruchtbare grond duiden.

De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet...
De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet…

Omdat de naam Bataven veelal aan de Betuwe verbonden wordt, worden de Bataven traditioneel hiermee geassocieerd. Op zich is dat juist, maar hun grondgebied kan zich nog wel daarbuiten uitgestrekt hebben, zeker als men bedenkt dat het bestuurscentrum van hun civitas in het tegenwoordige Nijmegen lag. In traditionele schoolboekjes zouden ze de Rijn zijn afgezakt en “bij Lobith” Nederland binnengetrokken zijn. Ook dit beeld is niet helemaal zeker: afgezien van het feit dat Lobith nog niet bestond (evenmin als de grens tussen Nederland en Duitsland) is het ook onzeker of er werkelijk over de Rijn gevaren werd in deze trektocht. Bovendien is het de vraag of de Bataven wel allemaal bij de Chatten vandaan kwamen of dat er sprake was van een vermenging met al aanwezige bevolking. Een mogelijkheid is dat het hier gaat om voormalige onderdanen of vazallen van de Eburonen, een stam ergens ten zuiden van de Rijn van wie Julius Caesar beweerde ze te hebben uitgemoord. Pollenonderzoek ontkracht de door Caesar beweerde ontvolking, maar er is ook geopperd dat in werkelijkheid de politieke elite van de Eburonen werd uitgemoord, waarna de lokale bevolking van haar leiders beroofd was. De Bataven zouden dus, net als de Tungri en andere stammen, in dit machtsvacuüm gesprongen kunnen zijn. Evengoed is de aanduiding “Germaans” misleidend omdat de Romeinen die voor alle volkeren van achter de Rijn gebruikten, ongeacht taal, cultuur of etniciteit. Van de Chatten zijn er vermoedens van een Keltisch taalverwantschap. En andere theorie is die van het Noordwestblok, volgens welke de bevolking van de Lage Landen en omstreken Keltisch noch Germaans was, ondanks een sterke culturele invloed uit beide richtingen.

Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.
Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.

De Bataven vestigden zich in elk geval met Romeinse toestemming in het rivierengebied en droegen hiermee bij aan de bewaking van de Romeinse Rijngrens. Dubbel en dwars want naast de Ala Batavorum, een cavalerie-eenheid, leverden de Bataven nog eens acht cohorten infanterie als Romeinse hulptroepen. Dat was zo ongewoon veel dat de Bataven van elke andere vorm van belasting waren vrijgesteld. Samen met hun aanduiding als bondgenoten heeft dit tot het fabeltje geleid dat de Bataven gelijkwaardige, onafhankelijke bondgenoten van de Romeinen waren. Dat is niet juist: gelijkwaardige bondgenootschappen bestonden in de tijd van het Romeinse keizerrijk niet of nauwelijks, terwijl onderwerpingen vaak genoeg zonder wapengekletter plaatsvonden. De Bataven waren dus wel degelijk onderworpen, maar aanvankelijk waren zij misschien meer autonome vazallen aan de grens, zoals wel vaker voorkwam bij de Romeinen. Naarmate Gallia Belgica (dat aanvankelijk tot aan de Rijn kwam) werd geïntegreerd als volwaardige provincie en de Romeinse periferie verder naar het noorden werd uitgebreid, werden de Bataven onderdanen van het Romeinse rijk. Sommige Bataafse soldaten wisten het tot de Praetoriaanse Garde in Rome te schoppen!

Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.
Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.

