Romeinen en mobiliteit: de waterwegen

alphen schipGegroet, goeiige geweldenaren! Als rondreizende Romeinse soldaat geef ik doorgaans de voorkeur aan de benenwagen, maar dat is niet altijd haalbaar. Vorig jaar moest ik een paar keer mijn toevlucht nemen tot wat snellere vervoermiddelen. Daarbij is het één natuurlijk sneller dan het ander. Een koets of ossenwagen schelen de passagier een hoop energie, maar gaan niet buitengewoon snel. Te paard of met een renwagen ga je veel sneller, maar kun je weer minder bagage meenemen. Snelheid en draagkracht kun je allebei vinden op een boot, die als enige nadeel heeft dat je alleen kunt komen waar er (voldoende) water is. Ondanks dat nadeel zijn de rivieren eigenlijk de snelwegen van mijn tijd.

Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).
Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).

De belangrijkste rivier in Romeins Nederland en heel Germania Inferior is natuurlijk de Rijn, die niet alleen de grens van het Romeinse rijk was maar ook als een belangrijke handelsroute gold. Dat was des te meer zo omdat de Rijn natuurlijk allerlei zijrivieren heeft. Bij castellum Carvo (Herwen) takte de Waal af van de Rijn: hij nam dusdanig veel water mee dat de Romeinse veldheer Drusus er zelfs een dam aanlegde om dit te verminderen, want een hogere Rijn is niet alleen een groter obstakel voor invallers, maar ook veel beter begaanbaar voor schepen. De Lek bestond ook al, maar was toen nog een zijriviertje – in jullie tijd is het de grote hoofdstroom terwijl de Oude en Kromme Rijn een zijriviertje zijn geworden. Via zowel de Waal als de Lek kon je uitkomen in het Helinium, de grote wijde riviermonding waar ook de eveneens zeer belangrijke Maas uitkwam. Laten we ook de Schelde trouwens niet vergeten, die de grens tussen Germania Inferior en Gallia Belgica vormde. Een andere belangrijke zijrivier van de Rijn was de Fectio of Vecht, die naar het Flevomeer in het noorden leidde. Vanuit het Flevomeer kon je via de rivier het Flevum (het Oer-IJ) of wat meer noordelijke stromen als het Vlie naar de Noordzee varen.

Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!
Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!

Wij Romeinen vermeden de Noordzee liever, want die was ruw en gevaarlijk. Bovendien is het verschillen tussen de getijden hier veel sterker dan in de Middellandse Zee, wat de Noordzee of Germaanse Zee in onze Romeinse ogen extra onvoorspelbaar maakt. Aan de Waddenzee hebben we slechte herinneringen omdat troepen van veldheren als Drusus en Germanicus hier vaak ellende kregen als ze in de herfst terug probeerden te keren van hun expedities. Stormen en zandbanken zorgden voor ernstige problemen of zelfs schipbreuk. Als het even kan vermijden wij die zee dus liever. Reden voor sommige opperbevelhebbers om enkele kanalen aan te leggen. Zo liet Drusus in 12 v. Chr. één of meerdere kanalen graven om naar het Flevomeer en de Waddenzee te komen. Waar zo’n Drususgracht gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan een verbinding tussen de Rijn en Oude IJssel, maar die ontstond pas veel later vanzelf. Misschien lag het kanaal wel heel ergens anders. Veel zekerder zijn we van het kanaal dat Corbulo in 47 na Chr. liet graven in Zuid-Holland tussen de Rijn en het Helinium.

Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.
Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.

Corbulo liet zijn kanaal met een goede reden graven. Niet alleen handelsschepen konden hierdoor gemakkelijk oversteken van de Rijn naar de Maas, maar ook militaire schepen. De kanalen van Drusus hadden al als doel gehad om de Rijnvloot of Classis Germanica naar het noorden te laten varen voor verkenningstochten en oorlogen, waarvoor Drusus ook al de dam bij Carvo had laten bouwen. Corbulo kreeg bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te maken met plunderingen door zeerovers uit het land van de Chauken, bij de Eemsmonding. Deze rovers voeren langs de kust naar het rivierengebied en hielden hier lelijk huis, waar Corbulo mee moest afrekenen. Behalve oorlogsschepen zette Corbulo ook kleinere patrouilleschepen in om de rivieren uit te kammen. Door kleine stroompjes met elkaar te verbinden kon Corbulo een enorm kanaal aan laten leggen zodat zijn vloot gemakkelijk van rivier naar rivier kon zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven.

Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.
Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.

Hoewel de militaire Romeinse schepen vaak galeien met roeiers waren, voeren er ook veel vrachtschepen van kooplui af en aan. In de Rijndelta waren dat meestal platbodems, die niet erg diep lagen en zo geen last hadden van de modderige oevers. Deze schepen werden niet geroeid maar geboomd, oftewel voortgestuwd door ze met lange stokken af te zetten tegen de bodem. Op de schepen werden vrachten vervoerd zoals voedsel en bouwmaterialen voor de grote hoeveelheid Romeinse forten aan de Rijn, Maas en kustgebieden. Ook belangrijke handelsplaatsen aan het water, zoals Noviomagus en Forum Hadriani, werden natuurlijk veelvuldig door vrachtschepen aangedaan. Sommige kooplui waagden zich ook regelmatig de zee over, naar Brittannia. Misschien dat daarom de inheemse godin Nehalennia enkele Gallo-Romeinse heiligdommen kreeg bij de Schelde en de westkust. Deze tempels stonden bij Colijnsplaat (in de Romeinse tijd Ganuenta) en Domburg. Waarschijnlijk was Nehalennia een Menapische godin die stond voor vruchtbaarheid en het bewaken van de handelaren. Geen wonder dat zoveel dankbare kooplui een votiefsteen aan haar schonken, als dank voor hun veilige overtocht.

