Volgens Ab Urbe Condita, het beroemde werk van Livius, werd Numa Pompilius in 673 v. Chr. opgevolgd door Tullus Hostilius. Na de Sabijnse Numa was de nieuwe koning weer een Latijnse Romein. Tullus was de derde koning van Rome en de kleinzoon van Hostus Hostilius, die onder Romulus het commando had gevoerd over de citadel van Rome, maar door de binnenvallende Sabijnen was gedood. In tegenstelling tot Numa Pompilius was Tullus echter een zeer oorlogszuchtige koning: in zijn naam weerklinkt wellicht niet voor niets het woord hostilus: vijandig.
De Curia Hostilia (weergegeven in rood) was het oorspronkelijke Senaatsgebouw in Rome. Het gebouw werd in 80 v. Chr. uitgebouwd door Sulla, maar in 53 v. Chr. platgebrand door aanhangers van de vermoorde Pulcher, bij wijze van crematie.
Zoals alle koningen van Rome is ook het leven Tullus gehuld in legenden. Er zijn zelfs zoveel parallellen met het leven van Romulus dat dit opvallend verdacht is. Net als Romulus was Tullus Hostilius grootgebracht in een herdersfamilie. Ook de verdubbeling van het aantal inwoners, het werk aan de organisatie van het leger en de oorlogen met Veii en Fidenae komen overeen met Romulus. Zijn nogal unieke naam suggereert echter dat er wel degelijk een koning genaamd Tullus Hostilius is geweest, al zijn de meeste van zijn daden misschien niet historisch. De bouw van de Curia Hostilia, het eerste Senaatsgebouw, aan de noordwestzijde van het Forum, lijkt een feit, maar de bouw wordt tegenwoordig gedateerd rond 600 v. Chr., terwijl Tullus van 673 t/m 642 v. Chr. geregeerd zou hebben.
De strijd tussen de Horatii en de Curiatii, door Giuseppe Cesari. Op de achtergrond kijken Tullus Hostilius en Mettius Fufetius toe.
De beroemdste oorlog uit de regering van Tullus Hostilius is tegen de geboortestad van Romulus en Remus: Alba Longa. Livius noemt de oorlog een burgeroorlog, gezien het verwantschap tussen de Romeinen en Albanen. Boeren van beide steden hadden elkaars land aangevallen en geplunderd, zodat diplomaten van beide zijden om vergelding vroegen. Het zal geen verrassing zijn dat het initiatief voor oorlog van Tullus kwam, die nu een mooie aanleiding had. De Albaanse koning Gaius Cluillus kwam hierop in actie en viel met zijn leger het Romeinse grondgebied binnen, waarna hij de stad omsingelde en er een grote loopgraaf rondom liet aanleggen. Alvorens hij meer kon doen overleed Cluillus echter vrij abrupt. Dat hielde de Albanen echter niet tegen: zij benoemden ene Mettius Fufetius tot dictator: een speciaal bevoegde leider in de noodtoestand.
De eed der Horatii, door Jacques-Louis David.
Tullus mocht dan een agressieve koning zijn, maar moed en listigheid konden hem niet worden ontzegd. ’s Nachts slaagde hij erin Rome te verlaten met het leger, waarna hij langs de Albaanse kampementen sloop en zo naar Alba Longa oprukte. Mettius kon niet anders dan de achtervolging inzetten. Toen de Albanen vlakbij de Romeinen kamp opsloegen, kwamen beide leiders bij elkaar voor onderhandelingen, terwijl de legers zich voor alle zekerheid voor de slag opmaakten. Mettius merkte op dat een grote veldslag veel bloed zou doen vloeien en dat dit beide staten zou verzwakken, zodat Rome en Alba Longa allebei makkelijke prooien voor de Etrusken zouden worden. Maar wellicht was er een oplossing: in de oudste tijden was het niet ongebruikelijk dat oorlogen soms niet werden bepaald door middel van een veldslag, maar door middel van een tweekamp tussen kampioenen. Mettius stelde soortgelijks voor, maar dan veel meer speciaal: drieling tegen drieling! Een zeskamp dus eigenlijk.
De strijd der Horatii en Curiatii, door Fulchran-Jean Harriet. Publius’ broers zijn gedood, maar met zijn slimheid verslaat hij de Curiatii één voor één.
Zo gezegd, zo gedaan. De drie Horatii uit Rome zouden het opnemen tegen de Albaanse Curiatii. (Althans, Livius merkt op dat zijn bronnen de namen soms verwisselen.) De Romeinen en Albanen zwoeren de uitslag van het gevecht te respecteren en op grond hiervan de oorlog te beslissen. Zo stond drieling dus tegenover drieling. Al snel zag het er niet best uit voor Rome: want hoewel de Albaanse kampioenen gewond raakten, slaagden zij er toch twee van de drie Romeinen te doden. Maar de overlevende Romein, Publius Horatius, trok zich razendsnel terug. Laf? Nee, slim! Want door hun verwondingen konden de Curiatii hem niet direct achtervolgen. De verschillende verwondingen zorgden er bovendien voor dat ze er niet in slaagden hem tegelijk te bereiken. Zo kon Publius elke Curiatius één voor één te lijf gaan, terwijl hun verwondingen het moeilijk voor hen maakte om nog terug te vechten. Hij doodde hen alle drie.
Horatius doodt zijn zuster zonder pardon.
De overwinnaar kwam triomfantelijk terug naar Rome, met de wapenrusting van de Curiatii bij zich als buit. Het volk juichte hem toe, maar zijn zuster Horatia was allerminst in haar sas. Zij was met een Curiatius verloofd geweest en zag aan de buit dat haar geliefde was gesneuveld. Horatia schreeuwde het uit van verdriet en krijste zijn naam. Publius zag zijn moment van glorie bedorven en voelde zich bovendien verraden. In woede stak hij Horatia dood met de woorden: ‘Dat het elke Romeinse vrouw die een vijand betreurt zo vergaat!’ Deze zustermoord bracht hem uiteindelijk voor het gerecht, waar hij ter dood veroordeeld werd. Op aansturen van een jurist deed Publius echter een beroep op de Volksvergadering, waar zijn vader wees op de grote overwinning die Publius voor Rome had behaald. Ook smeekte de vader het volk om hem niet zijn laatste kind nog af te nemen. Uiteindelijk ging de vergadering akkoord en werd Publius vrijgesproken: sindsdien mocht elke veroordeelde een beroep doen op de Volksvergadering. Bij wijze van verzoening bracht vader Horatius offers aan de goden en kreeg Publius de opdracht om boete doen door onder een grote balk die over de straat hing door te lopen, alsof hij onder een juk doorging. Die balk heette sindsdien Sororum Tigillum: “het juk der zusters”.
