Onzekere tijden: Germania Inferior en de Limes in verval (180 t/m 280 na Chr.)

crisis van de derde eeuwZo rond het jaar 180 was de glorietijd van Germania Inferior duidelijk voorbij aan het gaan. Ondanks haar stadsrechten was Noviomagus economisch niet erg interessant meer, terwijl het ook duidelijk was dat de Rijngrens toch niet zo veilig was als men had gehoopt. Commodus, die in dit jaar keizer werd, liet het regeren vooral over aan enkele dienaren, die soms meer met hun eigen belangen dan met die van het rijk bezig waren. Zijn dood, op oudjaar 192, liet net als bij Nero een rijk zonder opvolger achter. Toen stadsprefect Pertinax, die rond het jaar 160 commandant van de Rijnvloot was geweest, keizer werd gemaakt om al snel door de Praetorianen vermoord te worden, was duidelijk dat er opnieuw een bestuurlijke chaos aan het uitbreken was. Didius Julianus, die zich in 172 verdienstelijk had gemaakt met het bestrijden van de Chauken en van 181 tot 183 gouverneur van Germania Inferior was geweest, kocht de loyaliteit van de garde en daarmee ook de troon. Het resultaat was een nieuwe burgeroorlog, zodat er een Vijfkeizerjaar uitbrak.

Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.
Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.

De winnaar van de strijd om de macht was Septimius Severus. Hoewel hij nog hetzelfde jaar Didius Julianus klein kreeg, kostte het hem nog ongeveer vijf jaar om twee andere tegenkeizers uit te schakelen, wat grote verwoestingen in Gallië tot gevolg had. Onder Severus werd de toon van het keizerschap veel militaristischer: de keizers hielden zich nu meer dan ooit zelf met de oorlogen bezig, terwijl Severus zijn zoons op zijn sterfbed adviseerde om zich alleen om het leger te bekommeren. Wat niet wilde zeggen dat Severus een onbekwaam keizer was. Net als Hadrianus hield hij inspectiereizen, waarbij hij ook Germania Inferior aandeed en het proces van de “verstening” van de castella voortzette en voltooide. Geen overbodige luxe, want de invallen van de Chauken, enkele decennia eerder, hadden enorme gevolgen gehad. In het meer zuidelijke Gallia Belgica waren tot dan nauwelijks troepen gelegerd, zodat dit gebied praktisch open lag voor de plunderaars. Meerdere steden waren verwoest of verlaten door hun vluchtende bevolking. Ook had men daarvoor al grote stadswijken moeten platbranden vanwege de Antonijnse Pest.

Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.
Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.

Didius Julianus was als gouverneur in elk geval verstandig genoeg geweest om te snappen dat er iets had moeten veranderen. Hij had meer forten langs de westkust laten bouwen. Meerdere hiervan waren tot in de 17e eeuw waarschijnlijk nog te zien op Walcheren, Goeree en Voorne. Bij Aardenburg, in Zeeuws-Vlaanderen, moet het zuidelijkste kustfort van Nederland hebben gestaan. Septimius Severus voltooide op zijn beurt de vernieuwing van de defensie dus. Ook hervormde hij de organisatie van de hulptroepen, die werden opgedeeld in numeri (infanterie) en cunei (cavalerie). In ons land werd zo bijvoorbeeld een Cuneus Frisiorum opgericht, waarin Frisii en Tubanten dienst deden. Deze werd gelegerd in Brittannia. In Matilo (Leiden) zat de Numerus exploratorum Batavorum. Verder aarzelde Severus niet om met preventieve aanvallen de volkeren aan de grens af te schrikken.

Caracalla's besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.
Caracalla’s besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.

Ondanks alle maatregelen kostte het veel moeite om de controle te herstellen. Er was definitief iets veranderd na de Antonijnse Pest en de daaropvolgende invallen. Vijandige invallen zouden hierna steeds frequenter worden. Ook Severus’ zoon Caracalla kreeg te maken met Germaanse invallen. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij in 212 middels de constitutio Antoniniana invoerde, de wet die bepaalde dat alle vrije mannen in het rijk (dus geen slaven, halfvrijen, buitenlandse bondgenoten, lijfeigenen of vrouwen) tot staatsburger gemaakt werden. Staatsburgers betaalden vijf procent inkomstenbelasting, dus deze nieuwe wet bracht meer geld voor het dure leger in het laatje, terwijl hij ook de loyaliteit van de mensen aan de staat zou kunnen vergroten. Op lange termijn was de wet echter een misrekening: legionairs verdienden meer dan hulptroepen en alleen staatsburgers konden legionair worden. Wie staatsburger was moest dus wel gek zijn om bij de hulptroepen in plaats van de legioenen te gaan. Kans op staatsburgerschap was voor de vrije mannen in het rijk geen motivatie meer om bij de hulptroepen te gaan.

Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt.
Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt. En dat was slecht voor de Limes!

Na Caracalla’s dood in 217 volgde weer een labiele periode en een strijd om de macht, die gewonnen werd door de uiterst labiele Elagabalus, die het als keizer maar enkele jaren volhield. Zijn neef en opvolger, Severus Alexander, was stabieler en verstandiger, maar kreeg het opnieuw met invallers aan de stok. In 231 moet er een inval aan de Neder-Rijn hebben plaatsgevonden, die met moeite werd teruggeslagen door Legio I Minervia. In 235 reisde Alexander af naar Germania, maar werd hier door zijn ontevreden soldaten vermoord. Severus Alexander was niet populair geweest bij zijn soldaten, wat hem in deze militaristische tijden zuur opbrak. De legioenen in de regio schoven hun bevelhebber, Maximinus Thrax, naar voren als keizer: de eerste maal dat het keizerschap werd opgeëist door iemand van gewone komaf, een mogelijkheid geschapen door de wet van Caracalla, die meer staatsburger creëerde en het belang van een militaire carrière deed toenemen. Het resultaat was een halve eeuw aan politieke en militaire chaos: de soldaten schoven hun eigen keizers naar voren, maar aarzelden ook niet om hen uit ontevredenheid te vermoorden.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Tijdens deze Crisis van de Derde Eeuw ontbrak vrijwel elk centraal gezag in Germania Inferior. Invallen waren nauwelijks te stuiten en de economie stortte volledig in. De burgeroorlogen leidden namelijk tot een hoop verwoesting en een hogere belastingdruk. Bovendien hadden veel keizers al lange tijd de soldij betaalbaarder gemaakt door het gehalte van edelmetaal in de munten te verminderen, zodat het goedkoper werd om meer munten te slaan. Wanneer kooplui en bankiers dat doorkregen stegen de prijzen dus, zodat een carrière in het leger minder aantrekkelijk werd. Dus moest de soldij weer omhoog en dat kon alleen door het geld nog verder te devalueren. In de loop van de 3e eeuw steeg de graanprijs zelfs tot het honderdvoudige. Bijgevolg kwam de ruilhandel weer op terwijl oude munten opzij werden gezet of omgesmolten: geld gebruiken was voor de gewone man simpelweg niet meer rendabel!

Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.
Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.

Doordat de handel en geldeconomie instortten verloren de steden, die wat voedsel betreft niet zelfvoorzienend waren, sterk aan belang. Grote plattelandshoeves werden nu meer de economische centra van de streek. Versterkte hoeves, want van veiligheid was geen sprake meer in Germania Inferior. Niet alleen vanwege de invallen, want ook failliete boeren en andere lieden gingen in hun wanhoop op rooftocht. Ook ecologisch kampte men hier met ernstige problemen. De gemiddelde jaartemperatuur daalde rond deze tijd met een graad of 2, wat de opbrengst van de landbouw deed dalen (zodat de prijzen dus nog meer stegen). Door ongeremde cultivatie van veengrond in Zeeland en Noord-Nederland, was de grond hier letterlijk ingezakt, wat grote overstromingen tot gevolg had. Was Zeeland rond het begin van de Romeinse tijd nog vooral moerassige grond geweest, nu veranderde het langzaam maar zeker in een archipel van erg kleine eilanden (veel kleiner dan tegenwoordig). Veel gebouwen, ook de Nehalennia-tempel van Ganuenta (bij Colijnsplaat) werden weggespoeld. Ook de landbouwgrond van de Frisii begon steeds vaker door zoutwater overspoeld te raken. Dat kwam omdat de stroom tussen het Flevomeer en de Waddenzee verwijdde, wat resulteerde in een flinke vergroting van het meer. Op de bedorven landbouwgrond was niet meer te leven, zodat veel mensen wegtrokken.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.

