Het koningschap van Romulus en de Sabijnse maagdenroof (753-716 v. Chr.)

SabijnenDe Romeinse koningstijd is gehuld in mythen en legenden. De meest beroemde schrijver over deze periode is ongetwijfeld Titus Livius, de auteur van Ab urbe condita (“Vanaf de stichting van de stad”) waarin hij de Romeinse geschiedenis tot aan het begin van het Principaat beschrijft. Livius was net als Vergilius een persoonlijke vriend van keizer Augustus en had ook een dubbele bedoeling met zijn werk: het volk moest na enkele decennia burgeroorlog weer de goede zeden uit vroegere tijden leren kennen. Maar bovenal ging het erom dat duidelijk werd hoe Rome door veel moed en hard werk van stadstaat tot wereldrijk was uitgegroeid.

De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord "paleis".)
De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord “paleis”.)

Want Rome was oorspronkelijk begonnen als een kleine stad of nederzetting. Volgens het verhaal probeerde de eerste koning, Romulus, de stad te laten groeien door het nieuws te verspreiden dat Rome een toevluchtsoord zou zijn voor eenieder die met een schone lei zou willen beginnen. Vandaar dat de bevolking in zijn tijd al snel voor het overgrote deel bestond uit misdadigers, vluchtelingen en ontsnapte slaven. Al snel begon de op de Palatijn gestichte stad zich uit te breiden naar de omliggende heuvels: de Aventijn, de Esquilijn, het Capitool, de Coelius en de Viminaal. Rome groeide als kool! Toch was er een probleem. Onder de grote stroom van nieuwe bewoners zaten bijna alleen maar mannen. Dat zou de stad al snel weer in problemen kunnen brengen zodra deze generatie bewoners ouder werd. Dan zou er enorme vergrijzing en uiteindelijk een net zo enorme bevolkingsafname plaatsvinden.

Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.
Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.

Vlakbij de stad woonden echter Sabijnen. Dit was een Italische volksstam die tussen de 8e en 3e eeuw v. Chr. ten noordoosten van Rome woonde, in het bergachtige gebied tussen de Anio, de Tiber en de Nar. Dit gebied heet tegenwoordig dan ook Sabina. Zij hadden meerdere nederzettingen in deze streek, maar volgens het verhaal betrof het hier een groep Sabijnen die woonden op de Quirinaal, een heuvel die toen nog ten noorden van Rome lag. Romulus nodigde hen als gasten uit op de consualia, spelen ter ere van Consus, de Romeinse god van de geborgen oogst. Zijn feestdag vond tweemaal in het jaar plaats: op 21 augustus en op 15 december. De wagenrennen werden dan niet gehouden met paarden maar met muildieren, omdat dit zijn heilige dieren waren. De Sabijnen gingen met plezier op de uitnodiging in. Ook andere naburige stammen kwamen kijken: de Caeninanen, de Antemnaten en de Crustumini.

De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.
De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.

Romulus zelf nam tijdens de wagenrennen plaats tussen de senatoren. Hij was gekleed in kostbaar purper. Op een gegeven moment stond hij op, schikte zijn mantel en sloeg die weer om zich heen. Dat was het teken! Onmiddellijk trokken de Romeinse mannen hun wapens en stormden op de gasten af. De mannen en volwassen vrouwen werden verjaagd, maar de jonge huwbare dochters werden gevangen genomen. Het waren er 683! Vervolgens werd er min of meer afgedwongen dat de meisjes Romeinse mannen huwden. Volgens Livius was er geen sprake van seksuele vergrijpen, maar werden de Sabijnse maagden met allerlei beloften overgehaald. Beloften zoals vrije keuze van een echtgenoot en dezelfde rechten als een volwaardige Romeinse vrouw. Wel zijn er teksten die suggereren dat een hoop van die mooie beloften niet per se uit kwamen. Livius schrijft dat Romulus zelf individueel met ieder meisje sprak om haar te overtuigen van zijn goede wil.

De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.
De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.

Naar moderne maatstaven kan “goede wil” natuurlijk al met flinke argusogen bekeken worden, maar ook in die tijd werd de Sabijnse maagdenroof zeker niet als acceptabel gezien. Het was bovendien een grove schending van de gastvrijheid. Vergelding kon dan ook niet uitblijven. De eerste die actie ondernam was de koning van Caenina, een stad niet ver van Rome. Romulus wist het vijandige leger echter te verslaan en de koning werd gedood, waarna de Romeinen Caenina al snel wisten in te nemen. Bij terugkomst in Rome bouwde Romulus een tempel voor Jupiter Feretrius, wat volgens Livius de eerste tempel in Rome was. Vervolgens vielen de Antemnaten aan, maar ook hun stad werd ingenomen, gevolgd door die van de Crustumini. Het resultaat van deze innames was vermenging van de bevolkingsgroepen. Romeinse kolonisten werden naar Antemnae en Crustumerium gestuurd, terwijl van daaruit de families van de ontvoerde meisjes ook weer naar Rome trokken.

De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.
De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.

Uiteindelijk waren alleen de Sabijnen nog over, onder leiding van hun koning Titus Tatius. Na een lange voorbereiding gingen ook zij op de aanval over, juist nu Rome flink vermoeid was door de oorlog met de andere stammen. De aanval was flink hevig en uiteindelijk werd Rome belegerd door de Sabijnen. Het verraad kwam van Tarpeia, de dochter van Spurius Tarpeius, die het commando voerde over de citadel van Rome: het Capitool. Tarpeia sloop het kamp van de Sabijnen in en bood aan hen toegang tot de stad te geven, in ruil voor een beloning. Haar oog viel op de gouden armbanden van de Sabijnen, dus vroeg zij als beloning slechts wat zij aan hun linkerarm droegen. Zodra zij de poort echter geopend had wierpen de Sabijnen massaal hun schilden over haar heen en verpletterden haar: die schilden droegen zij immers aan hun linkerarm. Vervolgens smeten ze haar lichaam van een hoge rots op het Capitool. Sindsdien heet die plek de Tarpeïsche Rots, vanwaar verraders, moordenaars en plegers van meineed werden geworpen bij wijze van doodstraf.

Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.
Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.

Nu werd het een verbeten strijd, waarbij de Romeinen de vijand uit de citadel moesten zien te krijgen. Toen hun commandant Hostus Hostilius sneuvelde, dreigden de Romeinen teruggedreven te worden naar de poorten van de Palatijn. Romulus riep echter de goden aan en zei een tempel voor Jupiter Stator te bouwen op de plek. Met nieuw moreel wonnen de Romeinen weer terrein en de Sabijnen werden teruggedreven. Maar toen kwam er een plotselinge interventie: de Sabijnse vrouwen, waarvan meerdere intussen al moeder geworden waren, waren het bloedvergieten blijkbaar beu en gingen tussen beide partijen instaan. Bij de Romeinen stonden hun echtgenoten, bij de Sabijnen hun vaders. De vrouwen zeiden liever zelf eerst te sterven dan dat zij hun vader of echtgenoot moesten verliezen. De mannen kregen berouw van hun wreedheid jegens elkaar en de vrouwen en legden prompt de wapens neer.

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)

Nu het conflict verworpen was besloten Titus Tatius en Romulus om samen te regeren, bij wijze van verzegeling van de nieuwe bloedband tussen beide volkeren. Alle burgers werden Romeinen genoemd, de De Quirinaal werd de zevende heuvel van Rome en voor vijf jaar was er een gedeeld koningschap. Toen sloeg het noodlot toe en werd Tatius vermoord door wraakzuchtige ambassadeurs uit Lavinium. Romulus regeerde daarna alleen verder. Hij verdeelde het Romeinse volk in drie tribi: de Ramnites, de Tities en de Luceres. Elke tribus werd weer opgedeeld in tien curiae, die allemaal bij elkaar de Comitia curiata vormden, de Romeinse volksvergadering. De curiae werden weer opgedeeld in tien gentes, waaruit de Romeinse familienaam zouden voorkomen. De volksvergadering zou de voorstellen van de Senaat en de koning goed- of afkeuren.

Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.
Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.

De aardig strijdlustige Romulus bleef nog twee decennia koning en breidde in die tijd het gebied nog verder uit, waarbij hij meerdere koloniën stichtte. Een grote overwinning behaalde hij op Fidenae, toen dit Romeinse voorraden had gestolen tijdens een hongersnood. Ook onderwierp hij de Crustumini nadat die Romeinse kolonisten gedood hadden. De Etrusken in Veii kwamen in actie tegen de Romeinse bezetting van Fidenae en werden hierop verslagen: er werd een honderdjarig pact gesloten en er werden vijftig Veiische edelen als gijzelaars geleverd. Toen Romulus’ grootvader Numitor stierf, kreeg Romulus als zijn erfgenaam ook de kroon van Alba Longa, waarbij hij een Romeins staatsmodel invoerde en de Albanen ieder jaar hun eigen gouverneur mochten kiezen. In Rome zelf werd zijn verhouding met de Senaat steeds slechter, daar Romulus vrij despotisch regeerde en geen toestemming aan het patriciaat vroeg voor de verdeling van veroverd land.

Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.
Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.

Uiteindelijk verdween Romulus op een dag spoorloos. Toen hij op de Quirinaal een publieke offerceremonie hield, verdween hij op geheimzinnige wijze in een onweer of storm. Er gingen geruchten dat de Senaat erachter zat, maar de senatoren trachtten de verdenking af te weren met de verklaring dat Romulus waarschijnlijk niet gestorven maar onder de goden opgenomen was. Een voorname man genaamd Proculus beaamde dat: onder ede verklaarde hij dat hij had gezien hoe Romulus in volle wapenrusting naar de hemel was opgestegen, met de uitroep dat men hem voortaan Quirinus (“speer-drager”) moest noemen. De gens Iulia, die net als Romulus zou afstammen van Aeneas, steunde de verering van Romulus als Quirinus, een Sabijns-Romeinse oorlogsgod. (Mars stond in deze vroege tijden nog voor landbouw.) Uiteindelijk vereerden allen hem als een god. Toen de koningin-weduwe Hersilia ernaar snakte haar man weer te zien, gaf Juno haar het advies om naar het heilige bos van Quirinus op de Quirinaal te gaan. Daar verdween ook Hersilia, die sindsdien in het het heiligdom van Quirinus als Horta Quirini vereerd werd, een beschermgodin van het huwelijk. Zo eindigde zij naast haar echtgenoot, te midden van de goden.

De Romeinse zon gaat onder in Nederland: geleidelijk verval in plaats van abrupte instorting. (370 t/m 500 na Chr.)

volksverhuizingNa de Slag bij Adrianopel in 378 ging het West-Romeinse rijk zijn laatste eeuw in. In ons land was de Romeinse macht al lange tijd flink tanende, maar nu zou deze vrijwel onmerkbaar worden in enkele decennia. Het traditionele beeld van deze laatste eeuw is dat van de “Grote Volksverhuizing”, die zou zijn losgebarsten nadat de Hunnen rond 370 de Wolga overstaken en de Goten op de vlucht joegen, gevolgd door vele andere Germanen. De zaak ligt uiteraard veel ingewikkelder dan dat. Invallen van Germanen en andere “barbaren” in het Romeinse rijk waren niets nieuws, zelfs niet in hevige mate. De Marcomannen, Quaden en Sarmaten hadden keizer Marcus Aurelius tussen 166 en 180 al hevig het leven zuur gemaakt. Eeuwen daarvoor hadden de Cimbren en Teutonen al op hevige wijze door Europa rondgetrokken en daarmee Italië bedreigd. Het vreemde is vooral dat zulke enorme bewegingen tussen 100 v. Chr. en 166 na Chr. zo weinig leken voor te komen, of in elk geval niet op een dusdanige manier dat de Romeinen er last van hadden. [Zie voor aanvullingen op dit artikel ook de reacties beneden!]

De Germaanse krijgscultuur leidde tot een hoop strijd, maar creëerde ook steeds moeilijkere tegenstanders voor de Romeinen.
De Germaanse krijgscultuur leidde tot een hoop strijd, maar creëerde ook steeds moeilijkere tegenstanders voor de Romeinen.

Dergelijke Wanderlust hangt waarschijnlijk samen met de permanente onveiligheid van een dergelijke krijgscultuur. Tal van stammen, volkeren en chiefdoms leefden in een vijandige omgeving, waarin het soms gewoonweg eten of gegeten worden was. Er was dus continu behoefte aan nieuwe krijgers, zodat er dus zoveel mogelijk kinderen geboren moesten worden. Dat had weer overbevolking tot gevolg, dus om aan de vraag voor voedsel en leefruimte te voorzien moest er geëxpandeerd worden, wat onvermijdelijk tot nieuwe strijd leidde en dus de onveiligheid in stand hield zodat alles weer van voor af aan begon. Deze vicieuze cirkel van permanente onveiligheid kon alleen worden doorbroken door weg te trekken.

Celts_Warriors01_full
De Bataven waren een bekend voorbeeld van Germanen die in het rijk werden toegelaten om te helpen met de verdediging ervan. Hun opstand is een vroeg voorbeeld van het effect van een Romeinse burgeroorlog en het daarvoor leeghalen van de grenzen.

Tegelijkertijd lag daar dan dat grote, indrukwekkende Romeinse rijk, dat volgens de verhalen vast vol prachtige schatten was. En soms leek dat rijk helemaal niet zo sterk meer. Bijvoorbeeld toen de Antonijnse Pest onder Marcus Aurelius het leger flink had uitgedund. Of tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, terwijl de Romeinen met elkaar overhoop lagen en daardoor de grenzen verwaarloosden. Hevige invallen waren toen het gevolg, zodat de keizers handen tekort kwamen. De instortende economie (mede door klimaatproblemen) deed een duit in het zakje, omdat dit het onderhouden van een duur leger bemoeilijkte. Zelfs als een keizer zich van zijn positie wist te verzekeren, zoals Gallienus, moest hij noodgedwongen grenstroepen van de ene provincie overplaatsen om een inval in een andere provincie te bestrijden, zodat de grens in de eerste provincie dan ook weer open lag. Vanaf Diocletianus, die dit probleem trachtte op te lossen door een administratieve splitsing van het rijk, vielen de invallen weer een tijdje mee, zodat het rijk op adem kon komen. Maar meerdere keren raakten de Romeinse keizers toch weer slaags en vaak genoeg had dat toch weer opportunistische invallen tot gevolg.

Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in twee rijkshelften, elk weer opgedeeld in twee prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen. Hoewel de Balkan op dat moment het meest onder vuur lag, was Gallië het meest kwetsbaar.
Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in twee rijkshelften, elk weer opgedeeld in twee prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen. Hoewel de Balkan op dat moment het meest onder vuur lag, was het verarmde Gallië het meest kwetsbaar.

Gallië, inclusief de Germaanse provincies, leed misschien wel het allerzwaarst. In tegenstelling tot Brittannia, dat door de zee moeilijker te bereiken was, hoefde je enkel de Rijn over te steken om het binnen te komen. Bovendien was Gallië in de burgeroorlogen ook vaak de pineut geweest: oogsten waren verwoest en de grensforten waren vaak leeg getrokken of zelfs aangevallen. Het was een zwak en verarmd deel van het rijk geworden, zodat het een gemakkelijke prooi leek. Bovendien concentreerden veel keizers zich steeds meer op het oosten van het rijk: Diocletianus resideerde daar al en Constantijn de Grote liet er zelfs een nieuwe hoofdstad bouwen. De poging van tegenkeizer Magnentius om Constantius II af te zetten leidde opnieuw tot het leeg trekken van de grens. Dat Julianus’ veldtocht naar het oosten, waar hij als keizer ook bleef, niet tot nieuwe invallen leidde is noemenswaardig. Misschien had hij toch iets geleerd van zijn voorgangers. Maar vanaf de Slag bij Adrianopel lijkt er opnieuw iets blijvend veranderd…

De Hunnen worden traditioneel uitgebeeld als het stereotype Aziatische horde, vergelijkbaar met de Mongolen in de middeleeuwen. Over hun werkelijke uiterlijk is niet zo heel veel zekerheid.
De Hunnen worden traditioneel uitgebeeld als het stereotype Aziatische horde, vergelijkbaar met de Mongolen in de middeleeuwen. Over hun werkelijke uiterlijk is niet zo heel veel zekerheid.

Door bovenstaande uitleg mag het duidelijk zijn dat de komst van de Hunnen zeker niet de oorzaak van de grote invallen vanaf 370 was. Het betrof hier hooguit een aanleiding. Het binnenhalen van Germanen en andere “barbaren” was ook niet nieuw, zeker niet als we terugdenken aan de Bataven en de Ubiërs, die met Romeinse toestemming op de linkeroever van de Rijn waren gaan wonen. In de 3e eeuw kwam hier de status van foederati bij, waarbij Germanen als min of meer autonome bondgenoten in het rijk mochten komen wonen. Dit werd weliswaar geprobeerd middels een verdeel-en-heers-tactiek (slechts een deel van de Franken mocht bijvoorbeeld op de Betuwe neerstrijken) maar op lange termijn leidde het niet echt tot een oplossing. Menige partij achter de grens zag een andere groep invallers min of meer beloond voor hun inval, dus waarom niet proberen om dit trucje na te doen?

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

De Volksverhuizing heeft dus een veel diepere oorzaak en is zeker niet een massale inval van meerdere volkeren die op de vlucht gedreven waren. Het is zelfs nog maar de vraag of het hier etnisch afgebakende bevolkingsgroepen betreft. Groter is de kans dat het hier om variërende, losse coalities van verschillende groepen gaat, allemaal verenigd onder een bepaalde leider of elite als een groot Gefolgschaft. De groep die als Visigoten via de Balkan in het Romeinse rijk binnengekomen was was dus een vrij kleine Gotische kern omgeven door wisselende componenten, die met veel getouwtrek uiteindelijk toch de status van foederati kregen. Dat het oosten veel sterker en stabieler was dan het West-Romeinse rijk verklaart ook waarom deze foederati zich niet tegen het oosten keerde, ondanks dat zij daar veel dichterbij waren. Bij onderling conflict tussen oost en west aarzelde Constantinopel niet om dergelijke foederati in te zetten tegen Rome.

Keizer Magnus Maximus, die vanuit Trier regeerde. Zijn poging om de keizer in Milaan uit te schakelen had weer een vervelende gevolgen voor de grens.
Keizer Magnus Maximus, die vanuit Trier regeerde. Zijn poging om de keizer in Milaan uit te schakelen had weer een vervelende gevolgen voor de grens.

Germania Secunda zal ver zijn gebleven van de toestanden op de Balkan en rondom de twee hoofdsteden, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het er zoveel veiliger was. Nadat keizer Valens bij Adrianopel gesneuveld was, werd de latere keizer Theodosius teruggeroepen als generaal om orde in de chaos op de Balkan te scheppen. In het westen regeerden onderwijl Valens’ neefjes Gratianus en Valetinianus II. De laatste was nog minderjarig en de eerste was verre van populair bij het leger. In 383 kwam er dan ook een opstand van de troepen in Brittannia, die hun aanvoerder uitriepen tot keizer Magnus Maximus. De tegenkeizer voer naar het vasteland voor een confrontatie met Gratianus, die uiteindelijk door zijn eigen troepen gedood werd. De Frank Merobaudes, die in die tijd als militair opperbevelhebber van Gratianus diende, werd gedwongen tot zelfmoord, waarna Maximus de oude hoofdstad Trier als zijn regeringszetel nam. Maximus slaagde er weliswaar in om zich te laten erkennen door de overgebleven keizers Valetinianus en Theodosius, maar maakte in 383 de fout alsnog naar Italië te trekken om Valentinianus af te zetten, hetgeen leidde tot een ingrijpen door Theodosius. Maximus overleefde zijn drieste poging niet.

Theodosius de Grote stelde Arbogast aan als opperbevelhebber van Gallië. Spoedig had hij hem niet meer in de hand.
Theodosius de Grote stelde Arbogast aan als opperbevelhebber van Gallië. Spoedig had hij hem niet meer in de hand.

Dat Maximus de grens links had laten liggen leidde opnieuw tot invallen: de Ripuarische Franken en de Saksen vielen Gallië binnen, onder leiding van Gennobaudes, Marcomer en Sunno. Maar helemaal onbewaakt was de boel niet. Nannenus, die als comes eerder de Saksen had bevochten, was opgeklommen en stond nog steeds paraat, samen met zijn collega-bevelhebber Quintus. Bij Tourniacum, oftewel Doornik, sloegen zij de Franken en Saksen terug. Nannenus keerde daarna terug naar Mainz, maar Quintus trok de Rijn over om de Ripuariërs een gevoelig lesje te leren. Dat had hij beter niet kunnen doen, want zijn troepen werden een moerasgebied in gelokt en daar verslagen. Het gevolg was dat een nieuwe inval, in het jaar daarop, bijna niet te stuiten was. Maar Theodosius had inmiddels orde op zaken gesteld in Italië: hij had Arbogastes aangesteld als opperbevelhebber in Gallië. Arbogastes of Arbogast was van Frankische komaf en had onder Gratianus en Theodosius carrière gemaakt. Hij was niet de eerste Frank die Romeinse troepen leidde en bovendien was zijn voorganger in Gallië zijn eigen oom Bauto geweest. Nu hield hij de zwakker Valentinianus II mooi onder controle, wat hem de machtigste man van het West-Romeinse rijk maakte.

Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius, was in feite een marionet van de machtige Arbogast.
Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius, was in feite een marionet van de machtige Arbogast.

Arbogast behaalde in 389 de nodige successen: hij verwoestte het gebied van de Bructeren en Chamaven. Hij slaagde er ook in om te Trier een verdrag te sluiten met Marcomer en Sunno. Zij leverden gijzelaars en kregen een gebied aan de Romeinse zijde van de Rijn toegewezen. Ondertussen plaatste hij Franken op enkele hoge posten en kreeg voor elkaar dat zij vooral trouw aan hém waren, en dus niet zozeer aan het rijk of de keizer. Valentinianus kreeg waarschijnlijk het gevoel dat Arbogast veel te machtig werd, maar toen hij ingreep was het te laat. In 392 kwam de keizer naar Vienne en onthief Arbogast middels een schriftelijk bevel van zijn functies. Arbogast verscheurde het bevel ter plekke, in bijzijn van Valentinianus, die zijn zwaard trok en het bijna tegen Arbogast of zichzelf gebruikt had. Een paar dagen later werd de jonge keizer dood gevonden. Arbogast zette hierop ene Eugenius op de troon, tegen de wens van Theodosius. Blijkbaar voelde Arbogast zich niet langer gebonden aan het gezag van een ander. In de winter van 392 tot 393 trok hij de Rijn weer over voor een confrontatie met Marcomer en Sunno, maar in plaats van een gevecht kwam het tot een verdrag. Keizer Eugenius en Arbogast hielden ook een grote wapenschouw aan de Rijn om vriend en vijand te imponeren.

Ondanks zijn Vandaalse achtergrond was Stilicho erg trouw aan de Romeinse zaak. Helaas zat het hem op den duur wel erg tegen.
Ondanks zijn Vandaalse achtergrond was Stilicho erg trouw aan de Romeinse zaak. Helaas zat het hem op den duur wel erg tegen.

De wapenschouw was bluf. Eugenius en Arbogast hadden bijna al hun grenstroepen nodig om in 394 naar Italië te gaan voor de confrontatie met Theodosius. Hoewel zij eerst een overwinning boekten, werden ze uiteindelijk verslagen. Arbogast pleegde zelfmoord en Eugenius werd ter dood gebracht. Men zegt wel dat de slag aan de Frigidus meer een veldslag van Franken tegen Goten was dan van Romeinen tegen Romeinen. Theodosius bekommerde zich verder niet veel om Gallië. Het bevel erover gaf hij aan Stilicho (vaak een Vandaal genoemd vanwege zijn voorouders, hoewel hij zichzelf gewoon als Romein zag). Net als in de tijd van Arbogast zou voortaan vooral de opperbevelhebber de macht hebben in het West-Romeinse rijk, zeker na de dood van Theodosius in 395. Stilicho werd in de geschiedschrijving verguisd vanwege zijn Germaanse afkomst en zijn pogingen om vrede met de Germanen te bewaren, al was dat in deze tijden misschien niet eens zo’n slecht idee. Toen Marcomer in 398 van verdragsbreuk werd verdacht, moest hij in Milaan voor Stilicho verschijnen. Sunno wilde in reactie hierop een oorlog beginnen, maar zijn eigen onderdanen beletten dit en doodden hem. Vrede smaakte blijkbaar naar meer. Ondanks alles was de toestand aan de Rijn op dit moment gunstiger dan hij lange tijd was geweest. Marcomer werd naar Etrurië verbannen.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890). In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.

402 is het jaartal wat men tegenwoordig vaak als einde van de Romeinse tijd in Nederland aanmerkt, al is dat waarschijnlijk te eenzijdig. Tegen die tijd waren het Oost- en West-Romeinse rijk zodanig uit elkaar gedreven dat er flinke spanning was ontstaan. Zoals gezegd kreeg het oosten de Visigoten van Alaric zover om naar Italië te trekken. Stilicho zag zich voor de verdediging hiertegen genoodzaakt om de troepen van de Rijngrens en Brittannia naar Italië te verplaatsen. Hij moet geweten hebben wat voor enorm risico dit was, want het machtscentrum in Gallië werd tegelijkertijd van Trier naar Arles overgeplaatst, wat veel minder dicht bij de grens lag. Zijn zorgen waren terecht, want de Salische Franken kregen nu min of meer vrij spel en zouden vanaf dit moment geleidelijk aan naar het zuiden expanderen. Dat de Hunnen rond dezelfde tijd naar Midden-Europa trokken maakte de toestand er niet rooskleuriger op, omdat dit soortgelijke effecten als drie decennia eerder op de Balkan gaf. Germaanse stammen als de Vandalen, Quaden, Bourgonden en Gepiden bewogen zich richting Gallië, evenals de Indo-Iraanse Alanen, die in het kielzog van de Hunnen Europa binnengegaan waren.

Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen via de Rijn. Dat zij later verder trokken naar Spanje en zelfs Afrika gaf de Franken en andere stammen mooi gelegenheid om in Gallië uit te breiden.
Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen via de Rijn. Dat zij later verder trokken naar Spanje en zelfs Afrika gaf de Franken en andere stammen mooi gelegenheid om in Gallië uit te breiden.

Bij gebrek aan goede defensie en een sterk Romeins leger werden alle beschikbare bondgenoten en foederati ingeschakeld. Hoewel de Franken de Vandalen eerst wisten te stuiten, gooide een bondgenootschap tussen de Vandalen en Alanen roet in het eten. Op 31 december 406 leden de Ripuarische Franken een beslissende nederlaag in de slag bij Mainz. De Vandalen, Sueven, Alanen en Bourgonden overschreden hierna en masse de Rijn. Hele steden werden verwoest of ingenomen. En ditmaal waren het geen snelle plundertochten: de Germanen hadden de intentie om in Gallië te gaan wonen en deze keer kregen ze dat ook echt voor elkaar! Ze riepen hun eigen koninkrijk uit en probeerden tegelijkertijd deel te zijn van de Romeinse orde, zoals de Franken hadden gedaan. Stilicho probeerde hierin mee te gaan, omdat een gewapende strijd vrijwel onmogelijk leek. Dat deed hem uiteindelijk uit de gratie vallen en kostte hem in 408 letterlijk de kop. Alleen een opstand van de Romeinse troepen in Brittannia bracht verandering, toen na een lange wisseling van machthebbers ene Flavius Claudius Constantinus werd uitgeroepen tot keizer Constantijn III en naar het vasteland ging. De Vandalen en hun bondgenoten weken uit naar het zuiden en gingen naar Spanje. Stammen als de Franken, Alemannen en Bourgonden maakten van het vacuüm gebruik door hun territorium in Gallië uit te breiden.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.

