Het laatste herstel van Germania Secunda: Julianus en Valentinianus (355 t/m 378 na Chr.)

Frankish_FoederatusIn 355 was het al een tijd onrustig aan de Rijngrens. Een deel ervan werd bewoond door de Franken, die zich met enige regelmaat opstandig hadden getoond en de laatste tijd ook weer op oorlogspad waren, zoals tal van andere Germanen met hen. Ook de Saksen roerden zich en de Alemannen waren ver in Gallië doorgedrongen. Zo onderhand moest er echt iets gebeuren, maar keizer Constantius II richtte zijn aandacht op het oosten van het rijk. Maar uiteindelijk besefte de keizer dat een ingrijpen in het westen echt nodig was. Competente generaals waren er wel, maar een bloedverwant als symbolische bevelhebber zou ongetwijfeld het moreel van de troepen opkrikken.

JulianusII-antioch(360-363)-CNG
Een munt van keizer Julianus. Zijn baard is nogal opvallend omdat de meeste keizers in de 4e eeuw gladgeschoren waren. Julianus verlangde dan ook terug naar de tijden van de Adoptiefkeizers.

Constantius vond die bloedverwant in de vorm van zijn neef Julianus. Die zou zeker een symbolische leider zijn, want zijn ervaringen in het leger en bestuur waren nogal beperkt: hij had zich meer beziggehouden met studies in letterkunde, Griekse cultuur en filosofie. Als het meezat zou hij dus niet al te machtig worden, zodat Constantius hem met een gerust hart tot Caesar (onderkeizer) benoemde op 6 november 355. Julianus zou vooral de militaire leiding van Gallië op zich nemen, terwijl de ambtenaren nog steeds aan Constantius zouden beantwoorden. Al snel ging Julianus met frisse moed aan de slag: hij bevrijdde Keulen in de zomer van 356 en wist verdragen te sluiten met de Franken achter de Rijn. In 357 stelde hij ook de Alemannen buiten gevecht: hij trok de Rijn over en dwong daar gehoorzaamheid af.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

Toen gebeurde er iets onvoorziens. Severus, het hoofd van de cavalerie, was voor zijn terugtocht uit Keulen niet via Trier gereisd maar via Iuliacum (Gulik) en Mosae Traiectum (Maastricht). Bij de Maas was hij onverwachts op 600 gewapende Franken gestuit. Zij hadden van de oorlog tussen de Romeinen en Alemannen gebruik willen maken om de het land rondom de Maas te plunderen en Maastricht in te nemen. Het nieuws van de naderende Romeinen had hen doen omkeren, maar Severus had nu zonder het te weten hun terugweg afgesneden. Daarom verschansten zij zich in twee oude, verlaten forten. Toen Julianus hoorde dat Severus deze Franken daar belegerde, was het al november. Toch besloot hij niet naar het winterkamp te gaan met het leger, maar Severus te hulp te komen. Met een wal liet hij de forten omsluiten. Het beleg duurde enkele maanden terwijl de winter inviel. Julianus liet schepen over de Maas heen en weer varen zodat de rivier niet dichtvroor en de Franken dus niet over het ijs konden ontsnappen. Eind januari 358 gingen de belegerden dan ook door de knieën. Net op tijd, want er naderden Frankische versterkingen. Toen die echter van de overgave hoorden keerden ze onverrichter zake om.

Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.
Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.

De brutaliteit van de Franken riep om vergelding dus trok Julianus er in het voorjaar van 358 opnieuw op uit. De Salische Franken woonden op dat moment in Toxandrië, in Noord-Brabant, waar zij waarschijnlijk rond 350 waren doorgedrongen terwijl Magnentius probeerde de troon te veroveren en daarmee de Rijn verwaarloosd had. Zij deden daar praktisch wat ze wilden en waren een ernstig probleem voor de scheepvaart over de Rijn. Julianus liet zijn 200 schepen tellende vloot met nog eens 400 uitbreiden. Zelf ging hij vanuit Parijs naar het noorden. Bij Tongeren kwam hij Frankische onderhandelaars tegen, die gehoopt hadden de veldtocht te voorkomen (niet wetende dat deze al begonnen was). In de onderhandelingen probeerden de Salische Franken Julianus zover te krijgen hen in Toxandrië te laten wonen, want achter de Rijn waren vacante gebieden onmiddellijk weer opgevuld door nieuwkomers. Het was een lange onderhandeling, maar uiteindelijk stuurde Julianus de gezanten met de nodige eerbewijzen weer noordwaarts. In plaats van af te wachten volgde hij hen echter langs de Maas, terwijl Severus langs de linker Rijnoever trok. Het werd een verrassingsaanval die Julianus won. Toch stond hij de verslagen partij toe in Toxandrië te blijven wonen als foederati. Zo kwam het dat een groot deel van Germania Secunda en Belgica nu bewoond werd door amper geromaniseerde Germanen, hetgeen wellicht aan de moderne Belgische taalgrens bijgedragen heeft. [N.b.: Voor een wat genuanceerdere uitleg, zie de reacties hieronder.]

De Peutinger kaart (middeleeuws kopie van een laat-Romeinse kaart) vermeld ten noorden van Batavia (het Nederlands rivierengebied) "Hamavi qui et Pranci", wat erop duidt dat de Chamaven onder de Franken gerekend werden.
De Peutinger kaart (middeleeuws kopie van een laat-Romeinse kaart) vermeld ten noorden van Batavia (het Nederlands rivierengebied) “Hamavi qui et Pranci”, wat erop duidt dat de Chamaven onder de Franken gerekend werden.

Maar de Franken waren geen eenheid. Dat de Saliërs onderworpen waren, wilde niet zeggen dat Julianus’ werk klaar was. Nu richtte hij zich op de Chamaven. Deze naam had van oorsprong gestaan voor een stam achter de Rijn, die in de Achterhoek en het zuiden van Twente had gewoond, maar die in de 4e eeuw onder de Franken gerekend werd. Ook zij waren het rijk binnengedrongen en woonden nu waarschijnlijk op de Betuwe of in Opper-Gelre, nadat de Saksen hen hadden opgejaagd. Door schepen te bouwen hadden ze naar een westelijker deel van de Rijn kunnen uitwijken: de oostelijke Ripuarische Franken waren een hindernis geweest, maar de Saliërs lieten hen ongemoeid. Julianus gaf het bevel om de Chamaven zo hard mogelijk te bevechten maar vluchtende Saliërs met rust te laten. De Saliërs die nog op de Betuwe waren vluchtten nu zo snel mogelijk de Waal over naar Toxandrië. Nu de Chamaven het gebied voor henzelf hadden wensten zij verder geen oorlog, terwijl een aanval ook een veel te grote gok voor Julianus was.

De Frank Charietto bleek een zeer geschikte persoon om in te zetten tegen diverse Germaanse tegenstanders.
De Frank Charietto bleek een zeer geschikte persoon om in te zetten tegen diverse Germaanse tegenstanders.

Julianus vond een bondgenoot in Charietto, een Frank die zich na een lange tijd roven en plunderen in Trier had gevestigd en daarna op eigen gezag al tegen Germaanse invallers had gevochten. Charietto hanteerde hierbij de strategie om de vijand ’s nachts te overvallen en de hoofden van verslagen tegenstanders als oorlogsbuit mee te nemen. Dat joeg de Germanen veel schrik aan maar maakte Charietto erg populair in de Romeinse steden. Voor Julianus kwam het extra mooi uit omdat de Chamaven ook vaker ’s nachts dan overdag ten strijde gingen. Charietto bleek dus geknipt om de strijd te leiden en maakte tal van krijgsgevangenen, waaronder Nebisgastus, de zoon van de Chamaafse koning. Voor Julianus aan zijn eigen veldtocht beginnen kon vroegen de Chamaven al om vrede. In de onderhandelingen eiste Julianus om gijzelaars, onder wie Nebisgastus, die hij in goede staat aan de Chamaven toonde. Uiteindelijk werd afgesproken dat de Chamaven in het door hen veroverde land mochten blijven in ruil voor de gijzelaars, soldaten en een schatting in de vorm van koeien. Drie vervallen forten bij de Maas werden door Julianus hersteld, mogelijk die bij Maastricht, Heel (Catualium) en Blerick (Blariacum).

Het castellum van Meinerswijk (Arnhem), aan een zijtak van de Rijn, is jarenlang aangezien voor Castra Herculis. Ten onrechte, want er pasten hooguit 500 soldaten in.
Het castellum van Meinerswijk (Arnhem), aan een zijtak van de Rijn, is jarenlang aangezien voor Castra Herculis. Ten onrechte, want er pasten hooguit 500 soldaten in.

Zo leek het erop dat Julianus de orde weer voor een tijdje hersteld had. De rivieren en de grens werden bewaakt, zodat de bevoorrading vanuit Brittannië ook weer gewaarborgd was. Althans, dat dacht men. De bevoorrading van de troepen bleek nog steeds niet goed te werken, zodat er een oproer onder de soldaten ontstond. Er waren een hoop concessies nodig om de gemoederen te bedaren, zodat Julianus zijn strijd met de Alemannen kon voortzetten. Charietto stond hem hierin terzijde. In 359 zette Julianus het werk aan de defensie van de Neder-Rijn voort, met het doel de vestingen te herstellen en te zorgen voor een goede aanvoer en opslag van voedsel. De Germaanse foederati leverden zovele materiaal als ze konden, terwijl er grote hoeveelheden graan uit Brittannia kwamen. Eén van de volledig herbouwde kampen was Castra Herculis: traditioneel gaat men ervan uit dat dit bij Arnhem lag, maar dat lijkt onjuist aangezien in Arnhem-Meinerswijk enkel een castellum gevonden is en geen grote castra. Er zijn ook theorieën dat het nieuwe kamp in Nijmegen, op het Valkhof, de Castra Herculis was.

Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.
Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.

Vanuit Mainz drong Julianus tot ver achter de Rijn door tot vlakbij het rijk van de Bourgonden. Julianus, van oorsprong alleen bedoeld als een symbolisch leider, had de orde in feite beter weten te herstellen dan de meeste keizers in de afgelopen eeuw. De Alemannen en Franken waren voorlopig onderworpen en de scheepvaart was daarmee ook veiliggesteld: bovendien was scheepvaart goedkoper en sneller dan transport over de wegen, zodat dit ook de economie weer een kans gaf. De eerste nieuwe verstoring van de orde kwam dan ook niet van invallers, maar van Julianus’ eigen leger. Keizer Constantius II had in het oosten zijn handen vol aan de Perzen, zodat hij Julianus nu gelastte versterkingen te sturen. Eerst kreeg Julianus nog wel voor elkaar dat er een keurkorps vertrok, maar toen hij meer troepen sturen moest begonnen de soldaten te morren. Menigeen had een gezin in Gallië en voelde er niets voor om naar de andere kant van het rijk te gaan. Julianus deed de belofte dat vrouwen en kinderen mee mochten en liet de troepen in februari 360 naar Parijs komen, om hen daar op tegemoetkomende wijze toe te spreken. ’s Nachts sloegen de mannen echter aan het muiten: het paleis werd bezet en voor Julianus het goed en wel wist riepen zijn soldaten hem tot keizer uit, door hem de torque van een draconarius (laat-Romeins drakenvaandel) op het hoofd te zetten en hem in Germaanse stijl op het schild te heffen. Het volk schaarde zich hier achter.