Andere Germanen achter de Rijn verbonden zich in coalities, zodat zij minder onderling vochten en dus gevaarlijker werden voor de Romeinen. In 241 was er voor het eerst een aanval gekomen door een nieuwe coalitie van achter de Rijn: de Franken! Meerdere volkeren aan de IJssel en de Lahn vormden de basis van deze (overigens vrij losse) confederatie: de Saliërs, de Angrivariërs, de Chamaven, de Tubanten… Steeds meer stammen sloten zich aan. Ook oude vijanden van de Romeinen, zoals de Usipeten, de Tencteren en de Bructeren. De Chauken daarentegen gingen eind 3e eeuw mogelijk op in een ander stamverband, namelijk dat van de Saksen, die de rol van de Chauken als schrik van de Noordzee overnamen. Terwijl de Franken de Rijn regelmatig overstaken, zeker na bericht over leegstaande forten, teisterden de Saksen dus de Kanaalkusten. Keizer Gallienus was dan ook in 254 bij de Rijngrens geweest om oorlog tegen de Germanen te voeren. Om zijn macht te stabiliseren richtte hij een keurkorps op van enkele mobiele afdelingen, die hem overal zouden volgen en dus niet onder de invloed van een onbetrouwbare generaal zouden vallen.

Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.
Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.

Door manschappen weg te trekken voor burgeroorlogen hadden Gallienus en zijn voorgangers de grens flink verzwakt, dus nu was het maar goed dat hij een eigen leger meebracht. Meerdere keren gaf hij de Franken er behoorlijk van langs, hoewel ze ook telkens weer terugkwamen. Maar in 258 moest Gallienus zijn werkterrein noodgedwongen naar de Balkan verleggen om daar een tegenkeizer te verslaan, waarmee hij tal van soldaten met zich meenam. Om deze reden moet ook de zuidelijke helft van Nederland grotendeels ontvolkt zijn. Keizer Gallienus had rond die tijd de Limesforten leeg getrokken om deze soldaten in te zetten op de Balkan. Veel mensen trokken met hen mee omdat zij hun broodwinning of zelfs hun familie zagen vertrekken. Voor anderen was de veiligheid een goede reden om te gaan, want de Rijngrens was hiermee in de praktijk gewoon opgegeven. Wel erg belangrijk bleef de handelsweg tussen Colonia Agrippinensis (Keulen) en Gesoriacum (Boulogne-sur-Mer). De belangrijkste plaatsen op deze route in ons land waren Coriovallum (Heerlen) en Mosae Traiectum (Maastricht). De vestingen langs deze handelsweg zijn grotendeels in de 3e en 4e eeuw gebouwd. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse invloed echter veel minder merkbaar. Forum Hadriani en Noviomagus werden uiteindelijk ook verlaten.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.

Wel had Gallienus zijn minderjarige zoon Saloninus achtergelaten in Colonia Agrippinensis. De jonge onderkeizer viel onder toezicht van onder andere een generaal genaamd Marcus Cassianus Latinius Postumus. Postumus wist de Franken op de knie te krijgen, waarschijnlijk ter hoogte van het huidige Empel, waar een tempelcomplex stond voor de Bataafs-Romeinse meng-god Hercules Magusanus. Toen Saloninus echter de buit van de oorlog opeiste ontstond er onenigheid en belegerde Postumus de stad, die hij in 260 innam. Saloninus werd gedood en Postumus werd tot keizer uitgeroepen. Postumus, die ook van lage afkomst was en via een militaire carrière was opgeklommen, bleek nu een vrij bekwaam bestuurder te zijn. Hij heerste als keizer vooral over Gallië, waar hij zijn eigen regering en Senaat oprichtte zonder zich om de verdere verovering van het Romeinse rijk te bekommeren, wat de reden is dat zijn rijk vaak het Gallische Keizerrijk genoemd wordt, ondanks dat zijn rijk verder geen uitgesproken Gallisch karakter had. In elk geval sloten Brittannia en Hispania zich bij hem aan.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus' munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus’ munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.

Postumus reorganiseerde de verdediging van de Rijngrens, waaraan hij bijna altijd verbleef. Uit Frankische krijgsgevangenen en huurlingen stelde hij nieuwe hulptroepen samen, die wisten hoe zij de Franken moesten bestrijden. Stadsmuren van de steden werden versterkt en er werden nu meer forten in het achterland aangelegd, zoals langs de Maas, zodat de bevolking een toevluchtsoord had in tijd van nood. De in het achterland aanwezige garnizoenen konden een eventuele aanval die door de grens heen wist te komen dan alsnog opvangen. Dit systeem van “verdediging in de diepte” was op dat moment wellicht de beste oplossing. Op lange termijn zou het minder succesvol worden, aangezien er na enkele decennia laksheid begon op te treden bij de troepen in de garnizoenssteden. Maar op dit moment was het een vakkundig uitgedacht systeem. Postumus was een sterk leider, die in tegenstelling tot Gallienus niet de grens onbewaakt achterliet om elders te gaan vechten, ofschoon Gallienus meerdere pogingen deed om deze separatist te verslaan. Ook een tegenkeizer in de vorm van ene Laelianus te Mogontiacum (Mainz) kreeg Postumus niet klein: het waren juist zijn eigen troepen die Postumus in 269 doodden nadat hij, toen Laelianus verslagen was, hen niet toestond om Mogontiacum te plunderen. Laelianus was zijn opstand echter wel begonnen nadat Postumus plotseling de muntwaarde opnieuw verlaagd had, voor de eerste keer in zijn regering.

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.

De dood van Postumus maakte dat er geen sterke man meer was om zich op de Rijngrens te concentreren. Zijn opvolgers regeerden maar kort. De laatste van hen, Tetricus, werd in 273 verslagen door Aurelianus, die keizer was geworden na de dood van Gallienus en zijn opvolger Claudius Gothicus. Tetricus en Aurelianus kwamen daarna in het geheim overeen dat Tetricus zich vrijwillig zou overgeven. De verovering liet echter een aardig uitgedund leger achter, wat de defensie geen goed gedaan zal hebben. De Germanen roken hun kans opnieuw en vielen opnieuw de Rijnforten aan. Postumus’ garnizoenen in het achterland konden blijkbaar maar weinig uitrichten en de vijand drong diep tot in Gallië door, waarbij zelfs Parijs in vlammen opging. Ook Mosae Traiectum moest het ontgelden. Het castellum bij Aardenburg werd rond deze tijd waarschijnlijk voorgoed verlaten, net als het achterland van Colonia Agrippinensis. Aurelianus leek zich hier weinig om te bekommeren. Toen de boeren op de Gallische westkust zich echter verenigden ter verdediging van hun land, werd dit afgedaan als rebellie.

Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.
Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.