Of we nu 402 of 406 kiezen als het einde van de Romeinse tijd in Nederland, in beide gevallen is het wat te kort door de bocht. De Romeinse macht in Germania Inferior of Germania Secunda was al vanaf 259 sterk verminderd en was op den duur steeds verder afgekalfd. Meerdere keizers en generaals hadden op den duur geprobeerd de orde te herstellen, maar het centraal gezag was nooit meer zo sterk als in de 1e en 2e eeuw geworden. Frankische stammen als de Saliërs en de Chamaven hadden op den duur steeds meer vrij spel gekregen, tot ze zich vrijwel niets meer van de Romeinen aantrokken, terwijl de gewone man zich al sinds de 3e eeuw meer aan zijn lokale identiteit dan aan het overkoepelend gezag gebonden voelde. Toch werden de binnen de oude grenzen ingerichte koninkrijken nog lange tijd ondergeschikt aan de keizer geacht, hetgeen het concept van een keizer als hogere monarch dan een koning verklaart. In de rond 394 opgestelde Notitia dignitatum geen melding gemaakt van de Franken of van Germania Secunda, al zegt dat niet al te veel. Er zullen nog enkele kleine afdelingen van troepen zijn geweest in steden als Tongeren en Keulen, maar misschien was dit niet meer dan een kleine stadswacht. Dat Brittannia, na Constantijns overtocht verlaten door Romeinse troepen en bestuurders, geleidelijk aan werd overrompeld door Saksen, Angelen, Denen en Picten, sneed de graantoevoer naar de paar overgebleven kustforten ook af.

De vroeg-middeleeuwse burchten hebben soms veel weg van uit hun krachten gegroeide Romeinse wachttorens. Laat-Romeinse soldaten lijken in sommige opzichten ook meer op soldaten uit het jaar 1000 dan uit het jaar 1.
De vroeg-middeleeuwse burchten hebben soms veel weg van uit hun krachten gegroeide Romeinse wachttorens. Laat-Romeinse soldaten lijken in sommige opzichten ook meer op soldaten uit het jaar 1000 dan uit het jaar 1.

Zo was het herstellen van de Rijngrens dus uiteindelijk onmogelijk geworden. De West-Romeinse keizer (of degene die uit zijn naam regeerde) had zijn handen vol aan de verdediging van Italië en had bovendien de middelen niet meer om Gallië te heroveren. De aanwezige huurlingen in steden als Xanten en Nijmegen zijn de keizer wellicht nog een tijdje trouw gebleven, maar de meeste commandanten waren hun burchten meer als privé-eigendom gaan zien, daar zij in de praktijk niet meer werden aangestuurd of gecontroleerd door een overkoepelende macht, waar zij overigens ook niet afhankelijk van waren door de kleinschaligere, meer lokale economie. Pogingen om te behouden wat nog in Romeinse handen was, werden wel ondernomen, zoals in 428 toen opperbevelhebber Flavius Aetius een stokje stak voor de Frankische inname van Trier. Verder kreeg hij het aan de stok met een Bourgondische inval in Belgica Prima in 435, waarna de Franken in 440 Keulen en Trier weer innamen. In 446 versloeg Aetius de Ripuarische Franken en kort daarna ook de Salische, wier koning Chlodio als de eerste Merovinger beschouwd wordt. Chlodio kreeg heel het moderne België onder zijn gezag, dat tot aan de Somme in Frankrijk reikte.

Attila's verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos. Gezien zijn route zullen Limburgse steden als Maastricht en Heerlen ook niet veilig geweest zijn.
Attila’s verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos. Gezien zijn route zullen Limburgse steden als Maastricht en Heerlen ook niet veilig geweest zijn.

Chlodio was nu een bondgenoot van Aetius en werd opgevolgd door zijn zoon of schoonzoon Merovech, de naamgever van de dynastie. Ongetwijfeld zagen de Romeinen hen als vazallen, hoewel de Franken zelf hun koning waarschijnlijk als soeverein beschouwden. Over Merovech is niet veel duidelijk, maar in elk geval regeerde hij toen Attila de Hun in 451 Gallië binnenviel en hij en zijn bondgenoten tal van steden verwoestten. Ook Keulen, Tongeren en Doornik moesten het ontgelden, maar het huidige Nederland lijkt grotendeels gespaard te zijn, met uitzondering wellicht van Zuid-Limburg. De Salische Franken schaarden zich met de Saksen, Visigoten en vele anderen aan Romeinse zijde in het conflict en versloegen de coalitie van Attila op de Catalaunische Velden. De overwinning en Attila’s dood in 453 brachten geen rust. In 455 werd Aetius vermoord en werd Rome geplunderd door de Vandalen en Alanen, die vanuit Noord-Afrika de Middellandse Zee onveilig maakten. Merovechs zoon Childerik erfde in 458 dan ook een sterk koninkrijk omringd door chaos. Keulen en Trier nam hij in, maar trachtte tegelijkertijd een waardige staat op te zetten, waardoor de bevolking zich niet zozeer bezet voelde door een “barbaarse” vijand.

Het zogenaamde "Koninkrijk Soissons" waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Clovis maakte een einde aan deze Romeinse stuiptrekking.
Het zogenaamde “Koninkrijk Soissons” waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Clovis maakte een einde aan deze Romeinse stuiptrekking.

Hiermee verdwenen de laatste resten van het Romeinse gezag in onze regio. Van het afzetten van de laatste keizer in Rome, in 476, moet men hier vrijwel niets gemerkt hebben. De Frankische koning Clovis versloeg in 486 Syagrius, die als laatste Romeinse bevelhebber stand hield in Gallië. Hierna veroverde hij nog veel meer gebied en bij zijn triomfen hulde hij zich in Romeinse stijl in het purper. Kleinere Frankische koninkrijkjes, zoals dat van de Ripuariërs, werden onverbiddelijk ingelijfd. Dat de keizer in Constantinopel nog beweerde suzerein te zijn werd enkel nog erkend op ceremoniële wijze. Koning Theudebert lapte dit definitief aan zijn laars toen hij in 539 Italië binnenviel om de daar strijdende Ostrogoten en Oost-Romeinen te beoorlogen. Vanaf dat moment toonden de Frankische munten de beeltenis van de koning.

In tegenstelling tot wat het tv-programma Welkom bij de Romeinen laat zien was de "Germaanse" maatschappij van na de Romeinse tijd veel meer dan wat armetierige hutjes met kerels in beestenvellen. De elite bewoonde flinke houten burchten.
In tegenstelling tot wat het tv-programma Welkom bij de Romeinen laat zien was de “Germaanse” maatschappij van na de Romeinse tijd veel meer dan wat armetierige hutjes met kerels in beestenvellen. De elite bewoonde flinke houten burchten.

Nederland bij het einde van de Romeinse tijd is beduidend anders dan in de Late IJzertijd. Men kan de veranderingen echter overschatten en onderschatten. Nog steeds werd het land bewoond door los georganiseerde Germaanse stammen, die nauwelijks lazen of schreven en vooral een gewoonterecht hanteerden. Menigeen stelt het zich voor alsof de Germanen het gebied “terug” veroverden, eraan voorbijgaand dat er geen sprake was van Germaanse eenheid. De namen en coalities waren na 400 jaar flink veranderd, al wil dat niet zeggen dat er in de loop der tijden geen oude bevolking was opgegaan in de nieuwe stammen of coalities. Het oosten werd bewoond door de Saksen, het zuiden behoorde tot de Frankische machtssfeer en de mensen van de kustprovincies (dus Zeeland, Noord- en Zuid-Holland en Noord-Nederland) werden Friezen genoemd, naar de vroegere bewoners van de streken. Deze “Nieuwe Friezen” spraken overigens een aan het Angelsaksisch verwante taal, waar het moderne Westerlauwers Fries uit ontstaan is (terwijl wij van de oude Frisii niet weten welke taal zij spraken).

De indeling van ons land in de Vroege Middeleeuwen. De machtige Franken expandeerden tegen die tijd behoorlijk, maar de (Nieuwe) Friezen hielden stand in de kustprovincies.
De indeling van ons land in de Vroege Middeleeuwen. De machtige Franken expandeerden tegen die tijd behoorlijk, maar de (Nieuwe) Friezen hielden stand in de kustprovincies.

Vaak wordt de toestand in de Vroege Middeleeuwen als een abrupte terugval in “beschavingsniveau” gezien. Opnieuw veel te kort door de bocht. Ten eerste waren economie en veiligheid al geïmplodeerd in de 3e eeuw, wat het centrale gezag ook had doen afkalven. Wie vooral toegang heeft tot de lokale middelen van Nederland, kan nu eenmaal niet zomaar een rustieke villa met vloerverwarming en beschilderde muren bouwen. Maar bovenal was het veiliger om een versterkte houten burcht te bouwen. De bevolking mag dan een vrij simpele, lokale economie gehanteerd hebben, maar voor het bestuur en de militaire organisatie was er toch een vage herinnering aan de Romeinen die blijvend effect had. Zeker toen vorsten zoals Karel de Grote, die zijn macht over de hele Lage Landen wist uit te breiden, het gezag ietwat gingen systematiseren en wetten in het Latijn lieten opstellen. Comes en dux keerden daarbij ook weer terug als graaf en hertog. Het Germaanse Gefolgschaft mondde uit in het middeleeuwse feodalisme, waar de Laat-Romeinse situatie ongetwijfeld aan bijdroeg, doordat boeren aan de grond gebonden werden en de onveilige toestand de positie van de lokale elite versterkte. Tot slot herinnerden de middeleeuwse kerkprovincies aan de Romeinse tijd. Een groot deel van de Lage Landen viel tot in de 16e eeuw onder de kerkprovincie Keulen, zoals deze stad het bestuurscentrum was geweest van Germania Inferior. De Romeinse geschiedenis in ons land mocht dan ten einde zijn, maar de gevolgen zouden voor altijd merkbaar blijven…

Julius Nepos e.v.a.: wie was nu eigenlijk de laatste keizer van het westen?

Julius_Nepos_TremissisNa het uitsterven van de Theodosiaanse dynastie werd het bestuur van het West-Romeinse rijk steeds chaotischer. De ooit zo machtige keizers waren met grote regelmaat niet meer dan een marionet van de opperbevelhebber en moesten lijdzaam toezien hoe hun rijk, verzwakt door al het interne geknok en de mede daardoor ingestorte economie, grote stukken land verloor aan allerlei invallers, terwijl ook veel interne bondgenoten of foederati zich steeds minder van het Romeinse gezag gingen aantrekken, een voorbeeld dat de paar overgebleven gouverneurs ook steeds meer volgden. De term “Val van Rome” is in deze context erg bekend, al is deze bij veel moderne wetenschappers niet erg populair. Dat komt vooral omdat de term een beeld oproept van een machtig Romeins rijk dat vrij abrupt ten onder gaat aan barbaarse plunderingen en de Grote Volksverhuizing. In feite waren de invallers niet zozeer volkeren maar krijgscoalities en waren de invallen zelf eerder het gevolg dan de oorzaak van de verzwakking. Maar bovenal ging enkel het West-Romeinse rijk ten onder en zelfs dat ligt op papier toch weer anders. Zelfs nadat in 476 de zogenaamde laatste keizer was afgezet, waren er nog altijd enkelen die de titel opeisten, zoals Julius Nepos.

Tarasicodissa als keizer Zeno. Zijn regering was niet geheel onbetwist, maar stabiliseerde uiteindelijk wel.
Tarasicodissa als keizer Zeno. Zijn regering was niet geheel onbetwist, maar stabiliseerde uiteindelijk wel.

Flavius Julius Nepos was waarschijnlijk rond 430 geboren, maar zijn afkomst is nogal troebel. Vaak gaat men ervan uit dat zijn vader generaal Nepotianus was, die voor keizer Majorianus actief was in Gallië en Spanje. Nepos’ moeder, wier naam wij niet kennen, was de zuster van Marcellinus, de bevelhebber van Dalmatia onder Leo I, die in 454 in opstand was gekomen tegen Valentinianus III. Daar Julius Nepos getrouwd was met de nicht van Leo I zou dit zijn naam kunnen verklaren, want nepos betekent “neef”. Waarschijnlijk was deze familieband de reden voor Leo om Nepos in 473 tot keizer van het West-Romeinse rijk te benoemen. Leo was het er niet mee eens dat de westelijke magister militum Gundobad ene Glycerius op de troon had gezet en beschouwde zichzelf als bevoegd om te bepalen wie er op de westelijke troon kwam. Nepos was op dat moment gouverneur van Dalmatia, zoals zijn oom voor hem geweest was. Het gebied viel officieel nog onder het westen, maar was in de praktijk min of meer onafhankelijk, waarbij de invloed uit Constantinopel eigenlijk groter was. Vanuit dat gebied was het gemakkelijk om Italië snel te bereiken, al lijkt Nepos dit toch via zee te hebben willen doen. Zijn vertrek werd dan ook enige maanden uitgesteld, tot de havens weer open waren. Toen Julius Nepos in 474 Ravenna bereikte, waar Glycerius resideerde, was Leo I al overleden en was hij opgevolgd door zijn kleinzoon Leo II. Omdat deze pas 7 jaar was, werd zijn vader Tarasicodissa op 9 februari gekroond tot keizer Zeno. Glycerius trad in elk geval zonder wapengekletter af ten gunste van Nepos, waarna deze hem wegstuurde naar de Dalmatische hoofdstad Salona (tegenwoordig een ruïne nabij Solin, in Kroatië), waar hij de bisschopszetel toegewezen kreeg.