Ofschoon zijn troepen door de Albanen in de steek werden gelaten, wist Tullus Hostilius Veii en haar bondgenoten alsnog te verslaan.
De buitgemaakte wapenrustingen werden tentoongesteld op een plek die sindsdien de Pila Horatia heette. De overwinning was behaald en Tullus Hostilius gaf Mettius opdracht om met zijn leger terug te keren naar Alba Longa. Hij beval Mettius zijn leger klaar te houden voor een naderende oorlog met Veii, waarmee Alba Longa dus een vazal van Rome werd. Toen de oorlog met Veii en Fidenae echter uitbrak, waarbij de Etrusken aan Veiïsche zijde stonden, en er slag geleverd moest worden bij de Tiber, verschenen de Albanen weliswaar maar keerden plotseling met de staart tussen de pootjes om en lieten de Romeinen alleen tegenover de Etrusken staan. Tullus slaagde er alsnog in de Etrusken te verslaan. Nu richtte hij zich op de ontrouwe vazal: als Mettius zo’n gespleten loyaliteit had, moest dat ook maar fysiek zichtbaar zijn. Tullus liet hem met twee paarden uiteen trekken! De vier eeuwen oude stad Alba Longa werd op bevel van Tullus verwoest en de bevolking werd gedwongen naar Rome gemigreerd, waar zij op de Caelius gingen wonen. Daarbij werd wel getracht de Albanen op te nemen onder de Romeinen: hun leidende families werden opgenomen in het Romeinse patriciaat. Dit waren families zoals de Julii, Servilii en de Curiatii. Uit de Albanen rekruteerde Tullus ook tien nieuwe turnae voor de Romeinse cavalerie. Rond deze tijd bouwde Tullus het Senaatsgebouw.
De Albaanse heuvels. Rechts de Albaanse Berg, die tegenwoordig Monte Cavo heet.
Tullus Hostilius’ triomfen in de oorlog maakten echter ook dat hij arrogant werd. Bovendien vond hij oorlogvoering belangrijker dan het burgerlijke bestuur, zodat hij de wetten van Numa Pompilius steeds meer verwaarloosde. Veel deerde hem dat niet, omdat hij zichzelf door zijn overwinningen als een ultieme koning zag. Daardoor besteedde hij echter ook veel te weinig aandacht aan de Romeinse godsdienst. Volgens Livius bleef de straf van de goden niet uit: opeens regende het stenen op de Albaanse Berg, de heilige plaats van Alba Longa. Om dit slechte voorteken op te heffen werd er een negen dagen durend godsdienstig feest gehouden. Maar er volgden meer slechte tekens: bij de bijeenkomst op de berg klonk er plotseling een luide stem die riep dat de Albanen hun toewijding aan de goden hadden verwaarloosd. Op deze waarschuwingen volgde een echte straf: er brak een pestilentie uit in Rome. Uiteindelijk werd Tullus hier ook door getroffen. In wanhoop zocht hij de oude teksten van zijn voorganger op en probeerde op grond hiervan offers te brengen aan Jupiter Elicius. Maar in zijn haast stapelde hij tijdens de ceremonie de ene fout op de andere. Voor straf wierp de oppergod zijn bliksem naar de Aarde en trof de hoogmoedige koning. Het hele huis van Tullus Hostilius ging in de vlammen op.
Volgens de legende verdween Romulus, de eerste koning van Rome, in 716 v. Chr. De vraag was echter hoe Rome nu verder moest. De Senaat nam tijdelijk de touwtjes in handen, maar aangezien er geruchten gingen dat zij de verdwijning van Romulus hadden bekokstoofd om de macht zelf in handen te krijgen, was het wel duidelijk dat dit niet zo blijven kon. Deze tussenperiode werd dan ook interregnum genoemd: “tussen de koningen”. De Senaat kwam bijeen en stelde één senator aan als interrex of tussenkoning, die zolang de taken van de koning waarnam, al was de voornaamste taak in dit geval het vinden van een kandidaat voor het nieuwe koningschap. De interrex regeerde maar vijf dagen, waarna hij een andere senator als interrex aanwees. Tegen de tijd dat de interrex een geschikte kandidaat-koning had gevonden werd de kandidaat voor de Senaat geleid en gekeurd. Als de Senaat akkoord ging was de beslissing verder aan de Volksvergadering. Werd de kandidaat afgekeurd, dan moest men van voor af aan beginnen.
In de Koningstijd was het senaatsambt alleen aan patriciërs (edelen) voorbehouden. Formeel had het hele volk zitting in de volksvergadering, maar in de praktijk viel dat behoorlijk mee.
Rome was in de koningstijd dus een kiesmonarchie, maar de verkiezing werkte dus wel volgens een heel ander systeem dan bijvoorbeeld die van de Amerikaanse president. In de praktijk had de Senaat toch nog de meeste controle, daar deze de kandidaat selecteerde. Er was ook geen sprake van concurrerende kandidaten die campagne voerden om de meeste stemmen. In feite lijkt de stemming van de Volksvergadering veel op een soort referendum. Vergeet ook niet dat slaven, vrijgelatenen en immigranten geen zitting in de Volksvergadering kregen. Om van vrouwenkiesrecht nog maar helemaal te zwijgen…
Een Romeinse augur of vogelwichelaar, toga over het hoofd en lituus in de hand. Vogelwichelarij was zeer gebruikelijk bij de Romeinen.
Als de kandidaat eenmaal goedgekeurd was, moest er nog worden nagegaan of de goden hiermee akkoord gingen. Een augur of vogelwichelaar plaatste de kandidaat-koning op een stenen zetel in de citadel, om vervolgens de voortekens af te lezen. Dat was extra belangrijk omdat de koning niet alleen de leiding gaf aan de wetgeving, rechtbank en uitvoerende macht, maar ook aan de godsdienst. De voortekenen moesten dus zijn rol als hogepriester bevestigen. Daarna moest de koninklijke macht, het imperium, nog officieel aan de kandidaat verleend worden, want de stemming van de vergadering bepaalde weliswaar de persoon, maar dat moest nu officieel bevestigd worden, zoals de Amerikaanse president ook pas enige tijd na de verkiezingen wordt geïnaugureerd. Volgens het ritueel droeg de koning van Rome zelf een wetsvoorstel aan om hem het imperium te verlenen.
De koningen van Rome waren te herkennen aan de purperen Toga Picta, een wit diadeem, rode schoenen en de Curulische zetel. De toga en schoenen kwamen in de republiek terug bij de triomfator en vonden zo hun weg naar de Romeinse keizers.