Keizer Probus, die vanaf 276 regeerde, deed iets beter zijn best om niet alleen in naam een hersteller te zijn. Hij versterkte de grenssteden en bouwde een nieuwe Rijnvloot op. Tussen de garnizoenssteden in bouwde hij nieuwe forten. Ook kreeg hij voor elkaar dat een aantal Germaanse koningen gijzelaars leverden en Rome als hun suzerein erkenden. Een deel van de Franken kreeg in 277 toestemming om aan de Neder-Rijn te komen wonen als foederati, semi-autonome bondgenoten binnen het rijk. De verdediging van de Neder-Rijn werd dan ook voorlopig aan hen overgelaten. Vanaf dat moment waren de Rijndelta en de Betuwe de primaire uitvalsbasis van de Franken, waar zij tot 286 dankbaar gebruik van maakten. Toen ene Proculus een gooi naar het keizerschap deed en de hulp van de Franken inriep, leverden zij de tegenkeizer nog wel uit aan Probus. Maar echt betrouwbare bondgenoten waren zij daarmee nog niet.

Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.
Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.

Hoe gewelddadig de overname van het rivierengebied door de Franken precies verlopen is, is niet bekend. Vaststaat dat ons land voor 277 erg dunbevolkt moet zijn geweest. Het is mogelijk dat achterblijvende Bataven en Cananefaten uiteindelijk zijn opgenomen in de Frankische coalitie, zoals ook met de Chamaven gebeurd lijkt te zijn: deze stam, die vermoedelijk in Twente en de Achterhoek woonde, werd bijvoorbeeld in 298 aangeduid als Frankisch. Het is echter ook mogelijk dat de resterende Bataven en Cananefaten zijn verdreven, tot slaaf gemaakt of gedood. Een exact bewijs voor één van deze theorieën is er niet, zodat het tot op de dag van vandaag een raadsel blijft. In elk geval zijn de Bataven waarschijnlijk niet de voornaamste voorouders van de moderne Nederlanders. De beperkte Romeinse macht ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne heeft vermoedelijk een sterke invloed op moderne Belgische taalgrens: de grens tussen de Franse (Romaanse) taal en de Nederlandse (Germaanse) taal. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse macht weliswaar niet volledig verdwenen, maar wel sterk verzwakt. Het gebied tot aan de Rijn werd nog steeds opgeëist als deel van het rijk, maar was nu veel meer een soort periferie. Het wegennetwerk en de Romeinse staat waren hier nog amper van invloed en de loyaliteit aan Rome was grotendeels verdwenen. De eigen, lokale omgeving was nu veel belangrijker. Alleen de naam Batavia, zoals het rivierengebied nu vaak genoemd werd, herinnerde nog aan de hier ooit woonachtige Bataven. Het verlaten terpenland in het noorden stond bekend als Frisia. Het zou nog lang duren voor hier nieuwe bewoners neerstreken.

Diocletianus en de Tetrarchie: een nieuwe orde

Diocletian_bustVijftig jaar lang had het Romeinse rijk in chaos verkeert. Een stabiele dynastie was er niet geweest. Zelfs als een keizer door zijn zoon of broer was opgevolgd, was deze al kort daarna afgezet of gesneuveld. Slechts een enkele dynastie had het langer dan 10 jaar volgehouden, en op Gallienus na wist niet één keizer meer dan 10 jaar te overleven. Pas in 284 zou er een keizer aan de macht komen die de macht geruime tijd wist te behouden, een natuurlijke dood stierf en werd opgevolgd door de opvolger die hij zelf verkozen had. Na een halve eeuw wist er eindelijk iemand een stabiel bewind te creëren, zodat het Romeinse rijk de kans kreeg om voorlopig te herstellen. Deze heerser zou daarom misschien wel als een redder van het Romeinse rijk beschouwd kunnen worden, althans voor zijn eigen periode. En deze redder was keizer Diocletianus.

Het amfitheater van Salona, de geboorteplaats van Diocletianus.
Het amfitheater van Salona, de geboorteplaats van Diocletianus.

Diocletianus was afkomstig uit Salona in Dalmatia (nu Solin, in Kroatië). Over zijn vroege leven is weinig zeker. Zijn precieze geboortedatum is onzeker, al wordt 22 december 244 vermoed. Bij geboorte heette hij Diocles of Diocles Valerius en was hij van bescheiden afkomst, al is het niet duidelijk uit wat voor milieu. Beweringen dat hij een vrijgelatene of zoon van een vrijgelatene was, zijn vooral van de hand van schrijvers die hem geen warm hart toedragen. In elk geval volgde zijn vroege leven het scenario van de soldatenkeizer: een eenvoudig man die opklimt binnen het leger tot hij een hoge bevelhebber is. Joannes Zonaras (een Byzantijns geschiedschrijver uit de 11/12e eeuw) zegt dat Diocles dux (aanvoerder van een veldleger van meerdere detachementen) van de provincie Moesia was, aan de benedenloop van de Donau. De Historia Augusta beweert dat hij ook in Gallië diende, maar gezien de zeer beperkte betrouwbaarheid van de tekst negeren veel historici dit. In 282 werd hij benoemd tot commandant van de Protectores domestici, het keurkorps van ruiters dat met het keizerlijk hof meereisde. Deze benoeming kreeg hij van keizer Carus, één van de laatste soldatenkeizers.

Keizer Diocletianus vermoordt Aper, Reinier Vinkeles, 1804. De tekenaar lijkt niet op de hoogte van de sterk veranderde mode van eind 3e eeuw, en leunt in plaats daarvan op de stereotype uitbeelding van Romeinen. (Bron: Rijksmuseum)
Keizer Diocletianus vermoordt Aper, Reinier Vinkeles, 1804. De tekenaar lijkt niet op de hoogte van de sterk veranderde mode van eind 3e eeuw, en leunt in plaats daarvan op de stereotype uitbeelding van Romeinen. (Bron: Rijksmuseum)

In die hoedanigheid ging Diocles dan ook mee met Carus naar Mesopotamië, om daar de Perzen te bevechten. Carus kwam hier op geheimzinnige wijze om het leven, volgens het verhaal omdat zijn tent door de bliksem geraakt werd. Zijn zoon Carinus verbleef op dat moment in Gallië, en ging zodra het nieuws bekend was naar Rome. Carus’ andere zoon Numerianus bleef in het oosten, maar keerde uiteindelijk terug naar wens van zijn soldaten. Het moet een vredige terugtocht zijn geweest, want de Perzen verkeerden in chaos en konden geen leger sturen. In maart 284 bereikten de Romeinen Emesa (Homs), waar Numerianus nog in goede gezondheid geweest moet zijn. Daarna kwam er echter slecht nieuws. Lucius Flavius Aper, de prefect van de Praetoriaanse Garde en schoonvader van Numerianus, liet weten dat de jonge keizer een ernstige oogontsteking had en zich derhalve terugtrok in een gesloten koets. Tegen de tijd dat de stoet in Bithynië (nu het westen van Turkije) was aangekomen, merkten de soldaten een vreemde geur op, die uit de koets leek te komen. Het bleek een lijklucht: Numerianus bleek bij het openen van de koets al geruime tijd dood te zijn. In Nicomedia maakte Aper dit nieuws officieel bekend. De generaals kwamen bijeen om de opvolging van Numerianus te bespreken. Aper trachtte een greep naar de troon te doen, maar blijkbaar zag men meer in Diocles, die unaniem verkozen zou zijn. Diocles nam het zwaard in de hand ten overstaan van de troepen en zwoer een eed, waarbij hij verklaarde niets te maken te hebben met de dood van Numerianus. In plaats daarvan beschuldigde hij Aper en doodde hem ter plekke. Niet lang daarna nam hij een naam aan die minder Grieks en meer Romeins klonk: Gaius Aurelius Valerius Diocletianus. De moord op Aper zou later verbonden worden aan een legende dat Diocles in het land van de Tungriërs (noordoost-België) een voorspelling zou hebben gehoord dat hij keizer zou worden als hij een wild zwijn (aper) had gedood.

Antoninianus van Diocletianus, met zonnekroon.
Antoninianus van Diocletianus, met zonnekroon.