De Bataven speelden een rol in de veldtochten die vanaf de regering van keizer Augustus in Germania werden ondernomen. Al in 19 v. Chr. was er een groot troependepot op de Hunnerberg bij Nijmegen gebouwd en vanaf 12 v. Chr. plande Drusus vanuit dit gebied zijn expedities. Ook Tiberius en Germanicus maakten gebruik van onder andere Bataafse hulptroepen. De Bataven stonden vermaard om hun ruiters en om hun zwemkunsten. Die wilden ze wellicht iets te graag laten zien: tijdens een tocht over de Waddenzee verdronk een deel van de achterhoede toen deze door de vloed overvallen werd. De successen in Germania waren beperkt: ondanks een poging om er Romeins bestuur in te richten leden de legioenen onder Varus een grote nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en in 16 na Chr. werd besloten om de veldtochten in Germania niet voort te zetten. Het troependepot op de Hunnerberg werd niet meer in gebruik genomen. Wel was het ernaast gelegen fort op het Kops Plateau herbouwd. Voortaan zou de Ala Batavorum hier gehuisvest worden. Er worden in deze oorlogen weinig Bataafse namen genoemd, behalve ene Chariovalda die in 16 na Chr. een ruiterkorps leidde. Toen Germanicus zijn ruiters de Wezer liet oversteken, liet hij dit Chariovalda op de plek doen waar de stroming het sterkst was. Chariovalda en zijn ruiters liepen echter in een val van de Cheruskische leider Arminius, het brein achter de Varusslag, waarbij Chariovalda sneuvelde voor de Bataven hulp kregen.

Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.
Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.

De exacte omvang van het Bataafse gebied is niet helemaal duidelijk, hoewel het ongetwijfeld grote delen van de Betuwe en dus ook het midden-Nederlandse rivierengebied in beslag nam. De Rijn was ongetwijfeld de noordgrens van hun civitas, maar waar de oost-, zuid- en westgrens lagen is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de Cananefaten directe buren in het westen en de Cugerni in het zuidoosten. De kern van het Bataafse gebied situeerde zich in elk geval rondom Nijmegen, mede omdat de Romeinen hier het bestuurscentrum hadden ingericht. Omdat veel Bataafse officieren na een carrière in de hulptroepen op Romeinse stijl wilden wonen, ontstond er bij dit machtscentrum een Gallo-Romeinse stad op de heuvel die nu het Valkhof heet. Beide stadsnamen zijn ook Keltisch van aard, namelijk Batavodurum (“Batavenmarkt”) en Oppidum Batavorum (“Burcht der Bataven”).  De stad nam in zijn hoogtij een plattegrond van ongeveer 1000 bij 300 meter in beslag. De rijkste ex-officieren, vaak van Bataafse adel, bezaten vaak echter ook aanzienlijke landerijen op het platteland, al dan niet samen met een stadswoning.

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.

Dat de Bataafse onderwerping geen gelijkwaardig bondgenootschap was, blijkt uit de opstand die in 69 na Chr. uitbrak. Groeiende ontevredenheid tijdens de crisisperiode die het Vierkeizerjaar heet, leidde uiteindelijk tot een opstand onder leiding van de in ongenade gevallen ex-officier Julius Civilis, een Bataafse edelman wiens naam duidelijk Romeins staatsburgerschap aantoont. Middels een listige strategie was de opstand aanvankelijk succesvol en sloten verschillende stammen aan beide zijden van de Limes zich aan. Civilis was namelijk ervaren in de Romeinse krijgskunst en probeerde zijn mannen in dezelfde opstellingen en discipline te krijgen, hetgeen misschien toch makkelijker gezegd dan gedaan was, zelfs nadat de Bataafse hulptroepen zich aangesloten hadden. Op het hoogtepunt van de opstand was de Germaanse Limes tot in de buurt van de Alpen in handen van de rebellen, terwijl er zelfs een paar muitende legioenen overgelopen waren naar de opstand en in Gallië zelfs geprobeerd werd een onafhankelijk keizerrijk te stichten. Het succes was echter ook te wijten aan een onderbezetting van de legioensforten vanwege de Romeinse burgeroorlog: in het voorjaar van 70 was die echter grotendeels voorbij en kon de nieuwe keizer Vespasianus versterkingen sturen. In de loop van het jaar werden de rebellen teruggedreven naar het noorden, tot ze uiteindelijk niet anders konden dan de Batavenburg ontruimen. De stad werd, zoals indertijd gebruikelijk was, bij evacuatie in brand gestoken. Na een mislukte uitval moesten de rebellen ten slotte zelfs de Rijn over trekken. Civilis zag zich uiteindelijk gedwongen tot onderhandelen. Zijn lot wordt in de Romeinse verslagen niet vermeld.

Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.
Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.

Opvallend genoeg leidde de opstand voor zover bekend niet tot harde strafmaatregelen in het land van de Bataven. Het lijkt erop dat de oude verdragen grotendeels hersteld werden op enkele punten na: de Bataafse hulptroepen werden niet langer in hun eigen land ingezet, maar zouden voortaan forten in andere delen van het rijk bemannen. Verder werd de militaire bewaking van het gebied opgeschroefd. Veel Rijnforten in Gelderland zijn misschien pas na de opstand gebouwd, terwijl er op de Hunnerberg een legioen werd gevestigd om de Bataven onder de duim te houden. Dat duurde niet eeuwig: begin 2e eeuw werd het legioen nuttiger geacht op de Balkan, waar keizer Trajanus zich op de verovering van Dacia richtte. Tot die tijd had de economie rondom het fort goed geboerd, terwijl er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe hoofdstad verrezen was: Noviomagus of “nieuwe markt”, waar later nog de naam Ulpia aan werd toegevoegd, naar keizer Ulpius Trajanus. Hoewel de economie van het Bataafse land nu misschien over haar hoogtepunt heen was, hield Noviomagus het nog lange tijd vol. De stad liep in de tweede helft van de 3e eeuw pas leeg, toen de Crisis van de Derde Eeuw haar hoogtepunt (of dieptepunt) bereikte. Het gebied was te onveilig geworden. Het voornaamste dat tijdens de Crisis verder van hen wordt vernomen is de aanbidding van de Bataafs-Romeinse oppergod Hercules Magusanus door de Gallische keizer Postumus. Zijn vaak aangenomen Bataafse identiteit ligt daarmee echter niet vast.

De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0
De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0

Hoewel de Bataven waarschijnlijk niet massaal uit hun land zijn weggetrokken, verdwenen zij op den duur wel op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Melding van de Bataven komt nog wel voor rond 355, hoewel de Betuwe toen al prijsgegeven was aan de Salische Franken, waar Postumus het een kleine eeuw eerder al mee aan de stok had. Het is mogelijk dat de achterblijvers in die Saliërs zijn opgegaan, zoals de afsplitsing van de Chatten enkele eeuwen daarvoor de al aanwezige bevolking was gaan domineren. Wellicht trokken deze oude Bataven later met de Saliërs mee naar het meer zuidelijke Toxandrië (Noord-Brabant), waarna de Frankische Chamaven de Betuwe binnentrokken. Dominantie door nieuwkomers zal de Bataafse identiteit langzaam hebben doen oplossen in of versmelten met die van de Franken. In de Laat-Romeinse tijd leefde de naam Bataven nog wel voort in een afdeling van de Romeinse infanterie in de 4e en 5e eeuw, die letterlijk de Batavi genoemd werd. Op de Peutinger kaart, een middeleeuws kopie van een Laat-Romeinse kaart, wordt het land bij de Rijngrens ook Patavia genoemd.

De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.
De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.

Hoewel de Bataven dus eigenlijk nogal stilletjes zijn opgegaan in de grotendeels Frankische bevolking die in de Vroege Middeleeuwen het zuiden van Nederland bewoonde, werd de naam er niet minder beroemd op. In de 17e eeuw werd men des te enthousiaster omdat men een parallel trok tussen de Opstand der Bataven en de Nederlandse Opstand (begin van de Tachtigjarige Oorlog), wat beide gezien werd als een onafhankelijkheidsstrijd tegen een buitenlandse bezetter. Zo werd de Bataafse Mythe geboren, want hoewel beide opstanden voortkwamen uit onvrede over een streng beleid (overdadige rekrutering bij de Bataafse opstand, torenhoge belasting, protestantenvervolging en opschorten van privileges en gewoonterecht bij de Nederlandse) zijn beide regeringen niet echt vergelijkbaar. Bovendien is het zeer onjuist om de Bataven met geheel Nederland te associëren. Desondanks schilderde Rembrandt van Rijn De Samenzwering van Claudius Civilis [sic] voor het stadhuis van Amsterdam: de eenogige Civilis en de stamhoofden leggen boven een kelk een eed af tijdens hun heilig banket, zoals Tacitus omschrijft. In de 19e eeuw beweerden de eerste echte Nederlandse historici zelfs dat de Opstand der Bataven het begin van de Nederlandse natie was. De Bataafse Mythe wordt vandaag de dag door de wetenschap gelukkig naar het rijk der fabelen verwezen. Maar de beroemde stam en haar grote opstand blijven tot de verbeelding spreken…

Katwijk: is Lugdunum de geheimzinnige Brittenburg?