De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo'n plek konden er flink aan verdienen!
De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo’n plek konden er flink aan verdienen!

Romeinen en water was een paar jaar geleden al het thema van de Romeinenweek, maar het sluit eigenlijk prachtig aan op de Romeinse mobiliteit, die dit jaar het thema zal zijn. De rivieren en kanalen waren geen belemmeringen, maar handelsroutes! En voor wie toch liever te voet ging was er altijd nog wel een brug te vinden om over te steken, haha! Dat komt mij in de Romeinenweek straks vast des te beter uit!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Ad Duodecim: Romeinen en Bataven in de omgeving van Tiel

Ad_DuodecimumOp onze reeks van Romeinse plaatsen in Nederland vervolgen we de tocht langs de Waal. Volgens de Peutinger kaart zou tussen Grinnes en Noviomagus een plaats genaamd Ad Duodecim moeten liggen. De locatie hiervan is echter nog niet te achterhalen. Als de op de kaart aangegeven afstand tussen Ad Duodecim en Noviomagus (“18”) in Romeinse mijlen zou zijn, zou dat overeenkomen met 12 Gallische mijlen en de naam verklaren van de post, die in dat geval bij Wamel zou kunnen liggen. Dit is echter vrij speculatief: de Waal zelf wordt niet aangegeven op de kaart en bovendien lijkt het erop dat de kaart vrijwel overal Gallische mijlen gebruikt, dus zou het vreemd zijn dat het hier ineens Romeinse mijlen betreft.

Het Marsbeeldje uit Tiel.
Het Marsbeeldje uit Tiel.

Het is niet onmogelijk dat Ad Duodecim dus heel ergens anders ligt, wellicht zelfs ten noorden van de Waal, want we weten ook niet zeker waar deze route (de weg tussen Noviomagus en Forum Hadriani) de rivier overstak. Wel komt de afstand tussen Wamel en Rossum, dat misschien Grinnes zou kunnen zijn, aardig overeen met de 6 Gallische mijlen op de kaart. De exacte aard van Ad Duodecim is niet bekend, al vermoedt men dat het ook hier weer om een statio oftewel een militaire pleisterplaats gaat. Een Romeinse post bij Wamel zou overigens strategisch te begrijpen zijn, aangezien hier de Linge van de Waal aftakt. Het oversteken van de Waal moet destijds op deze plek vrij gemakkelijk zijn geweest.

Het votief van Iseneucaega bevat een hond en pijlenkoker, wat doet denken aan de Romeinse jachtgodin Diana.
Het votief van Iseneucaega bevat een hond en pijlenkoker, wat doet denken aan de Romeinse jachtgodin Diana.

Ironisch genoeg is er dus geen fort of statio bij Wamel gevonden, maar wemelt het in de omgeving juist van de Romeinse en inheemse vondsten. Wie de Waal hier oversteekt staat namelijk al in Tiel. Tiel biedt plaats aan allerlei inheemse nederzettingen plus meerdere grafvelden. Ook zijn er een beeldje van Mars, Romeins aardewerk en een altaar voor een godin genaamd Iseneucaega gevonden. Het laatste is een goed voorbeeld van het gemengde polytheïsme: de godin lijkt inheems maar draagt attributen die doen denken aan Diana. Ook zijn er aanwijzingen dat er in het oosten van Tiel een tempel gestaan heeft. De omgeving van Tiel bevat ook legio nederzettingen, onder andere rondom Zoelen, waar ook een grafveld ontdekt is. In Kapel-Avezaath is nog een altaarsteen gevonden, ditmaal voor een godin die Hurstrge genoemd wordt, evenals de restanten van een boot.

Het schip van Druten is 27 meter lang en is waarschijnlijk door brand gezonken.
Het schip van Druten is 27 meter lang en is waarschijnlijk door brand gezonken.

Wanneer we de Waal oostwaarts blijven volgen, komen we in elk geval nog zat inheemse boerderijen tegen, evenals meerdere villa’s. Erg interessant is de villa van Druten-Klepperheide, die opvallend vroeg werd gebouwd (vlak na de Bataafse opstand) en die zowel Romeinse als inheemse kenmerken vertoont. Er zaten zelfs een badhuis en mausoleum bij. Ook vond men in Druten in de jaren ’70 een Romeins vrachtschip in de Boldershof, dat waarschijnlijk gebruikt is om onder andere dakpannen en leistenen voor de villa aan te voeren. Verder naar het oosten vinden we meer villa’s, maar zo ver gaat onze tocht nog niet in dit artikel. Dat gebied komt de volgende keer aan de orde, als we overgaan op de behandeling van de plaats ten oosten van die villa’s: een werkelijke stad…

Romeinenweek 2017, dag 9 (7 mei): “Ontmoet de gladiator in Castellum Hoge Woerd”

torenAvete, barbaarse lezers, op deze allerlaatste dag van de Romeinenweek 2017. Vanmorgen ontwaakte ik in Utrecht en ging ik na mijn ontbijt vol goede moed op pad om mijn laatste voorwerp te zoeken en te hopen dat ik er voor eens en altijd achter zou komen waarom al mijn voorwerpen kwijt waren geraakt. De Limesweg wist ik vrij snel weer te vinden voor de deur van de Brede School Hoograven, waar hij keurig met kleurrijke mozaïektegels is aangegeven. Zo trok ik westwaarts, want het doel van mijn laatste etappe was uiteraard Castellum Hoge Woerd. Het raadsel luidde immers: ‘Ga vanuit Fectio twee castella naar het westen. Zoek daar een vechtersbaas zonder naam.