Keizer Constantius II was helemaal niet blij dat Julianus tot keizer uitgeroepen werd, maar stierf voor de confrontatie. Een nieuwe burgeroorlog had Gallië weer ernstig bloot kunnen leggen!
Keizer Constantius II was helemaal niet blij dat Julianus tot keizer uitgeroepen werd, maar stierf voor de confrontatie. Een nieuwe burgeroorlog had Gallië weer ernstig bloot kunnen leggen!

Constantius zat hier uiteraard niet op te wachten en er dreigde een gewapende confrontatie. Toch besloot Julianus, die in dit geval tact verkoos, zich eerst op de Chattuarische Franken te richten, die hij bevocht door bij Xanten de Rijn over te steken. In 361 vielen de Alemannen echter weer aan. Julianus versloeg hen en maakte bekend dat zij door Constantius waren overgehaald om Gallië aan te vallen. Of dit waar is, is nog maar de vraag, maar het was een goede aanleiding om nu wél naar het oosten te marcheren. Charietto bleef achter om de Rijn te bewaken. Dat Constantius op 3 november 361 overleed voorkwam een burgeroorlog, maar zijn tijd als alleenheerser duurde maar kort. In 363 sneuvelde hij in Perzië. Zijn opvolger Jovianus, ten velde verkozen, regeerde nog geen jaar, maar de nieuwe keizer Valentinianus bood vanaf 364 weer stabiliteit.

De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.
De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.

Het opvallende is dat, toen Valentinianus het rijk weer in tweeën verdeelde, hij voor de verandering juist het westen onder zijn hoede nam! Misschien speelden de gevaren aan de Rijngrens een rol, want hij bevocht in de jaren daarna met name de Saksen, Bourgonden en Alemannen. In 365 vielen de laatsten Gallië weer binnen, wat Valentinianus onderweg naar Parijs ter ore kwam. Charietto werd samen met een andere bevelhebber vooruitgestuurd om de tegenaanval te leiden, maar sneuvelde samen met zijn collega. Valentinianus slaagde erin de Alemannen te verdrijven en nog meerdere nieuwe invallen te stuiten, maar de verliezen waren groot. Een dux van Germania Secunda wordt in zijn tijd niet genoemd. Wel reorganiseerde de keizer de defensie en benoemde nieuwe bevelhebbers, zoals ene Flavius Theodosius, de vader van de latere keizer. Theodosius bevocht de Frankische en Saksische zeerovers om hun plundertochten af te straffen, hetgeen hij mogelijk in ons land deed tussen 367 en 370.

Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?
Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?

In dat laatste jaar vond er nog een oorlog plaats tussen de Rijn en de Waal. De Saksen waren het gebied van de Franken binnengevallen en hadden de comes Nannenus omsingeld. Toen er versterking kwam opdagen krabbelden de Saksen echter terug: zij boden manschappen voor het Romeinse leger en mochten met achterlating van hun buit vertrekken. Op hun terugreis werden zij echter alsnog aangevallen door de Romeinen en verpletterd. De Franken waren tammer onder Valentinianus, die in 375 overleed. Aan de Neder-Rijn was een eigen koninkrijkje ontstaan. Een aanval hierop door de Alemannen, kort na 378, werd verslagen, waarop de Franken hun macht tot aan de Main uitbreidden. De Frankische koning was tegelijkertijd bevelhebber van het Romeinse leger, hetgeen de sterke band met de Romeinen wel aantoont. Die band zouden de Romeinen spoedig nodig hebben, want hoewel nog niemand het met zekerheid kon voorspellen zou het westen van het rijk duistere tijden tegemoet gaan. De burgeroorlogen hadden regelmatig verwaarloosde grenzen gecreëerd, wat had geleid tot invallen. Dat had men geprobeerd te stuiten door het toelaten van foederati, maar hun sterke autonomie maakte de Rijngrens zeker niet zo sterk als hij ooit geweest was. Ondertussen was Gallië door de invallen en burgeroorlog goed verzwakt. Nu Valentinianus dood was en zijn broer Valens in 378 sneuvelde bij Adrianopel was het rijk in handen van hun zwakke erfgenamen, wat de chaos versterkte. Kleine invallen waren één ding, maar een massale zou onmogelijk te stuiten zijn…

Germania Secunda onder de Tetrarchie en de Constantijnen (285 t/m 355 na Chr.)

comitatussoldier15De Crisis van de Derde Eeuw wordt vanaf het jaar 285 geacht afgelopen te zijn. Voor het eerst sinds tijden kwam er een sterke alleenheerser op de troon die een langdurig en stabiel regime wist te handhaven. De drastische bestuurshervormingen die keizer Diocletianus hierbij hanteerde veranderden de aard van het keizerschap, dat een meer monarchale en sacrale rol kreeg: het zogenaamde Dominaat. Tevens verdeelde hij het rijk in twee bestuurshelften, wat op lange termijn de splitsing van het Romeinse rijk ten gevolg zou hebben. Provincies werden hervormd en in 292 uitgebreid heringedeeld: Gallia Belgica werd opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior wordt vanaf deze periode vaak Germania Secunda genoemd.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.

Diocletianus werkte hard aan de hervormingen van het rijk. Ook het belastingstelsel werd hervormd. Daarbij werd er met harde hand geëist dat de boeren hun land bewerkten en bleven bewerken. Het was de eerste stap naar het erfelijk worden van de boerenstatus, wat in de middeleeuwen zou uitmonden in horigheid en lijfeigenschap. Nodeloos te zeggen dat de regering en het leger niet populair waren bij de boerenbevolking. Het leger had de laatste decennia de nodige verwoesting aangericht en het platteland had hier zwaar onder geleden. Omdat handel en bescherming sterk gelokaliseerd waren, was de loyaliteit aan de staat flink gedaald. Het leger had ondertussen geen binding meer met de staat, mede omdat de senatoren niet meer mochten functioneren als opperofficieren en steeds meer manschappen buitenlandse huurlingen waren. Toen Diocletianus de regering van de westelijke rijkshelft overliet aan Maximianus, werkte deze hard aan de hernieuwing van de grenslinie en het verslaan van de Bagauden, een troep van rondzwervende opstandige Gallische boeren.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt. Bij de Wezer de Saksen.

Zoals gezegd werd een groot deel van de bevolking van ons land in deze tijd geacht te vallen onder het losse verbond van de Franken. De etnische en politieke eenheid van deze Germanen moet niet worden overschat. Nog tot laat in de 5e eeuw is er sprake van tal van kleine koninkrijkjes: de Romeinen hadden in de loop der eeuwen wel vaker arbitraire verzamelnamen gebruikt voor bepaalde bevolkingsconcentraties (“Germanen” en “Belgen” zijn hier al voorbeelden van). De Franken waren dus geen Germaanse stam of een hechte coalitie, maar meer een verzamelnaam van stammen die op een bepaald punt als een verbond gezien waren, ofschoon zij in de loop der eeuwen nog vaak genoeg verdeeld waren. Maximianus kreeg het in elk geval al vroeg in zijn keizerlijke carrière aan de stok met deze mensen. Aan de Neder-Rijn, nabij Colonia Agrippinensis, moest hij een taaie strijd leveren met een groep Franken van achter de Rijn. Hoewel hij hen niet wist te onderwerpen, slaagde hij erin hen buiten het rijk te houden.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

De bevolking in de Lage Landen was in de loop van de 3e eeuw flink in “beweging”. Niet alle mensen die deze kant op kwamen werden door de Romeinen onder de Franken gerekend. De meer noordoostelijke bevolking werd door de Romeinen vaak als onderdeel van de Saksen aangeduid. Maar of men nu als Frank of als Saks werd aangemerkt: beide groepen konden een gevaar vormen voor de Romeinen. De Saksen waren beruchte zeerovers op het Kanaal en de Noordzee, waar de Franken overigens ook wat van konden. Rond 285 waren de zogenaamde Salische Franken bovendien onder Saksische druk de IJssel overgestoken en op de Veluwe neergestreken. Niet-onderworpenen zo dicht bij de Rijn konden een aardige bedreiging vormen voor de scheepvaart. Om van opstandige onderworpenen nog maar helemaal te zwijgen, want de Frankische foederati op de Betuwe konden soms vrij onbetrouwbaar uit de hoek komen.

De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.
De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.

In 287 beoorloogde Maximianus dan ook Gennobaudes, de oudste Frankische vorst die nog bij naam bekend is. Gennobaudes en zijn chiefdom werden niet verdreven: in plaats daarvan werd hij als vazal onderworpen en officieel door Maximianus tot koning verheven, zoals de Romeinen wel vaker met Germaanse vazallen gedaan hadden. Een dergelijke eer maakte de kans op loyaliteit van de vorst iets groter, terwijl zijn mensen op deze manier ook aan hem alleen gebonden bleven. Dat betekende echter nog niet dat de groep Franken onder zijn controle betrouwbaar was. Als er opstand of iets dergelijks uitbrak, was Germania Secunda een ideaal doorgangsgebied naar het zuiden, in welke richting de Frankische invloed zich langzaam maar zeker zou uitbreiden. Om de piraterij op het Kanaal te verminderen werd een grote nieuwe vloot opgebouwd en gestationeerd in Gesoriacum (Boulogne). Hier ontstonden echter nieuwe problemen mee toen vlootcommandant Carausius, vermoedelijk een Romeins-Menapische militair, ervan werd beschuldigd de piraten hun gang te hebben laten gaan om vervolgens de buit in te pikken. Carausius reageerde op zijn doodvonnis door naar Brittannia te varen en zichzelf hier tot keizer uit te roepen. Buiten het eiland vond hij minder aanhang, maar hij was genoeg geïsoleerd en verdedigd met Frankische en Saksische huurlingen om het nog jaren vol te houden. Met wat steun uit Gallië wist hij voorlopig bovendien het Kanaal te beheersen.

Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.
Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.

Diocletianus en Maximianus hadden er geen trek in om de tijd van de Soldatenkeizers en het Gallische Keizerrijk weer te zien terugkeren, dus stelden zij de Tetrarchie in, waarin naast iedere Augustus (keizer) een Caesar (troonopvolger en onderkeizer) werd aangesteld, met zijn eigen leger en bestuurlijke gebied. Hierbij kreeg Constantius Chlorus de controle over Gallië toegewezen. Constantius was minder hard en koppig dan Maximianus, dus koos hij voor een subtielere aanpak van Carausius. Eerst nam hij middels een beleg Gesoriacum in, de enige stad op het vasteland die duidelijk aan Carausius’ kant stond. Vervolgens trok hij in 293 naar Batavia, de Rijndelta, om de Frankische hulp aan Carausius af te snijden. Constantius wist de hier woonachtige stammen wat gevoelige klappen uit te delen. Hij herstelde wat oude vestingen en liet een hoop van de verslagen Germanen naar verlaten streken in Gallië verplaatsen. Gennobaudes en de zijnen mochten op de Betuwe neerstrijken. In het verslag van deze oorlog worden de Frisii en Chamaven overigens ook genoemd, alsof zij nu onder de Frankische verzamelnaam vallen. Constantius’ overwinning betekende nog niet het einde van de oorlog, evenmin als de moord op Carausius in 294. Carausius’ opvolger Allectus, die achter de moord zat, zou nog drie jaar lang een lastpak zijn, terwijl er hetzelfde jaar nog Germanen over de bevroren Rijn het rijk binnenvielen. Opnieuw werden zij verslagen en werden meerdere van hen gedeporteerd.

Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.
Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.

Onderwijl werd er nog steeds hard gewerkt aan de hervorming van staat en leger. Zoals gezegd waren de provincies heringedeeld in 292. De verdediging in de diepte werd geperfectioneerd: grenslegers stonden onder bevel van een dux, een benaming die in de Romaanse talen en de Engelse taal doorklinkt in de vertaling van “hertog” (waarbij de Nederlandse term voortkomt uit de benaming voor een Germaanse vorst of bevelhebber). Bij invoering van de titel in de middeleeuwen had een hertog immers een soortgelijke rol van opperbevelhebber. Het leger in het achterland stond onder bevel van een comes, wat weer doorwerkt in de Romaanse benaming voor een graaf. Een dergelijke legereenheid, een comitatus, was veel mobieler en bevatte onder andere zware cavalerie, naar Perzisch voorbeeld.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.

Tegen 296 achtte Constantius leger en vloot sterk genoeg om Brittannia aan te vallen en Allectus te verslaan. Kort hierna moest hij zijn aandacht alweer op Gallië richten, want een groep Chamaven en Friezen probeerde de Rijn over te steken om het Scheldegebied te plunderen. Nadat de onderkeizer deze invallers verslagen had, werden de meeste krijgsgevangenen als slaven verkocht. Bij oude vestingplaatsen als Bonna en Novaesium liet hij nieuwe forten bouwen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dergelijk “herstel” ook in ons land plaatsvond. Het is zelfs mogelijk dat Constantius de Betuwe eerder liet ontruimen dan dat hij er nieuwe forten liet bouwen. In 297 moet hij veel Chamaven, Franken en Friezen uit dat gebied verjaagd hebben. Daarna volgen een lange tijd weinig berichten over deze streken, wat wellicht betekent dat zich een stabiele periode aandeed. Constantius kreeg volwaardig keizerschap in 305, toen Maximianus en Diocletianus aftraden.

Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.
Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.

Constantius stierf echter al snel, in 306 te Eboracum (York). Op 25 juli riepen de troepen aldaar zijn zoon Constantinus (alias Constantijn de Grote) tot keizer uit, ondanks dat deze buiten de regering gehouden was. Costantijn speelde het spel echter tactvol en nam genoegen met de titel van Caesar. Vrij snel moest hij de strijd aanbinden met een nieuwe Frankische inval, die hij wist te stuiten, waarna hij Augusta Treverorum (Trier) als zijn residentie nam. De Frankische koningen Ascarius en Merogaisus werden krijgsgevangen gemaakt in Treverorum voor de wilde beesten geworpen. Een zwaardere dobber had Constantijn aan Maxentius, de zoon van Maximianus, die in Rome door de Praetorianen tot keizer uitgeroepen was. Een bijeenkomst van alle keizers, inclusief Maximianus en Diocletianus, in 308, tegen Maxentius, bood geen oplossing. In 309 trachtte Maximianus Constantijn zelfs van de troon te stoten. De Franken maakten van de verwarring gebruik om opnieuw een aanval te wagen. Constantijn reageerde met een grote tegenaanval en trok de Rijn over. Krijgsgevangenen werden gedwongen om soldaat of horige te worden, of eindigden in de arena. Toen Constantijn in 311 echter naar Italië trok om Maxentius te verslaan dreigde er echter meteen weer een Frankische inval en werd de Gallische kust geplunderd.

Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.
Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.

Toen Constantijn in 313 Maxentius klein gekregen had, was het dus tijd voor represailles tegen de grensvolkeren. Constantijn lokte de Franken in de val door hen de Rijn over te laten trekken, waarna hij hun land binnenviel en grote verwoesting aanrichtte. “Francia” (in dit geval het Frankisch gebied achter de Rijn) werd nu als vazalstaat aangeduid en Constantijn kon zich op zijn gemak op andere zaken richtte. Na 314 kwam hij nog maar weinig in Gallië en naar Germanië ging hij nooit weer. In plaats daarvan liet hij in Gallië zijn zoons optreden als zijn vertegenwoordigers. Zijn oudste zoon Crispus deed dit in 321 toen hij de Franken versloeg – of eigenlijk liet verslaan door een generaal die in zijn opdracht handelde.  Tegelijkertijd werd het gezag op de Betuwe hersteld. Op het Valkhof, de heuvel waar vroeger Oppidum Batavorum had gelegen, werd een nieuwe vesting gebouwd, waar Frankische hulptroepen in gelegerd werden. Daar vlakbij, op de Waalkade, verrees een nieuwe stadskern, al was deze veel kleiner dan die van het oude Noviomagus. Andere castella, zoals Praetorium Agrippina en meerdere kustforten, werden ook hersteld. De garnizoenssteden in het achterland kregen versterkte muren en er werd ook een castellum gebouwd bij de brug van Mosae Traiectum (Maastricht).

Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.
Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.

Een gevolg van de voltooiing van de verdediging in de diepte was dat het achterland ook militariseerde. Zowel grens als achterland in Germania Secunda werden nu gekenmerkt door een sterke militaire aanwezigheid, terwijl er aanzienlijk minder boeren waren. Voor het voedsel waren de garnizoenen dus van import afhankelijk. Een nadeel van het nieuwe systeem was dat er ondanks alles beduidend minder troepen aan de grens zaten: in het slechtste scenario konden de grenstroepen weinig anders doen dan zich in hun fort terugtrekken en wachten op versterking, zodat de invallers vrij spel hadden tot de comitati uit het achterland kwamen opdagen. Van de andere kant was de kans dat een doorbraak aan de grens het hele rijk openstelde voor de invallers nu veel kleiner. Blijkbaar werkte het systeem, want zolang Constantijn nog regeerde was er relatieve rust in ons land. Het vertrouwen in de geldeconomie krabbelde weer een beetje overeind. De Franken kregen een steeds grotere rol in het leger: ene Botinus kreeg een hoge positie van hem toegewezen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Pas na de dood van Constantijn de Grote, in 337, begonnen er weer echt grote moeilijkheden met de Franken te komen. Echt helemaal tembaar en trouw leken zij hierna niet meer te worden, ofschoon er geen sprake was van een Frankische eenheid. De Saliërs woonden op de Betuwe als foederati, terwijl vele anderen die ook onder de Frankische noemer geplaatst werden nog buiten het rijk woonden. Dat de keizer vanaf Constantijns regering regelmatig in Treverorum resideerde, dus vrij dichtbij, kon soms echter nog het nodige gezag afdwingen bij de Germanen. Constantijn II zetelde hier enige tijd, maar raakte in 340 al in conflict met zijn broers en sneuvelde. De Franken maakten van zijn veldtocht naar Italië meteen weer gebruik voor een inval, maar werden door Constans, die nu het hele westen beheerde, teruggedreven. Er werden wat vazalkoningen aangesteld en een aantal Franken werd als foederati in het rijk toegelaten.

Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.
Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.

Dat het militair belang van de Franken sterk was toegenomen, blijkt wel uit de rol van ene Silvanus, een zoon van Botinus. Silvanus had al onder Constantijn II een greep naar de macht geprobeerd te doen en was mogelijk ook betrokken in de opstand van Magnus Magnentius, die in 350 als tegenkeizer opstond tegen Constans. Dat kostte Constans het leven, maar zijn broer Constantius II liet het uiteraard niet bij zitten. Magnentius wierf een hoop Frankische en Saksische huurlingen voor de strijd, die bij Mursa (Osijek, in Kroatië) werd uitgevochten. Silvanus was tegen die tijd alweer overgelopen naar Constantius. Magnentius verloor, maar de burgeroorlog was een ramp voor Gallië, daar hij de oude fout had gemaakt om troepen van de Rijngrens weg te halen. Dat Constantius de Germaanse Alemannen had opgestookt om zijn vijand af te leiden, maakte de zaak nog erger en Constantius deed na zijn overwinning zelf niet veel aan deze plunderingen. Uiteindelijk stelde hij Silvanus aan als bevelhebber over Gallië, zodat die de Alemannen uiteindelijk terugdreef. Het succes steeg hem blijkbaar naar het hoofd: zoals menig generaal de afgelopen 125 jaar had gedaan riep hij zich in Colonia Agrippinensis tot keizer uit. Dat was van korte duur: al na 28 dagen werd Silvanus hier vermoord.

De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?
De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?

De dood van Silvanus bracht echter geen rust. Er was een sterke bevelhebber aan de grens mee weggevallen, zodat Gallië de zwaarste invallen sinds tientallen jaren te wachten stond. Franken, Alemannen en Saksen begonnen massaal aan te vallen. Ook de Salische Franken kwamen in opstand en de steden langs de Rijn werden met gemak bezet. Colonia Agrippinensis werd in 355 ingenomen na een kort beleg. Gallië werd zover binnengedrongen dat meerdere Germanen erover begonnen te denken zich er permanent te vestigen. Constantius had ondertussen geen kinderen, dus moest hij zijn opvolging elders zoeken. Hij vond deze in de vorm van zijn neef Julianus. Op 6 november 355 benoemde hij hem tot Caesar en stuurde hem naar Gallië…

Onzekere tijden: Germania Inferior en de Limes in verval (180 t/m 280 na Chr.)

crisis van de derde eeuwZo rond het jaar 180 was de glorietijd van Germania Inferior duidelijk voorbij aan het gaan. Ondanks haar stadsrechten was Noviomagus economisch niet erg interessant meer, terwijl het ook duidelijk was dat de Rijngrens toch niet zo veilig was als men had gehoopt. Commodus, die in dit jaar keizer werd, liet het regeren vooral over aan enkele dienaren, die soms meer met hun eigen belangen dan met die van het rijk bezig waren. Zijn dood, op oudjaar 192, liet net als bij Nero een rijk zonder opvolger achter. Toen stadsprefect Pertinax, die rond het jaar 160 commandant van de Rijnvloot was geweest, keizer werd gemaakt om al snel door de Praetorianen vermoord te worden, was duidelijk dat er opnieuw een bestuurlijke chaos aan het uitbreken was. Didius Julianus, die zich in 172 verdienstelijk had gemaakt met het bestrijden van de Chauken en van 181 tot 183 gouverneur van Germania Inferior was geweest, kocht de loyaliteit van de garde en daarmee ook de troon. Het resultaat was een nieuwe burgeroorlog, zodat er een Vijfkeizerjaar uitbrak.

Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.
Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.