De Romeinse wereld rond het jaar 475. De paarse gebieden vielen onder Romeinse controle en formeel onder de West-Romeinse keizer. Maar dat laatste was niet meer dan formeel.
De Romeinse wereld rond het jaar 475. De paarse gebieden vielen onder Romeinse controle en formeel onder de West-Romeinse keizer. Maar dat laatste was niet meer dan formeel.

Alles weer rust en vrede? Nou, vergeet het maar! Allereerst was het West-Romeinse rijk op dit moment niet meer dan een schaduw van wat het ooit was, afgekloven door alle Germaanse koninkrijken die zich erin en erom gevormd hadden en uitgehold door alle interne problemen. Na Afrika, Brittannia en het Iberisch Schiereiland, waren er ook steeds meer Gallische gebieden aan de Romeinse controle ontworsteld door het sterkere plaatselijke bestuur van onder andere de Franken en Bourgonden. Ook Sardinië en Corsica gingen verloren, zodat de Romeinse controle ophield bij Italië, Sicilië, de Alpenlanden, Dalmatië en het noorden van Gallië. Maar ook hier bedriegt de schijn. Zoals gezegd was Dalmatië in de praktijk onafhankelijk van het keizerlijk gezag en het noorden van Gallië, afgesneden van de rest van het West-Romeinse rijk, begon ook steeds meer op een eigen staatje te lijken, nadat Aegidius in 461 het keizerschap van Libius Severus niet erkend had. Hoewel hij in 464 verslagen en gedood werd nam Aegidius’ zoon Syagrius gewoon zijn positie in, die vanuit Novidunum (Soissons) zijn eigen rijkje regeerde.

De Balkan in de 5e eeuw, met in het blauw Dalmatia, waar Julius Nepos controle behield, net als zijn oom voor hem.
De Balkan in de 5e eeuw, met in het blauw Dalmatia, waar Julius Nepos controle behield, net als zijn oom voor hem.

Julius Nepos had dus op zijn beurt een sterke en betrouwbare opperbevelhebber nodig om zijn macht te consolideren. Alleen als dat lukte kon hij eventueel weer controle krijgen over de afvallige gebieden. Gundobad, die in deze functie niet betrouwbaar zou zijn geweest, was inmiddels teruggekeerd naar Gallië waar hij zijn overleden vader opvolgde als koning der Bourgondiërs. Of zijn vertrek daadwerkelijk met de komst van Nepos samenhangt is niet geheel duidelijk, maar in elk geval bleef Gundobad koning tot zijn overlijden in 516. Julius Nepos nam derhalve een nieuwe magister militum in de persoon van Orestes, een Romeinse aristocraat uit Pannonia, waarschijnlijk met Germaanse voorouders. Toen Pannonia in handen van de Hunnen was gekomen, was Orestes aan het hof van hun koning Attila gaan werken en daar opgeklommen tot secretaris, waarbij hij in 449 naar Constantinopel was gestuurd als gezant. Een bekwaam man die zijn sporen wel verdiend had dus. Maar ook een ambitieuze. Eenmaal in Ravenna nam Orestes leiding van de foederati en slaagde op 28 augustus 475 erin een staatsgreep te plegen. Julius Nepos trof hetzelfde lot als zijn voorganger: zonder gevecht werd hij afgezet en naar Dalmatië gestuurd. Maar Orestes begreep dat hij niet zelf op de troon plaats kon nemen. Wellicht had hij geleerd van het nieuws uit Constantinopel waar Zeno, die na het overlijden van Leo II in november 474 de enige keizer was geworden, vanwege zijn als barbaars beschouwde komaf niet populair was geworden bij Senaat en elite. Zijn schoonmoeder Verina had zich tegen hem gekeerd en zijn zwager Basiliscus was in opstand gekomen, zodat Zeno in januari 475 naar zijn geboorteland Isauria was gevlucht, waarna Basiliscus zichzelf tot keizer had uitgeroepen. Orestes, die vanwege zijn komaf of carrière niet als goede Romein werd beschouwd, had geen zin om dezelfde problemen te krijgen en zoontje Romulus op de troon op 30 oktober.

Keizer Romulus, die ironisch genoeg zijn naam deelt met de legendarische eerste koning van Rome. Ironisch omdat hij traditioneel als de laatste westelijke keizer beschouwd wordt (maar niet geheel terecht).
Keizer Romulus, die ironisch genoeg zijn naam deelt met de legendarische eerste koning van Rome. Ironisch omdat hij traditioneel (maar niet geheel terecht) als de laatste westelijke keizer beschouwd wordt.

Romulus was vermoedelijk in het jaar 461 geboren en was bij zijn aanstelling dus nog minderjarig. Vandaar dat zijn keizerlijke naam Romulus Augustus door de historici is veranderd in Romulus Augustulus, waarbij de laatste naam een verkleinwoord is en dus zoveel betekent als “keizertje”. Zowel Zeno als Basiliscus erkenden de kind-keizer niet, maar konden vanwege hun burgeroorlog nog niets tegen hem beginnen. In hun ogen was Julius Nepos echter nog steeds de rechtmatige keizer en hij regeerde zo goed en zo kwaad als het ging Dalmatië, waarschijnlijk vanuit Salona, waar hij Glycerius vermoedelijk weer ontmoette. Ook ontving hij hier nog de nodige tributen van buiten Italië, wat impliceert dat menig bestuurder hem nog als keizer erkende. Orestes kon in elk geval in alle rust Italië besturen… dacht hij. Voor de machtsovername had hij namelijk op handige wijze gebruik gemaakt van Germaanse huurlingen, met name de Skyriërs en de Herulen. Hij had hen van tevoren een derde beloofd van het land in Italië als beloning, maar ging nu niet op hun eisen in. Het resultaat was een opstand onder leiding van de geheimzinnige Odoaker.

Romulus Augustulus treedt af ten overstaan van Odoaker, hier afgebeeld als een stereotype Wagneriaanse Germaan.
Romulus Augustulus treedt af ten overstaan van Odoaker, hier afgebeeld als een stereotype Wagneriaanse Germaan.

Odoakers vermoedelijke geboortejaar was 433. Over zijn etnische komaf weten we nog veel minder. Vaak ging men ervan uit dat hij een Germaan was, wellicht een Skyriër, Rugiër of Heruul, maar moderne historici zijn hier niet zo zeker van. Het beeld dat veel mensen van Odoaker hebben is sowieso onjuist, daar de popcultuur hem vaak neerzet als een woeste barbaar die met zijn krijgers Italië binnenvalt en Rome verwoest. In feite was Odoaker een officier in het Romeinse leger, als dan niet als buitenlandse huurling. Volgens Johannes van Antiochië was hij in dienst bij Ricimer en volgens Procopius zelfs lid van de keizerlijke lijfwacht. Er was immers geen sprake van een inval, maar van een opstand van de Germaanse huurlingen in het Romeinse leger. De opstandelingen riepen Odoaker op 23 augustus 476 uit tot hun leider of zelfs koning en begonnen muitend en plunderend door het noorden van Italië te trekken. Orestes vluchtte naar Ticinum (Pavia) waar de bisschop hem asiel gaf, maar wist op het nippertje te ontkomen toen Odoakers mannen de stad binnendrongen. In de tussentijd wist hij echter zijn troepen (of wat daar nog van over was) te verzamelen om slag te leveren. Orestes bleek als veldheer onervaren en zijn soldaten waren slecht voorbereid, zodat zij werden weggevaagd. De verslagen bevelhebber werd op 28 augustus geëxecuteerd. Niet veel later bereikten de muiters Ravenna. Odoaker dwong Romulus tot aftreden op 4 september. Tegen die tijd had Zeno Constantinopel ingenomen en Odoaker stuurde de keizerlijke regalia dan ook naar het oosten met het verzoek een einde te maken aan de tweedeling van oost en west en Odoaker tot gouverneur en opperbevelhebber van Italië te benoemen. Een slimme zet, want zo kon hij Italië direct besturen. Romulus het keizertje mocht in Campanië gaan wonen en kreeg volgens sommige schrijvers zelfs een jaargeld van 6000 solidi. Hij moet hier rond 507 nog in leven zijn geweest.

Odoaker op een muntstuk uit Ravenna, ca. 477. Opvallend is zijn grote snor, die destijds als typisch barbaars gold.
Odoaker op een muntstuk uit Ravenna, ca. 477. Opvallend is zijn grote snor, die destijds als typisch barbaars gold.

Zeno was bereid om aan Odoakers verzoeken te voldoen en erkende hem als machthebber in Italië, maar wel met de nadrukkelijke eis dat Odoaker Julius Nepos als keizer zou moeten erkennen en zijn volmachten dus van hem moest ontvangen. Zodoende liet Odoaker munten slaan met de beeltenis van Nepos erop, als blijk van zijn erkenning van diens keizerschap. In de praktijk regeerde hij Italië gewoon zelf als zijn eigen koninkrijk en had Nepos er amper iets te vertellen. Odoaker versterkte in alle rust zijn positie en kreeg de Vandalenkoning Geiseric zo ver dat hij Sicilië afstond, waarna Geiseric in 477 overleed. Het zal ondertussen niemand verbazen dat Julius Nepos waarschijnlijk niet zo blij was met deze regeling. In 479 begon hij plannen te smeden om Italië weer in handen te krijgen. Odoaker moet echter ook lont geroken hebben, want in het voorjaar van 480 werd Julius Nepos in zijn villa doodgestoken. Mogelijk had Glycerius, die zijn kans op wraak gevonden had, hem verklikt. Het bewind werd na de moord waargenomen door een generaal genaamd Ovida, maar dat duurde niet lang. Odoaker wierp zich nu op als de rechtvaardige heerser die de moord kwam wreken en viel Dalmatië binnen. Daarbij was hij zo pienter om de Senaat een wat sterkere positie te geven, zodat er niemand zou terugverlangen naar het keizerschap. Glycerius werd op tactvolle wijze bisschop van Milaan gemaakt. Zijn macht was zo voldoende beveiligd en Odoaker aarzelde derhalve niet langer om zichzelf openlijk koning te noemen.

Het zogenaamde "Koninkrijk Soissons" waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486.
Het zogenaamde “Koninkrijk Soissons” waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Buitenstaanders noemden hem koning van de Romeinen.

Was hiermee nou de Romeinse tijd definitief ten einde? Nou, het Romeinse rijk als zodanig in elk geval niet. Zeno regeerde nog steeds in Constantinopel en had nog steeds directe controle over de oorspronkelijk oostelijke helft. Maar ook in Gallië bestuurde Syagrius nog steeds het Romeinse rompstaatje als dux (hertog of provinciaal bevelhebber), waarbij de omringende Germaanse koningen hem steeds vaker de “koning der Romeinen” noemden. Er was met het afzetten van Romulus Augustulus dan ook geen politieke aardverschuiving gekomen. Buiten Italië was de macht van West-Romeinse keizer in de loop van de 5e eeuw steeds verder afgekalfd, zodat het verdwijnen van het westelijke keizerschap tegen 476 of 480 eerder een bevestiging van de realiteit dan iets wereldschokkends was. De gewone man in gebieden als Spanje of de Rijndelta zal er in feite niets van gemerkt hebben. Wie beweert dat het Romeinse rijk in 476 ineens instort en ophoudt te bestaan, stelt de zaken dus niet goed voor. Ten eerste werd met Romulus Augustulus een volkomen machteloos heerser afgezet, die bovendien als tegenkeizer beschouwd kan worden, wat dus zou betekenen dat niet Romulus maar Julius Nepos de laatste West-Romeinse keizer is. Dat de historici dit in vroeger tijden anders zagen, lag wellicht aan het feit dat Nepos in ballingschap verkeerde en Italië nu in “barbaarse” handen was. Bovendien deelt keizertje Romulus zijn naam met de eerste koning van Rome, wat een romantische ironie oproept bij het idee dat hij de laatste keizer zou zijn. Maar zelfs als men het bestuur van Nepos doorrekent en Syagrius niet als keizer beschouwt, dan nog zou men kunnen betogen dat er sprake was van een West-Romeinse keizer, daar Zeno na de dood van Nepos formeel de algehele Romeinse keizer werd. Bovendien regeerde Zeno nog lang na de dood van Syagrius, die in 486 door de Frankische koning Clovis I verslagen werd, waarna de Visigotische koning Alarik II hem een jaar later uitleverde aan de Franken.

De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.
De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.

Met Odoaker liep het niet veel beter af. Nadat Zeno in 488 had afgerekend met de laatste opstanden en intriganten stuurde hij de Ostrogotische koning Theodorik de Grote naar Italië. Odoaker had teveel praatjes gekregen en werd niet langer als betrouwbaar gezien. De inval in Italië leidde in 493 tot een patstelling bij Ravenna, waarna beide koningen overeenkwamen het land samen te gaan regeren. Een list, want op 15 maart werd Odoaker tijdens een banket vermoord door Theodorik, waarna deze zijn eigen koninkrijk in Italië inrichtte, wat hij regeerde tot zijn dood in 526. Kort daarna leefde de oude Romeinse macht nog één keer op. Tussen 527 en 565 werd het (Oost-)Romeinse rijk geregeerd door Justinianus de Grote. Deze keizer heroverde Dalmatië, Italië, grote delen van Noord-Afrika en zelfs gebieden in Spanje. Het rijk der Vandalen werd vernietigd en ook de Ostrogoten moesten het onderspit delven. Toch was dit niet meer dan een tijdelijke opleving. Zijn beleid putte de schatkist uit en veel van het heroverd gebied ging niet lang na zijn dood (of zelfs al ervoor) weer verloren. Tijdens de oorlog met de Ostrogoten in Italië kwam er bovendien een derde partij om de hoek kijken in de vorm van de Franken. Clovis had grote delen van Gallië veroverd en na zijn dood was het koninkrijk opgesplitst tussen zijn zoons. Theudebert I, een kleinzoon van Clovis, liet door zijn bemoeienis in Italië en het slaan van munten met zijn eigen beeltenis merken dat hij de keizer in Constantinopel niet langer als zijn suzerein beschouwde. Hiermee eindigt dus de Romeinse invloed in het westen.