De Meern 1 is nog altijd te zien in Castellum Hoge Woerd. Groot, hè?
De Meern 1 is nog altijd te zien in Castellum Hoge Woerd. Groot, hè?

Castellum Hoge Woerd was niet moeilijk te vinden, zeker niet toen ik de wachttoren die er vlakbij gebouwd is uit de verte zag opdoemen. Van daaruit liep de Limesweg keurig recht naar het castellum. Binnenin het museum van het castellum zag ik een aantal bekende dingen. Het grote schip De Meern 1 blijft erg indrukwekkend. In wat interactieve gedeeltes van het museum kun je het schip zogenaamd besturen of even voelen hoe zwaar zo’n militaire bepakking nu eigenlijk is. Ik wist dat natuurlijk al, maar dat maakt het niet minder interessant. In het educatorium van het museum zag ik tal van kleine bepakkingen staan. Van daaruit kwam ik ook in een paar prachtige tentoonstellingen over alle vondsten van verschillende tijden die in de omgeving gedaan zijn. In de poortgebouwen kon ik nog meer vondsten zien, maar ook via “vensters op het verleden” de boel een beetje in originele staat terugzien, zoals ik gewend ben.

Charge! De aanstormende cavalerie zaait dood en verderf onder de vluchtende vijand!
Charge! De aanstormende cavalerie zaait dood en verderf onder de vluchtende vijand!

Vanaf de muur had ik ook een mooi uitzicht op het evenement beneden. Daar kwam ik ook de nodige bekende gezichten tegen. De meeste hiervan had ik vrijdag in Cuijk gezien bij Stichting Corbvlo, zoals gold voor een legionair, de bandwevende Romeinse dame en de Bataafse auxiliair. Een andere auxiliair leek veel op een Late Romein die ik deze week een paar keer ben tegengekomen, terwijl ik een andere Romeinse dame zowel in Cuijk als gisteren in Houten had ontmoet. Ook leek de aanwezige centurio een broer van de Romeinse arts die ik in Cuijk zag. De wapenmeester van Baroen was opnieuw aanwezig om jeugdige soldaatjes op te leiden, zodat ik dit keer eindelijk getuige was van het cavalerieonderdeel van zijn training: drie rekruten werden te paard geholpen en moesten daarna zoveel mogelijk van de voorbij rennende tegenstanders raken. Een hele kunst nog!

Het immer populaire mola of molenspel, dat ik deze week wel bijna elke dag ben tegengekomen!
Het immer populaire mola of molenspel, dat ik deze week wel bijna elke dag ben tegengekomen!

Natuurlijk was er nog veel meer te doen en te zien, zoals een speurtocht waarbij het de kunst was om alle afbeeldingen van een Romeinse soldaat in het castellum te vinden. Ook was er uitgebreide gelegenheid om Romeinse spelletjes te doen zoals mola of het deltaspel. Je kon zelfs een opgravinkje doen in echte zwarte aarde, maar dan wel in speciaal daarvoor neergezette bakken. Er werd ook op simpele wijze Romeins gekookt voor de liefhebber. En anders kon je altijd nog langs bij de stand van de Romeinenweek zelf, bijvoorbeeld om een hypocaustum te bouwen.

De gladiatoren worden keihard getraind door een zogeheten doctor.
De gladiatoren worden keihard getraind door een zogeheten doctor.

Het evenement was echter niet compleet zonder gladiatoren! Na een uitgebreid offer en orakel door de priesteres werden de tekenen van de goden als gunstig geïnterpreteerd en kon het geheel van start. De op winst beluste lanista stelde zijn ludus (gladiatorenschool) open voor het publiek om zijn menselijke koopwaar uit te stallen, maar liep al snel tegen het probleem aan dat de meeste potentiële klanten niet over Romeinse valuta beschikten. De komst van twee voorname gasten, een weduwe en haar volwassen zoon, bracht hier verandering in, maar helaas was moeders nogal kieskeurig. De familie had namelijk twee gladiatoren nodig om over een maand een eerbetoon te houden voor de overleden vader, waarbij de moeder dan ook hoopte dat er hooggeplaatst bezoek zou komen zodat er een goede partij voor zoonlief.

Twee snelle provocatores houden het openingsgevecht.
Twee snelle provocatores houden het openingsgevecht.