De winnaar van de strijd om de macht was Septimius Severus. Hoewel hij nog hetzelfde jaar Didius Julianus klein kreeg, kostte het hem nog ongeveer vijf jaar om twee andere tegenkeizers uit te schakelen, wat grote verwoestingen in Gallië tot gevolg had. Onder Severus werd de toon van het keizerschap veel militaristischer: de keizers hielden zich nu meer dan ooit zelf met de oorlogen bezig, terwijl Severus zijn zoons op zijn sterfbed adviseerde om zich alleen om het leger te bekommeren. Wat niet wilde zeggen dat Severus een onbekwaam keizer was. Net als Hadrianus hield hij inspectiereizen, waarbij hij ook Germania Inferior aandeed en het proces van de “verstening” van de castella voortzette en voltooide. Geen overbodige luxe, want de invallen van de Chauken, enkele decennia eerder, hadden enorme gevolgen gehad. In het meer zuidelijke Gallia Belgica waren tot dan nauwelijks troepen gelegerd, zodat dit gebied praktisch open lag voor de plunderaars. Meerdere steden waren verwoest of verlaten door hun vluchtende bevolking. Ook had men daarvoor al grote stadswijken moeten platbranden vanwege de Antonijnse Pest.

Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.
Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.

Didius Julianus was als gouverneur in elk geval verstandig genoeg geweest om te snappen dat er iets had moeten veranderen. Hij had meer forten langs de westkust laten bouwen. Meerdere hiervan waren tot in de 17e eeuw waarschijnlijk nog te zien op Walcheren, Goeree en Voorne. Bij Aardenburg, in Zeeuws-Vlaanderen, moet het zuidelijkste kustfort van Nederland hebben gestaan. Septimius Severus voltooide op zijn beurt de vernieuwing van de defensie dus. Ook hervormde hij de organisatie van de hulptroepen, die werden opgedeeld in numeri (infanterie) en cunei (cavalerie). In ons land werd zo bijvoorbeeld een Cuneus Frisiorum opgericht, waarin Frisii en Tubanten dienst deden. Deze werd gelegerd in Brittannia. In Matilo (Leiden) zat de Numerus exploratorum Batavorum. Verder aarzelde Severus niet om met preventieve aanvallen de volkeren aan de grens af te schrikken.

Caracalla's besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.
Caracalla’s besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.

Ondanks alle maatregelen kostte het veel moeite om de controle te herstellen. Er was definitief iets veranderd na de Antonijnse Pest en de daaropvolgende invallen. Vijandige invallen zouden hierna steeds frequenter worden. Ook Severus’ zoon Caracalla kreeg te maken met Germaanse invallen. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij in 212 middels de constitutio Antoniniana invoerde, de wet die bepaalde dat alle vrije mannen in het rijk (dus geen slaven, halfvrijen, buitenlandse bondgenoten, lijfeigenen of vrouwen) tot staatsburger gemaakt werden. Staatsburgers betaalden vijf procent inkomstenbelasting, dus deze nieuwe wet bracht meer geld voor het dure leger in het laatje, terwijl hij ook de loyaliteit van de mensen aan de staat zou kunnen vergroten. Op lange termijn was de wet echter een misrekening: legionairs verdienden meer dan hulptroepen en alleen staatsburgers konden legionair worden. Wie staatsburger was moest dus wel gek zijn om bij de hulptroepen in plaats van de legioenen te gaan. Kans op staatsburgerschap was voor de vrije mannen in het rijk geen motivatie meer om bij de hulptroepen te gaan.

Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt.
Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt. En dat was slecht voor de Limes!

Na Caracalla’s dood in 217 volgde weer een labiele periode en een strijd om de macht, die gewonnen werd door de uiterst labiele Elagabalus, die het als keizer maar enkele jaren volhield. Zijn neef en opvolger, Severus Alexander, was stabieler en verstandiger, maar kreeg het opnieuw met invallers aan de stok. In 231 moet er een inval aan de Neder-Rijn hebben plaatsgevonden, die met moeite werd teruggeslagen door Legio I Minervia. In 235 reisde Alexander af naar Germania, maar werd hier door zijn ontevreden soldaten vermoord. Severus Alexander was niet populair geweest bij zijn soldaten, wat hem in deze militaristische tijden zuur opbrak. De legioenen in de regio schoven hun bevelhebber, Maximinus Thrax, naar voren als keizer: de eerste maal dat het keizerschap werd opgeëist door iemand van gewone komaf, een mogelijkheid geschapen door de wet van Caracalla, die meer staatsburger creëerde en het belang van een militaire carrière deed toenemen. Het resultaat was een halve eeuw aan politieke en militaire chaos: de soldaten schoven hun eigen keizers naar voren, maar aarzelden ook niet om hen uit ontevredenheid te vermoorden.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Tijdens deze Crisis van de Derde Eeuw ontbrak vrijwel elk centraal gezag in Germania Inferior. Invallen waren nauwelijks te stuiten en de economie stortte volledig in. De burgeroorlogen leidden namelijk tot een hoop verwoesting en een hogere belastingdruk. Bovendien hadden veel keizers al lange tijd de soldij betaalbaarder gemaakt door het gehalte van edelmetaal in de munten te verminderen, zodat het goedkoper werd om meer munten te slaan. Wanneer kooplui en bankiers dat doorkregen stegen de prijzen dus, zodat een carrière in het leger minder aantrekkelijk werd. Dus moest de soldij weer omhoog en dat kon alleen door het geld nog verder te devalueren. In de loop van de 3e eeuw steeg de graanprijs zelfs tot het honderdvoudige. Bijgevolg kwam de ruilhandel weer op terwijl oude munten opzij werden gezet of omgesmolten: geld gebruiken was voor de gewone man simpelweg niet meer rendabel!

Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.
Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.

Doordat de handel en geldeconomie instortten verloren de steden, die wat voedsel betreft niet zelfvoorzienend waren, sterk aan belang. Grote plattelandshoeves werden nu meer de economische centra van de streek. Versterkte hoeves, want van veiligheid was geen sprake meer in Germania Inferior. Niet alleen vanwege de invallen, want ook failliete boeren en andere lieden gingen in hun wanhoop op rooftocht. Ook ecologisch kampte men hier met ernstige problemen. De gemiddelde jaartemperatuur daalde rond deze tijd met een graad of 2, wat de opbrengst van de landbouw deed dalen (zodat de prijzen dus nog meer stegen). Door ongeremde cultivatie van veengrond in Zeeland en Noord-Nederland, was de grond hier letterlijk ingezakt, wat grote overstromingen tot gevolg had. Was Zeeland rond het begin van de Romeinse tijd nog vooral moerassige grond geweest, nu veranderde het langzaam maar zeker in een archipel van erg kleine eilanden (veel kleiner dan tegenwoordig). Veel gebouwen, ook de Nehalennia-tempel van Ganuenta (bij Colijnsplaat) werden weggespoeld. Ook de landbouwgrond van de Frisii begon steeds vaker door zoutwater overspoeld te raken. Dat kwam omdat de stroom tussen het Flevomeer en de Waddenzee verwijdde, wat resulteerde in een flinke vergroting van het meer. Op de bedorven landbouwgrond was niet meer te leven, zodat veel mensen wegtrokken.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.

Andere Germanen achter de Rijn verbonden zich in coalities, zodat zij minder onderling vochten en dus gevaarlijker werden voor de Romeinen. In 241 was er voor het eerst een aanval gekomen door een nieuwe coalitie van achter de Rijn: de Franken! Meerdere volkeren aan de IJssel en de Lahn vormden de basis van deze (overigens vrij losse) confederatie: de Saliërs, de Angrivariërs, de Chamaven, de Tubanten… Steeds meer stammen sloten zich aan. Ook oude vijanden van de Romeinen, zoals de Usipeten, de Tencteren en de Bructeren. De Chauken daarentegen gingen eind 3e eeuw mogelijk op in een ander stamverband, namelijk dat van de Saksen, die de rol van de Chauken als schrik van de Noordzee overnamen. Terwijl de Franken de Rijn regelmatig overstaken, zeker na bericht over leegstaande forten, teisterden de Saksen dus de Kanaalkusten. Keizer Gallienus was dan ook in 254 bij de Rijngrens geweest om oorlog tegen de Germanen te voeren. Om zijn macht te stabiliseren richtte hij een keurkorps op van enkele mobiele afdelingen, die hem overal zouden volgen en dus niet onder de invloed van een onbetrouwbare generaal zouden vallen.

Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.
Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.

Door manschappen weg te trekken voor burgeroorlogen hadden Gallienus en zijn voorgangers de grens flink verzwakt, dus nu was het maar goed dat hij een eigen leger meebracht. Meerdere keren gaf hij de Franken er behoorlijk van langs, hoewel ze ook telkens weer terugkwamen. Maar in 258 moest Gallienus zijn werkterrein noodgedwongen naar de Balkan verleggen om daar een tegenkeizer te verslaan, waarmee hij tal van soldaten met zich meenam. Om deze reden moet ook de zuidelijke helft van Nederland grotendeels ontvolkt zijn. Keizer Gallienus had rond die tijd de Limesforten leeg getrokken om deze soldaten in te zetten op de Balkan. Veel mensen trokken met hen mee omdat zij hun broodwinning of zelfs hun familie zagen vertrekken. Voor anderen was de veiligheid een goede reden om te gaan, want de Rijngrens was hiermee in de praktijk gewoon opgegeven. Wel erg belangrijk bleef de handelsweg tussen Colonia Agrippinensis (Keulen) en Gesoriacum (Boulogne-sur-Mer). De belangrijkste plaatsen op deze route in ons land waren Coriovallum (Heerlen) en Mosae Traiectum (Maastricht). De vestingen langs deze handelsweg zijn grotendeels in de 3e en 4e eeuw gebouwd. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse invloed echter veel minder merkbaar. Forum Hadriani en Noviomagus werden uiteindelijk ook verlaten.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.

Wel had Gallienus zijn minderjarige zoon Saloninus achtergelaten in Colonia Agrippinensis. De jonge onderkeizer viel onder toezicht van onder andere een generaal genaamd Marcus Cassianus Latinius Postumus. Postumus wist de Franken op de knie te krijgen, waarschijnlijk ter hoogte van het huidige Empel, waar een tempelcomplex stond voor de Bataafs-Romeinse meng-god Hercules Magusanus. Toen Saloninus echter de buit van de oorlog opeiste ontstond er onenigheid en belegerde Postumus de stad, die hij in 260 innam. Saloninus werd gedood en Postumus werd tot keizer uitgeroepen. Postumus, die ook van lage afkomst was en via een militaire carrière was opgeklommen, bleek nu een vrij bekwaam bestuurder te zijn. Hij heerste als keizer vooral over Gallië, waar hij zijn eigen regering en Senaat oprichtte zonder zich om de verdere verovering van het Romeinse rijk te bekommeren, wat de reden is dat zijn rijk vaak het Gallische Keizerrijk genoemd wordt, ondanks dat zijn rijk verder geen uitgesproken Gallisch karakter had. In elk geval sloten Brittannia en Hispania zich bij hem aan.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus' munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus’ munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.