Constantijn XI Palaiologos, de laatste keizer van Byzantium en daarmee de laatste officiële Romeinse keizer, sneuvelde in 1453.
Constantijn XI Palaiologos, de laatste keizer van Byzantium en daarmee de laatste officiële Romeinse keizer, sneuvelde in 1453.

Toch bleef dat rijk in het oosten, dat zichzelf officieel nog steeds het Romeinse rijk noemde, nog lange tijd bestaan. Dat wij dit rijk het Byzantijnse rijk noemen, dient vooral om verwarring te voorkomen, daar de Romeinen veelal geassocieerd worden met de Oudheid en de cultuur van het overgebleven rijk overwegend Grieks en christelijk was. Voor het overgrote deel van zijn bestaan zou dit rijk echter vooral Griekse en Klein-Aziatische gebieden omvatten. De rest ging met vallen en opstaan. In 717 bezat het nog nauwelijks Griekse gebieden, met wat strategische territoria in en om Italië, maar in 1025 omvatte het weer vrijwel de gehele Balkan en in 1081 vooral Griekenland en Bulgarije. Het Byzantijnse rijk ging voor het eerst ten onder in 1204 toen de kruisvaarders Constantinopel veroverden en hun eigen Latijnse Keizerrijk stichtten, terwijl zich in ballingschap ook opvolgers aandeden in de vorm van Keizerrijk Nicea, Keizerrijk Trebizonde en het despotaat Epirus. De herovering van Constantinopel in 1261 door Nicea leidde tot de wederopstanding, maar net zoals met Rome was het niet meer dan een klein eiland omringt door vijanden. De komst van de Turken naar Klein-Azië en de Balkan maakte korte metten met de laatste resten van het Romeinse rijk. Constantinopel viel in 1453, toen de Ottomanen met hun kanonnen de Theodosiaanse muren verwoestten. Trebizonde volgde in 1461. De Ottomaanse sultans beschouwden zich sindsdien, tot hun val in 1922, als de opvolgers van het Byzantijnse rijk. De grootvorst van Moskou, Ivan IV, noemde zich vanaf 1547 tsaar van Rusland en claimde hiermee (als kleinzoon van een nicht van de laatste Byzantijnse keizer) ook opvolger te zijn van de Byzantijnen, waarbij Moskou het Derde Rome genoemd werd.

Een goed voorbeeld van translatio imperii: Karel de Grote op een munt uit 814 afgebeeld op een manier die aan een Romeinse keizer doet denken, compleet met lauwerkrans en de afkortingen voor Imperator Augustus.
Een goed voorbeeld van translatio imperii: Karel de Grote op een munt uit 814 afgebeeld op een manier die aan een Romeinse keizer doet denken, compleet met lauwerkrans en de afkortingen voor Imperator Augustus.

Dergelijke translatio imperii was vanaf 800 ook weer in het westen ontstaan toen de Frankische koning Karel de Grote door de paus tot Imperator Romanum gekroond werd (tot onvrede van Constantinopel). Door de splitsing van het Frankische rijk kwam de keizerskroon terecht bij de oostelijke, Duitse koning, wiens rijk dan ook het Heilige Roomse Rijk werd genoemd, wat in zijn laatste eeuwen volgens Voltaire niet heilig, niet Romeins en ook geen rijk was. Toch bleef er in West-Europa lange tijd maar één enkele keizer, als hoogste vorst van allemaal, een overblijfsel uit de Laat-Romeinse tijd waarin de Germaanse koningen werden geacht vazallen te zijn van de Romeinse keizer. Napoleon, dit het Heilige Roomse Rijk ontbond, kroonde zichzelf tot keizer der Fransen om de glorie van Karel de Grote over te nemen. De voormalige Duitse keizer reageerde door zijn landen tot Keizerrijk Oostenrijk te verheffen. En toen in 1870 het Duitse Keizerrijk werd opgericht, was dit nog altijd een federatie van meerdere staten, waaronder enkele koninkrijken.

In de educatieve strip Van Nul Tot Nu (door Thom Roep en Co Loerakker, 1982) zien we het beeld dat bijna iedereen bij het jaar 476 heeft: een brandend Rome, door woeste barbaren in puin gelegd, waarna hun beestachtige hoofdman de keizer afzet. Helaas moet dit beeld dus naar de prullenbak verwezen worden. (Nog afgezien van de anachronistische kostuums.)
In de educatieve strip Van Nul Tot Nu (door Thom Roep en Co Loerakker, 1982) zien we het beeld dat bijna iedereen bij het jaar 476 heeft: een brandend Rome, door woeste barbaren in puin gelegd, waarna hun beestachtige hoofdman de keizer afzet. Helaas moet dit beeld dus naar de prullenbak verwezen worden, zelfs als men Romulus Augustulus als laatste keizer zou beschouwen. (Nog afgezien van de anachronistische kostuums.)

Al deze “opvolgers” van het Romeinse keizerschap verdwenen echter één voor één, net als soortgelijke keizerstitels in Mexico, Brazilië en India. De Japanse monarch die wij keizer noemen, ontleent zijn titel niet aan het Romeinse keizerschap, het keizerschap dat in eerste instantie werd neergezet als een soort presidentschap. Toen betrof het een monarchale dictatuur waarbij vooral bestuurlijke bekwaamheid belangrijk werd geacht. Keizers die zich in die tijden meer autoritair of monarchaal hadden willen opstellen, waren gruwelijk aan hun einde gekomen, terwijl de meer bescheiden keizers vaak jaren leefden. De onrust na de dood van Commodus deed de militarisering van het rijk echter toenemen en daarmee ook van het keizerschap, dat zich niet kon veroorloven de steun van het leger te verliezen. Na de chaosperiode van de Soldatenkeizers had zich een meer monarchaal en theocratisch keizerschap aangedaan, met een keizer als levende god op Aarde. Maar ook een meer praktisch keizerschap waarbij het normaal was om meerder keizers tegelijk te hebben. De verzwakking van het West-Romeinse rijk door falende economie en onderlinge burgeroorlog maakten het keizerschap ook zwakker en kwetsbaarder, zeker toen er onbekwame zwakkelingen op de troon kwamen, zodat de laatste West-Romeinse keizers overschaduwd werden door hun opperbevelhebber, die bij het wegvallen van de keizer een nieuwe marionet op de troon plaatste. Het verdwijnen van het West-Romeinse keizerschap was daardoor geen wereldschokkende zaak meer. Toch bleef het idee van de keizer als hogere autoriteit aanwezig, tot in de wonderlijkste verhalen over machtige keizers die een sterrenrijk regeren. De titel blijft blijkbaar tot de verbeelding spreken, zeker in Romeinse stijl. Maar hiermee komen onze verslagen over de Romeinse keizers tot een eind.

Leo I en de ondergangskeizers: het West-Romeinse rijk verbrokkelt

Leo IIn 455 werd keizer Valentinianus III, de laatste Theodosiaan, vermoord en Rome geplunderd door de Vandalen. Twee jaar later stierf keizer Marcianus, aangetrouwd lid van de dynastie die hiermee definitief ten einde kwam. In het oosten kwam een nieuwe keizer op de troon die zich ontpopte als een fanatiek heerser en een ruim aantal jaren stabiel regeerde. In het westen greep de chaos om zich heen. Het West-Romeinse rijk was steeds verder afgebrokkeld. De Germaanse koninkrijken in Gallië en Spanje leidden in feite een eigen leven, terwijl men Brittannië al een halve eeuw daarvoor had moeten opgeven en veel Afrikaanse gebieden nu ook als verloren moesten worden beschouwd. Het westen was door de eeuwen van interne strijd verzwakt en verarmd, zodat het niet langer in staat was geweest rondtrekkende vijanden te weerstaan, in tegenstelling tot het veel rijkere en moeilijker binnen te vallen oosten. Terwijl Leo I in Constantinopel op de troon zat ging het westen langzaam ten onder.

De Missiorum van Aspar (detail) waarop Ardabur Aspar is afgebeeld met zijn zoon.
De Missiorum van Aspar (detail) waarop Ardabur Aspar is afgebeeld met zijn zoon. Wie niet beter zou weten zou denken dat het hier om een echte monarch gaat.

Keizer Leo I was vermoedelijk in 401 als Leo Marcellus geboren in Thracië, wat de reden is dat zijn dynastie bekendstaat als de Thracische. In de loop der jaren werkte hij zich op middels een carrière in het leger, waarin hij het tot comes schopte. Na de dood van Marcianus werd hij op de troon gezet door Flavius Ardabur Aspar, de oostelijke magister militum. Aspar, die van Gotisch-Alaanse afkomst was, had al in 424 een cruciale rol gespeeld toen Valentinianus III op de westelijke troon geplaatst werd. In 450 had hij, na het overlijden van Theodosius II, een huwelijk geregeld tussen diens zuster Pulcheria en Marcianus, en deze zodoende op de troon weten te zetten. Na de dood van Marcianus werd diens schoonzoon als keizer overwogen, al zei men dat tijdens de 11 dagen durende vergadering de kroon ook aan Aspar was aangeboden, die geweigerd zou hebben. In plaats daarvan schoof Aspar zijn tribuun Leo naar voren als keizer Leo I, bijgenaamd “de Thraciër”. Hij werd in 457 als eerste Romeinse of Byzantijnse keizer gekroond door de patriarch van Constantinopel.

Keizer Majorianus
Keizer Majorianus

Het westen verkeerde onderwijl in chaos. Vlak voor de plundering van Rome was keizer Petronius Maximus, die middels de moord op Valentinianus III aan de macht gekomen was, door een woedende menigte gedood en zijn opvolger Avitus was door allerlei spanningen en geldproblemen ook in een lastig parket geraakt. Uiteindelijk was Avitus in 456 door de Senaat afgezet en verslagen. Deze opstand was begonnen door de bevelhebbers Ricimer en Majorianus. De Suebisch-Visigotische Ricimer was generaal van het leger in Italië en de kleinzoon van de Visigotische koning Wallia. Majorianus was ook van interessante komaf, want zijn grootvader was nog magister militum geweest onder Theodosius de Grote. Beide hadden onder Aëtius gediend en waren zo bevriend geraakt. Valentinianus III had nog overwogen zijn dochter Placidia uit te huwelijken aan Majorianus, in de hoop zo toch een mannelijke erfgenaam te hebben. Dergelijke ambities hadden hem niet populair gemaakt bij Aëtius, zodat hij tussen 450 en 454 zich even uit de spotlights had moeten terugtrekken. Na enkele goede overwinningen onder Avitus had deze hen naar hun topposities gepromoveerd. Wellicht was dat ook bedoeld om hen te paaien – hun erkenning van Avitus als keizer was niet van harte gegaan – maar nu begonnen zij juist dankbaar misbruik van hun positie te maken, mede omdat de oostelijke keizer Marcianus Avitus nooit erkend had. In 456 waren zij dan ook de opstand tegen hem begonnen. Tegen de tijd dat Avitus uitgeschakeld was, was Marcianus overleden en opgevolgd door Leo I, die Ricimer opperbevelhebber van het westen maakte en Majorianus het bevel over Italië gaf. De troon liet hij bewust vacant in de hoop zelf weer controle over het westen te krijgen. Want ondanks de plannen van Aspar was Leo een zelfbewuste heerser met een eigen wil.

Op deze kaart lijkt het West-Romeinse rijk nog grotendeels intact. Maar vergis u niet: de verliezen waren enorm en ook in Gallië, Spanje en Dalmatie was het gezag erg zwak.
Op deze kaart lijkt het West-Romeinse rijk nog grotendeels intact. Maar vergis u niet: de verliezen waren enorm en ook in Gallië, Spanje en Dalmatie was het gezag erg zwak.

De situatie in Italië was hiermee voorlopig weer even in balans, maar niet voor lang: een oude vijand diende zich aan in de vorm van de Alemannen. Majorianus greep in door een leger te sturen onder leiding van ene Burco. Die behaalde de overwinning, maar de soldaten schreven deze vooralsnog toe aan de beslissing van de bij hen zeer populaire Majorianus. Ricimer was evengoed populair, maar werd nu eenmaal beschouwd als zijnde van barbaarse afkomst. Op 1 april 457 riepen de troepen Majorianus dan ook uit tot keizer, terwijl Ricimer genoegen nam met de gebruikelijke vinger in de pap van de opperbevelhebber – althans dat dacht hij, maar uiteindelijk keek hij net als Aspar lelijk op zijn neus. Leo was hier ongetwijfeld niet overgelukkig mee, al waren er ook niet veel andere opties. Pas op 28 december kwam de erkenning vanuit Constantinopel binnen en beide keizers gingen het nieuwe jaar in als consuls. Voor Majorianus waren de belangrijkste kwesties op korte termijn het veiligstellen van Italië en het heroveren van Gallië, dat steeds verder aan Romeinse invloed ontworsteld werd, mede omdat Visigotische en Bourgondische veroveringen het afsneden van Italië. Bovendien erkende een groot deel van Gallië Majorianus niet. In de zomer van 458 werden de Romeinen er bovendien op pijnlijke wijze aan herinnerd dat Italië vanuit het zuiden bedreigd werd door de Vandalen, toen de zwager van Geiseric de monding van de Liri of de Garigliano plunderde.

Majorianus vocht als een leeuw om het West-Romeinse rijk te herstellen. Achteraf was het niet meer dan een laatste stuiptrekking.
Majorianus vocht als een leeuw om het West-Romeinse rijk te herstellen. Achteraf was het niet meer dan een laatste stuiptrekking.