De eerste koning die aldus verkozen en benoemd werd was Numa Pompilius. Volgens Plutarchus was Numa, de jongste zoon van Pomponius, geboren op de dag van de stichting van Rome, 21 april 753 v. Chr. Hij was van Sabijnse komaf en leefde sober, zonder overbodige luxe. De Sabijnse koning Titus Tatius gaf hem de hand van zijn dochter Tatia. Na 13 jaar huwelijk was zij echter overleden, zodat Numa zich uiteindelijk in alle rust op het platteland had teruggetrokken. Hij hertrouwde met een vrouw genaamd Lucretia. Het is niet duidelijk wie van zijn twee echtgenotes moeder was van zijn dochter Pompilia, die later trouwde met Numa Marcius, wat Numa Pompilius de grootvader van koning Ancus Marcius maakt.
Koning Numa Pompilius, hier afgebeeld op een denarius van Pompeius, stond bekend om zijn intelligentie en soberheid.
Volgens de legende was er na de verdwijning van Romulus veel gebakkelei tussen de Romeinen van Romulus en de Sabijnen van Tatius. Beide partijen werden het lange tijd niet eens over wie de nieuwe koning zou worden. Uiteindelijk was de oplossing een compromis en de koningen zouden voortaan om en om van beide bevolkingsgroepen komen. Numa was de eerste Sabijn die koning van Rome werd. Numa was een intelligente en berekenende persoon. Om zijn koningschap extra goed te bevestigen stelde hij als eerste het ritueel met de augur voor. Sindsdien bleef dat zo. Zijn eerste besluit als koning was het opheffen van de Celeres, de persoonlijke lijfwacht van Romulus. Dit werd opgevat als een teken van vreedzaamheid en nederigheid, al had het ook wel iets weg van zelfbescherming met het oog op hun loyaliteit.
De Januspoort, afgebeeld op een sestertius uit de tijd van keizer Nero.
De regering van Numa Pompilius staat bekend als een uiterst vreedzame periode. Zijn eerste daad was de bouw van de beroemde tempel van Janus op het forum: de poort van de tempel stond open in tijden van oorlog, maar bleef gedurende Numa’s hele regering gesloten. Hij stelde ook het college van de Vestaalse maagden in, door de priesteressen uit Alba Longa over te brengen, en begon de verering van Terminus, de god van de begrenzingen, maar ook een god van vrede en gerechtigheid. Volgens sommige schrijvers onderhield Numa zelfs contacten met de goden: hij zou nachtelijke gesprekken hebben met de nimf Egeria over de vraag welke religieuze rituelen in te stellen. Ook zou hij voorspellingen van de natuurgod Faunus hebben ontvangen en zelfs een discussie met Jupiter gevoerd hebben. Plutarchus is erg sceptisch over Numa’s goddelijke contacten en suggereert dat Numa dit vooral beweerde om in te spelen op het bijgeloof van de mensen: door zichzelf een heilige allure te geven kon Numa waarschijnlijk zijn vredespolitiek gemakkelijker doordrukken.
De nimf Egeria dicteert de wetten van Rome aan Numa Pompilius, door Ulpiano Checa.
Tijdens een epidemie vond er een vreemd voorteken plaats: er kwam een schild uit de hemel vallen. Numa beweerde dat Egeria hem had verteld dat Jupiter hiermee een teken van bescherming gaf. De epidemie stopte abrupt en het schild werd een heilig relikwie. Numa liet het belang benadrukken door nog elf schilden erbij te maken, zo mooi dat niemand meer wist welk schild nu het echte was. Ook stelde Numa het ambt in van de Pontifex Maximus, de hogepriester na de koning. Deze taak gaf hij aan zijn schoonzoon Numa Marcius. Volgens Plutarchus stelde Numa ook een priester aan voor de cultus van Quirinus, de vergoddelijkte Romulus.
De Ninfeo d’Egeria in Rome.
Numa Pompilius stierf op 80-jarige leeftijd in 672 v. Chr. Hij werd begraven aan de voet van de Janiculus, met een kopie van al zijn wetten. In 181 v. Chr. kwam de kist bloot te liggen na een hevige regenbui die de grond wegspoelde. Het lichaam van de koning bleek vergaan, maar de boekrollen waren nog intact. Bij wijze van crematie werden de rollen verbrand en bijgezet. Ovidius verhaalt in zijn Metamorfosen nog over Egeria. Haar verdriet over de dood van Numa Pompilius was zo groot dat zij in tranen wegsmolt en een bron werd. Het water van deze bron was exclusief voorbehouden aan de Vestaalse Maagden.
De Romeinse koningstijd is gehuld in mythen en legenden. De meest beroemde schrijver over deze periode is ongetwijfeld Titus Livius, de auteur van Ab urbe condita(“Vanaf de stichting van de stad”) waarin hij de Romeinse geschiedenis tot aan het begin van het Principaat beschrijft. Livius was net als Vergilius een persoonlijke vriend van keizer Augustus en had ook een dubbele bedoeling met zijn werk: het volk moest na enkele decennia burgeroorlog weer de goede zeden uit vroegere tijden leren kennen. Maar bovenal ging het erom dat duidelijk werd hoe Rome door veel moed en hard werk van stadstaat tot wereldrijk was uitgegroeid.
De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord “paleis”.)
Want Rome was oorspronkelijk begonnen als een kleine stad of nederzetting. Volgens het verhaal probeerde de eerste koning, Romulus, de stad te laten groeien door het nieuws te verspreiden dat Rome een toevluchtsoord zou zijn voor eenieder die met een schone lei zou willen beginnen. Vandaar dat de bevolking in zijn tijd al snel voor het overgrote deel bestond uit misdadigers, vluchtelingen en ontsnapte slaven. Al snel begon de op de Palatijn gestichte stad zich uit te breiden naar de omliggende heuvels: de Aventijn, de Esquilijn, het Capitool, de Coelius en de Viminaal. Rome groeide als kool! Toch was er een probleem. Onder de grote stroom van nieuwe bewoners zaten bijna alleen maar mannen. Dat zou de stad al snel weer in problemen kunnen brengen zodra deze generatie bewoners ouder werd. Dan zou er enorme vergrijzing en uiteindelijk een net zo enorme bevolkingsafname plaatsvinden.
Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.