Om te laten zien wat hij in huis had, liet de lanista zijn gladiatoren een demonstratie doen, uiteraard met rudes oftewel houten zwaarden. Dit gebeurde onder uiterst verfijnde begeleiding van hun trainer, de doctor, die hen niet alleen streng had opgeleid maar ook als scheidsrechter optrad. Gladiatorengevechten gaan immers volgens strenge regels, dus de doctor greep ook nu regelmatig in wanneer een gladiator geraakt werd of zijn wapen verloor. De typen gladiator vochten ook volgens de juiste samenstelling tegen elkaar. De eerste waren twee provocatores, van oorsprong gebaseerd op vroeg-Republikeinse legionairs, uitgerust met een gladius, groot schild, licht borstpantser, één scheenplaat en een dekkende helm. Deze gladiatoren openen normaliter de gladiatorengevechten. Maar de rijke dame was nog niet echt onder de indruk.

Thraex tegen hoplomachus! Beide gladiatoren zouden in plaats van tegen elkaar ook tegen een murmillo kunnen vechten.
Thraex tegen hoplomachus! Beide gladiatoren zouden in plaats van tegen elkaar ook tegen een murmillo kunnen vechten.

Na deze ronde werd er dus wat heviger uitgepakt met een thraex en hoplomachus. De thraex is van oorsprong gebaseerd op een Thracische krijger, maar werd op den duur vooral uitgerust met een klein, gebogen vierkant schild en een opvallend kromzwaard. De hoplomachus, losjes gebaseerd op de Griekse hopliet, is zwaar gepantserd en draagt een klein bol schild, een dolk en een lange speer (in dit geval een stok omdat het houten oefenwapens betrof). Opnieuw werd het een spannende strijd, die werd beëindigd toen één van de twee opgaf. Deze gladiatoren vielen, mede vanwege hun lijf (ahum!), heel wat meer in de smaak bij de dame, maar tevreden was ze nog niet.

De secutor en retiarius vechten met staal op staal, wat dodelijk kan zijn! Als dat gebeurt moet de klant van de lanista flink dokken.
De secutor en retiarius vechten met staal op staal, wat dodelijk kan zijn! Als dat gebeurt moet de klant van de lanista flink dokken.

De lanista haalde hierop het beste van stal in de vorm van een secutor en een retiarius. Dit zijn misschien wel de bekendste gladiatoren. De secutor is te herkennen aan zijn grote schild, zijn gladius en vooral de helm met slechts twee kijkgaatjes. De retiarius is de beroemde vechter met drietand en net, zonder helm en met niet meer bescherming dan een gewatteerde hoes om zijn arm en een grote schouderplaat. Na aandringen van de potentiële klanten werden de houten wapens bij dit gevecht zelfs door metalen vervangen! Het werd een spannend gevecht waarin de secutor uiteindelijk het onderspit delfde. De dame riep uitzinnig om de dood van de verliezer, maar haar zoon – die er weinig voor voelde om zo’n hoge rekening te betalen – voorkwam dit.

De onbekende murmillo was de laatste van de 9 figuren én de enige gladiator die niet in de show zat.
De onbekende murmillo was de laatste van de 9 figuren én de enige gladiator die niet in de show zat.

De koop was in elk geval rond en moeder en zoon verlieten met hun lijfwachten de ludus, waarna er nog uitgebreid gelegenheid was om met de gladiatoren te spreken of zelfs hun spullen uit te proberen. Te midden van dit alles was het voor mij niet erg moeilijk om te raden welke persoon er met dit evenement te maken had: dat was natuurlijk de onbekende gladiator “Nomen Nescio” (“ik weet geen naam”). Bovendien was zijn type niet aanwezig geweest in de show, want hij was een murmillo, te herkennen aan zijn zware pantser en zijn schild en gladius.

Mijn gladius is weer terecht! En daarmee is mijn uitrusting weer compleet!
Mijn gladius is weer terecht! En daarmee is mijn uitrusting weer compleet!

Veel meer valt er niet over hem te vertellen, maar wie mijn artikelen volgt, zal wel weten welk voorwerp van mij hij had achtergelaten. Of je kunt het raden. Het was mijn gladius, het korte steekzwaard dat mijn allerbelangrijkste wapen is. En een brief: ‘Zo, Octavius. Nu ben je compleet, na 9 zeer diverse plekken in het land bezocht te hebben. De 9 mensen die je spullen verborgen hadden zijn ook heel divers. En zelfs je voorwerpen zijn niet 100 % Romeins. Wij hopen dat je er een hoop van hebt geleerd, maar vooral dat je er ook veel plezier aan hebt beleeft. Groeten, de 9 figuren van de Romeinenweek 2017.

Als echte infanterist gaat Octavius het liefst te voet. © Gilivs
Ben ik, L. Octavius Barbatus, zelf wel 100% Romein? Wie zal het zeggen…

Ja, het is waar. Ik heb op deze Romeinenweek weer erg veel moois gezien en er ook veel van geleerd. Van Romeinse officieren tot Keltische krijgers, van Germaanse ambachtslieden tot rijke Romeinse dames, en van Bataafse hulptroepen tot Laat-Romeinse huurlingen. En wat me opviel is, dat als je erop gaat letten, je merkt dat elk van hen wel iets Romeins heeft. Of juist iets wat misschien niet zo Romeins is. En kijk naar mijn eigen spullen: van de 9 voorwerpen die ik zoeken moest zaten er al niet-Romeinse bij. Mijn armband was Keltisch en de gladius komt oorspronkelijk uit Spanje. De meeste brieven waren geschreven op papyrus, dat oorspronkelijk uit Egypte komt! En natuurlijk heb ik nog veel meer dingen die eigenlijk afkomstig zijn van Kelten, Germanen, Italiërs of wat dan ook… Ben ik zelf wel 100% Romeins?