Majorianus besloot het initiatief te nemen en leidde eind 458 persoonlijk de veldtocht in Gallië. Hij dreef de Visigoten terug uit Septimania (de zuidoostkust). Zijn overwinning op de Visigoten was zo groot dat zij hun Spaanse gebieden terug moesten geven en weer de status van foederati kregen. Ook werd het opstandige Lugdunum heroverd, maar de Gallo-Romeinse adel, die de kant van Avitus gekozen had, werd tegemoet gekomen. De veldtocht in Spanje verliep grotendeels goed, maar tegen de tijd dat hij Cartagena bereikte ging er iets ernstig fout. De bedoeling van de veldtocht was geweest om middels de herovering van Spanje de “achterdeur” naar Afrika open te zetten. Toen Majorianus bij Cartagena kwam werd zijn vloot, die niet ver daarvandaan voor anker lag, door de vijand vernietigd met behulp van verraders. Majorianus kon zijn plannen nu niet meer uitvoeren en moest met hangende pootjes de gezanten van Vandalenkoning Geiseric ontvangen, met wie hij een nieuw verdrag sloot. In Rome sloeg het nieuws van de nederlaag erg slecht aan. Hoewel Majorianus de senatoriale elite altijd met respect behandeld had, wist Ricimer na het slechte nieuws blijkbaar de Senaat tegen de keizer op te zetten. Door de groeiende onafhankelijkheid van Majorianus was de relatie met de magister militum ernstig bekoeld, zodat de laatste niet aarzelde om zich op opportunistische wijze tegen zijn oude vriend te keren. De naar huis terugkerende Majorianus werd door Ricimer en een detachement soldaten tegemoet gereisd, maar niet bij wijze van eervolle ontvangst. Majorianus werd opgepakt en op 3 augustus 461 afgezet. Vier dagen later werd hij onthoofd.

Libius Severus, een vrij machteloze marionet van Ricimer.
Libius Severus, een vrij machteloze marionet van Ricimer, op de troon gezet om de tragische Majorianus te vervangen.

De actie van Ricimer was tegen het zere been van veel militairen: de commandanten van Gallië en Dalmatia keerden zich nu openlijk tegen hun meerdere. Dat konden zij gemakkelijk doen, want in de praktijk regeerden zij hun gebieden zo goed als onafhankelijk. Ricimer zelf probeerde net zo goed zelf zijn machtsgebied te besturen zonder keizer, maar Geiseric dacht er ondertussen anders over. De Vandalenkoning zag de ideale kandidaat in Anicius Olybrius, een Romeinse edelman die in 455 naar Constantinopel gevlucht was en die was getrouwd met Placidia, de dochter van Valentinianus III. Daar Geiserics zoon Huneric met een zus van Placidia getrouwd was, wist Geiseric dat hij via Olybrius gemakkelijk invloed uit zou kunnen oefenen op Rome. Geiseric verklaarde derhalve het verdrag met Majorianus ongeldig en begon de Italiaanse kusten aan te vallen om druk te leggen op Ricimer. Deze kreeg van de kant van de Senaat ook steeds meer kritiek, zodat hij na drie maanden toch een keizer benoemde. Zijn keuze viel op Libius Severus, een senator met een nogal bescheiden curriculum vitae. Zo werd de Italiaanse aristocratie tevreden gehouden en bleef Ricimer alsnog de machtigste man in het West-Romeinse rijk. De bestuurders van de Gallische en Dalmatische gebieden die nog niet in Germaanse handen waren weigerden echter om Libius te erkennen, zodat het machtsbereik van de keizer en Ricimer erg beperkt bleef. Leo I erkende hem ook niet, al wist hij Marcellinus, de generaal van Dalmatia, over te halen om niet naar Rome te marcheren, waarmee de Balkan in feite op het Oost-Romeins gezag overging. Aegidius, de generaal van Gallië, werd met Gotische hulp door zijn vervanger verslagen. De zwakke keizer overleed in 465, volgens sommigen door toedoen van Ricimer.

Ariadne, dochter van keizer Leo I, trouwde met Tarasicodissa, die later als Zeno op de troon kwam.
Ariadne, dochter van keizer Leo I, trouwde met Tarasicodissa, die later als Zeno op de troon kwam.

In het Oost-Romeinse rijk was er niet een dergelijk legitimiteitsprobleem, maar aan het hof vonden de nodige intriges plaats. Aspar had al snel gemerkt dat Leo I een sterke wil had en onmogelijk als marionet gebruikt kon worden. Omdat de spanningen met de magister militum ernstig opliepen begon Leo zijn heil te zoeken bij andere bondgenoten. Om niet te afhankelijk te zijn van Germaanse troepen richtte hij zich op de Isauriërs, een volk van niet helemaal duidelijke komaf dat in Klein-Azië woonde. Leunen op Germanen was gevaarlijk, want op militair terrein was de eigenzinnige Leo nu ook weer niet zo goed als hij zichzelf waande. De Ostrogoten hielden tijdens zijn regering hevig huis op de Balkan, nadat hun jonge leider Theodorik de Grote in botsing gekomen was met de keizer. Theodorik was opgevoed aan het hof in Constantinopel en kende derhalve alle Romeinse tactieken. Toch kon hij deze stad niet innemen, dankzij de enorme Theodosiaanse muren. Er moesten dus meer betrouwbare bondgenoten worden gezocht. In 466 liet Leo zijn dochter Ariadne trouwen met Tarasicodissa, het hoofd van de Isauriërs. Aspar zag hiermee uiteraard zijn positie ernstig in gevaar komen en probeerde in 469 om Tarasicodissa te vermoorden, hetgeen bijna lukte. Een paar jaar later kreeg Leo de aanleiding om Aspar op te ruimen toen zijn zoon Ardabur betrokken bleek een samenzwering tegen Leo. Vader en zoon werden in 471 door de eunuchen vermoord, volgens een plan dat keurig was opgezet door de keizer en de Isauriërs.

Een Tremissis van keizer Anthemius. Ook hij kwam om door verraad van Ricimer.
Een Tremissis van keizer Anthemius. Ook hij kwam om door verraad van Ricimer.

Leo oefende ook nog steeds invloed uit over het West-Romeinse rijk. Na de dood van Libius Severus wachtte Ricimer braaf tot Leo een nieuwe keizer benoemde, zelfs al bracht dit een interregnum van 18 maanden met zich mee. Geiseric probeerde opnieuw Olybrius op de troon te krijgen, wat Ricimer politiek buitenspel zou hebben gezet. Om de druk op keizer Leo op te voeren liet Geiseric zijn mensen steeds vaker Italië en Sicilië aanvallen en ook bewoners van de Balkan en Griekenland terroriseren. Leo reageerde echter door in 467 Procopius Anthemius, een bevelhebber op de Balkan en de schoonzoon van wijlen keizer Marcianus, tot keizer te benoemen. Ricimer trouwde op zijn beurt met Anthemius’ dochter Alypia. Door Anthemius’ connectie met Marcianus was hij een potentiële pretendent voor het oostelijk keizerschap, dus op deze manier kwam Leo mooi van hem af, terwijl er vooralsnog een bekwaam militair op de westelijke troon kwam. De verhoudingen tussen oost en west gingen er hierdoor behoorlijk op vooruit. Om Ricimer in toom te houden moest deze voortaan het opperbevel delen met Marcellinus – een machtsdeling die in het oosten heel gebruikelijk was.

Kaap Bon, in het huidige Tunesië. De latere Byzantijnse keizer Bailiscus leed hier een verpletterende nederlaag.
Kaap Bon, in het huidige Tunesië. De latere Byzantijnse keizer Bailiscus leed hier een verpletterende nederlaag.

Zowel de Oost- als West-Romeinen maakten zich in 468 op om gezamenlijk een veldtocht naar Afrika te houden. Het grootste deel van de vloot, onder leiding van Leo’s zwager Basiliscus, was hierbij bekostigd door het oosten. Dat mocht niet baten. Bij Kaap Bon werd de vloot vernietigend verslagen. Anthemius stond er nu ineens zeer slecht voor: de schatkist was zo goed als leeg en zijn bondgenoten lieten hem in de steek. Kort daarna werd Marcellinus ook nog vermoord. Derhalve ging Anthemius zich richten op Gallië, waar de Visigoten dankbaar gebruik hadden gemaakt van de verzwakking. Pogingen om hen te verslaan liepen op fiasco’s uit. Zowel deze miskleunen als zijn Griekse afkomst maakten hem erg impopulair bij de Italiaanse elite. Hoewel hij pogingen deed om dit te sussen, kon Anthemius niet voorkomen dat Ricimer zich aan het hoofd van de oppositie schaarde. Dit laaide enkele keren flink op en in 472, toen Anthemius zich onder het mom van ziekte schuilhield in de basiliek van Sint-Pieter, stuurde Leo Olybrius naar Rome om te bemiddelen in het conflict. Olybrius en Ricimer sloten echter de handen ineen. Volgens de 6e-eeuwse historicus Johannes Malalas zou Ricimer een brief onderschept hebben waarin Leo Anthemius aanspoorde om Olybrius te doden. Ricimer riep Olybrius tot keizer uit en belegerde de stad met zijn barbaarse legereenheden.

Olybrius was jarenlang Geiserics troonpretendent voor het West-Romeinse rijk. Maar uiteindelijk regeerde hij nog geen jaar.
Olybrius was jarenlang Geiserics troonpretendent voor het West-Romeinse rijk. Maar uiteindelijk regeerde hij nog geen jaar.

De strijd duurde vijf maanden. De troepen in Gallië kregen verzoeken om hulp van beide partijen. Hun leider, de Bourgondiër Gundobad, koos de kant van Ricimer, die zijn oom was. Een groep Gallische loyalisten trachtte Anthemius te ontzetten, maar werden verslagen. Anthemius trachtte de Germanen af te kopen, maar haalde zich hiermee blijkbaar de woede van het volk op de hals. Zijn mannen werden door de vijand afgeslacht en de keizer probeerde vermomd als bedelaar de stad te ontvluchten. Hij werd echter ontdekt en gevangengenomen, waarna Gundobad of Ricimer hem op 11 juli ter dood bracht. Ricimer kon niet lang genieten van de overwinning en overleed al een maand later, waarna Gundobad de magister militum werd. Ook Olybrius leefde niet lang meer en stierf al na zeven maanden keizerschap. Toch duurde het nog een paar maanden voor er een nieuwe keizer benoemd werd. Toen Euric in 473 met zijn Visigoten Italië binnenviel, besloot Gundobad niet langer af te wachten en zette de nogal onbekende Glycerius op de troon. Glycerius was waarschijnlijk comes domesticorum, het hoofd van de keizerlijke lijfwacht.

Keizer Leo I. Op het einde van zijn leven was hij impopulair bij het volk door zijn verbod op niet-christelijke feesten.
Keizer Leo I. Op het einde van zijn leven was hij impopulair bij het volk door zijn verbod op niet-christelijke feesten. Toch bracht hij het er beter van af dan zijn hele lijst westelijke tijdgenoten.

Over de regering van Glycerius is weinig bekend, al wist hij de inval in Italië te stuiten (of dit te laten doen door zijn officieren). Wel nam Euric Arles en Marseille in. Uit het oosten naderden ondertussen de Ostrogoten, wat uiteraard het schrikbeeld van een gecombineerde Gotische strijdmacht opriep. Door de Ostrogotische koning Widimir af te kopen en hem te overtuigen dat de Italiaanse gebieden die hij wilde al bezet werden door de Ostrogoten, boog deze af naar Gallië. Zo ontstond er in elk geval geen dubbele invasiemacht. Toch was dit een oplossing op korte termijn, want de Visigoten en Ostrogoten waren nu wel buren geworden. Veel meer is er niet bekend over de korte regering van Glycerius. Kort, want al in juni 474 kwam deze tot een einde. Leo I had Glycerius namelijk nooit erkend en benoemde derhalve Julius Nepos, de bevelhebber van Dalmatia, tot keizer. De enige reden dat het nog een jaar duurde voordat deze Italië bereikte, was dat de beslissing traag genomen was, zodat Nepos niet uit kon varen voor de winter, waarin de havens gesloten waren. In januari 474 stierf de 73-jarige Leo I aan dysenterie. Tarasicodissa benoemde hierop zijn zoontje, Flavius Leo Iunior, tot keizer Leo II. Glycerius zette dan ook alles op alles om de verhoudingen met Constantinopel te lijmen. Hij benoemde met opzet geen consul zodat Leo II als enige consul zou zijn. Het baatte niet. In het voorjaar van 474 stak Nepos de Adriatische Zee over en ging in juli aan land. Zonder enige veldslag wist hij Glycerius af te zetten. Het blijft een raadsel waarom Glycerius geen verzet bood. Wellicht stonden de adel en Senaat niet achter hem. Het is ook mogelijk dat Gundobad naar Gallië was gegaan om versterkingen te zoeken, zodat Glycerius achterbleef zonder de sterke man van het leger. Nepos stuurde Glycerius naar Dalmatia, waar hij bisschop van Salonae gemaakt werd. Later zouden zij elkaar hier weer ontmoeten…

Het einde van de Theodosiaanse dynastie: een stabiel oosten en chaotisch westen

avitusWaar waren we gebleven? De dood van keizer Honorius liet de westelijke troon vacant, waarna Iohannes deze innam. De oostelijke keizer Theodosius II liet het hier niet bij zitten en begon een oorlog om Honorius’ neefje Valentinianus de troon te bezorgen. Zo bleef de Theodosiaanse dyanstie aan de macht in beide rijkshelften. Maar de moeilijkheden in het westen zouden ernstig toenemen, terwijl het rijkere oosten, dat zijn defensie meer op orde had, veel minder ernstig zou lijden.

Buste van keizer Theodosius II. Hij was niet zo'n bekwame keizer als zijn naamgenoot.
Buste van keizer Theodosius II. Hij was niet zo’n bekwame keizer als zijn naamgenoot.