Vlakbij de stad woonden echter Sabijnen. Dit was een Italische volksstam die tussen de 8e en 3e eeuw v. Chr. ten noordoosten van Rome woonde, in het bergachtige gebied tussen de Anio, de Tiber en de Nar. Dit gebied heet tegenwoordig dan ook Sabina. Zij hadden meerdere nederzettingen in deze streek, maar volgens het verhaal betrof het hier een groep Sabijnen die woonden op de Quirinaal, een heuvel die toen nog ten noorden van Rome lag. Romulus nodigde hen als gasten uit op de consualia, spelen ter ere van Consus, de Romeinse god van de geborgen oogst. Zijn feestdag vond tweemaal in het jaar plaats: op 21 augustus en op 15 december. De wagenrennen werden dan niet gehouden met paarden maar met muildieren, omdat dit zijn heilige dieren waren. De Sabijnen gingen met plezier op de uitnodiging in. Ook andere naburige stammen kwamen kijken: de Caeninanen, de Antemnaten en de Crustumini.
De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.
Romulus zelf nam tijdens de wagenrennen plaats tussen de senatoren. Hij was gekleed in kostbaar purper. Op een gegeven moment stond hij op, schikte zijn mantel en sloeg die weer om zich heen. Dat was het teken! Onmiddellijk trokken de Romeinse mannen hun wapens en stormden op de gasten af. De mannen en volwassen vrouwen werden verjaagd, maar de jonge huwbare dochters werden gevangen genomen. Het waren er 683! Vervolgens werd er min of meer afgedwongen dat de meisjes Romeinse mannen huwden. Volgens Livius was er geen sprake van seksuele vergrijpen, maar werden de Sabijnse maagden met allerlei beloften overgehaald. Beloften zoals vrije keuze van een echtgenoot en dezelfde rechten als een volwaardige Romeinse vrouw. Wel zijn er teksten die suggereren dat een hoop van die mooie beloften niet per se uit kwamen. Livius schrijft dat Romulus zelf individueel met ieder meisje sprak om haar te overtuigen van zijn goede wil.
De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.
Naar moderne maatstaven kan “goede wil” natuurlijk al met flinke argusogen bekeken worden, maar ook in die tijd werd de Sabijnse maagdenroof zeker niet als acceptabel gezien. Het was bovendien een grove schending van de gastvrijheid. Vergelding kon dan ook niet uitblijven. De eerste die actie ondernam was de koning van Caenina, een stad niet ver van Rome. Romulus wist het vijandige leger echter te verslaan en de koning werd gedood, waarna de Romeinen Caenina al snel wisten in te nemen. Bij terugkomst in Rome bouwde Romulus een tempel voor Jupiter Feretrius, wat volgens Livius de eerste tempel in Rome was. Vervolgens vielen de Antemnaten aan, maar ook hun stad werd ingenomen, gevolgd door die van de Crustumini. Het resultaat van deze innames was vermenging van de bevolkingsgroepen. Romeinse kolonisten werden naar Antemnae en Crustumerium gestuurd, terwijl van daaruit de families van de ontvoerde meisjes ook weer naar Rome trokken.
De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.
Uiteindelijk waren alleen de Sabijnen nog over, onder leiding van hun koning Titus Tatius. Na een lange voorbereiding gingen ook zij op de aanval over, juist nu Rome flink vermoeid was door de oorlog met de andere stammen. De aanval was flink hevig en uiteindelijk werd Rome belegerd door de Sabijnen. Het verraad kwam van Tarpeia, de dochter van Spurius Tarpeius, die het commando voerde over de citadel van Rome: het Capitool. Tarpeia sloop het kamp van de Sabijnen in en bood aan hen toegang tot de stad te geven, in ruil voor een beloning. Haar oog viel op de gouden armbanden van de Sabijnen, dus vroeg zij als beloning slechts wat zij aan hun linkerarm droegen. Zodra zij de poort echter geopend had wierpen de Sabijnen massaal hun schilden over haar heen en verpletterden haar: die schilden droegen zij immers aan hun linkerarm. Vervolgens smeten ze haar lichaam van een hoge rots op het Capitool. Sindsdien heet die plek de Tarpeïsche Rots, vanwaar verraders, moordenaars en plegers van meineed werden geworpen bij wijze van doodstraf.
Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.
Nu werd het een verbeten strijd, waarbij de Romeinen de vijand uit de citadel moesten zien te krijgen. Toen hun commandant Hostus Hostilius sneuvelde, dreigden de Romeinen teruggedreven te worden naar de poorten van de Palatijn. Romulus riep echter de goden aan en zei een tempel voor Jupiter Stator te bouwen op de plek. Met nieuw moreel wonnen de Romeinen weer terrein en de Sabijnen werden teruggedreven. Maar toen kwam er een plotselinge interventie: de Sabijnse vrouwen, waarvan meerdere intussen al moeder geworden waren, waren het bloedvergieten blijkbaar beu en gingen tussen beide partijen instaan. Bij de Romeinen stonden hun echtgenoten, bij de Sabijnen hun vaders. De vrouwen zeiden liever zelf eerst te sterven dan dat zij hun vader of echtgenoot moesten verliezen. De mannen kregen berouw van hun wreedheid jegens elkaar en de vrouwen en legden prompt de wapens neer.
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)
Nu het conflict verworpen was besloten Titus Tatius en Romulus om samen te regeren, bij wijze van verzegeling van de nieuwe bloedband tussen beide volkeren. Alle burgers werden Romeinen genoemd, de De Quirinaal werd de zevende heuvel van Rome en voor vijf jaar was er een gedeeld koningschap. Toen sloeg het noodlot toe en werd Tatius vermoord door wraakzuchtige ambassadeurs uit Lavinium. Romulus regeerde daarna alleen verder. Hij verdeelde het Romeinse volk in drie tribi: de Ramnites, de Tities en de Luceres. Elke tribus werd weer opgedeeld in tien curiae, die allemaal bij elkaar de Comitia curiata vormden, de Romeinse volksvergadering. De curiae werden weer opgedeeld in tien gentes, waaruit de Romeinse familienaam zouden voorkomen. De volksvergadering zou de voorstellen van de Senaat en de koning goed- of afkeuren.
Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.
De aardig strijdlustige Romulus bleef nog twee decennia koning en breidde in die tijd het gebied nog verder uit, waarbij hij meerdere koloniën stichtte. Een grote overwinning behaalde hij op Fidenae, toen dit Romeinse voorraden had gestolen tijdens een hongersnood. Ook onderwierp hij de Crustumini nadat die Romeinse kolonisten gedood hadden. De Etrusken in Veii kwamen in actie tegen de Romeinse bezetting van Fidenae en werden hierop verslagen: er werd een honderdjarig pact gesloten en er werden vijftig Veiische edelen als gijzelaars geleverd. Toen Romulus’ grootvader Numitor stierf, kreeg Romulus als zijn erfgenaam ook de kroon van Alba Longa, waarbij hij een Romeins staatsmodel invoerde en de Albanen ieder jaar hun eigen gouverneur mochten kiezen. In Rome zelf werd zijn verhouding met de Senaat steeds slechter, daar Romulus vrij despotisch regeerde en geen toestemming aan het patriciaat vroeg voor de verdeling van veroverd land.
Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.
Uiteindelijk verdween Romulus op een dag spoorloos. Toen hij op de Quirinaal een publieke offerceremonie hield, verdween hij op geheimzinnige wijze in een onweer of storm. Er gingen geruchten dat de Senaat erachter zat, maar de senatoren trachtten de verdenking af te weren met de verklaring dat Romulus waarschijnlijk niet gestorven maar onder de goden opgenomen was. Een voorname man genaamd Proculus beaamde dat: onder ede verklaarde hij dat hij had gezien hoe Romulus in volle wapenrusting naar de hemel was opgestegen, met de uitroep dat men hem voortaan Quirinus (“speer-drager”) moest noemen. De gens Iulia, die net als Romulus zou afstammen van Aeneas, steunde de verering van Romulus als Quirinus, een Sabijns-Romeinse oorlogsgod. (Mars stond in deze vroege tijden nog voor landbouw.) Uiteindelijk vereerden allen hem als een god. Toen de koningin-weduwe Hersilia ernaar snakte haar man weer te zien, gaf Juno haar het advies om naar het heilige bos van Quirinus op de Quirinaal te gaan. Daar verdween ook Hersilia, die sindsdien in het het heiligdom van Quirinus als Horta Quirini vereerd werd, een beschermgodin van het huwelijk. Zo eindigde zij naast haar echtgenoot, te midden van de goden.
Het beroemdste gedeelte van Vergilius’ Aeneis is zonder twijfel de onmogelijke liefde van Dido en Aeneas, maar daar houdt het verhaal nog lang niet op. Na zijn vertrek uit Carthago gaat Aeneas noordwaarts en keert terug naar Sicilië, waar spelen worden gehouden ter ere van zijn overleden vader Anchises. Vervolgens behandelt Vergilius de aankomst van Aeneas in Italië, waar de Aeneaden al snel vrienden en vijanden maken. In het laatste geval moeten zij vechten om hun plaats op het schiereiland te verkrijgen.
De sibille van Cumae, zoals afgebeeld op het plafond van de Sixtijnse kapel door Michelangelo.
Aangekomen op het Italiaanse vasteland ontmoet Aeneas de sibille van Cumae. Een sibille is in de klassieke oudheid in feite een soort zieneres of vrouwelijke profeet, waarschijnlijk een concept dat invloed uit het Midden-Oosten kent. De sibille ontvangt in extase visioenen van de toekomst, spontaan en ongevraagd, die zij voorspelt in zesvoetige verzen (hexameters). Hoewel de Grieken in eerste instantie slechts van één sibille spraken (waarbij Sibylla in feite een persoonsnaam zou zijn) was het aantal op den duur flink gegroeid. Volgens de Romeinse geleerde Varro waren er tien, waaronder die van Cumae, een stad ten westen van Napels. Volgens Vergilius heette zij Deïphobe.
Aeneas en de sibille dalen af in de Onderwereld.
Als de sibille Aeneas via de nabije krater Avernus meeneemt naar de Onderwereld, blijken opnieuw de propagandistische motieven van de auteur. In de Onderwereld ontmoet Aeneas zijn vader Anchises weer, die hem meebrengt naar de Lethe, de rivier die herinneringen wegneemt. Zielen die deze gunst krijgen na een eeuwenlange straf of zuivering zullen herboren worden. Anchises toont Aeneas enkele belangrijke toekomstige nakomelingen, die zullen regeren over de stad Alba Longa. Vervolgens komen er grote namen uit de Romeinse geschiedenis: Romulus en de andere koningen van Rome, Lucius Junius Brutus, de Gracchi, Julius Caesar en Augustus. Augustus wordt hierbij in bijna messianistische stijl als een beloofde redder neergezet en de grote Romeinse veroveringen worden aangekondigd.
Aeneas landt op de Italiaanse kust. Naast hem zijn zoontje Ascanius die hij aan de hand meeneemt. Een zeug wijst hem de plek waar hij zijn nieuwe stad moet bouwen. (Reliëf uit de 2e eeuw.)
De rest van de Aeneis bevat de strijd in Italië. Aangekomen in Latium worden de Trojanen hartelijk ontvangen door koning Latinus, een zoon van de natuurgod Faunus en de sterfelijk Marica. Al voor Aeneas’ komst is zijn dochter Lavinia in een groot wonderteken door vlammen omringd, hetgeen haar grote plaats in de geschiedenis zou hebben voorzegd. Een orakel ontraadde hierop Lavinia’s geplande huwelijk met Turnus, de koning van de Rutuli, met de voorspelling dat Lavinia met een vreemdeling zou trouwen. Latinus schenkt haar hand dan ook prompt aan Aeneas. Koningin Amata zag echter meer in Turnus, opgehitst door de wraakgodin Alecto, die gestuurd is door Juno om roet in het eten te gooien. Ook Turnus wordt van goddelijke hand opgestookt. Het resultaat is dus een oorlog.
De Tiber adviseert Aeneas om vriendschap te zoeken bij Euander.
De god van de Tiber raadt Aeneas echter aan een verbond te sluiten met Euander, een vorst afkomstig uit Arcadia die lang voor de Trojaanse oorlog naar Italië is uitgeweken. Hier stichtte hij op de linkeroever van de Tiber, aan de voet van een heuvel zijn nederzetting Pallanteum, genoemd naar zijn woonplaats in Arcadië of naar zijn zoon Pallas. De heuvel zelf zal later bekendstaan als de Palatijn. Het verbond met Euander creëert een vriendschapsband tussen Pallas en Aeneas. Als Aeneas terugkeert met Etruskische bondgenoten staat de strijd er voor hem heel wat minder slecht voor, zeker nadat zijn moeder Venus hem een wapenrusting heeft gegeven die door Vulcanus gesmeed is. Pallas wordt echter door Turnus gedood, tot grote woede van Aeneas. Turnus kan nog maar net ontkomen.
Aeneas verslaat Turnus (olieverfschilderij door Luca Giordano)
Na een wapenstilstand en een krijgsraad wordt besloten om de strijd middels een tweekamp tussen Turnus en Aeneas te beslissen. Als Turnus wint moeten de Trojanen vertrekken, maar als Aeneas wint zal er een eeuwigdurend verbond tussen de Trojanen en Latijnen komen. Aeneas is echter zo duidelijk sterker dan Turnus dat de Italiërs het bestand verbreken en er weer een veldslag uitbreekt, mede dankzij de intriges van Juno en Turnus’ zuster Juturna, de echtgenote van de god Janus. Uiteindelijk slaagt Aeneas erin om Latium zelf aan te vallen. Amata beseft dat alles verloren is en pleegt zelfmoord, waarna Aeneas Turnus alsnog tot een tweekamp dwingt. Turnus wordt verslagen en is aan de genade van Aeneas overgeleverd. Hoewel Aeneas even aarzelt, drijft de aanblik van Turnus in Pallas’ wapenrusting hem tot woede en doodt hij zijn tegenstander.