Een warme groet en hopelijk tot volgend jaar! Tot die tijd kun je mijn berichten op twitter en mijn artikelen op Romeinen.info blijven volgen! Maar nu: valete! Nunc habemus ad requiem.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Van Bunnik tot castellum Rijswijk: veel vondsten en veel raadsels

e67eed1cc66da078a504eda60a3ff7b0ce3bb1e1Tot nu toe hebben we plaatsen behandeld waarvan is aangetoond dat er een Romeins castellum gestaan heeft, van Katwijk tot Vechten. Ten oosten van Vechten wordt de situatie heel wat minder duidelijk. Al eerder kwamen we castella tegen zonder duidelijke naam of waarvan slechts een klein deel teruggevonden was, zoals in Bodegraven. Maar het oostelijke deel van de Limes is nog lastiger, want hoewel het een schat aan vondsten bevat, zijn van alle castella die hier op de Peutinger kaart vermeld staan slechts enkele daadwerkelijk teruggevonden.

De in 1997 geplaatste mijlpalen wijzen je de weg langs de Limes in de provincie Utrecht. (De naam Levefanum werd toen nog aan Wijk bij Duurstede toegeschreven.)
De in 1997 geplaatste mijlpalen wijzen je de weg langs de Limes in de provincie Utrecht. (De naam Levefanum werd toen nog aan Wijk bij Duurstede toegeschreven.)

Hoewel het in het gebied van Bunnik tot aan Wijk bij Duurstede wemelt van de teruggevonden nederzettingen, is het merendeel hiervan onbepaald, dus van onduidelijke datering en aard. Het aan de Rijn gelegen Bunnik heeft echter wel een paar interessante vondsten in de vorm van Romeinse keramiek en een wachttoren. De wachttoren in kwestie moet zich aan de Schoudermantel bevonden hebben, niet zo heel ver van waar tegenwoordig de Kromme Rijn stroomt. Meer westelijk wordt een wachttoren vermoed te Rhijnauwen, waar de Kromme Rijn een scherpe bocht maakt zodat dit een uiterst strategische positie is, maar de toren zelf is nog niet gevonden. Als deze wachttoren heeft bestaan zou hij precies tussen de toren van Bunnik en Castellum Fectio liggen: in beide richting is de afstand een slordige Gallische mijl of Leugas (ca. 2,2 km). Wachttorens stonden immers bij rivierbochten, over een dusdanige afstand dat er snel berichten konden worden doorgestuurd.

De Romeinse weg met resten van beschoeiingen, zoals ontdekt bij de Rietsloot. (Bron: Vici.org)
De Romeinse weg met resten van beschoeiingen, zoals ontdekt bij de Rietsloot. (Bron: Vici.org)

De kronkelige stroom van de Kromme Rijn maakt dat de Limesweg (of één van de Limeswegen) een stuk ten zuiden van bovengenoemde wachtposten ligt, waarschijnlijk om in een zo recht mogelijk richting naar het tegenwoordige Wijk bij Duurstede te gaan. Dat de weg zo gelegen moet hebben bleek in augustus 2013, toen de weg ontdekt werd bij de Rietsloot, tussen Bunnik en Houten. De hier aangelegde asfaltweg heet dan ook toepasselijk de Limesbaan. De Romeinse weg was, net als in Vleuten-De Meern, als een soort dam of dijk aangelegd, aan beide kanten beschoeid met houten palen. De wegen werden waarschijnlijk zo aangelegd omdat het in het moerassige landschap van die tijd onmogelijk was om gewoon even een paadje te maken zonder dat je het risico liep dat dit onder zou lopen. Een deel van het teruggevonden hout had veel weg van een moerasbruggetje, een type Romeinse weg dat ook voorkwam. Het is mogelijk dat de weg ongeveer parallel loopt met de huidige Achterdijk.

De onderdelen van de grafpijler van de Zure Maat bevinden zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.
De onderdelen van de grafpijler van de Zure Maat bevinden zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.

Wie de Achterdijk volgt, bijvoorbeeld aan de hand van de mijlpalen langs de weg (want die staan er), komt in feite door een gebied vol nederzettingen en enkele villa’s. Aan de Tuurdijk, nabij ’t Goy (ruim ten zuiden van de route), werd een villa gevonden met dikke funderingen en pleisterwerk. De Achterdijk zelf leidt naar Werkhoven, waarna je de Hollendewagenweg volgen moet. Aan deze weg moet een grote nederzetting hebben gelegen met mogelijke steenbouw. Al in 1839 en 1844 zijn hier grafresten gevonden bij de Zure Maat, waarvan de exacte locatie helaas verloren gegaan is. Zo’n opvallende grafpijler met fraaie decoraties maakt des te duidelijker dat de Limesweg hier gelopen zal hebben en dat er een nederzetting van belang in de buurt kan hebben gestaan: zo’n monument stond niet zomaar ergens! Nog wat verderop ligt Cothen, waar in 1972 resten van een mogelijk Romeins schip gevonden zijn, vlak aan de Kromme Rijn en dus ten noorden van de Limesweg. Een stukje ten zuiden van de weg vinden we de stenen villa van Cothen-De Zemelen, die 9 bij 30 meter in omtrek moet zijn geweest. Tussen Cothen en de Limesweg moet een grote nederzetting hebben gestaan. Hier zijn munten, mantelspelden, spijkers, slingerkogels en zelfs een oorbel gevonden.