Diocletianus was in de eerste plaats militair en had weinig ervaring met bestuurszaken. Hij was zelf echter zo wijs om die zwakheid in te zien en benoemde zo snel hij kon niet alleen zichzelf maar ook een zekere Lucius Caesonius Bassius tot consul. Bassius kwam uit een senatoriale familie uit Campania. Hij was eerder consul geweest en had als proconsul de provincie Africa bestuurd, zodat hij zijn sporen wel verdiend had. De benoeming was niet alleen een slimme zet vanwege Bassius’ bestuurlijke ervaring, maar ook vanwege zijn afkomst, waarmee Diocletianus de Senaat trachtte te paaien, zodat hij sneller op hun steun kon rekenen bij een mars naar Rome. Hiermee werd het bestuur van Carinus in Rome dus feitelijk verworpen, zodat Diocletianus vanaf dit moment als tegenkeizer gezien kon worden. Via de Balkan trok hij op naar Rome. Het leger van Carinus was al in de buurt, daar het kort daarvoor had afgerekend met een tegenkeizer die Noord-Italië en Pannonia onder controle had gehad. De confrontatie vond plaats aan de rivier de Margus (Morava) in Moesia. Mogelijk vond de slag in mei plaats tussen de Mons Aureus (Seone) en Viminacium (een toen zeer belangrijke maar nu niet meer bestaande stad, in de buurt van Kostolac, op zo’n 100 kilometer van Belgrado). Mogelijk was de gouverneur van Dalmatia, Constantius Chlorus, al vroeg in het voorjaar overgelopen naar Diocletianus. Bij de Slag aan de Margus liep Aristobulus, de prefect van de Praetorianen, ook over. Het resultaat was een grote overwinning voor Diocletianus en de dood van Carinus. Diocletianus was nu de alleenheerser van het rijk.

Romeinse troepen uit de tijd van Diocletianus, herkenbaar aan hun dekkende helm met neusbeschermer, naar Perzisch voorbeeld, evenals hun Germaanse schildknoppen. (foto: pinterest)
Romeinse troepen uit de tijd van Diocletianus, herkenbaar aan hun dekkende helm met neusbeschermer, naar Perzisch voorbeeld, evenals hun Germaanse schildknoppen. (foto: pinterest)

Natuurlijk betekende dit nog niet dat de Crisis van de Derde Eeuw automatisch voorbij was. Er was geen garantie dat er geen nieuwe tegenkeizers het gezag van Diocletianus zouden betwisten, dus moest hij alles doen om te voorkomen dat hij niet hetzelfde lot als veel van zijn voorgangers zou ondergaan. Diocletianus besefte dat de burgeroorlogen het rijk flink verzwakt hadden en er ondertussen van twee kanten een grote externe dreiging was. De Germaanse invasies waren de laatste jaren flink verminderd en de Perzen verkeerden in chaos, maar voor hoe lang nog? Aan beide gevaren moest het hoofd kunnen worden geboden, maar zoals de politieke cultuur in de 3e eeuw was, werd de keizer geacht zelf aan dergelijke campagnes deel te nemen. Met een enorm rijk en twee ver bij elkaar vandaan liggende fronten leek dat eigenlijk totaal niet haalbaar en als beide vijanden toevallig tegelijkertijd zouden toeslaan, zou de chaos weer niet te overzien zijn. Alsof dat nog niet genoeg was, was het nog steeds onrustig in tal van provinciën. De structuur van het rijk was ontstaan toen deze problemen nog nauwelijks speelden, dus moest dit worden aangepast. Diocletianus’ meende dat het rijk gewoon te groot was voor één keizer, maar in tegenstelling tot keizers als Marcus Aurelius, Valerianus of Carus, had hij geen zoons om hem terzijde te staan. In 285 benoemde hij zijn generaal Maximianus daarom tot Caesar, onderkeizer en troonopvolger, om hem een jaar later zelfs tot Augustus te verheffen. Om hun verhouding in religieuze termen te versterken noemde Diocletianus zichzelf Iovius, naar de oppergod Jupiter, en noemde Maximianus zich Herculius, naar Jupiters zoon Hercules. Dit benadrukte in feite dat Diocletianus vooralsnog een stapje hoger stond dan Maximianus. Tegelijkertijd vertegenwoordigden de twee keizers hiermee de goden op Aarde. Juist deze ietwat theocratische rol verminderde de aandacht op de militaire belangen, zodat het leger wat aan kracht verloor.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Net als zijn opvolger Allectus en Constantius Chlorus, die Brittannië heroverde, is hij opgenomen in de legendarische Britse koningslijst van Geoffrey of Monmouth.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Net als zijn opvolger Allectus en Constantius Chlorus, die Brittannië heroverde, is hij opgenomen in de legendarische Britse koningslijst van Geoffrey of Monmouth. Ook Geta en Caracalla staan in deze lijst.

Dat kon geen kwaad want hier en daar staken er nog wel eens onlusten de kop op. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Carausius, een Romeins-Menapische vlootaanvoerder die Saksische en Frankische piraten in het Kanaal en de Noordzee bestreed. Toen Carausius van piraterij en het verduisteren van de buit werd beschuldigd, veroordeelde Maximianus hem ter dood, waarop Carausius in 286 uitweek naar Brittannia en zichzelf tot keizer uitriep. Het Brits-Romeinse keizerrijk van Carausius was geen lang leven beschoren, want al in 293 werd hij vermoord. Weliswaar had hij getracht zich neer te zetten als een derde keizer, in vrede met Maximianus en Diocletianus, maar van vrede was geen sprake geweest. Wel had het de benoeming van Maximianus tot Augustus versneld: Maximianus nam de titel aan zonder dat Diocletianus hierbij was, wat zelfs de vraag doet rijzen of Maximianus soms zelf het initiatief nam en Diocletianus dit maar zo liet om burgeroorlog te vermijden. Het is echter ook niet ondenkbaar dat Diocletianus met de benoeming zijn band met Maximianus wilde versterken. Maximianus voerde in elk geval oorlog rondom de Rijn, om Carausius’ Frankische bondgenoten mores te leren.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. De westelijke keizer moest zich toch vaak plooien naar de wil van zijn "meerdere" in het oosten, maar deed dit niet altijd van harte.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Hij moest zich toch vaak plooien naar de wil van zijn “meerdere”, maar deed dit niet altijd van harte.

Maximianus was net als Diocletianus van eenvoudige komaf: vermoedelijk was hij rond 250 in Sirmium geboren als zoon van een winkelier, waarna hij een militaire carrière had gemaakt en bevriend was geraakt met Diocletianus. Er werden twee hoofdsteden ingericht: Milaan voor Maximianus en Nicomedia voor Diocletianus. Rome was gewoon te ver verwijderd van de grenzen. De invloed van de Senaat was hiermee bekeken. De raad had al onder het Principaat natuurlijk al sterk aan macht ingeboet, door de groeiende positie van de keizer en de opkomst van het reizende hof. In de 3e eeuw was dat verergerd door de opkomst van de soldatenkeizers, waarbij senatoriale rang dus niet meer vereist was, en door maatregelen van Gallienus, die had bepaald dat senatoren geen legioenen meer mochten leiden. Nu was het hof definitief van Rome verwijderd en was de Senaat in feite gereduceerd tot een soort gemeenteraad. Rome was politiek oninteressant geworden en moest dat maar eens leren inzien. De keizer is misschien zelf heel even in Rome geweest, maar liet zich uiteindelijk zelden in de stad zien. Ook stelde hij nieuwe keizerlijke lijfwachten in: de Ioviani voor hemzelf en de Herculiani voor Maximianus, om de macht van de Praetorianen te breken.

Militair uitgegeven munt van Diocletianus. De keizer was een fanatiek hervormer, die daarmee de ondergang van het rijk voor lange tijd wist te voorkomen.
Militair uitgegeven munt van Diocletianus. De keizer was een fanatiek hervormer, die daarmee de ondergang van het rijk voor lange tijd wist te voorkomen.