Aeneas wordt door Venus opgenomen op de Olympus. (Schilderij door Peter Candid.)
Zo eindigt de Aeneis nogal abrupt en open. Hoewel Vergilius nog revisies gepland had, overleed hij in 19 v. Chr. voor hij hier de kans toe kreeg. Zijn laatste wens was zelfs dat het onvoltooide epos zou worden vernietigd. Keizer Augustus was het hier (gelukkig) niet mee eens en gaf opdracht het gedicht te publiceren met zo min mogelijk aanpassingen. Over het verdere verloop van Aeneas’ leven verhaalt de tekst niet, noch over de stichting van een stad door de Trojaanse vluchtelingen. Andere schrijvers lichten echter tipjes van deze sluier op. Volgens Livius stichtte Aeneas een stad die hij Lavinium noemde, naar zijn tweede echtgenote. Toen Aeneas daar uiteindelijk stierf, kreeg Venus toestemming van Jupiter om haar zoon te vergoddelijken door hem nectar en ambrozijn te geven. Volgens Livius werd Aeneas’ sterfelijke lichaam begraven aan de oever van de Numicus. Volgens Ovidius spoelde deze rivier al zijn sterfelijke lichaamsdelen weg. Andere versies verhalen dat Aeneas in de rivier verdronken was tijdens de strijd of dat hij na een laatste veldslag tegen de Rutuli nooit meer teruggevonden werd, wat zijn vergoddelijking zou aantonen. Als Jupiter Indiges of Pater Indiges werd hij onder de goden opgenomen als voorvader van het Romeinse volk.
Hij was de tweede keizer die zijn vader opvolgde en de eerste die geboren werd toen zijn vader al keizer was. Helaas bleek onder zijn regering dat erfopvolging ook zijn nadelen kan hebben. Na zijn dood zou het Romeinse Rijk tijdelijk afglijden naar chaos, maar nooit meer helemaal teruggaan naar de oude stabiliteit. En hij zag het eerste licht op 31 augustus 161 in Lanuvium, als zoon van keizer Marcus Aurelius en Faustina de Jongere. Lucius Aurelius Commodus.
Een jonge Commodus. (Romeins-Germaans Museum, Keulen)
Commodus was bij zijn geboorte de jongste van een tweeling, maar zijn tweelingbroer Titus stierf al in 165. Het jaar daarop werd Commodus met zijn broertje Marcus tot Caesar (troonopvolger) gemaakt, maar de dood van Marcus in 169 maakte Commodus de enige erfgenaam van zijn vader. Commodus overleefde zijn jeugd onder de uiterst nauwkeurige medische zorg van de Griekse arts Galen. Hij kreeg een uitgebreide Stoïcijnse opvoeding met tal van intellectuele leraren. In 172 was de 11-jarige Commodus aanwezig op het militaire hoofdkwartier van zijn vader in Carnuntum, waar hij de titel Germanicus kreeg. Zijn publieke carrière begon in 175 toen hij in het College van Pontifices werd opgenomen. Toen de Syrische gouverneur Avidius Cassius in dat jaar in opstand kwam tegen Marcus Aurelius, maakte de pas meerderjarige Commodus zich op om de strijd tegen de usurpator aan te voeren. Voor hij de kans kreeg werd Avidius door één van zijn eigen centurio’s vermoord. Wel mocht Commodus daarna met zijn vader mee op reis door de oostelijke provincies.
Joaquin Phoenix speelt een meedogenloze en incestueuze Commodus in de film Gladiator (2000), die met getrokken zwaard in volle wapenrusting in de Senaat zit. In werkelijkheid had Commodus een volle baard. Dat was mode en paste ook goed bij zijn vereenzelviging met Hercules. Zijn zuster Lucilla overleeft hem in de film en lijkt gecombineerd te worden met zijn maîtresse Marcia. (Foto: DreamWorks Pictures)
Het is duidelijk dat Marcus Aurelius alle intentie had om Commodus als zijn opvolger te nemen. In 176 kreeg Commodus de titel van Imperator, een jaar later gevolgd door die van Augustus. Dat maakte dat vader en zoon officieel het keizerschap deelden. Bovendien deelden zij een triomftocht in Rome en kreeg Commodus al allerlei ambten. Zijn consulaat in 177 was het meest opvallend omdat Commodus toen nog 15 was (dergelijke ambten gingen in vanaf 1 januari) wat hem de jongste consul ooit maakte. Om van nageslacht verzekerd te zijn trouwde Commodus ook vrij vroeg, in 178, met de drie jaar jongere Bruttia Crispina – een matig huwelijk dat geen kinderen zou opleveren. Datzelfde jaar voegde Commodus zich opnieuw bij zijn vader aan de Donau. Op 17 maart 180 overleed de 58-jarige Marcus Aurelius vrij plotseling. Commodus, pas 18 jaar oud, was ineens de enige keizer van het hele Romeinse Rijk.
Commodus’ ongelukkige vrouw Crispina. Hun huwelijk leverde geen erfgenaam op, mogelijk door impotentie of gewoon gebrek aan affectie.