Inheemse nederzettingen bestonden oorspronkelijk vooral uit boerderijen, zoals de IJzertijdboerderij in Dongen. Andere onderdelen waren spiekers (zoals hier links te zien) voor de opslag van voedsel, en werkplaatsen.
Inheemse nederzettingen bestonden oorspronkelijk vooral uit boerderijen, zoals de IJzertijdboerderij in Dongen. Andere onderdelen waren spiekers (zoals hier links te zien) voor de opslag van voedsel, en werkplaatsen.

Zo landen we uiteindelijk aan bij Wijk bij Duurstede, waar de Lek zich van de Rijn afsplitst. De Kromme Rijn mag nu een smal slootje lijken vergeleken bij de Lek, maar we moeten niet vergeten dat de Lek in de Romeinse tijd nog geen hoofdstroom van de rivier was, zodat de Rijn aardig breder zal zijn geweest. De splitsing zal de plaats erg strategisch gemaakt hebben, zowel militair als economisch (het is niet voor niets dat Dorestad in de Vroege Middeleeuwen tot één van Europa’s belangrijkste handelssteden uitgroeide). Dat blijkt bijvoorbeeld uit de inheemse nederzetting van Wijk bij Duurstede-De Geer, die opvallend welvarend lijkt gezien het kostbare aardewerk en de bronzen haarspelden die er gevonden zijn. De nederzetting had vermoedelijk een centraal gebouw omringd door boerderijen. Wallen en palissaden beschermden de nederzetting tegen overstromingen uit het omringende, lager gelegen land. Wijk bij Duurstede bevat nog wel meer nederzettingen, soms met bijbehorende grafvelden. De woonwijk De Horden bevatte een grote nederzetting die al sinds de bronstijd bewoond moet zijn geweest. Tussen al het inheemse aardewerk bevonden zich ook wat Romeinse producten en zelfs wat militaire spullen. In de loop van de tweede eeuw werden de nederzettingen van De Horden en De Geer opgenomen in een grote verkaveling, zodat de landbouw een meer Romeins systeem ging volgen.

Eén van de helmen uit Rijswijk, waarschijnlijk uit een grafveld dat bij het castellum of de nabijgelegen vicus hoorde.
Eén van de helmen uit Rijswijk, waarschijnlijk uit een grafveld dat bij het castellum of de nabijgelegen vicus hoorde.

De ligging van Wijk bij Duurstede maakt het aannemelijk dat er zich in de omgeving een castellum bevond, maar dat is tot op heden niet teruggevonden. Als het bestaan heeft, lag het fort mogelijk bij Rijswijk, aan de overzijde van de Lek (niet te verwarren met Rijswijk in Zuid-Holland). Een gevonden stempel van Cohors I Thracum equitata, een ruitereenheid uit Bulgarije, doet dit vermoeden. Er zijn echter ook aanwijzingen over de aanwezigheid van het Cohors civium Romanorum, een cohort Romeinse staatsburgers, wat uit een teruggevonden helm blijkt. De teruggevonden namen van manschappen zijn bovendien zo duidelijk Romeins dat het hier vast en zeker om Romeinse burgers gaat. De meeste vondsten zijn gedaan bij kleiwinning voor steenfabriek De Roodvoet. Zowel in 1950 als in 2011 is er Romeins hout teruggevonden, waarbij het om beschoeiing van de oever of de weg zou kunnen gaan. Hoewel het fort dus nog steeds niet honderd procent is aangetoond, zijn de vermoedens erover sterk. Het fort is vermoedelijk na de Bataafse opstand aangelegd, toen de Rijngrens ten oosten van Fectio meer riskant geacht werd. Het fort is vermoedelijk na de Romeinse tijd in gebruik gebleven, zodat hier het tolpunt van Dorestad ontstond.

In het pittoreske Museum Dorestad zijn vondsten uit de omgeving van verschillende periodes te zien. Sommige kun je als voorbijganger op straat al bekijken!
In het pittoreske Museum Dorestad zijn vondsten uit de omgeving van verschillende periodes te zien. Sommige kun je als voorbijganger op straat al bekijken!

De naam van het castellum bij Rijswijk in Gelderland blijft onduidelijk. Lange tijd is de naam Levefanum hieraan toegeschreven omdat dit op de Peutinger Kaart het eerste fort ten oosten van “Fletio” is. De cijfers op de kaart impliceerden een afstand van 8 mijlen, meende men, maar nieuwer onderzoek wijst uit dat men naar het verkeerde cijfer keek en de afstand tussen Fletio en Levefanum veel groter zou moeten zijn. Levefanum is dus vast en zeker niet de naam van castellum Rijswijk. Hoe dit wel heette zal de tijd ons moeten leren…

Het Castellum op de Hoge Woerd: tal van vondsten in en om Vleuten-De Meern

13124572_1081823281879165_6888886327788251958_nWie op Vici.org vanuit Woerden naar het oosten gaat, zal al snel zien dat bij Vleuten-De Meern, een voormalige gemeente die nu deel uitmaakt van Utrecht, er opvallend veel vondsten en waarnemingen gedaan zijn. Datzelfde geldt voor de aangrenzende Utrechtse wijk Leidsche Rijn. Er zijn zoveel waarnemingen van de Limesweg (of eigenlijk -wegen) dat de loop ervan vanuit het oosten van Harmelen tot aan de oostkant van de stad Utrecht vrij duidelijk te reconstrueren is. Bij de aanleg van een van de eerste wijken van Leidsche Rijn werd in 1997 in één dag tijd een ware schat aan informatie ontdekt. Men vond in één dag tijd een schip, de Limesweg en daarmee ook de toenmalige loop van de Rijn. De vondst resulteerde in een enorm archeologisch onderzoek. Na de weg en het schip volgden er nog meer schepen, wachttorens en een castellum!