Postumus reorganiseerde de verdediging van de Rijngrens, waaraan hij bijna altijd verbleef. Uit Frankische krijgsgevangenen en huurlingen stelde hij nieuwe hulptroepen samen, die wisten hoe zij de Franken moesten bestrijden. Stadsmuren van de steden werden versterkt en er werden nu meer forten in het achterland aangelegd, zoals langs de Maas, zodat de bevolking een toevluchtsoord had in tijd van nood. De in het achterland aanwezige garnizoenen konden een eventuele aanval die door de grens heen wist te komen dan alsnog opvangen. Dit systeem van “verdediging in de diepte” was op dat moment wellicht de beste oplossing. Op lange termijn zou het minder succesvol worden, aangezien er na enkele decennia laksheid begon op te treden bij de troepen in de garnizoenssteden. Maar op dit moment was het een vakkundig uitgedacht systeem. Postumus was een sterk leider, die in tegenstelling tot Gallienus niet de grens onbewaakt achterliet om elders te gaan vechten, ofschoon Gallienus meerdere pogingen deed om deze separatist te verslaan. Ook een tegenkeizer in de vorm van ene Laelianus te Mogontiacum (Mainz) kreeg Postumus niet klein: het waren juist zijn eigen troepen die Postumus in 269 doodden nadat hij, toen Laelianus verslagen was, hen niet toestond om Mogontiacum te plunderen. Laelianus was zijn opstand echter wel begonnen nadat Postumus plotseling de muntwaarde opnieuw verlaagd had, voor de eerste keer in zijn regering.

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.

De dood van Postumus maakte dat er geen sterke man meer was om zich op de Rijngrens te concentreren. Zijn opvolgers regeerden maar kort. De laatste van hen, Tetricus, werd in 273 verslagen door Aurelianus, die keizer was geworden na de dood van Gallienus en zijn opvolger Claudius Gothicus. Tetricus en Aurelianus kwamen daarna in het geheim overeen dat Tetricus zich vrijwillig zou overgeven. De verovering liet echter een aardig uitgedund leger achter, wat de defensie geen goed gedaan zal hebben. De Germanen roken hun kans opnieuw en vielen opnieuw de Rijnforten aan. Postumus’ garnizoenen in het achterland konden blijkbaar maar weinig uitrichten en de vijand drong diep tot in Gallië door, waarbij zelfs Parijs in vlammen opging. Ook Mosae Traiectum moest het ontgelden. Het castellum bij Aardenburg werd rond deze tijd waarschijnlijk voorgoed verlaten, net als het achterland van Colonia Agrippinensis. Aurelianus leek zich hier weinig om te bekommeren. Toen de boeren op de Gallische westkust zich echter verenigden ter verdediging van hun land, werd dit afgedaan als rebellie.

Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.
Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.

Keizer Probus, die vanaf 276 regeerde, deed iets beter zijn best om niet alleen in naam een hersteller te zijn. Hij versterkte de grenssteden en bouwde een nieuwe Rijnvloot op. Tussen de garnizoenssteden in bouwde hij nieuwe forten. Ook kreeg hij voor elkaar dat een aantal Germaanse koningen gijzelaars leverden en Rome als hun suzerein erkenden. Een deel van de Franken kreeg in 277 toestemming om aan de Neder-Rijn te komen wonen als foederati, semi-autonome bondgenoten binnen het rijk. De verdediging van de Neder-Rijn werd dan ook voorlopig aan hen overgelaten. Vanaf dat moment waren de Rijndelta en de Betuwe de primaire uitvalsbasis van de Franken, waar zij tot 286 dankbaar gebruik van maakten. Toen ene Proculus een gooi naar het keizerschap deed en de hulp van de Franken inriep, leverden zij de tegenkeizer nog wel uit aan Probus. Maar echt betrouwbare bondgenoten waren zij daarmee nog niet.

Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.
Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.

Hoe gewelddadig de overname van het rivierengebied door de Franken precies verlopen is, is niet bekend. Vaststaat dat ons land voor 277 erg dunbevolkt moet zijn geweest. Het is mogelijk dat achterblijvende Bataven en Cananefaten uiteindelijk zijn opgenomen in de Frankische coalitie, zoals ook met de Chamaven gebeurd lijkt te zijn: deze stam, die vermoedelijk in Twente en de Achterhoek woonde, werd bijvoorbeeld in 298 aangeduid als Frankisch. Het is echter ook mogelijk dat de resterende Bataven en Cananefaten zijn verdreven, tot slaaf gemaakt of gedood. Een exact bewijs voor één van deze theorieën is er niet, zodat het tot op de dag van vandaag een raadsel blijft. In elk geval zijn de Bataven waarschijnlijk niet de voornaamste voorouders van de moderne Nederlanders. De beperkte Romeinse macht ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne heeft vermoedelijk een sterke invloed op moderne Belgische taalgrens: de grens tussen de Franse (Romaanse) taal en de Nederlandse (Germaanse) taal. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse macht weliswaar niet volledig verdwenen, maar wel sterk verzwakt. Het gebied tot aan de Rijn werd nog steeds opgeëist als deel van het rijk, maar was nu veel meer een soort periferie. Het wegennetwerk en de Romeinse staat waren hier nog amper van invloed en de loyaliteit aan Rome was grotendeels verdwenen. De eigen, lokale omgeving was nu veel belangrijker. Alleen de naam Batavia, zoals het rivierengebied nu vaak genoemd werd, herinnerde nog aan de hier ooit woonachtige Bataven. Het verlaten terpenland in het noorden stond bekend als Frisia. Het zou nog lang duren voor hier nieuwe bewoners neerstreken.

De Valentiniaanse keizers: een rumoerige opkomst en een roemloze ondergang

valentinianus iNa de dood van Julianus Apostata bleef het Romeinse rijk met een lege troon achter. Er was van tevoren geen opvolger aangewezen en er was ook geen naaste verwant die voor de hand lag. Uiteindelijk verkoos men daarop een notabel Romein uit als nieuwe keizer, in de vorm van Jovianus. Jovianus regeerde echter nog geen heel jaar, waarna de Valentiniaanse dynastie zich aandeed.

Keizer Jovianus kwam even verrassend aan de macht als hij ten onder ging.
Keizer Jovianus kwam even verrassend aan de macht als hij ten onder ging.

Ook Flavius Jovianus, die in 331 geboren was in Singidunum (Belgrado), had een christelijke opvoeding gehad. Zijn vader was comes domesticorum, hoofd van het korps der protectores domici, een soort keizerlijke lijfwacht, waaruit de officieren voor de elite-eenheden werden gerekruteerd. Jovianus diende ook in dit korps en werd in 363 commandant van de protectores domici, onder Julianus. Al twee jaar daarvoor had hij de leiding gehad over de lijkstoet van Constantius II. Een opvallende benoeming, want Julianus gaf de voorkeur aan niet-christelijke officieren. In die hoedanigheid nam Jovianus dan ook deel aan Julianus’ noodlottige veldtocht tegen de Sassanidische Perzen. Nog op 26 juni, de dag van de dood van Julianus, kwamen enkele hoge officieren bijeen om te vergaderen wie de meest geschikte opvolger zou zijn. Jovianus maakte geen deel uit van deze bijeenkomst, evenmin als Salutius, de praetoriaanse prefect (in deze tijd een soort eerste minister) van het oosten, die als eerste het keizerschap kreeg aangeboden. Vanwege zijn hoge leeftijd bedankte Salutius voor het aanbod, waarna men zich tot Jovianus wendde. Dit vanwege de goede reputatie van zowel hemzelf als zijn vader. De 4e-eeuwse historicus Ammianus Marcellinus, die deelnam aan de veldtocht, benadrukt echter dat de keuze van het leger nogal een verrassing was. Volgens hem is het mogelijk dat Jovianus werd verward met een naamgenoot of dat de soldaten zijn naam verwarden met Julianus zelf.

De veldtocht in Perzië was bij aanvang van Jovianus' regering jammerlijk mislukt, zodat er fors ingeleverd moest worden.
De veldtocht in Perzië was bij aanvang van Jovianus’ regering jammerlijk mislukt, zodat er fors ingeleverd moest worden.

Bij zijn aantreden als keizer bevond Jovianus zich meteen in een benarde positie, daar hij zich met het leger nog altijd ver binnen het Perzisch grondgebied bevond. Koning Shapur II aarzelde niet om de aanvallen op het Romeinse leger op te voeren, waarop Jovianus zich genoodzaakt zag tot onderhandelingen. In ruil voor vijf door Diocletianus veroverde provincies aan de oever van de Tigris, een groot stuk van Armenië en drie vestingsteden mocht Jovianus ongehinderd vertrekken. Eenmaal terug in het rijk trok Jovianus naar Antiochië en begon zich nu met interne politiek bezig te houden. Bepalingen van Julianus die de christenen beperkten werden teruggedraaid, al werd de godsdienstvrijheid voor de heidenen ook gewaarborgd. Na deze bepalingen trok de nieuwe keizer door naar Constantinopel. Op 17 februari 364 werd hij ’s ochtends dood in bed aangetroffen in het dorp Dadastana (bij Ankara). Aangezien er geen bewijs was van een moord vermoedt men tegenwoordig dat het om een koolmonoxidevergiftiging of andere luchtproblemen gaat. Opnieuw zat men dus met de handen in het haar. De keizer was plotseling overleden, in dit geval na nog geen 8 hele maanden geregeerd te hebben, terwijl er geen opvolger benoemd was. En opnieuw viel het oog op een vooraanstaande officier, genaamd Valentinianus.

Buste van Valens, die in 373 door zijn oudere broer tot medekeizer werd benoemd.
Buste van Valens, die in 364 door zijn oudere broer tot medekeizer werd benoemd.

Flavus Valentinianus was in 321 geboren in Cibalis (nu Vinkovci in Kroatië) als zoon van een respectabel generaal. In de tijd dat Julianus als Caesar in Gallië opereerde was hij cavalerieaanvoerder geweest, maar nadat Julianus en Constantius rivalen waren geworden had de laatstgenoemde Valentinianus ontslagen. Jovianus had hem echter weer teruggehaald in het leger. Op 26 februari was men eruit en werd Valentinianus officieel benoemd. Zijn moedig voorkomen had veel indruk gemaakt op de troepen, maar hij was zo wijs te snappen dat het rijk vrij onrustig was en dus moeilijk onder controle te houden in zijn eentje. Het Romeinse rijk werd opnieuw verdeeld in twee helften met een eigen keizer: Valentinianus benoemde op 28 maart zijn 7 jaar jongere broer Flavius Iulius Valens tot medekeizer, waarbij Valentinianus echter wel de belangrijkste zou blijven. Valens had lang niet zo’n glansrijke carrière als Valentinianus gehad, al had hij wel samen met Valentinianus deelgenomen aan de veldtocht in Perzië. Via Adrianopel trokken de keizerlijke broers naar Sirmium, waar zij hun personeel verdeelden. Valens kreeg het oosten en Valentinianus het westen: de eerste bereikte in december 364 Constantinopel, terwijl de ander vanuit Milaan regeerde. Hierna was het vooral belangrijk dat Valens erin slaagde de oostgrens opnieuw veilig te stellen. Maar toen hij in de herfst van 365 aankwam in het Cappadocische Caesarea (Kayseri, in Turkije), kwam er bericht dat in Constantinopel ene Procopius zich tot keizer had uitgeroepen.