Commodus voerde als keizer weinig oorlog. Vrijwel meteen na zijn aantreden gaf hij de door Marcus Aurelius veroverde provincies weer op: de Germanen en Sarmaten waren verslagen en zouden in zijn ogen geen nieuwe bedreiging vormen. Hij bleef enige tijd bij het leger aan de Donau en bewerkstelligde een vredesverdrag met de verslagen vijanden, gevolgd door een triomftocht in oktober. Men moet zich hierdoor echter niet laten misleiden: de Romeinse elite kwam al snel bedrogen uit toen Commodus’ gedrag steeds excentrieker, grilliger en willekeuriger werd. In feite hield hij zich vooral bezig met vermaak en luxe, terwijl het echte bestuur werd overgelaten aan een handjevol vertrouwelingen, zoals de kamerheer Saoterus, een vrijgelatene. Door zich vrijgevig te tonen en tal van gladiatorengevechten te houden bleef Commodus echter wel populair bij het leger en het volk. Veel van het geld dat hiervoor nodig was verzamelde hij echter door belasting te heffen bij de senatoriale elite. Het was een kwestie van tijd voordat de ontevredenheid in de hogere klassen zo groot was dat er couppogingen zouden volgen. Al in 182 vond er een samenzwering plaats, op initiatief van Commodus’ zuster Lucilla, de weduwe van keizer Lucius Verus. Lucilla, die naar het schijnt de positie van keizerin Crispina zeer benijdde, kreeg twee belangrijke heren genaamd Quadratus en Quintianus zo ver dat ze de keizer in een theater probeerden te doden. Ze werden echter gegrepen en later geëxecuteerd, waarna Lucilla werd verbannen naar Capri, waar Commodus haar later alsnog liet doden. Eén van de twee Praetoriaanse Prefecten, Paternus, was ook betrokken geweest in het plan, maar wist nog lange tijd onder de verdenking uit te komen. Samen met zijn collega Perennis wist hij echter wel de dood van de gehate Saoterus te bewerkstelligen. Perennis maakte hier gebruik van om zichzelf hogerop te werken. Hij beschuldigde Paternus van een tweede samenzwering en kreeg zijn executie voor elkaar. Ook met Crispina liep het niet goed af. Commodus beschuldigde haar in 188 ten onrechte van overspel en verbande haar naar Capri, waar ze in 191 vermoord werd. Commodus trouwde niet opnieuw maar begon een relatie met Marcia, de weduwe van Quadratus.
Christopher Plummer als Commodus in de film the Fall of the Roman Empire (1964). In deze film blijkt de boosaardige Commodus tot zijn schrik een buitenechtelijk kind van keizerin Faustina en een gladiator, een gerucht dat tijdens het echte leven Commodus ook ging.
Commodus vatte de dood van Saoterus zeer zwaar op en trok zich na de aanslagen op zijn eigen leven terug uit Rome. Meestal verbleef hij in Lanuvium, op het landgoed van zijn familie, waar hij zich vooral bezighield met sporten als paardrijden, wagenrennen en gevechten. Dit niet alleen privé maar soms ook in het openbaar. Zijn showgevechten in de arena werden door de elite als zeer schandelijk beschouwd: gladiatoren waren in hun ogen qua status gelijk aan acteurs en prostituees. Een keizer hoorde hier alleen naar te kijken, niet eraan deel te nemen. De publieke gevechten waren niet veel meer dan schijngevechten waarin zijn tegenstanders zich vaak snel overgaven aan de keizer. In privégevechten doodde Commodus zijn tegenstanders veel liever. Wel doodde hij in de arena vaak genoeg ook gewonde soldaten of mensen die een been of voet misten, waarbij een als Hercules verklede Commodus hen met een knots doodsloeg, handelend alsof hij met reuzen vocht. Verder bevocht hij allerlei exotische dieren, wat ook als een schandelijke aanfluiting werd gezien. Een keer doodde hij wel honderd leeuwen op één dag, een andere keer wel drie olifanten en ook nog een keer een giraffe, wat het publiek eerder zielig dan stoer vond. Toen Commodus met een speciaal ontworpen werpspies een rennende struisvogel had onthoofd, bracht hij de kop en zijn bebloede wapen naar de bank van de senatoren, alsof hij hiermee een dreigende boodschap wilde geven. Volgens Cassius Dio vonden de senatoren in kwestie dit zo lachwekkend dat ze op laurierbladeren kauwden om hun lachen in te houden. Tot overmaat van ramp stuurde Commodus voor elk openbaar optreden in de arena een rekening van een miljoen sestertiën aan Rome, wat de economie van de stad ernstige schade toebracht.
In Gladiator komt Commodus gruwelijk aan zijn einde in de arena. Het gevecht en de manier waarop het personage vals speelt, is ongetwijfeld gebaseerd op de bizarre schijngevechten die Commodus tegen weerloze mannen hield. (DreamWorks Pictures)
Perennis was ondertussen degene die het rijk daadwerkelijk bestuurde, hetgeen hij volgens Cassius Dio overigens nog best goed deed. Op den duur verrezen er echter steeds meer negatieve geluiden jegens Perennis. Toen hij er op het laatst van werd beschuldigd dat hij zijn eigen zoon keizer wilde maken, liet Commodus hem ter dood brengen. Hierop volgde een golf van processen en executies. Kamerheer Cleander, in feite de moordenaar van Saoterus, had de hand gehad in de lasterpraat over Perennis en probeerde nu zelf de macht naar zich toe te trekken. Hij was echter nadrukkelijk corrupter en verkocht allerlei hoge ambten aan de hoogste bieders. Het gevolg was een toename van spanningen die al onder Perennis begonnen waren, onder meer in Gallië en Brittannië, waar legeropstanden en desertie niet uitbleven. In 187 volgden nog een paar moordpogingen en Commodus verscheen bijgevolg bijna helemaal niet meer in het openbaar.
Publius Helvius Pertinax, een senator die onder Commodus meerdere ambten en in 192 ook het consulaat kreeg. Als stadsprefect van Rome stond hij bekend als een integer man. Zijn bescherming van het rellende volk had een aandeel in de val van Cleander. Na Commodus’ dood werd Pertinax keizer gemaakt, maar regeerde maar een paar maanden.
In 188 was Cleander machtiger dan ooit. Hij had zichzelf hoofd van de Praetoriaanse Garde weten te maken door de creatie van een nieuwe rang, de pugione, die boven de twee prefecten stond. Een hongersnood in 190 bracht echter zijn ondergang. Er was een ernstig graantekort in Rome en de verantwoordelijke ambtenaar schoof de schuld af op Cleander. Toen een groep burgers in Circus Maximus tegen Cleander demonstreerde stuurde die de Praetorianen om de rel neer te slaan, maar Pertinax, de integere stadsprefect, stuurde de Vigiles Urbani, de Romeinse stadswacht om dit tegen te houden. Cleander vluchtte naar Commodus in Laurentum, maar de woedende menigte volgde en schreeuwde om Cleanders hoofd, hetgeen Commodus hen gaf. Dit op aansturen van zijn maîtresse Marcia. Opnieuw volgde er een kort schrikbewind waarbij meerdere kopstukken het leven verloren. Maar ditmaal was er iets veranderd. Alle samenzweringen en intriges hadden Commodus elke keer doen besluiten fel op te treden, maar nu leek hij grotere plannen te hebben. Al sinds het begin van zijn keizerschap trachtte Commodus zichzelf als minstens een halfgod neer te zetten, waarbij hij zich vaak liet afbeelden als Hercules. Al eerder had hij haast alle beleidsplannen en adviseurs van zijn vader verworpen en zich niets meer aangetrokken van de Stoïcijnse scholing waarmee hij was opgevoed. Nu leek het er steeds meer op dat Commodus zichzelf ook daadwerkelijk de reïncarnatie van Hercules en dus de zoon van Jupiter waande. Hij zette zichzelf steeds meer neer als een uniek persoon, in plaats van als de zoon van Marcus Aurelius. Hij begon nu eindelijk de touwtjes in handen te nemen, maar op een buitengewoon dictatoriale wijze, waarbij hij zichzelf als een brenger van een nieuwe orde leek te zien, die het hele Romeinse rijk zou herbouwen. Zijn voornaamste vertrouwelingen die hij hierbij gebruikten waren Marcia, de nieuwe kamerheer Eclectus en de nieuwe Praetoriaanse prefect Laetus.