Andere hervormingen bleven ook niet van de lucht. In november 301 vaardigde Diocletianus een edict uit over de prijzen van koopwaren. De geldwaarde van munten werd vastgesteld en alle verantwoordelijken voor de hyperinflatie van de afgelopen 50 jaar werden vergeleken met barbaren. Het werd handelaren verboden te handelen met het buitenland en vervoerskosten mochten niet in de prijs worden doorgerekend. Op schuld aan inflatie werd de doodstraf ingesteld en voor meer dan duizend producten werd een maximumprijs bepaald. Deze harde maatregelen moesten de losgeslagen, chaotische economie aan banden leggen, zodat er in elk geval geen nieuwe ellende zou ontstaan. Het leger werd opgedeeld in grenstroepen en mobielere veldtroepen in het achterland. De grenstroepen bevonden zich dan ook in forten langs de limes, terwijl het veldleger, de comitatenses, erop was ingericht om bij eventueel gevaar snel uit te rukken en elders versterking te bieden. De officier van de comitatenses werd comes genoemd, waar het Romaanse woord voor graaf (bv. comte in het Frans) van is afgeleid. Door al deze militaire en monetaire hervormingen, waren er ook ingrijpende veranderingen in belasting en bestuur. De provincies werden ook heringedeeld. Het oude Gallia Belgica werd bijvoorbeeld opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior bleef één geheel, maar werd sindsdien wel Germania Secunda genoemd.

Het Romeinse rijk in vieren opgedeeld. De hoofdsteden waren hierbij afhankelijk van waar welke keizer woonde. Trier was dus eerst het centrum van de westelijke Caesar, tot deze tot Augustus verheven werd.
Het Romeinse rijk in vieren opgedeeld. De hoofdsteden waren hierbij afhankelijk van waar welke keizer woonde. Trier was dus eerst het centrum van de westelijke Caesar, tot deze tot Augustus verheven werd.

De belangrijkste bestuurlijke hervorming van Diocletianus is echter de invoering van de tetrarchie: “de vier heersers” (tettares is Grieks voor vier). Maximianus en Diocletianus bleven allebei Augustus, oftewel keizer, maar stelden ook allebei een Caesar aan als onderkeizer en opvolger. De titel Caesar had sinds de tweede eeuw vooral gediend om troonopvolgers aan te wijzen, maar nu kreeg de drager van deze titel ook echt het bevel over een deel van het rijk. Diocletianus gaf een deel van het oosten aan Galerius en Maximianus droeg een deel van het westen over aan zijn schoonzoon Constantius Chlorus. In 293 werd dit bestuursstelsel ingesteld, zodat Constantius zich kon bezighouden met Carausius. Constantius bestuurde Gallië en Brittannië, met Trier als zijn hoofdstad. Na de moord op Carausius in 293 hield de moordenaar en usurpator Allectus het nog drie jaar uit. Het rijk was nu in feite een eenheid door opdeling. Daarmee waren de oorlogen uiteraard nog niet van de lucht. De Tetrarchie van Diocletianus kreeg het nog aan de stok met Sarmaten op de Balkan, onrusten in Egypte en een grote oorlog met Perzië. Toen het Romeinse leger een grote nederlaag leed tegen de Perzen aarzelde Diocletianus niet om Galerius als zondebok neer te zetten en hem te vernederen: Galerius moest een hele mijl aan het hoofd van de keizerlijke karavaan lopen. Een Romeinse tegenaanval had meer succes en leidde tot de gevangenneming van de harem, koningin en kinderen van koning Narseh. Het gevolg was een gunstig vredesverdrag voor de Romeinen, met een grote invloedssfeer in het Midden-Oosten.

Diocletianus in gevecht met Narseh. Detail van de Boog van Galerius in Thessaloniki, waar Galerius meestal zetelde.
Diocletianus in gevecht met Narseh. Detail van de Boog van Galerius in Thessaloniki, waar Galerius meestal zetelde.

Die invloedssfeer van Diocletianus droeg ironisch genoeg bij aan de kerstening van Armenië. Ironisch genoeg omdat Diocletianus als één van de felste beoefenaars van christenvervolging onder de Romeinse keizers te boek staat. Ook al is dat misschien wat overdreven, al in 302 liet hij de Manicheeërs, aanhangers van een inmiddels uitgestorven Perzische religie, vervolgen. Dit zowel vanwege hun religieuze non-conformisme als vanwege hun steun aan Perzië. Hierna werden de christenen zijn doelwit. In 302 meende hij nog dat de christenen uitsluiten van bestuur en leger voldoende was, maar Galerius overtuigde hem dat uitroeiing noodzakelijk was, zeker na een uitspraak van het orakel van Delphi. Op 24 februari, een dag na het bevel om de kerk in Nicomedia af te breken, vaardigde hij een edict tegen de christenen uit. Nog voor het eind van de maand werd het paleis door een brand verwoest. Galerius was er zeker van dat de christenen dit gedaan hadden. De daders werden echter niet gevonden en na een tweede brand week Galerius uit naar Rome. Er volgden meer edicten die de arrestatie van christelijke priesters en een verbod op kerkdiensten afkondigden. Ondanks de naam van een felle vervolger wisten de meeste christenen echter aan Diocletianus’ maatregelen te ontkomen. Maximianus en Constantius deden er namelijk weinig mee en lieten de christenen in hun rijksdeel ongemoeid. Op de Balkan kreeg Diocletianus er echter een slechte naam door, die hij nog altijd heeft.

Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Het beeld werd in 1204 uit een Byzantijns paleis geroofd en staat nu in Venetië. Let op de mantels, lange mouwen en de Dacische hoofddeksels, allen typerend voor de Laat-Romeinse tijd.
Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Het beeld werd in 1204 uit een Byzantijns paleis geroofd en staat nu in Venetië. Let op de mantels, lange mouwen en de Dacische hoofddeksels, allen typerend voor de Laat-Romeinse tijd.

De nogal wrede houding jegens bepaalde godsdiensten is misschien te verklaren vanuit het nogal theocratische keizerschap dat onder Diocletianus begon. Onder invloed uit Perzië was het hofprotocol in deze tijd veel deftiger aan het worden. De monarchie werd niet langer verhuld en op munten noemde Diocletianus zich dominus et deus, heer en god. Vandaar dat men vanaf 284 ook wel spreekt van het Dominaat. Het Romeinse rijk was nu een openlijke monarchie, waarbij de keizer niet langer gelijk was aan een opgeklommen politicus of militair, maar de wil van de goden uitvoerde op Aarde. In plaats van na zijn dood werd hij bij zijn leven blijkbaar al vergoddelijkt, terwijl senator en consul niet meer dan eretitels waren. De keizer verscheen niet veel meer in het openbaar en als hij dit deed hield hij nog zoveel mogelijk afstand van het volk. En de enkeling die bij hem op audiëntie kwam moest diep knielen en de zoom van het gewaad van de keizer kussen. Zijn kleding was, net als zijn schoenen, met allerlei edelstenen en fraaie patronen versierd. De stijl van de keizers uit het Principaat mag dan in de popcultuur afgeschilderd worden als protserig en decadent, maar vergeleken met het Dominaat kleedden de klassieke keizers zich toch vrij eenvoudig. Deze rol van de keizer als ultieme machthebber zag Diocletianus graag benadrukt. Op 20 november 303 was Diocletianus weer in Rome, waar hij samen met Maximianus de twintigste verjaardag van zijn regering en de tiende verjaardag van de tetrarchie vierde. Diocletianus vond dat hij in Rome met te weinig waardigheid en veel te veel gelijkheid behandeld werd. Hij vertrok dan ook al snel uit de stad en hield de ceremoniën voor zijn nieuwe consulaat in Ravenna.