Procopius, de neef van wijlen Julianus, maakte het Valens behoorlijk lastig als tegenkeizer.
Procopius, de neef van wijlen Julianus, maakte het Valens behoorlijk lastig als tegenkeizer.

Procopius was een neef van Julianus, van moederskant, en vond dan ook dat hij volkomen recht had op het keizerschap. Hij had echter niet de kans gehad dit op te eisen, door de snelle benoeming van Jovianus. Tijdens de oorlog met Perzië had Procopius een noordelijke afdeling geleid, die er niet in geslaagd was Julianus tijdig te hulp te schieten. Daardoor had hij zich niet bij de officieren kunnen voegen om het keizerschap op te eisen. Hoewel hij een potentiële pretendent was had Jovianus zich mild naar hem opgesteld, maar onder Valens was men Procopius gaan wantrouwen en was hij enige tijd ondergedoken. Nu was hij ineens opgedoken in de hoofdstad en had doortrekkende troepen overgehaald om hem tot keizer uit te roepen. Hij sloot de stad af van de buitenwereld en verspreidde het verhaal dat Valentinianus dood zou zijn. Door zijn band met de Constantijnse dynastie te benadrukken werd hij populair bij het leger. Het nieuws van dit alles kwam dan ook hard aan bij Valens, die zelfs troonsafstand en zelfmoord schijnt te hebben overwogen. Er waren al veel troepen naar de oostgrens gegaan, dus de usurpator bevechten was erg lastig. Twee legioenen werden gestuurd, maar die liepen gewoon over. Valentinianus stak ondertussen geen vinger uit om zijn broer te helpen: op 1 november kreeg hij zowel bericht van Procopius’ opstand als van een inval van de Alemannen. Pas in het voorjaar kon Valens met een grote hoeveelheid troepen westwaarts trekken en de legers van Procopius verslaan of omkopen. Op 27 mei 366 werd de tegenkeizer geëxecuteerd, waarna zijn hoofd naar Valentinianus in Trier gestuurd werd.

Gratianus werd als kind meegenomen op veldtochten door zijn vader en tot keizer benoemd. Maar een goed militair werd hij nooit, tot onvrede van het leger.
Gratianus werd als kind meegenomen op veldtochten door zijn vader en tot keizer benoemd. Maar een goed militair werd hij nooit, tot onvrede van het leger.

De reden dat Valentinianus zich daar bevond en zijn broer niet te hulp kwam, was ten dele te wijten aan zijn strijd met de Germanen. Vooral de Bourgonden, Saksen en Alemannen vormden zijn doelwit. Dit was iets dat Valentinianus zijn hele regering zou doen. In 365 vielen de Alemannen namelijk voor de zoveelste maal Gallië binnen, welk nieuws Valentinianus bereikte toen op 1 november, toen hij onderweg was naar Parijs. Hij stuurde twee generaals vooruit, waaronder Charietto, de Frank die al aan de zijde van Julianus had meegevochten. Beide generaals sneuvelden echter roemloos. Pas in 366 wist een generaal genaamd Jovinus de Alemannen Gallië uit te krijgen. Begin 367 was Valentinianus derhalve druk bezig met een strafexpeditie in Germania. Toen kwam er slecht nieuws: Schotse stammen zoals de Picten, Scoten en Atacotti hadden de handen ineen geslagen en de belangrijkste bevelhebbers op Brittannia verslagen en gedood, terwijl de Franken en Saksen de noordkust van Gallië bedreigden zodat het Kanaal niet kon worden overgestoken om hulp te zenden. Het leek erop dat de Romeinen Brittannia zouden verliezen! Bezig met de crisis werd Valentinianus echter hevig ziek en was op sterven na dood. Er brak al een opvolgingsstrijd uit tussen Severus, het hoofd van de infanterie, en Rusticus Julianus, de magister memoriae. Zodra Valentinianus hersteld was benoemde hij zijn zoontje Gratianus (geboren in 359) tot medekeizer, waarschijnlijk om zich van zijn opvolging te verzekeren. Toch was dit een stap waar veel generaals veel aarzeling bij voelden. Het leger morde, want naarmate de jaren verstreken zou Gratianus maar een matig militair blijken, ondanks de vele inspanningen van zijn vader.

De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.
De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.

Uiteindelijk bedong men de crisis in Brittannia door ene Flavius Theodosius te sturen als de nieuwe Comes Brittanniarum. Onderwijl concentreerde Valentinianus zich op de Alemannen. De oorlog in Germania kostte veel moeite, maar leverde zeker wat op. Op de westoever van de Rijn werden nieuwe forten gebouwd, evenals een fort aan de oostkant ter hoogte van het tegenwoordige Heidelberg. De Alemannen stuurden afgezanten om te protesteren tegen de bouw van dat fort en vernietigden het toen de onderhandelingen niets opleverden. In 370 werd ook een overwinning behaald op de Saksen. Dit Germaanse verbond was ontstaan in het noorden van Duitsland en werd voor het eerst vermeld in 356, in een tekst van Julianus, die hen een bondgenoot noemt van de vroegere tegenkeizer Magnentius. De Saksen drongen zich ook op in ons land en waren vooral beruchte zeerovers, waarvoor men een sterke verdedigingslinie aan weerszijden van het Kanaal had opgebouwd. Toen de Saksen in 370 nieuwe aanvallen op het noorden van Gallië begonnen grepen enkele generaals van Valentinianus in en versloegen de plunderaars, die in ruil voor een vrije aftocht een aantal troepen afstonden. Valentinianus concentreerde zich tegelijkertijd op de Bourgonden of Bourgondiërs, een Oost-Germaanse stam waar al vaker problemen mee waren geweest, maar die bittere tegenstanders van de Alemannen waren. Valentinianus trachtte hen over te halen om op te trekken tegen Macrianus en zijn Alemannen. Hij stelde zich echter te hooghartig op door te weigeren de Bourgondische afgezanten persoonlijk te ontmoeten. Het gerucht van het bondgenootschap bleek echter al genoeg om de Alemannen in paniek te doen raken, waarop Flavius Theodosius, inmiddels opperbevelhebber van de cavalerie, hen aanviel en versloeg. Een groot aantal werd gevangengenomen en werd gedwongen in de Po-vallei te gaan wonen. Nog vier jaar bevocht Valentinianus Macrianus, zonder hem echter te pakken te krijgen. De ironie wilde dat hij een hoop andere Alemannen, van niet-vijandige gezindte, rekruteerde in zijn eigen leger.

Het Aquaduct van Valens in Istanboel (destijds de Oost-Romeinse hoofdstad Constantinopel).
Het Aquaduct van Valens in Istanboel (destijds de Oost-Romeinse hoofdstad Constantinopel).

In dezelfde periode richtte Valens zich ook op een oude vijand, namelijk de Goten. In 367 stak hij de Donau over nadat hij had gehoord dat Athanarik, de koning van de Tervingi, een Gotische stam, bezig was met het organiseren van een opstand. Omdat de Goten op de vlucht sloegen naar de Karpaten kwam het niet tot een gevecht, zodat Valens zich eerst ging richten op de aanleg van vestingwerken. De Tervingi werden, samen met wat andere stammen, verslagen in 369. In het vredesverdrag werden de Goten zoveel mogelijk geïsoleerd, middels het beperken van hun handel met het Romeinse rijk en het stoppen van de rekrutering van Gotische troepen in het Romeinse leger. Dat laatste bleek achteraf een misrekening omdat de Romeinse troepen hiermee veel mankracht verloren. Een betere vrede had Valens echter niet af kunnen dwingen omdat de toestand aan de oostgrens verslechterde. Shapur II deed alles wat hij kon om de Romeinse positie in de regio te verzwakken ten gunste van zijn eigen macht, waarbij de Armeense koning afgezet werd en zijn zoon Papas naar de Romeinen vluchtte. Het resultaat was een nieuwe oorlog vanaf 370, toen Valens besloot Papas op de Armeense troon te zetten. Papas ontpopte zich als koning helaas tot een ongeleid projectiel en eiste zelfs controle over enkele Romeinse steden op, zodat Valens zich uiteindelijk van dit opgewonden standje moest ontdoen. Nieuwe opstanden in het Midden-Oosten maakten de strijd er ondertussen niet eenvoudiger op.

De onrustige Balkanprovincies in de 4e eeuw. Het bedwingen van de plaatselijke invallen deed de ster van Theodosius rijzen.
De onrustige Balkanprovincies in de 4e eeuw. Het bedwingen van de plaatselijke invallen deed de ster van Theodosius rijzen.

Theodosius was in elk geval een schot in de roos. Hij bedwong in 372 een opstand in Afrika, waar onrusten waren uitgebroken door corruptie van de gouverneur Romanus, waarbij Firmus, een Romeinse officier en zoon van een Berberse vorst, zich tot keizer had uitgeroepen. Theodosius versloeg Firmus, maar aarzelde ook niet om Romanus en zijn handlangers te arresteren. Ernstiger was een crisis aan de Donaugrens, vanaf 373. Ook hier werden namelijk forten aan de niet-Romeinse zijde van de rivier beschouwd, op wat de daar wonende Quaden als hun grondgebied beschouwden. Onderhandelingen leverden weer weinig op en de woede kwam tot een uitbarsting op een vredesbanket waar gouverneur Marcellianus de Quadische koning Gabinius doodde. De Quaden en hun Sarmatische bondgenoten richtten ernstige verwoestingen aan op het platteland in Pannonia, terwijl twee legioenen verslagen werden de Sarmaten ook Moesia binnenvielen. Hier werden zij pas gestuit door de plaatselijke dux, de gelijknamige zoon van Theodosius. Pas laat in 374 hoorde Valentinianus wat er allemaal aan de hand was op de Balkan, maar sloeg terug met een harde strafexpeditie in het land van de Quaden. Op 17 november 375 ontving Valentinianus Quadische afgezanten, met wie hij een vrede wist te regelen in ruil voor de levering van nieuwe rekruten. Vlak voor hun vertrek werd de gezanten toegestaan om de keizer te ontmoeten. Zij verzekerden hem echter dat de Romeinen de oorlog aan henzelf te danken hadden en dat de Quadische individuen zich niet per se gebonden zouden voelen aan de verdragen die hun leiders sloten. Valentinianus ontstak in woede, maar werd prompt onwel en stierf, volgens de overlevering doordat de driftaanval een ader in zijn hoofd deed barsten.

De noodlottige veldslag bij Adrianopel, waar de opstandige Fritigern Valens' leger in de pan hakte.
De noodlottige veldslag bij Adrianopel, waar de opstandige Fritigern Valens’ leger in de pan hakte.