Vandaag het eerste artikel in een nieuwe reeks: plaatsen in de Romeinse tijd in Nederland. En hoewel er talloze plaatsen zijn met allerlei verschillende vondsten, moet er een keuze gemaakt worden waarmee te beginnen. De keuze is gevallen op de Rijnforten, zonder twijfel het beroemdste gedeelte van de Nederlandse Romeinse tijd, zeker nu er zo hard gelobbyd wordt om de Nederlandse Limes op de Werelderfgoedlijst te krijgen. Het eerste fort op deze lijst (van west naar oost) is er echter meteen eentje waarvan het bestaan niet geheel zeker is. De zogenaamde Brittenburg te Katwijk!

Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini's beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen.
Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini’s beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen. Het fort is opvallend vierkant afgebeeld, met ronde torens en een enkel gebouw middenin.

Bij Katwijk mondt de Oude Rijn uit in de Noordzee, wat het een logische plaats maakt voor een versterking. De Romeinse castella stonden vaak bij strategische punten van de Rijn, waar de monding dus een erg logische plek voor lijkt. Ook zal het een ideale marinebasis zijn geweest. Toch is er maar weinig met zekerheid te zeggen over het fort dat hier wellicht gelegen heeft. De Peutinger Kaart vermeldt een fort genaamd Lugdunum als het meest westelijke Rijnfort. Deze naam werd in vroeger tijden vaak in verband gebracht met Leiden, maar waarschijnlijk is dit nogal “wishful thinking”, ook omdat Lugdunum op de kaart duidelijk ten westen van Praetorium Agrippinae, oftewel Valkenburg, ligt. In dat geval is Katwijk dus een veel meer logische locatie. De bijvoeging “Batavorum” is ook niet historisch (Zuid-Holland was het leefgebied van de Cananefaten), al voorkomt dit wel verwarring met de Romeinse hoofdstad van Gallië genaamd Lugdunum (Lyon). Juist het gebruik van de Gallische naam Lugdunum (verwijzend naar de god Lugh) voor een fort in deze regio is opvallend, al is het mogelijk dat de aanwezigheid van Keltische hulptroepen hier een rol in speelt. De gewoonte om het Katwijkse castellum Brittenburg te noemen is historisch ook onjuist: dit was de naam van een tolburcht die rond 1050 werd afgebroken.

De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.
De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.

Wie heeft gehoord van die zogenaamde “Brittenburg”, weet wellicht ook dat het fort in de zee is verdwenen. Dat is niet altijd zo geweest. Dat er vermoedelijk een Romeins fort heeft gelegen bleek in de zestiende eeuw, toen meerdere stormen ruïnes op het strand tussen Katwijk en Noordwijk zichtbaar maakten. Al in 1520 werden er tal van Romeinse vondsten bij deze ruïnes gedaan. Het grootste gedeelte hiervan betrof vooral stenen en munten. De nieuwste hiervan kunnen op 270 na Chr. worden gedateerd, dus eigenlijk rond de periode waarin de Limes flink in verval was en er forten werden opgeheven, terwijl er rond die tijd ook sprake was van ecologische problemen in het land. De exacte locatie van het fort is, door verdere verschuiving van de kustlijn, onbekend. Volgens de meest waarschijnlijke hypothese lag het wellicht vlakbij de huidige Rijnmonding, ten westen van de Uitwateringssluis. Andere hypothesen zijn er echter ook, zoals een meter of 100 naar het oosten, op het parkeerterrein ten noorden van de sluis. Opgravingen in 1982 toonden wel aan dat de vicus (burgerlijke nederzetting) van het fort ter hoogte van de Uitwateringssluis gelegen moet hebben.

"Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus' toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten".
Vlakbij de Uitwateringssluis staat het kunstwerk “Brittenburg”, gemaakt door Nicolas Dings in 2010. De tekst verwijst naar het verhaal over Caligula: “Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus’ toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten”.

Ook wat de vorm en datering van het fort betreft, tasten we in het duister. Een aanwijzing over de mogelijke periode van de aanleg vinden we in het verhaal van keizer Caligula’s expeditie aan de Gallische kust, in 40 na Chr. Caligula zou grote hoeveelheden troepen hebben verplaatst naar de westkust onder het mom van een invasie van Brittannia, om vervolgens alleen de zee “aan te vallen”. Het verhaal is wellicht sterk overdreven: het kan heel goed zijn dat het zeer bewust om een oefenexpeditie ging waarbij een grote hoeveelheid troepen verplaatst werd en een godsdienstige ceremonie bij wijze van “oorlogsverklaring” gedaan werd. Evengoed is het lastig te zeggen waar Caligula zijn troepen voor het hele gebeuren verzamelde. Hoewel Katwijk goed in de oren van veel Nederlanders klinkt, is dit nooit volledig bewezen en is Boulogne-sur-Mer ook geopperd. Wel zijn er aanwijzingen dat meerdere forten in ons land rond deze tijd zijn gebouwd of opnieuw in gebruik genomen. De vondst van een vat met wijn uit Caligula’s persoonlijke wijngaard maakt de aanwezigheid van de keizer in de Rijndelta echter al veel zekerder. Is Lugdunum dan toch op last van Caligula gebouwd?

De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo'n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.
De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo’n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.

Suetonius maakt er melding van dat Caligula op het Gallische strand een vuurtoren zou hebben laten bouwen, vergelijkbaar met de Pharos van Alexandrië, 60 meter hoog en met een basis van 72 x 72 meter. Een dergelijke vuurtoren is ook nergens teruggevonden. Wel is op de door Abraham Ortelius in 1562 gemaakte houtsnede te zien dat het castellum van Katwijk een opvallend vierkante vorm heeft. Natuurlijk zegt zo’n vorm niet erg veel, waarbij je ook nog moet bedenken dat de afbeelding ook niet per se 100% accuraat is. Wel is door de theorie over de aanwezigheid van het fort de benaming “Kalla’s toren” ontstaan, verwijzend naar de mogelijke bouw door Caligula. De benaming werd in de 16e eeuw vooral gebruikt door vissers wier netten in de ruïnes bleven steken. Dat “Kalla’s toren” ook werkelijk een vuurtoren was lijkt echter sterk als men bedenkt dat de bewoning van de Rijnmonding in de loop der eeuwen vrij ononderbroken is, zodat het onwaarschijnlijk is dat de toren in vergetelheid zou zijn geraakt. Een meer realistische hypothese is dan ook dat het vierkante gebouw middenin een horreum oftewel graanopslag zou kunnen zijn geweest.

Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.
Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.

Als het juist is dat Lugdunum gebouwd werd door Caligula en de laatste datering van de muntvondsten rond 270 na Chr. ligt, zou men kunnen concluderen dat het fort dus rond die tijd weer verlaten is, maar opnieuw kunnen we dit niet bevestigen. De afbeelding van Ortelius toont opvallend dikke muren met ronde torens, wat niet erg gebruikelijk is voor bovengenoemde periode, en eerder een fort uit de 4e eeuw suggereert. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat er sprake is van renovatie of zelfs herbouw van het fort. Van de andere kant is het opnieuw de vraag hoe accuraat de gravure is. Daar zullen we wellicht nooit achter komen. In de herfst van 1954 werden de Brittenburg-ruïnes voor het laatst waargenomen. Later baggerwerk bij de Rijnmonding heeft niet veel licht in de duisternis gebracht. Vermoedelijk heeft de zee de laatste resten weggespoeld en het geheim verzwolgen.