Reconstructie van het versterkte paleis waar Diocletianus zich na zijn aftreden terugtrok. (Tekening door Ernest Hébrard)
Reconstructie van het versterkte paleis waar Diocletianus zich na zijn aftreden terugtrok. (Tekening door Ernest Hébrard)

Vanuit Ravenna trok de keizer oostwaarts en voerde een veldtocht aan de Donau, waarbij hij ziek werd. Het was niet ernstig, maar het verergerde naarmate hij verder oostwaarts ging. In Nicomedia opende hij op 20 november het circus naast zijn paleis, maar stortte kort daarna in. De hele winter kwam hij het paleis niet uit en er begonnen geruchten te gaan dat de keizer overleden was. Half december begon men zelfs te rouwen in de stad, tot er bericht kwam dat de geruchten onjuist waren. Pas op 1 maart verscheen hij weer in het openbaar, vermagerd en bijna onherkenbaar veranderd. Kort daarna voegde Galerius zich bij hem. Op 1 mei 305 riep Diocletianus zijn generaals en andere vertegenwoordigers van de legioenen bij zich. De ontmoeting vond 5 kilometer buiten de stad plaats, op de heuvel waar hij in 284 tot keizer was uitgeroepen. Daar sprak hij de menigte toe met tranen in zijn ogen. Hij vertelde hen dat hij de kracht niet meer had om te besturen en dat het tijd was dat hij het keizerschap aan een sterker iemand toevertrouwde. Diocletianus deed in feite iets ongelooflijks: hij was de eerste Romeinse keizer die uit vrije wil troonsafstand deed! Op dezelfde dag deed Maximianus blijkbaar ook afstand van de troon. Constantius en Galerius zouden nu de Augusti worden. Maar in tegenstelling tot wat iedereen verwachtte, waren het niet hun zoons Constantinus en Maxentius die tot Caesar werden benoemd: in plaats daarvan werden Severus en Maximinus onderkeizer gemaakt. Diocletianus overhandigde zijn purperen mantel aan Maximinus op de heuvel bij Nicomedia, terwijl Maximianus de zijne in Milaan overhandigde aan Severus.

Het paleis van Diocletianus in Dalmatia is tegenwoordig het centrum van de Kroatische stad Split.
Het paleis van Diocletianus in Dalmatia is tegenwoordig het centrum van de Kroatische stad Split.

Diocletianus trok zich terug in Dalmatia, zijn oude thuisland, waar hij zijn laatste jaren wilde slijten in een enorm paleis, dat nu de historische stadskern van Split in Kroatië vormt. Maximianus trok zich op zijn beurt terug in het zuiden van Italië. Zo bleven ze ver van de hoofdsteden, maar konden ze wel onderling contact houden. Galerius zocht Diocletianus in 308 nog eens op voor advies en beide oud-keizers waren op 11 november dat jaar in Carnuntum aanwezig bij de benoeming van Licinius als Galerius’ nieuwe Caesar. Er was namelijk onrust ontstaan omdat Maximianus’ zoon Maxentius zich gepasseerd had gevoeld en een greep naar de macht deed. Ook Maximianus was blijkbaar niet tevreden met de koers van de laatste jaren en trachtte opnieuw de troon te bestijgen. Bij de ontmoeting in 308 gaf Diocletianus hem echter het bevel voorgoed af te treden. Hier smeekten meerdere mensen Diocletianus om de troon opnieuw te bestijgen en af te rekenen met Maxentius. Zijn antwoord luidde: ‘Als jullie de kool die ik met mijn eigen handen geplant heb jullie keizer zouden tonen, dan zou zelfs die niet durven suggereren dat ik de vrede en het geluk van deze plaats zou vervangen door de stormen van een onvervulbare hebzucht.’ Nog drie jaar leefde de keizer een rustig leven, waarbij hij de meeste tijd in zijn tuinen doorbracht. Het moet geen gelukkige tijd zijn geweest. De tetrarchie was ten onder gegaan aan de zelfzuchtigheid van zijn opvolgers. Zijn oude vriend Maximianus nam hier ook aan deel, wat uiteindelijk leidde tot zijn gedwongen zelfmoord en damnatio memoriae. Diocletianus stierf op 3 december 311. Gezien de bittere omstandigheden kan het zelfmoord geweest zijn. Toch liet hij een vernieuwd rijk achter, dat nog meer dan een eeuw zou blijven bestaan.

De late Soldatenkeizers: herstel tussen aanhalingstekens

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

De Crisis van de 3e eeuw bereikte wellicht zijn hoogtepunt rond 260, onder keizer Gallienus. In slechts drie jaar verschenen er wel een stuk of tien tegenkeizers, waarbij de afscheidingen van Postumus en Zenobia nog niet eens meegerekend worden. Pas een decennium later, onder Aurelianus, zou de eenheid van het rijk hersteld worden. Maar de chaos was nog lang niet voorbij…

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, als onderdeel van zijn propaganda. In werkelijkheid was het nog steeds een chaos.

Lucius Domitius Aurelianus was in 214 of 215 geboren in Dacië, als de zoon van een colonus. Zijn moeder was mogelijk een priesteres van Sol Invictus. Hij was zijn militaire loopbaan vlak na de moord op Alexander Severus begonnen en boekte succes door zijn intelligentie en zijn kracht. Gallienus maakte hem uiteindelijk zijn rechterhand en benoemde hem tot dux equitum, het hoofd van de cavalerie. Zijn overwinning op de Goten bij Naissus was een grote daad, omdat hij hiermee een extreem gevaarlijke invasie afweerde. Over de moord op Gallienus beweert een enkele bron dat Aurelianus de aanstichter was van het complot, al laten veel andere teksten hem erbuiten. Wel steunde hij Claudius Gothicus toen deze aanspraak op de troon maakte. Twee jaar later stierf Claudius aan de pest. Het leger steunde diens broer niet als keizer en riep in 270 Aurelianus uit tot keizer. Zijn rivaal werd met gemak verslagen zodat Aurelianus in een mum van tijd erkend werd. Vervolgens beweerde hij dat Claudius hem op zijn sterfbed als opvolger had aangewezen en verkondigde daarom dat zijn regering begon op de sterfdag van Claudius. Quintillus werd dus als usurpator afgeschreven. Aurelianus was een meester in de propaganda. Ook bij zijn herovering van Gallië verspreidde hij zoveel mogelijk de boodschap dat het niet om een brute, allesverwoestende verovering ging. De Gallische keizer Tetricus besefte uiteindelijk geen kans te maken en ging door de knieën. Hij werd in Aurelianus’ triomftocht meegevoerd, gestoken in Gallische klederdracht om op een verslagen barbaar te lijken. Al net zo listig was Aurelianus’ besluit om Tetricus niet te doden, zodat Aurelianus genadig en eerlijk leek.

Bij het aantreden van Aurelianus lag het Romeinse rijk er verscheurd bij. De Rijngrens werd ook onder hem nog behoorlijk verwaarloosd.
Bij het aantreden van Aurelianus lag het Romeinse rijk er verscheurd bij. De Rijngrens werd ook onder hem nog behoorlijk verwaarloosd.