Het overlijden van Valentinianus betekende dat Gratianus nu een grotere rol zou spelen in de politiek, tot grote ontevredenheid van het leger, waar de militair onbekwame Gratianus niet populair was. Na vijf dagen riep het leger een ander zoontje uit tot keizer, de vierjarige Valentinianus II. Gratianus moest schoorvoetend akkoord gaan om de vrede te bewaren. In feite stond de piepjonge Valentinianus onder controle van zijn moeder Iustina, de stiefmoeder van Gratianus. Valens moet dit alles met lede ogen aangezien hebben. Ondertussen zat hij met ernstige tekorten nadat diverse troepen in 374 naar het westen verplaatst waren. Toen kwam er onverwacht nieuws. Een nieuwe groep nomaden was vanuit het oosten Europa binnengetrokken en had de Goten op de vlucht weten te jagen: dit waren de Hunnen. In 376 stonden er dan ook pakweg een miljoen Goten, waaronder de Tervingi, aan de Donau met het verzoek in het rijk te mogen komen wonen. Dat zich hier 200.000 krijgers bij bevonden, die zowel kwantitatief als kwalitatief een aanvulling waren, was een buitenkansje. Toch moest er voorzichtig worden opgetreden. Valens liet alleen de volgelingen Fritigern, een oude bondgenoot in de strijd met Athanarik, toe in het rijk. Er waren echter te weinig troepen om de toestroom tegen te houden, daar een hoop andere Goten alsnog het rijk binnen wilden en er ook tal van andere volkeren stonden te popelen om dit voor elkaar te krijgen. Tot overmaat van ramp kwamen de toegelaten Goten van Fritigern ook nog in opstand. Valens’ adviseurs drukten hem op het hart voorzichtig te zijn en te wachten op de versterkingen van Gratianus, maar Valens sloeg dat in de wind. Het resultaat was de beruchte Slag bij Adrianopel in 378, waar Fritigern het met zijn Goten, Alanen en Hunnen opnam tegen Valens. De keizer raakte in de knoei en werd gewond ondergebracht in een houten hut, die de Goten, zonder te weten dat de keizer daar lag, in brand staken. Twee derde van het Oost-Romeinse leger werd vernietigd!

Bisschop Ambrosius van Milaan (Sint-Ambrosius) had een zeer sterke invloed op Gratianus en Valentinianus II.
Bisschop Ambrosius van Milaan (Sint-Ambrosius) had een zeer sterke invloed op Gratianus en Valentinianus II.

Gratianus durfde het niet aan om zelf in te grijpen daar hij geen militair was, dus stuurde hij Theodosius junior naar het oosten. Theodosius was zo succesvol dat Gratianus hem op 18 januari 379 tot keizer benoemde en het oosten aan hem overliet, waarna zij gezamenlijk de Balkan pacificeerden. Daarna keerde Gratianus terug naar het westen en ging zich hier vooral bezighouden met jacht en andere pleziertjes. Hij was nooit een bekwaam militair geweest, maar nu begon ook de meer burgerlijke kant van zijn bestuur te verzwakken, waardoor hij in feite een marionet werd van de Frankisch-Romeinse generaal Merobaudes en bisschop Ambrosius van Milaan. Bij het leger was hij nooit populair geweest, maar nu maakte hij een aantal fouten die het nog veel erger maakten: hij nam Alanen in dienst en verscheen in het openbaar in een Scythische uitrusting. Een legeropstand bleef dan ook niet uit en in 383 riepen de troepen in Brittannia hun comes, die sindsdien bekend staat als Magnus Maximus, uit tot keizer. Maximus viel Gallië binnen en trok naar Gallië om Gratianus te confronteren. Gratianus’ troepen lieten hem in de steek en hij vluchtte naar Lyon, waar hij echter werd verraden en uitgeleverd aan de opstandige troepen. Op 25 augustus 383 werd Gratianus gedood. Valentinianus II, nog een kind, was de laatste telg van de dynastie geworden. Zo snel men kon werden de Alpenpassen versterkt, terwijl bisschop Ambrosius naar Gallië ging om te onderhandelen. Het resultaat was dat Maximus, die zich in Trier gevestigd had, als keizer erkend werd. Hij werd zelfs een populaire keizer, al trad hij hard op tegen al wie hij als ketter beschouwde.

Keizer Valentinianus II werd op 4-jarige leeftijd al keizer. Oud werd hij vooralsnog niet, net zo min als zijn dynastie.
Keizer Valentinianus II werd op 4-jarige leeftijd al keizer. Oud werd hij vooralsnog niet, net zo min als zijn dynastie.

Het was echter een kwestie van tijd voor de bom zou barsten. Maximus had gehoopt dat Theodosius, wiens vader een band met Maximus had gehad, hem zou steunen. In plaats daarvan had Theodosius zijn zoontje Arcadius tot medekeizer benoemd. Maximus had op zijn beurt zijn zoontje Flavius Victor tot keizer benoemd in 384. Theodosius begon een leger op te bouwen voor een burgeroorlog, maar Maximus trachtte hem voor te zijn door in 387 Italië binnen te vallen. Valentinianus werd verjaagd, maar zocht hulp bij Theodosius. Bij de Sava, vlakbij Emona (Ljubljana) werd Maximus verslagen, waarna hij op 28 juli 388 werd geëxecuteerd. Valentinianus was nu weer de enige keizer in het westen, maar in feite had Theodosius nu de broek aan. Valentinianus nam geen deel aan Theodosius’ triomftocht en zijn regering werd naar de Gallische stad Vienne verplaatst, ver van de invloed van Ambrosius. Daar Iustina allang overleden was, wierp Theodosius zich op als voogd van de jonge keizer en maakte de Frank Arbogastes opperbevelhebber van het westen. Valentinianus bleef in Vienne terwijl Arbogastes zich met de oorlog bezighield: Arbogastes verbood de keizer zelfs om met de Gallische legers naar Italië te gaan om het te verdedigen. Toen Valentinianus hem ontsloeg verscheurde Arbogastes deze brief met de woorden dat Valentinianus hem niet benoemd had. Het was de eerste maal dat de macht in feite niet bij de keizer maar bij de magister militum lag, en zeker niet de laatste. Valentinianus schreef brieven aan Theodosius en Ambrosius, waarin hij klaagde over deze gang van zaken. Hij nodigde Ambrosius uit hem te komen dopen, om zo zijn Arianisme te verwerpen en katholiek te worden. Maar zover kwam het niet. Op 13 mei 392 werd Valentinianus dood aangetroffen in zijn paleis in Vienne, opgehangen. Arbogastes benadrukte zoveel hij kon dat het om zelfmoord ging, maar de 6e-eeuwse Byzantijnse historicus Zosimus verdenkt de Frank van moord. Ambrosius bleef in zijn begrafenisrede voor de keizer vaag, want zelfmoord paste niet in de toenmalige christelijke deugden. Hoe het ook zij, de Valentiniaanse dynastie was ten onder.

De late Soldatenkeizers: herstel tussen aanhalingstekens

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

De Crisis van de 3e eeuw bereikte wellicht zijn hoogtepunt rond 260, onder keizer Gallienus. In slechts drie jaar verschenen er wel een stuk of tien tegenkeizers, waarbij de afscheidingen van Postumus en Zenobia nog niet eens meegerekend worden. Pas een decennium later, onder Aurelianus, zou de eenheid van het rijk hersteld worden. Maar de chaos was nog lang niet voorbij…

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, als onderdeel van zijn propaganda. In werkelijkheid was het nog steeds een chaos.

Lucius Domitius Aurelianus was in 214 of 215 geboren in Dacië, als de zoon van een colonus. Zijn moeder was mogelijk een priesteres van Sol Invictus. Hij was zijn militaire loopbaan vlak na de moord op Alexander Severus begonnen en boekte succes door zijn intelligentie en zijn kracht. Gallienus maakte hem uiteindelijk zijn rechterhand en benoemde hem tot dux equitum, het hoofd van de cavalerie. Zijn overwinning op de Goten bij Naissus was een grote daad, omdat hij hiermee een extreem gevaarlijke invasie afweerde. Over de moord op Gallienus beweert een enkele bron dat Aurelianus de aanstichter was van het complot, al laten veel andere teksten hem erbuiten. Wel steunde hij Claudius Gothicus toen deze aanspraak op de troon maakte. Twee jaar later stierf Claudius aan de pest. Het leger steunde diens broer niet als keizer en riep in 270 Aurelianus uit tot keizer. Zijn rivaal werd met gemak verslagen zodat Aurelianus in een mum van tijd erkend werd. Vervolgens beweerde hij dat Claudius hem op zijn sterfbed als opvolger had aangewezen en verkondigde daarom dat zijn regering begon op de sterfdag van Claudius. Quintillus werd dus als usurpator afgeschreven. Aurelianus was een meester in de propaganda. Ook bij zijn herovering van Gallië verspreidde hij zoveel mogelijk de boodschap dat het niet om een brute, allesverwoestende verovering ging. De Gallische keizer Tetricus besefte uiteindelijk geen kans te maken en ging door de knieën. Hij werd in Aurelianus’ triomftocht meegevoerd, gestoken in Gallische klederdracht om op een verslagen barbaar te lijken. Al net zo listig was Aurelianus’ besluit om Tetricus niet te doden, zodat Aurelianus genadig en eerlijk leek.

Bij het aantreden van Aurelianus lag het Romeinse rijk er verscheurd bij. De Rijngrens werd ook onder hem nog behoorlijk verwaarloosd.
Bij het aantreden van Aurelianus lag het Romeinse rijk er verscheurd bij. De Rijngrens werd ook onder hem nog behoorlijk verwaarloosd.

Alle propaganda ten spijt was Aurelianus nog lang niet de “hersteller van de wereld” (restitutor orbis) die hij zich noemde. Opnieuw bleef er een uitgedund grensleger achter, tot vreugde van de op buit beluste vijand. In ons land werden de forten langs de Rijn opnieuw en masse aangevallen. De meer zuidelijke garnizoenssteden die Postumus onder andere langs de Maas had opgericht konden hier nauwelijks iets tegen beginnen. De meeste castella langs de Rijn waren al rond 260 op last van Gallienus verlaten en nu was het niet veel beter. In feite was de Rijngrens tijdens deze fase van de crisis dus opgegeven: hoewel het Romeinse rijk nog steeds al het territorium tot aan de Rijn opeiste, was de invloed ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne zeer beperkt. (Mogelijk verklaart dit zelfs de taalgrens tussen het Germaanse Nederlands en Romaanse Frans.) Germaanse coalities drongen diep in Gallië door en plunderden onder meer Parijs, Reims, Trier, Keulen en Maastricht. De Saksen zwierven als zeerovers langs de kust, terwijl veel van de kustforten verlaten waren. Aurelianus keek nauwelijks om naar al deze problemen. Integendeel, toen de boeren van de Noord-Gallische kust de handen ineen sloegen om zichzelf te verdedigen, werd dat afgedaan als rebellie, tot grote onvrede van de bevolking! Bijgevolg verdween het gevoel van trouw aan Rome zeer sterk en werden handel en politieke mentaliteit steeds meer lokaal gericht.