Theodosius II was geboren in 401 als zoon van keizer Arcadius. Al het jaar daarop had Arcadius hem mede-keizer gemaakt, zodat hij derhalve de jongste persoon aller tijden is die deze titel voerde. Hij werd daadwerkelijk keizer op zijn 7e, toen Arcadius in 408 overleed. Arcadius was een zwak bestuurder geweest die in zijn laatste levensjaren vooral afhankelijk was geweest van de Praetoriaanse Prefect Anthemius (wiens rang in deze periode te vergelijken valt met eerste minister). Anthemius was een bekwaam regent en trouw aan de dynastie. Hij overzag onder andere de constructie van de Theodosiaanse muren rondom Constantinopel. Toch werd Anthemius in 414 door Theodosius ontslagen, op aansturen van Pulcheria, de oudere zus van Theodosius. Pulcheria kreeg hierop de titel van Augusta en nam Anthemius’ plaats als regentes in. Zelfs toen Theodosius in 416 meerderjarig werd verklaard bleef haar invloed sterk. Onder de invloed van Pulcheria groeide Theodosius’ christelijke geloof, wat hem in 421 deed besluiten om een oorlog te beginnen tegen de Sassanidische Perzen, die christenen vervolgden. De oorlog eindigde echter in een patstelling en ondertussen bedreigden de Hunnen Constantinopel, zodat er in 422 vrede werd gesloten zonder wijzigingen in de status quo. Het was ook in 421 dat Theodosius trouwde met een Griekse vrouw genaamd Athenaïs, die na haar doop Aelia Eudocia heette, en in de Griekse kerk ook bekend staat als Sint-Eudocia.

Solidus van keizer Iohannes. Het oosten erkende hem niet, wat in de 5e eeuw wel voor meer westelijke keizers gold.
Solidus van keizer Iohannes. Het oosten erkende hem niet, wat in de 5e eeuw wel voor meer westelijke keizers gold.

Valentinianus III was in deze periode nog een kind. Op 2 juli 419 was hij geboren als zoon van Galla Placidia, de zuster van keizer Honorius, en Flavius Constantius, die later korte tijd de macht met Honorius had gedeeld als keizer Constantius III. Het keizerschap van Constantius werd in het oosten in eerste instantie niet erkend en op dezelfde manier had Constantinopel ook moeite met de benoeming van Valentinianus tot Nobelissimus, één van de allerhoogste titels in die tijd, in 421. Constantius zelf stierf dat jaar en waarschijnlijk was het in 423 dat Placidia met haar zoontje naar Constantinopel vluchtte. Als dit gebeurde voor de dood van Honorius kunnen de geruchten over diens incestueuze affectie voor Placidia een rol hebben gespeeld. Vond de vlucht hierna pas plaats, dan was het waarschijnlijk omdat Honorius’ minister Iohannes de macht had gegrepen. Het oosten ging in elk geval niet akkoord met deze machtswisseling, want Theodosius zag liever een familielid op de troon. Schoorvoetend erkende hij Constantius III postuum als keizer en benoemde Valentinianus tot Caesar van het westen op 23 oktober 425. Er volgde een oorlog tussen het oosten en het westen, waarbij Iohannes uiteindelijk verslagen werd, zodat Valentinianus een jaar na zijn benoeming tot Caesar officieel keizer van het westen gemaakt werd.

Flavius Aëtius kwam met de troonsbestijging van Valentinianus op een zeer hoge positie. Later werd hij de machtigste man van het rijk.
Flavius Aëtius kwam met de troonsbestijging van Valentinianus op een zeer hoge positie. Later werd hij de machtigste man van het West-Romeinse rijk.

Zolang Valentinianus niet meerderjarig was nam Placidia het regentschap waar. Verder moesten alle posten tactisch verdeeld worden. Flavius Felix werd benoemd tot magister militum van het West-Romeinse rijk. Diens rivaal, Flavius Aëtius, moest echter ook zoet worden gehouden en werd derhalve opperbevelhebber van Gallië gemaakt. Dat hij tot een hoop in staat was, was wel gebleken, want hij was destijds door Iohannes uitgezonden om hulp te halen bij de Hunnen, die hij in 425 had meegebracht naar Italië. Dat was te laat om Iohannes te hulp te komen, maar vooralsnog gevaarlijk genoeg om snel de onderhandelingen te openen. Dat de Hunnen gevaarlijk waren was algemeen bekend: het jaar daarvoor had Constantinopel hen voorlopig af weten te kopen door hen jaarlijks een schatting van 350 Romeinse ponden in goud te betalen. Het westen had zulke afspraken niet gemaakt en kon zich financieel ook minder veroorloven. Uiteindelijk kwam men echter in Ravenna overeen dat de Hunnen Italië en Pannonia Valeria zouden verlaten, wat een flink opluchting voor het westen moet zijn geweest. Felix kon zich nu in alle rust wijden aan het herstel van de verdedigingswerken aan de Donau. Het leek in die eerste vijf jaar weer wat de goede kant op te gaan voor Ravenna. Er werden namelijk ook nog enkele overwinningen behaald op de Visigoten en de Franken. Toch was het lang niet alleen rozengeur en maneschijn, want Spanje werd geteisterd door Vandalen, Alanen en Sueben, evenals door grote boerenopstanden.

11e-eeuws miniatuur waarop Theodosius II de relikwieën van de door hem gerehabiliteerde Johannes Chrysostomos ontvangt.
11e-eeuws miniatuur waarop Theodosius II de relikwieën van de door hem gerehabiliteerde Johannes Chrysostomos ontvangt.

In het oosten was er ondertussen maar weinig sprake van gewapende strijd en richtte Theodosius zich ook op meer religieuze en culturele zaken. In 425 richtte hij de Universiteit van Constantinopel op en in 429 stelde hij een commissie aan om alle wetten te verzamelen die sinds de regering van Constantijn de Grote waren vervaardigd. Pas in 438 zou deze Codex Theodosianus klaar zijn. Een meer lastige dobber had Theodosius aan een godsdienstige kwestie, namelijk de vraag of in Jezus God zelf als mens geboren was. Aanhangers van dit idee stonden erop om Maria Theotokos te noemen, wat zoveel betekent als “moeder van God” (letterlijk “zij die God baart”). Anderen zagen dit als ketterij. In 428 benoemde Theodosius de monnik Nestorius, die hij in Syrië had ontmoet, tot aartsbisschop van Constantinopel. Nestorius trachtte een compromis te vinden door te benadrukken dat Maria toch in elk geval moeder van Christus was en derhalve Christotokos genoemd kon worden. Hierop werd dit nestoriaans gedachtegoed ketterij genoemd en werd Nestorius ervan beschuldigd dat hij de goddelijke en menselijke aard van Jezus trachtte te scheiden, alsof er twee Christussen waren. In 431 belegde de keizer op verzoek van Nestorius dan ook het Eerste Concilie van Efeze. Hoewel Theodosius achter Nestorius stond, werd de aartsbisschop wegens ketterij verbannen en ging men akkoord met de titel van Theotokos. Toen het geschil jaren later echter opnieuw uitbrak belegde Theodosius een nieuw concilie in Efeze in 449. Hierbij werd de vergadering echter geïntimideerd door keizerlijke soldaten binnen te laten, waarop dit concilie ook wel bekendstaat als de Roverssynode.

Geiseric, koning der Vandalen en Alanen, afgebeeld op een siliqua.
Geiseric, koning der Vandalen en Alanen, afgebeeld op een zilveren siliqua.

Het westen kampte ondertussen met veel ernstigere politieke problemen. Felix was in botsing geraakt met Bonifacius, de opperbevelhebber van Africa. Bonifacius was door Felix van verraad beschuldigd, maar weigerde terug te keren naar Italië om terecht te staan. Nadat hij het leger van Felix versloeg, was deze te zwak om zich nog te verweren tegen zijn rivaal Aëtius, die zijn positie in 429 overnam. Het jaar daarop werd Felix vermoord. In dit politieke tumult speelde de oversteek van de Vandalen wellicht een rol: in 429 trokken zij onder hun koning Geiseric vanuit Spanje naar Mauretania Tingitana (huidig Marokko) wat zeer ernstige gevolgen had voor de West-Romeinse schatkist. Spanje en de Afrikaanse provincies waren de laatste paar eeuwen veel minder hard getroffen door allerlei invallen dan Gallië, zodat er nu een vrij rijk grondgebied verloren ging. Het gevolg was een stijgende belastingdruk, wat de economie meer kwaad dan goed deed. Ondertussen was de rest van Africa bovendien onder controle van Bonifacius de opstandeling. Deze slaagde er echter niet in om het leger dat Placidia gestuurd had te verslaan en zocht derhalve hulp bij de Vandalen, met wie hij overeenkwam om Africa te verdelen. Zodra dat nieuws het hof in Ravenna bereikte deed men er alles aan om de banden met Bonifacius te herstellen. Dat lukte en in 430 keerde Bonifacius zich weer tegen Geiseric. In 431 werden zijn legers echter verslagen door de Vandalen en kon Bonifacius niet anders dan vluchten naar Italië.

Het rijk der Hunnen rond het jaar 450. Grote aantallen Germanen waren onderworpen of vazal, terwijl het machtsbereik van de Hunnen tot binnen de Romeinse grenzen kwam.
Het rijk der Hunnen rond het jaar 450. Grote aantallen Germanen waren onderworpen of vazal, terwijl het machtsbereik van de Hunnen tot binnen de Romeinse grenzen kwam.

Aëtius had zich ondertussen niet zo populair gemaakt aan het hof, waar men erg bezorgd was over de enorme macht die hij in handen had. Vooral Placidia had hier erg veel moeite mee. In 431 werd Aëtius dan ook afgezet en vervangen door Bonifacius. Aëtius pikte dit niet en verzamelde zijn troepen om zijn machtspositie met geweld terug te veroveren. Bij Ravenna werd hij verslagen door Bonifacius, die echter zelf aan zijn verwondingen overleed. Aëtius sloeg op de vlucht naar zijn oude bondgenoten, de geduchte Hunnen. Die waren de laatste jaren wat minder gevaarlijk, door hun onderlinge verdeeldheid. De Hunnen waren altijd meer een verbond van volkeren dan een echte eenheid, wat nu handig was uitgebuit door de Romeinen. Maar uiteindelijk had ene Ruga of Rua rond deze tijd het Hunnenrijk weten te herenigen, zodat dit weer een realistische dreiging werd. In 433 werd de schatting die het Oost-Romeinse rijk betaalde al verdubbeld en in 434 wist Aëtius voor elkaar te krijgen dat de Hunnen, die inmiddels werden geregeerd door de broers Attila en Bleda, hem weer op zijn positie terug hielpen. Daarbij kregen de Hunnen Pannonia Savia toegewezen, een provincie midden op de Balkan en ruim binnen het rijk, zodat de dreiging eerder groter dan kleiner werd. Valentinianus en Placidia konden niet anders dan vrede sluiten met de Vandalen, die hun veroverd gebied in Africa mochten behouden in ruil voor een jaarlijkse schatting.

Solidus ter ere van het huwelijk tussen Valentinianus III en Licinia Eudoxia.
Solidus ter ere van het huwelijk tussen Valentinianus III en Licinia Eudoxia.

In 437 werd Valentinianus III meerderjarig en trouwde met Licinia Eudoxia, de dochter van Theodosius II, met wie hij al sinds jonge leeftijd verloofd was. Het regentschap van Placidia kwam ten einde, maar in feite lag alle macht nog altijd bij Aëtius. Aëtius focuste zich in deze woelige tijden vooral op het gemakkelijke bereikbare Gallië, waar de Visigoten in 439 toch weer een overwinning op de Romeinen behaalden. Desondanks behaalde Aëtius wel overwinningen op de Franken, Bourgonden, Sueben en de Bagaudae (boeren-opstandelingen). Aan de zaken in Africa was veel minder te doen. Geiseric had zich weinig aangetrokken van het vredesverdrag en veroverde steeds meer grond, tot in 439 ook Carthago viel. Een zeer ernstige zaak, want samen met de belastingopbrengsten van deze provincies ging hiermee ook een zeer belangrijke graanleverancier voor Rome ten onder. En alsof dat allemaal nog niet genoeg was begonnen Vandaalse piratenvloten de Middellandse Zee en vooral Sicilië te teisteren.

In de loop der eeuwen waren de Vandalen, zoals wel meer Germanen, veel door het noorden van Europa getrokken. In de 5e eeuw trokken ze langs de Rijn en vielen Gallië binnen om daarna naar Spanje uit te wijken. Hun oversteek naar het tot dan toe kalmere Afrika was een ramp voor Rome.
In de loop der eeuwen waren de Vandalen, zoals wel meer Germanen, veel door het noorden van Europa getrokken. In de 5e eeuw trokken ze langs de Rijn en vielen Gallië binnen om daarna naar Spanje uit te wijken. Hun oversteek naar het tot dan toe kalmere Afrika was een ramp voor Rome.

Aëtius sloeg uiteindelijk de handen ineen met Theodosius II en beide Romeinse rijken stuurden troepen naar Sicilië in de hoop Carthago te ontzetten. Om dergelijk enorme legers te verzamelen was echter de oude fout gemaakt om hiervoor troepen van de grenzen weg te trekken, waar de Perzen en de Hunnen meteen dankbaar gebruik van maakten. Zo snel men kon werden de plannen voor Africa geschrapt en de troepen teruggestuurd. Het was wel duidelijk dat er niet veel aan de Vandalen te doen viel, zodat men wel moest onderhandelen. In ruil voor teruggave van Mauretania en Tripolitana zouden de Vandaalse veroveringen in 442 worden erkend. Opnieuw lapte Geiseric dit echter al snel aan zijn laars en veroverde Mauretania gewoon weer. Aëtius trachtte het conflict op een andere manier op te lossen, nu door middel van huwelijksdiplomatie. Hij probeerde Valentinianus zover te krijgen zijn dochter Eudocia te laten trouwen met Huneric, de zoon van Geiseric, die echter al getrouwd bleek met de dochter van de koning der Visigoten. Spanje raakte ondertussen steeds verder onder controle van de Sueben, zodat de belastingdruk van het West-Romeinse rijk steeds verder opliep. Zelfs de keizer moest nu inkomsten inleveren!