Alle propaganda ten spijt was Aurelianus nog lang niet de “hersteller van de wereld” (restitutor orbis) die hij zich noemde. Opnieuw bleef er een uitgedund grensleger achter, tot vreugde van de op buit beluste vijand. In ons land werden de forten langs de Rijn opnieuw en masse aangevallen. De meer zuidelijke garnizoenssteden die Postumus onder andere langs de Maas had opgericht konden hier nauwelijks iets tegen beginnen. De meeste castella langs de Rijn waren al rond 260 op last van Gallienus verlaten en nu was het niet veel beter. In feite was de Rijngrens tijdens deze fase van de crisis dus opgegeven: hoewel het Romeinse rijk nog steeds al het territorium tot aan de Rijn opeiste, was de invloed ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne zeer beperkt. (Mogelijk verklaart dit zelfs de taalgrens tussen het Germaanse Nederlands en Romaanse Frans.) Germaanse coalities drongen diep in Gallië door en plunderden onder meer Parijs, Reims, Trier, Keulen en Maastricht. De Saksen zwierven als zeerovers langs de kust, terwijl veel van de kustforten verlaten waren. Aurelianus keek nauwelijks om naar al deze problemen. Integendeel, toen de boeren van de Noord-Gallische kust de handen ineen sloegen om zichzelf te verdedigen, werd dat afgedaan als rebellie, tot grote onvrede van de bevolking! Bijgevolg verdween het gevoel van trouw aan Rome zeer sterk en werden handel en politieke mentaliteit steeds meer lokaal gericht.

Sol Invictus (links, met zonnekroon) werd sterk gepopulariseerd door Aurelianus. Dit omdat de zon in bijna elke hoek van het rijk aanbeden werd.
Sol Invictus (links, met zonnekroon) werd sterk gepopulariseerd door Aurelianus. Dit omdat de zon in bijna elke hoek van het rijk aanbeden werd.

Deze problemen willen natuurlijk niet per definitie zeggen dat Aurelianus een slecht bestuurder was. Een aantal kwesties heeft hij wel degelijk getracht op te lossen. Bijvoorbeeld de zeer deplorabele financiën. De door Caracalla geïntroduceerde antoninianus was zo extreem gedevalueerd dat hij nog nauwelijks zilver bevatte: hij was officieel twee denariën waard, maar was qua metaalgehalte eigenlijk goedkoper! Na een opstand van de muntmeesters begreep Aurelianus dat het zo niet langer kon en hervormde het muntstelsel, door een nieuwe munt met iets meer zilver te introduceren. Een interessante godsdiensthervorming van zijn kant was zijn grote verering voor Sol Invictus, met de bedoeling om alle inwoners van het rijk in elk geval één centrale god te geven die door iedereen aanbeden kon worden: de zon. Juist in die visie was voor het christendom, waarin de zon slechts een schepping van God was, geen plaats. Maar ook zou Aurelianus misschien de andere goden hebben afgeschaft als hij de kans had gekregen. Ook op militair vlak was de keizer trouwens niet half zo laks als de toestand aan de noordgrens lijkt te impliceren, want hij verdedigde Italië tegen de Alemannen en bouwde de Muren van Aurelianus rondom Rome. Hij versloeg de Goten en werd daarom Gothicus Maximus genoemd. Wel gaf hij Dacia op, omdat dit ten noorden van de Donau lag en dus moeilijker te verdedigen was. Uiteindelijk maakte de keizer zich op om de Sassanidische Perzen te bevechten, daar hun rijk op dat moment ook in chaos verkeerde. Maar onderweg naar het oosten werd hij in 275 vermoord in Thracië. Naar het schijnt kwam dit omdat om één van zijn secretarissen, die de keizer over een kleine zaak had voorgelogen, bang was voor de gevolgen en met een valse dodenlijst de officieren van de Praetoriaanse Garde tegen hem opzette. Even wisten Aurelianus’ tegenstanders er een damnatio memoriae door te drukken, maar binnen een jaar werd dit herroepen en werd hij vergoddelijkt.

Een antoninianus van keizer Tacitus. De munt was door Aurelianus enigszins hersteld, maar echt waardevol was hij nog niet.
Een antoninianus van keizer Tacitus. De munt was door Aurelianus enigszins hersteld, maar echt waardevol was hij nog niet.

Op Aurelianus’ dood volgde een kort interregnum. Mogelijk regeerde zijn weduwe, Ulpia Severina, zelfs enige tijd. Uiteindelijk werd ene Marcus Claudius Tacitus (niet te verwarren met Gaius Cornelius Tacitus, de beroemde historicus) als nieuwe keizer gekozen. Het was de laatste maal dat de Romeinse Senaat zelf de opvolger uitkoos. Tacitus moet de Senaat dankbaar zijn geweest, want het lijkt erop dat hij de vergadering weer in een hoop regeringszaken wilde betrekken, hetgeen in de laatste decennia behoorlijk afgenomen was. Ook was hij degene die hen zover kreeg dat ze Aurelianus vergoddelijkten en liet hij de moordenaars arresteren en executeren. Een groot militair probleem waar hij mee kampte waren de barbaarse huurlingen die Aurelianus had geronseld voor de oorlog met Perzië, die sinds het afblazen van deze veldtocht plunderend door de oostelijke provincies zwierven. Nadat Tacitus deze muitende troepen in 276 verslagen had, keerde hij westwaarts om een inval van de Franken en Alemannen in Gallië te stuiten. Onderweg overleed hij echter. Volgens meerdere bronnen gaat het om een natuurlijke dood door een ziekte, waarbij hij vlak daarvoor al vreemd gedrag vertoonde, zoals een plan om alle maanden van naam te veranderen ter ere van hemzelf. Alleen Zosimus beweert dat Tacitus vermoord werd. Zijn halfbroer Florianus, die hem terzijde had gestaan tegen de huurlingen en de Goten, volgde hem op. Niet op initiatief van de Senaat, maar volgens de wens van de westelijke legioenen. Het leger in het oosten dacht er anders over en riep Marcus Aurelius Probus tot keizer uit. Florianus had het grootste leger, maar dat numeriek overwicht geen overwinning garandeert bleek toen zijn leger slecht voorbereid leek op het warme, droge klimaat in het oosten.

Keizer Probus was een zeer bekwaam militair, die zijn manschappen ook voor vredestaken inzette. Dat laatste werd mogelijk zijn ondergang.
Keizer Probus was een zeer bekwaam militair, die zijn manschappen ook voor vredestaken inzette. Dat laatste werd mogelijk zijn ondergang.

Probus won en trok naar het westen. Onderweg versloeg hij de Goten. Probus was een succesvol militair en hield zich als keizer dan ook flink bezig met de oorlog. Hij bestreed Numidische invallers in Egypte en de Vandalen op de Balkan. In Gallië bevocht hij de Alemannen, terwijl zijn generaals zich bezighielden met de Franken. Voor het eerst sinds tijden was Gallië vrij van invallers, maar Probus liet zijn soldaten niet met hun voeten op tafel zitten: om de economie te herstellen werden ze ingezet voor taken als het planten van nieuwe wijngaarden en het droogleggen van moerassen. Ook was Probus zo gevat om Germanen van buiten het rijk toe te laten in de nogal verwoeste grensgebieden, als foederati. Dit was in ons land eerder gebeurd met de Franken, die onder Postumus in Batavia (het rivierengebied) mochten gaan wonen, en nu in een grotere aantal ook toegelaten werden in Toxandrië (Brabant). Helaas was ook deze vrede maar van korte duur. Er kwamen toch weer enkele tegenkeizers op het toneel, die verslagen moesten worden. Probus’ plannen voor een veldtocht in het oosten werden hierdoor opgehouden tot 282. Wellicht speelt ontevredenheid van het leger over de aan hen opgelegde vredestaken een rol. Volgens sommige bronnen was dit wat leidde tot de moord op Probus in 282, al zeggen anderen dat het motief voor de moord was dat de soldaten Marcus Numerius Carus, de prefect van de Praetorianen, verkozen als keizer. Carus zelf zou dit slechts met tegenzin hebben geaccepteerd en liet de moordenaars van Probus dan ook niet ongestraft. Als keizer zette hij de geplande veldtocht tegen de Perzen door, waarbij hij een flinke overwinning haalde. De Sassanidische koning Bahram II had gewoon de pech dat de Romeinse aanval plaatsvond terwijl hij het hoofd moest bieden aan interne oppositie en zijn leger bezig was in Afghanistan.