De Colossus van Nero was op zich al een vrij megalomaan beeld waarmee een labiele keizer zich als een god had laten afbeelden. Commodus liet het beeld, zoals vele andere zaken, naar zichzelf omvormen.
In 191 woedde er een paar dagen een hevige brand in Rome, die de stad ernstige schade toebracht. De dictatoriaal geworden Commodus greep dit aan om zichzelf nog unieker te maken. Begin 192 noemde hij zichzelf de nieuwe Romulus. Hij hield een ritueel waarbij hij Rome formeel opnieuw stichtte en de stad Colonia Lucia Annia Commodiana noemde, tot afgrijzen van de Senaat. Ook zijn eigen naam, die hij al regelmatig had laten veranderen, was nu een ware weerspiegeling van zijn grootheidswaan geworden. Hij noemde zich Lucius Aelius Aurelius Commodus Augustus Herculeus Romanus Exsuperatorius Amazonius Invictus Felix Pius, waarbij meerdere namen verwezen naar Jupiter en Hercules. Alle maanden van het jaar moesten worden omgedoopt naar één van deze twaalf namen. De legioenen werden Commodianae genoemd en de vloot die graan van Alexandrië naar Rome bracht werd omgedoopt tot de Alexandria Commodiana Togata. Zelfs de Senaat ontsprong de dans niet en zou voortaan de naam van Commodus dragen, terwijl de dag waarop dit alles werd verkondigd voortaan de Dies Commodianus moest heten. De Colossus van Nero, een enorm beeld naast het Colosseum dat Nero uitbeeldde als de zonnegod, kreeg het hoofd van Commodus, in combinatie met een knots en een leeuw. In november dat jaar hield de megalomane keizer weer tal van spelen, waarbij hij in de ochtend honderden dieren doodde en elke middag als gladiator vocht. Uiteraard won hij alle prijzen.
Commodus gewurgd door de atleet Narcissus, gravure door G. Mochetti. (1781-1835)
Toen Commodus in december aankondigde dat hij van plan was om op 1 januari als consul én gladiator het nieuwe jaar in te luiden, ging hij definitief te ver. Een godsdienstige gebeurtenis op zo’n wijze inluiden stond gelijk aan heiligschennis. Marcia had Commodus de avond voordat hij zijn gestoorde plan zou uitvoeren, 31 december 192, gesmeekt om voorzichtiger te zijn en de naam van Rome niet door het slijk te halen. Toen ook Eclectus en Laetus hadden geprobeerd om hem ervan af te brengen, zette hij hen alle drie met diverse senatoren op een dodenlijst. Terwijl Commodus in bad zat ontdekte zijn favoriete page, die niet voor niets de naam Philcommodus gekregen had, de tabula (tablet met bijenwas) waar de namen op stonden en bracht de lijst naar Marcia, die tot haar schrik haar eigen naam bovenaan zag staan. “Dit is een fijne beloning voor alle liefde en warmte die ik je gegeven heb en voor alle dronken beledigingen die ik al die jaren van je heb doorstaan,” zou ze in zichzelf hebben gezegd. “Maar een benevelde dronkaard zal een nuchtere vrouw niet te slim af zijn.” Zodra het drietal wist dat hun executie morgenochtend bevolen zou worden, begrepen zij dat er maar één ding op zat. Om te overleven moesten zij Commodus eerst vermoorden, waarna zij Pertinax op de troon zouden helpen. Het was gebruikelijk dat Marcia hem na zijn bad een beker wijn zo aanreiken, dus lag het voor de hand om de wreedaard op deze wijze te vergiftigen. Zodra Commodus echter de wijn had opgedronken, maakte het vergif hem zo ziek dat hij begon over te geven. De zaak dreigde hierdoor te mislukken, want de kans leek ineens heel groot dat Commodus al het vergif op die manier zou kwijtraken. Razendsnel namen de drie samenzweerders contact op met de worstelaar Narcissus, de sparringpartner van Commodus. Met een hoge beloning in het vooruitzicht trad hij binnen in de keizerlijke vertrekken, waar hij de dronken keizer in zijn bed of badkuip wist te wurgen.
Op de Vijf Goede Keizers volgde Commodus, en op Commodus volgde het Vijfkeizerjaar. Didius Julianus (hier op een sestertie) had in 172 de Chauken uit ons land geweerd en was daarna nog een tijdje gouverneur van Germania Inferior geweest. Hij bouwde in die tijd extra forten langs de westkust van ons land. Als keizer was hij zeer impopulair.
Zodra het nieuws van de moord op Commodus bekend was verklaarde de Senaat hem tot publieke vijand en begon een damnatio memoriae, waarbij zijn standbeelden werden neergehaald en de namen van Rome en al haar instituten weer in oude vorm werden hersteld. Marcia trouwde met Eclectus en Pertinax werd op de troon gebracht. Zijn regering was helaas van korte duur, want hij en Laetus slaagden er niet in de Praetoriaanse Garde te vriend te krijgen, zodat de integere Pertinax al op 28 maart 193 vermoord werd. Het keizerschap werd toen in feite bij opbod verkocht aan Didius Julianus, die onder Commodus al een tijd uit de gratie gevallen was, maar wonder boven wonder alle verdachtmakingen had overleefd. De manier waarop hij het keizerschap had gekocht wekte zoveel afkeer op bij vrijwel iedereen dat drie verschillende gouverneurs zichzelf tot keizer uitriepen en naar Rome marcheerden. Het jaar na de dood van Commodus wordt daarom ook wel het Vijfkeizerjaar genoemd. Eclectus, Marcia en Laetus overleefden dat niet, want Didius Julianus vertrouwde hen niet en bracht hen ter dood. Uiteindelijk kwam Septimius Severus als overwinnaar uit de strijd. Hij deed een zeer opvallende stap om de familie van Marcus Aurelius te vriend te houden: de zo gehate Commodus werd alsnog vergoddelijkt. De keizer die zichzelf in zijn grootheidswaanzin als een god had gepresenteerd, zou nu daadwerkelijk als god vereerd worden.