De beruchte Attila de Hun ging in 451 op oorlogspad tegen het West-Romeinse rijk. (De afbeelding is fantasie, want niemand weet hoe hij eruit zag.)
De beruchte Attila de Hun ging in 451 op oorlogspad tegen het West-Romeinse rijk. (De afbeelding is fantasie, want niemand weet hoe hij eruit zag.)

De Hunnen leken ondertussen niet te stuiten en in 443 vernietigden zij twee legers. De vrede kon alleen worden afgekocht onder zeer vernederende voorwaarden, waaronder een jaarlijkse schatting 2100 Romeinse ponden aan goud (ongeveer 687 kg.)! In 447 trokken de Hunnen echter alsnog plunderend over de Balkan, waarbij zij onder meer Serdica (Sofia) verwoestten en tot vlak aan Constantinopel oprukten. Intussen was de relatie tussen Attila en Aëtius bekoeld. Het overlijden van de Frankische koning Chlodio had namelijk meerdere pretendenten opgeleverd (in de Germaanse koninkrijken gingen kronen niet altijd simpelweg over van vader op oudste zoon) en Attila en Aëtius hadden beiden een andere kandidaat gesteund. Wellicht werd Attila ook omgekocht door Geiseric om zijn oude vriend niet langer te steunen, maar in ieder geval zat Attila te azen op een aanleiding om het West-Romeinse rijk aan te vallen. Die aanleiding kwam in 449 of 450, toen Valentinianus’ zuster Honoria tegen haar zin werd uitgehuwelijkt aan senator Bassus Herculanus. Honoria zag dit niet zitten en vroeg Attila om hulp door haar verlovingsring op te sturen. Attila interpreteerde dit als een aanzoek (al dan niet omdat hem dat goed uitkwam) en vroeg om het halve West-Romeinse rijk als bruidsschat. Toen dit uitkwam was het alleen de invloed van moeder Placidia die voorkwam dat Valentinianus zijn zuster ter dood bracht. Wel werd zij verbannen en schreef de keizer aan de Hunnenkoning dat dit huwelijksvoorstel totaal onwettig was.

Attila's verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos.
Attila’s verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos.

In 451 arriveerde er een heraut van Attila in Ravenna, met de boodschap dat Honoria geen blaam trof en dat de Hun zou nemen wat hem toekwam. Toen men niet op de eis inging viel hij Gallië binnen. Het Hunnenleger trok verwoestend van stad naar stad, terwijl Attila’s vazallen en bondgenoten door Belgica trokken en ook de Franken bevochten toen deze zich weigerden aan te sluiten. Slechts enkele steden, zoals Parijs, weerstonden beleg. Aëtius had echter zijn legers verzameld en de Visigoten en Bourgonden overgehaald om zich bij het verbond tegen de Hunnen aan te sluiten. Twee legers van tienduizenden manschappen troffen elkaar op de Catalaunische Velden op 20 juni 451. Het dodental is onbekend, maar het was zwaar genoeg om Attila over te halen te vertrekken. Toch gaf de Hun nog niet op. Het jaar daarop viel hij Italië binnen. Aquileia werd verwoest en ook Verona en Vincentia werden ingenomen. De vijand was gevaarlijk dicht bij Ravenna en het keizerlijk hof week derhalve uit naar Rome. Eigenlijk geen slimme zet, want Aëtius had geen troepen in Italië om Rome te verdedigen, zodat Valentinianus nu eigenlijk kwetsbaarder was. Maar er kwam hulp.

De ontmoeting tussen Leo de Grote en Attila. (Fresco door Raphael.) Volgens de legende zouden de heiligen Petrus en Paulus plotseling met getrokken zwaard boven paus Leo verschenen zijn, waarop de Hunnen zich in angst terugtrokken. Leo I is hier afgebeeld als portret van de toenmalige paus Leo X.
De ontmoeting tussen Leo de Grote en Attila. (Fresco door Raphael.) Volgens de legende zouden de heiligen Petrus en Paulus plotseling met getrokken zwaard boven paus Leo verschenen zijn, waarop de Hunnen zich in angst terugtrokken. Leo I is hier afgebeeld als portret van de toenmalige paus Leo X.

Theodosius was op het moment van de inval allang overleden. In 450 was hij na een val van zijn paard gestorven en omdat er geen zoon beschikbaar was, had de oostelijke opperbevelhebber Aspar een huwelijk geregeld tussen Pulcheria, die al jaren daarvoor door Theodosius was weggestuurd en sindsdien in een klooster leefde, en een zekere Flavius Marcianus. Marcianus, geboren in 392 in Thracië of Illyricum, was de zoon van een soldaat en een veteraan van Theodosius’ oorlog tegen de Perzen. Ook had hij enige tijd gevangen gezeten in Afrika bij de Vandalen. Aspar, zelf van Germaanse oorsprong, had voor elkaar gekregen dat zijn protegé tot senator verheven was. Als vertrouweling van Aspar was hij dus een geschikte kandidaat. Als keizer stopte hij vrijwel meteen met de betalingen aan Attila, wetende dat de Hunnen Constantinopel toch niet in konden nemen. Vandaar dat Attila zijn vijandschap voorlopig op het westen had gericht. Tijdens de veldtocht in Italië ontmoette Attila hier een gezantschap onder leiding van paus Leo I, om zich niet veel later terug te trekken. Dit leverde de paus de bijnaam Leo de Grote op, maar in werkelijkheid speelde er meer factoren mee dan alleen zijn pleidooi: er was nieuws gekomen dat Marcianus het rijk van de Hunnen zou aanvallen. Bovendien werd het leger van Attila geplaagd door ziekte. Attila schijnt zich hierna te hebben opgemaakt om het Oost-Romeinse rijk opnieuw te beoorlogen, maar zijn plotselinge dood in 453 voorkwam dit. Attila’s zoons gingen onderling ruziënd ten onder, zodat het rijk der Hunnen al snel uiteen viel.

Solidus van de Oost-Romeinse keizer Marcianus. Hij was de laatste Theodosiaanse keizer en eigenlijk alleen aangetrouwd.
Solidus van de Oost-Romeinse keizer Marcianus. Hij was de laatste Theodosiaanse keizer en eigenlijk alleen aangetrouwd.

Afgezien van deze gebeurtenis liet Marcianus zich weinig in met de zaken van het westen. Belangrijker vond hij het de financiën te hervormen en de oostgrens te verdedigen. Tijdens de veldtochten van Attila kwam hij in eerste instantie niet te hulp. Wel zijn er vermoedens dat Marcianus zich achter de schermen wel degelijk met het westen bezighield en een vinger in de pap had bij de dood van Attila. Desondanks greep Marcianus niet in toen het helemaal fout liep met het westen. Valentinianus maakte namelijk de fout om Aëtius uit te schakelen. Waarschijnlijk was hij al lange tijd niet op zijn gemak bij het idee dat de opperbevelhebber zoveel macht had en bovendien stond hij bloot aan de inblazingen van zijn kamerheer Heraclius (een eunuch) en senator Petronius Maximus, die een persoonlijke vijandschap had jegens Aëtius. Op 21 september 454 presenteerde Aëtius een financieel verslag aan de keizer, die echter plotseling overeind sprong en hem beschuldigde van dronkenschap en samenzwering. Ook gaf Valentinianus Aëtius de schuld van de huidige staat van het West-Romeinse rijk. Valentinianus trok zijn zwaard en stortte zich samen met Heraclius op Aëtius. De keizer pochte later dat hij er goed aan had gedaan om zijn generaal op deze manier op te ruimen. Een raadsman zou hierop geantwoord hebben dat de keizer zijn rechterhand had afgehakt met behulp van de linker.

Een solidus van Valentinianus III. Hij is nogal veroordeeld als een verwend kereltje dat amper in staat was te regeren en makkelijk onder invloed van anderen viel. Dat laatste werd zijn ondergang.
Een solidus van Valentinianus III. Hij is nogal veroordeeld als een verwend kereltje dat amper in staat was te regeren en makkelijk onder invloed van anderen viel. Dat laatste werd zijn ondergang.

Inderdaad was het geen slimme zet, maar dan vooral omdat de ambities van Petronius Maximus nu geen rem meer hadden. Maximus had gehoopt nu hogerop te komen en het opperbevel toegewezen te krijgen, maar Valentinianus had dit geweigerd, onder waarschuwingen van Heraclius. Bovendien koesterde Maximus wrok jegens de keizer, die zijn vrouw Lucina zou hebben verkracht. Volgens Johannes van Antiochië was de moord op Aëtius opgezet door Maximus zodat deze in alle rust wraak kon nemen op de keizer. Op 16 maart 455 reed Valentinianus over de Campus Martius en steeg af om boogschietoefeningen te gaan doen. Optelas en Thraustelas, twee Scythen die volgelingen van Aëtius waren geweest, sprongen plotseling op de keizer af. Optelas sloeg hem tegen de zijkant van het hoofd. Valentinianus was totaal verrast en draaide zich om, om zijn aanvaller te zien, waarna Optelas de genadeslag uitdeelde. Thraustelas maakte Heraclius ondertussen van kant. De volgende dag al werd Petronius Maximus, die de daders waarschijnlijk had betaald, uitgeroepen tot keizer van het westen, nadat hij hen een enorm donativum had beloofd. Zijn rivalen konden daar met geen mogelijkheid tegenop. Licinia Eudoxia, de weduwe van Valentinianus, werd door de schurk gedwongen tot een huwelijk.

De schurkachtige keizer Petronius Maximus maakte er zo'n puinhoop van dat hij het nog geen kwartaal volhield.
De schurkachtige keizer Petronius Maximus maakte er zo’n puinhoop van dat hij het nog geen kwartaal volhield.

Het hof in Constantinopel weigerde Maximus als keizer te erkennen. Om zijn positie derhalve te versterken benoemde Maximus ene Eparchius Avitus tot magister militum. Avitus was een Gallo-Romeinse edelman die zich onder Aëtius onder andere verdienstelijk had gemaakt als diplomaat, waarbij hij de Visigotische koning Theodorik I had overgehaald om zich aan te sluiten bij het verbond tegen Attila. Theodorik was inmiddels overleden en opgevolgd door zijn zoon, Theodorik II, met wie Avitus al eerder een ontmoeting had gehad in Toulouse. Derhalve werd Avitus nu naar Toulouse gestuurd om de steun van de Visigoten te winnen, terwijl het oude plan om prinses Eudocia uit te huwelijken aan Huneric werd geschrapt. Dit laatste was tegen het zere been van Geiseric, en toen Licinia in haar wanhoop zijn hof contacteerde had hij genoeg aanleiding om aan te vallen. Na slechts twee maanden keizerschap van Maximus kwam het nieuws dat de Vandalen en Alanen in aantocht waren, waarop een groot deel van de bevolking van Rome vluchtte. Maximus besefte dat het zonder de versterkingen van Avitus onmogelijk zou zijn om de hoofdstad te verdedigen en maakte zich op om te vluchten. Op 31 mei 455 reed hij de stad uit, verlaten door zijn lijfwacht en gevolg, welke in blinde paniek er al vandoor waren gegaan. Maximus bleek opnieuw dom te zijn geweest, want een woedende menigte sleurde hem van zijn paard en vermoordde hem, waarna zijn lijk in de Tiber gesmeten werd. Hij 78 dagen geregeerd.

De beruchte plundering van Rome duurde twee weken en zou de oorsprong van het woord vandalisme zijn. Toch had de schade veel erger kunnen zijn.
De beruchte plundering van Rome duurde twee weken en zou de oorsprong van het woord vandalisme zijn. Toch had de schade veel erger kunnen zijn.

Op 2 juni 455, drie dagen na de dood van Petronius Maximus, bereikte Geiseric Rome. Twee weken lang sloegen zij aan het plunderen, veel grondiger dan de Visigoten 45 jaar daarvoor hadden gedaan. Toch werd de stad niet verwoest: er vonden relatief zeer weinig brandstichtingen, verkrachtingen en moordpartijen plaats. Paus Leo had voor elkaar gekregen dat dit zo min mogelijk gebeurde. Wel roofden de Vandalen praktisch alles van waarde dat ze te pakken konden krijgen. Ook werden keizerin Licinia Eudoxia en haar dochters meegevoerd. Eudocia werd alsnog uitgehuwelijkt aan Huneric. Rome was kaalgeplukt en de troon was vacant. Maar in Toulouse riep Theodorik II op 9 juli Avitus tot keizer uit. Op 5 augustus volgde de erkenning door de Senaat, nog voor Avitus Rome bereikt had. Ook hij hield het niet lang vol. Zijn voorkeur voor Gallo-Romeinen zette kwaad bloed bij de Romeinse elite en de bevolking van Rome leed ernstig onder de gevolgen van de plundering en een havenblokkade door de Vandalen. Avitus moest zijn Visigotische lijfwacht al snel ontslaan onder druk van de publieke opinie en kon zijn lege schatkist alleen aanvullen door bronzen beelden om te smelten. In de herfst van 456 moest hij naar Gallië vluchten om troepen te verzamelen tegen een opstand die begonnen was door de Germaanse generaal Ricimer en Majorianus, de officier van de garde, die de Senaat hadden bewogen om Avitus af te zetten. Na een treffen bij Placentia (Piacenza) werd het leger van Avitus verslagen. Hij sleet zijn laatste dagen als bisschop van de stad, waarbij de bronnen elkaar tegenspreken over de omstandigheden van zijn dood. Majorianus besteeg de troon van het westen. De oostelijke keizer Marcianus, die zich buiten al dit tumult had gehouden, stierf in 457 aan gangreen. In tegenstelling tot Avitus en Petronius Maximus was hij een populaire keizer en hij ging ook beter de geschiedenisboeken in dan Theodosius II of Valentinianus III. Maar waarschijnlijk heeft hij vooral geluk gehad dat het oosten zoveel leed bespaard bleef.