Sol Invictus (links, met zonnekroon) werd sterk gepopulariseerd door Aurelianus. Dit omdat de zon in bijna elke hoek van het rijk aanbeden werd.
Sol Invictus (links, met zonnekroon) werd sterk gepopulariseerd door Aurelianus. Dit omdat de zon in bijna elke hoek van het rijk aanbeden werd.

Deze problemen willen natuurlijk niet per definitie zeggen dat Aurelianus een slecht bestuurder was. Een aantal kwesties heeft hij wel degelijk getracht op te lossen. Bijvoorbeeld de zeer deplorabele financiën. De door Caracalla geïntroduceerde antoninianus was zo extreem gedevalueerd dat hij nog nauwelijks zilver bevatte: hij was officieel twee denariën waard, maar was qua metaalgehalte eigenlijk goedkoper! Na een opstand van de muntmeesters begreep Aurelianus dat het zo niet langer kon en hervormde het muntstelsel, door een nieuwe munt met iets meer zilver te introduceren. Een interessante godsdiensthervorming van zijn kant was zijn grote verering voor Sol Invictus, met de bedoeling om alle inwoners van het rijk in elk geval één centrale god te geven die door iedereen aanbeden kon worden: de zon. Juist in die visie was voor het christendom, waarin de zon slechts een schepping van God was, geen plaats. Maar ook zou Aurelianus misschien de andere goden hebben afgeschaft als hij de kans had gekregen. Ook op militair vlak was de keizer trouwens niet half zo laks als de toestand aan de noordgrens lijkt te impliceren, want hij verdedigde Italië tegen de Alemannen en bouwde de Muren van Aurelianus rondom Rome. Hij versloeg de Goten en werd daarom Gothicus Maximus genoemd. Wel gaf hij Dacia op, omdat dit ten noorden van de Donau lag en dus moeilijker te verdedigen was. Uiteindelijk maakte de keizer zich op om de Sassanidische Perzen te bevechten, daar hun rijk op dat moment ook in chaos verkeerde. Maar onderweg naar het oosten werd hij in 275 vermoord in Thracië. Naar het schijnt kwam dit omdat om één van zijn secretarissen, die de keizer over een kleine zaak had voorgelogen, bang was voor de gevolgen en met een valse dodenlijst de officieren van de Praetoriaanse Garde tegen hem opzette. Even wisten Aurelianus’ tegenstanders er een damnatio memoriae door te drukken, maar binnen een jaar werd dit herroepen en werd hij vergoddelijkt.

Een antoninianus van keizer Tacitus. De munt was door Aurelianus enigszins hersteld, maar echt waardevol was hij nog niet.
Een antoninianus van keizer Tacitus. De munt was door Aurelianus enigszins hersteld, maar echt waardevol was hij nog niet.

Op Aurelianus’ dood volgde een kort interregnum. Mogelijk regeerde zijn weduwe, Ulpia Severina, zelfs enige tijd. Uiteindelijk werd ene Marcus Claudius Tacitus (niet te verwarren met Gaius Cornelius Tacitus, de beroemde historicus) als nieuwe keizer gekozen. Het was de laatste maal dat de Romeinse Senaat zelf de opvolger uitkoos. Tacitus moet de Senaat dankbaar zijn geweest, want het lijkt erop dat hij de vergadering weer in een hoop regeringszaken wilde betrekken, hetgeen in de laatste decennia behoorlijk afgenomen was. Ook was hij degene die hen zover kreeg dat ze Aurelianus vergoddelijkten en liet hij de moordenaars arresteren en executeren. Een groot militair probleem waar hij mee kampte waren de barbaarse huurlingen die Aurelianus had geronseld voor de oorlog met Perzië, die sinds het afblazen van deze veldtocht plunderend door de oostelijke provincies zwierven. Nadat Tacitus deze muitende troepen in 276 verslagen had, keerde hij westwaarts om een inval van de Franken en Alemannen in Gallië te stuiten. Onderweg overleed hij echter. Volgens meerdere bronnen gaat het om een natuurlijke dood door een ziekte, waarbij hij vlak daarvoor al vreemd gedrag vertoonde, zoals een plan om alle maanden van naam te veranderen ter ere van hemzelf. Alleen Zosimus beweert dat Tacitus vermoord werd. Zijn halfbroer Florianus, die hem terzijde had gestaan tegen de huurlingen en de Goten, volgde hem op. Niet op initiatief van de Senaat, maar volgens de wens van de westelijke legioenen. Het leger in het oosten dacht er anders over en riep Marcus Aurelius Probus tot keizer uit. Florianus had het grootste leger, maar dat numeriek overwicht geen overwinning garandeert bleek toen zijn leger slecht voorbereid leek op het warme, droge klimaat in het oosten.

Keizer Probus was een zeer bekwaam militair, die zijn manschappen ook voor vredestaken inzette. Dat laatste werd mogelijk zijn ondergang.
Keizer Probus was een zeer bekwaam militair, die zijn manschappen ook voor vredestaken inzette. Dat laatste werd mogelijk zijn ondergang.

Probus won en trok naar het westen. Onderweg versloeg hij de Goten. Probus was een succesvol militair en hield zich als keizer dan ook flink bezig met de oorlog. Hij bestreed Numidische invallers in Egypte en de Vandalen op de Balkan. In Gallië bevocht hij de Alemannen, terwijl zijn generaals zich bezighielden met de Franken. Voor het eerst sinds tijden was Gallië vrij van invallers, maar Probus liet zijn soldaten niet met hun voeten op tafel zitten: om de economie te herstellen werden ze ingezet voor taken als het planten van nieuwe wijngaarden en het droogleggen van moerassen. Ook was Probus zo gevat om Germanen van buiten het rijk toe te laten in de nogal verwoeste grensgebieden, als foederati. Dit was in ons land eerder gebeurd met de Franken, die onder Postumus in Batavia (het rivierengebied) mochten gaan wonen, en nu in een grotere aantal ook toegelaten werden in Toxandrië (Brabant). Helaas was ook deze vrede maar van korte duur. Er kwamen toch weer enkele tegenkeizers op het toneel, die verslagen moesten worden. Probus’ plannen voor een veldtocht in het oosten werden hierdoor opgehouden tot 282. Wellicht speelt ontevredenheid van het leger over de aan hen opgelegde vredestaken een rol. Volgens sommige bronnen was dit wat leidde tot de moord op Probus in 282, al zeggen anderen dat het motief voor de moord was dat de soldaten Marcus Numerius Carus, de prefect van de Praetorianen, verkozen als keizer. Carus zelf zou dit slechts met tegenzin hebben geaccepteerd en liet de moordenaars van Probus dan ook niet ongestraft. Als keizer zette hij de geplande veldtocht tegen de Perzen door, waarbij hij een flinke overwinning haalde. De Sassanidische koning Bahram II had gewoon de pech dat de Romeinse aanval plaatsvond terwijl hij het hoofd moest bieden aan interne oppositie en zijn leger bezig was in Afghanistan.

Keizer Carinus wordt in de Historia Augusta omschreven als een waardeloze keizer die wel 9 maal trouwde. Zijn enige daadwerkelijke vrouw wordt hierbij niet eens genoemd, dus waarschijnlijk is dit laster van zijn rivaal Diocletianus.
Keizer Carinus wordt in de Historia Augusta ten onrechte omschreven als een waardeloze keizer.

De dood van keizer Carus, in 283 ergens in Mesopotamië, is wellicht de geheimzinnigste of vreemdste van alle soldatenkeizers. Er wordt gesproken van ziekte of van een wond die hij in de veldtocht had opgelopen. De beroemdste versie van het verhaal zegt echter dat hij door de bliksem getroffen werd. Wat het ook was, zijn twee zoons waren klaar om hem op te volgen. De oudste, Carinus, was al in 282 door Carus tot medekeizer benoemd en deelde de macht nu met zijn broer Numerianus, die met Carus was meegegaan op zijn veldtocht. Het leger eiste echter terugkeer naar het rijk en Numerianus moest hier wel gehoor aan geven. Onderweg, in november 284 in Chalcedon, werd Numerianus echter dood aangetroffen in zijn koets. Volgens de staf was hij onderweg al ziek geworden en had hij daarom in zijn koets moeten blijven, tot de soldaten gealarmeerd werden door een sterke stank uit de koets. Ze rukten de gordijnen open en troffen een dode keizer aan, die al in staat van ontbinding was. Zijn officieren hielden een vergadering over de opvolging en verkozen hierop de leider van het ruiteronderdeel van de keizerlijke lijfwacht: Diocles. Het leger accepteerde hem zonder protest als keizer Diocletianus.

Keizer Diocletianus wist een einde te maken aan alle chaos. Niet alle veranderingen van zijn regering zijn abrupt: sommige zijn het gevolg van jarenlange ontwikkelingen.
Keizer Diocletianus wist een einde te maken aan alle chaos. Niet alle veranderingen van zijn regering zijn abrupt: sommige zijn het gevolg van jarenlange ontwikkelingen.

Diocletianus ontkende elk gerucht dat hij betrokken was bij de dood van Numerianus en beschuldigde zijn rivaal Aper, Numerianus’ schoonvader en de Praetoriaanse prefect, die ook een gooi naar het keizerschap had gedaan. Diocletianus doodde Aper zelf ten overstaan van het leger. Carinus bleef uiteraard niet stilzitten en verliet Rome om Diocletianus tegemoet te treden. In juli 285 troffen zij elkaar aan de Margus, een rivier in Moesia (Servië), waar het tot een veldslag kwam. Volgens het ene verslag won Carinus, maar werd hij vermoord door een tribuun wiens vrouw hij verleid had. Een ander verslag vertelt echter van een overwinning door Diocletianus. Die hield als keizer de Praetoriaanse prefect Aristobulus in dienst, wat inderdaad impliceert dat het leger was overgelopen. Er volgde een damnatio memoriae, waarschijnlijk gepaard met zeer negatieve propaganda, die Carinus als één van de slechtste Romeinse keizers neerzet. Hij zou 9 maal getrouwd zijn, volgens de (onbetrouwbare) Historia Augusta, die Carinus’ enige werkelijke vrouw onbesproken laat. Ondanks de nogal wrede manier waarop Diocletianus aan de macht kwam, zou er met hem iets veranderen in het Romeinse rijk. Het zou om te beginnen meer dan tien jaar duren voor er weer een tegenkeizer opstond, maar bovenal zou de orde hersteld worden door middel van enkele drastische, keiharde hervormingen. Het einde van een meer dan vijftig jaar durende chaos laat een heel ander Romeins rijk achter dan dat van de Vroege Keizertijd. Er zijn veel culturele invloeden gegroeid, zowel vanuit de Germanen als uit het Midden-Oosten, terwijl het bestuur ook flink veranderd is. Bovenal is het rijk militaristischer dan ooit en krijgt de keizer vanaf Diocletianus een veel hogere status dan hij ooit heeft gehad. De meer openlijke monarchie hebben we vaker gezien, al bij keizers als Caligula, Domitianus en Aurelianus. Nu wordt dat voor het eerst acceptabel en is de façade van de republiek voorgoed verdwenen. Niet alleen de Crisis van de 3e eeuw is voorbij, maar ook het Principaat eindigt hiermee. Het Dominaat is begonnen.