De Oude Rijn was in de Romeinse tijd in Vleuten-De Meern allesbehalve recht.
De Oude Rijn was in de Romeinse tijd in Vleuten-De Meern allesbehalve recht.

De Rijn in dit gebied is gekanaliseerd en loopt vandaag de dag dan ook kaarsrecht. Dat was in de Romeinse tijd allerminst het geval. De Rijn maakte juist meerdere opvallende kronkels en bochten in het gebied, om uiteindelijk een wending naar het noorden te nemen. Dat is ook terug te zien in de ligging van het castellum, dat ongeveer een kilometer ten noorden ligt van de limesweg die van west naar oost loopt. Waarnemingen maken duidelijk dat er sprake was van een kruispunt of tweesprong, waarbij een tweede weg zich naar het noorden afsplitste en zo naar het castellum en langs de Rijn leidde. Wellicht leidde de weg nog verder langs de Rijn, naar Traiectum (Utrecht-Domplein) maar was dit ook via een andere tweesprong sneller te bereiken. De loop van de rivier is ook af te leiden uit het feit dat de brede zijden van het castellum op oost en west liggen, in plaats van op noord en zuid.

Romeinse soldaten in Castellum Hoge Woerd! (Hier uitgebeeld door Gemina Project en Vereniging Pax Romana.)
Romeinse soldaten in Castellum Hoge Woerd! (Hier uitgebeeld door Gemina Project en Vereniging Pax Romana.)

De naam van het castellum op de Hoge Woerd is tot op heden niet bekend. Op de Peutinger kaart staat ten oosten van Laurium wel een castellum vermeld onder de naam Fletio. Als dit de naam van het castellum zou zijn, zou dat mooi aansluiten bij de naam Vleuten. Misschien wel te mooi. Menig archeoloog en historicus acht het idee te speculatief. Fletio zou ook kunnen staan voor het castellum bij Vechten, al dan niet als een verschrijving van de naam Fectio, want schrijffouten staan er genoeg op de kaart. Wel weten we dat het castellum bezet werd van midden eerste eeuw tot en met de instorting van de Limes rond het jaar 270. Mogelijk is het gebouwd rond het jaar 40 op last van keizer Caligula, of rond 47 in opdracht van gouverneur Corbulo. Van de canabae, het omringende kampdorp, weten we dat het door de soldaten gefrequenteerde badhuis aan de noordzijde van het fort lag. Het lijkt erop dat het fort bezet werd door de Cohors I Classica pia fidelis, een marine-eenheid.

De Meern 1, het schip dat in 1997 gevonden werd. Het is te bewonderen in Castellum Hoge Woerd.
De Meern 1, het schip dat in 1997 gevonden werd. Het is te bewonderen in Castellum Hoge Woerd.

Over marine gesproken, net als Woerden en Zwammerdam telt De Meern meerdere Romeinse schepen. Het eerste hiervan was De Meern 1, het schip dat in 1997 ontdekt werd. Dit schip was 25 meter lang, 2,7 meter breed en gebouwd van drie grote eiken die rond 148 na Chr. gerooid moeten zijn. Net als meerdere schepen uit Woerden en Zwammerdam was dit schip een platbodem. In dit geval bevatte het schip ook een soort kajuit, met een kast en een bed. Verder werden er wat zagen, beitels, schaven, een koevoet en een houweel in het schip aangetroffen, zodat vermoed wordt dat het door genietroepen gebruikt werd. Onderzoek van aan boord gevonden schoeisels heeft aangetoond dat het schip ongeveer een halve eeuw in gebruik is geweest.

"Romeins schip" in het Balijepark, waar De Meern 4 gevonden is. (Aan de Augustusweg.)
“Romeins schip” in het Balijepark, waar De Meern 4 gevonden is. (Aan de Augustusweg.)

De Meern 4, ontdekt in 2003, lag op pakweg 270 meter afstand en was aanzienlijk ouder, van rond 85 na Chr. Aanvankelijk leek dit ook een Noordwest-Europees Zwammerdamschip, maar tot ieders verrassing bleken er mediterrane bouwelementen in verwerkt. De scheepshuid werd bijvoorbeeld door veren en deuvels verbonden. In het schip zelf lagen tientallen blokken basalt: de vraag is of dit een bulklading was of dat het diende om het afgezonken schip op zijn plaats te houden. Andere vondsten zijn de resten van twee boomstamkano’s uit de 2e eeuw (De Meern 2 en 3) en van een vrij bijzonder puntertje, van ongeveer 9 meter lang (De Meern 6). Een vijfde schip was al enkele decennia eerder aangetroffen, maar de locatie ervan is niet meer bekend.

Gereconstrueerde wachttoren aan 't Zand, bij Castellum Hoge Woerd. Een vrij accurate reconstructie, behalve de moderne trap en glazen wanden die om veiligheidsredenen zijn aangebracht.
Gereconstrueerde wachttoren aan ’t Zand, bij Castellum Hoge Woerd. Een vrij accurate reconstructie, behalve de moderne trap en glazen wanden die om veiligheidsredenen zijn aangebracht.

De locatie van de schepen valt ongetwijfeld samen met de toenmalige loop van de Rijn. Waarschijnlijk was die erg kronkelig, zoals ook blijkt uit de vondst van meerdere wachttorens in het gebied. Dergelijke torens stonden meestal bij bochten in de rivier, zodat de rivier en de weg bewaakt konden worden en er in geval van alarm onmiddellijk een sein aan de volgende post kon worden doorgegeven, net zolang tot het meest nabije castellum bereikt werd. De meest westelijke, wachttoren a, stond aan de Doyenneperenlaan, en stamt waarschijnlijk al uit de jaren ’40 van de eerste eeuw.

Markering van wachttoren B aan de Claudiuslaan, een toepasselijke straatnaam.
Markering van wachttoren B aan de Claudiuslaan, een toepasselijke straatnaam.

Van veel latere bouw was de stenen wachttoren van Vleuterweide, die rond 150 na Chr. gebouwd werd. Deze wachttoren stond tussen de Veldhuizerweg en de Clappsperenlaan. In en om de resten van de toren zijn ook pijlpunten en slingerkogels betroffen, zoals te verwachten valt bij een dergelijke militaire uitkijkpost. Palingfuiken en landbouwgereedschappen als een ploeg en sikkel verraden dat de soldaten – in geval van zo’n toren waren dat vier tot acht man – nog best een poos in zo’n toren zaten. Gaan wonder dan ook dat er ook kinderschoenen en een damessieraad gevonden zijn: de gezinnen van de soldaten leefden blijkbaar vlakbij de toren. Veel ouder is wachttoren c, in Groot Zandveld, op ruim een kilometer noord-noordoost van Castellum de Hoge Woerd. Mogelijk werd deze toren later zelfs door een minifort opgevolgd. Een vierde toren, wachttoren b, bevond zich aan de Claudiuslaan.

De Limesweg dwars door Vleuten-De Meern. Wie hem volgt komt tal van monumentjes en wetenswaardigheden tegen.
De Limesweg dwars door Vleuten-De Meern. Wie hem volgt komt tal van monumentjes en wetenswaardigheden tegen.

De vondsten waar dit gebied zo rijk aan is, zijn des te duidelijker gemaakt. Alle vier de wachttorens zijn aangegeven met een metalen plaat op de plek waar de fundering is aangetroffen. Wie bovendien de plattegrond van de wijk Veldhuizen bekijkt, zal nog twee andere ontdekkingen doen. De eerste hiervan is een opvallend schuin lopende weg, wat nogal opvalt tussen de zo kaarsrecht gebouwde straten. Deze weg loopt van de Keerderberg over een schoolplein, gaat hierbij tussen twee flatgebouwen door (die hiervoor schuine muren hebben, alsof de weg erdoorheen is aangelegd) en loopt vervolgens door een klein park. De nadenkende lezer begrijpt wellicht al dat het hier om een reconstructie van de Limesweg gaat! Wie de weg volgt komt informatie tegen over de Limesweg en over De Meern 1, dat aan deze plek gevonden is. Door de weg nog verder te volgen gaat men langs de vindplaatsen van De Meern 4 en Wachttoren b, welke omringd zijn door een woonwijk. Maar opnieuw komt de oplettende kaartlezer hier iets interessants tegen: een hele buurt genoemd naar prominente Romeinen!

Uitzicht vanaf Castellum Hoge Woerd op de Limesweg naar het noorden. Links ervan het badhuis. Aan het einde de wachttoren.
Uitzicht vanaf Castellum Hoge Woerd op de Limesweg naar het noorden. Links ervan de contouren van het badhuis. Aan het einde de nagebouwde wachttoren.

Castellum Hoge Woerd (niet ver van de toepasselijke Vicuslaan) is te vinden aan het Hoge Woerdplein. Al eerder werden hier de contouren van het militaire badhuis zichtbaar gemaakt, evenals de noordwaarts lopende Limesweg. Aan het noordeinde van die weg, vlakbij de rotonde, verrees later een replica van een Romeinse wachttoren. Bij wijze van historisch experiment is de toren in 2016 zelfs een tijdje door Romeinse soldaten van Vereniging Pax Romana bezet geweest! De vereniging in kwestie wprdt wel vaker op Castellum Hoge Woerd gezien, want sinds een paar jaar is hier een museum verrezen, gebouwd in de vorm van de omwalling van het castellum. Middels digitale schermen kan men vanaf de “poortgebouwen” een indruk krijgen hoe het castellum en de omgeving er destijds uitzagen. Binnen in het museum is De Meern 1 in volle glorie tentoongesteld. Daarnaast zijn er rondom het castellum wat mijlpalen met grappige Latijnse teksten aan te treffen. Om de archeologische vindplaats en alles wat daar nog ligt zo min mogelijk te verstoren, is er gebruik van uiterst licht bouwmateriaal gemaakt. Zo blijven de bodemschatten van Vleuten-De Meern en Leidsche Rijn veilig bewaard. De Meern 1 en 6 zijn nagebouwd en varen daadwerkelijk rond over Nederlandse wateren, zij het vanuit Woerden.