Keizer Carinus wordt in de Historia Augusta omschreven als een waardeloze keizer die wel 9 maal trouwde. Zijn enige daadwerkelijke vrouw wordt hierbij niet eens genoemd, dus waarschijnlijk is dit laster van zijn rivaal Diocletianus.
Keizer Carinus wordt in de Historia Augusta ten onrechte omschreven als een waardeloze keizer.

De dood van keizer Carus, in 283 ergens in Mesopotamië, is wellicht de geheimzinnigste of vreemdste van alle soldatenkeizers. Er wordt gesproken van ziekte of van een wond die hij in de veldtocht had opgelopen. De beroemdste versie van het verhaal zegt echter dat hij door de bliksem getroffen werd. Wat het ook was, zijn twee zoons waren klaar om hem op te volgen. De oudste, Carinus, was al in 282 door Carus tot medekeizer benoemd en deelde de macht nu met zijn broer Numerianus, die met Carus was meegegaan op zijn veldtocht. Het leger eiste echter terugkeer naar het rijk en Numerianus moest hier wel gehoor aan geven. Onderweg, in november 284 in Chalcedon, werd Numerianus echter dood aangetroffen in zijn koets. Volgens de staf was hij onderweg al ziek geworden en had hij daarom in zijn koets moeten blijven, tot de soldaten gealarmeerd werden door een sterke stank uit de koets. Ze rukten de gordijnen open en troffen een dode keizer aan, die al in staat van ontbinding was. Zijn officieren hielden een vergadering over de opvolging en verkozen hierop de leider van het ruiteronderdeel van de keizerlijke lijfwacht: Diocles. Het leger accepteerde hem zonder protest als keizer Diocletianus.

Keizer Diocletianus wist een einde te maken aan alle chaos. Niet alle veranderingen van zijn regering zijn abrupt: sommige zijn het gevolg van jarenlange ontwikkelingen.
Keizer Diocletianus wist een einde te maken aan alle chaos. Niet alle veranderingen van zijn regering zijn abrupt: sommige zijn het gevolg van jarenlange ontwikkelingen.

Diocletianus ontkende elk gerucht dat hij betrokken was bij de dood van Numerianus en beschuldigde zijn rivaal Aper, Numerianus’ schoonvader en de Praetoriaanse prefect, die ook een gooi naar het keizerschap had gedaan. Diocletianus doodde Aper zelf ten overstaan van het leger. Carinus bleef uiteraard niet stilzitten en verliet Rome om Diocletianus tegemoet te treden. In juli 285 troffen zij elkaar aan de Margus, een rivier in Moesia (Servië), waar het tot een veldslag kwam. Volgens het ene verslag won Carinus, maar werd hij vermoord door een tribuun wiens vrouw hij verleid had. Een ander verslag vertelt echter van een overwinning door Diocletianus. Die hield als keizer de Praetoriaanse prefect Aristobulus in dienst, wat inderdaad impliceert dat het leger was overgelopen. Er volgde een damnatio memoriae, waarschijnlijk gepaard met zeer negatieve propaganda, die Carinus als één van de slechtste Romeinse keizers neerzet. Hij zou 9 maal getrouwd zijn, volgens de (onbetrouwbare) Historia Augusta, die Carinus’ enige werkelijke vrouw onbesproken laat. Ondanks de nogal wrede manier waarop Diocletianus aan de macht kwam, zou er met hem iets veranderen in het Romeinse rijk. Het zou om te beginnen meer dan tien jaar duren voor er weer een tegenkeizer opstond, maar bovenal zou de orde hersteld worden door middel van enkele drastische, keiharde hervormingen. Het einde van een meer dan vijftig jaar durende chaos laat een heel ander Romeins rijk achter dan dat van de Vroege Keizertijd. Er zijn veel culturele invloeden gegroeid, zowel vanuit de Germanen als uit het Midden-Oosten, terwijl het bestuur ook flink veranderd is. Bovenal is het rijk militaristischer dan ooit en krijgt de keizer vanaf Diocletianus een veel hogere status dan hij ooit heeft gehad. De meer openlijke monarchie hebben we vaker gezien, al bij keizers als Caligula, Domitianus en Aurelianus. Nu wordt dat voor het eerst acceptabel en is de façade van de republiek voorgoed verdwenen. Niet alleen de Crisis van de 3e eeuw is voorbij, maar ook het Principaat eindigt hiermee. Het Dominaat is begonnen.

Keizers uit de barakken

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.

Ze waren met velen en regeerden vrijwel allemaal maar kort. Hun labiele machtsbasis bracht telkens nieuwe usurpatoren en pretendenten op het toneel. Velen werden door hun eigen troepen tot keizer uitgeroepen, maar meerdere van hen werden ook weer door hun eigen troepen omgebracht. Anderen stierven in het harnas of vielen ten prooi aan een complot. Slechts een enkeling van hen stierf een natuurlijke dood maar vrijwel allemaal kwamen ze uit het leger. Midden 3e eeuw regeerden 50 jaar lang de Soldatenkeizers!

De Romeinse Cursus Honorum. Waar veel keizers van oorsprong deze carrière hadden gevolgd, verdween in de 3e eeuw het belang hiervan voor het keizerschap.

Het Romeinse rijk wordt vaak met militarisme geassocieerd, waarschijnlijk door het enorme Romeinse leger met zijn relatief moderne organisatie, die zeer indrukwekkend afstak tegenover minder georganiseerde krijgers. Toch viel de militarisering lange tijd wel mee. Tot het einde van de tweede eeuw werd de carrière met de toga als waardevoller gezien dan die van het harnas. Opklimmen als soldaat, dat was natuurlijk interessant, maar de kans dat je de ridderklasse haalde was al klein, laat staan de kans dat je hoger kwam. Hoewel meerdere ambten zoals prefect en procurator uit die klasse werden geworven, moest je voor echt hoge ambten van senatoriale rang zijn, wat je alleen kon bereiken als je van zeer gegoede huize kwam. Bovendien was Romeins burgerrecht hiervoor vereist. Wie de biografieën van de Adoptiefkeizers erop naslaat, zal al snel concluderen dat deze stuk voor stuk een vooral politieke loopbaan beoefenden. Trajanus had als legaat (een militaire rang die vaak uit de senatoriale stand kwam) misschien nog de meest militaire ervaring, al hadden de andere keizers hun sporen ook wel verdiend. Marcus Aurelius en Lucius Verus waren in feite nog het slechtst voorbereid op militaire zaken: als jongelingen hielden zij zich vooral bezig met hun intellectuele opleiding en politieke ambten.

caracalla
Keizers als Septimius Severus en Caracalla versterkten de militarisering van het Romeinse rijk. De gevolgen bleken rampzalig.

De eerste veranderingen moeten toen ongeveer in gang zijn gezet, al zouden de zichtbare effecten nog lang op zich laten wachten. Onder Marcus Aurelius wordt het rijk voor het eerst sinds tijden geplaagd door grootscheepse invallen, terwijl de Antonijnse Pest ernstig huisgehouden had. Juist deze epidemie had zowel leger als Senaat aardig uitgedund. Niet alleen bood dit veel mogelijkheden voor nieuwelingen om in de Senaat te komen, maar ook gaven de ernstige tekorten in het leger grote problemen. Er moest dus extra veel aandacht aan het leger besteed worden, terwijl opklimmen naar hogere stand eenvoudiger was geworden. De echte militarisering van het rijk lijkt te beginnen na de dood van Commodus, als meerdere militaire leiders strijden om de macht. Dit was ook gebeurd na de dood van Nero, in het Vierkeizerjaar, maar de zaken stonden er nu beduidend anders voor. De opstand tegen Nero was begonnen door Gaius Iulius Vindex, maar diens partij werd uiteindelijk geleid door Galba. Niet alleen omdat Vindex relatief vroeg in de opstand sneuvelde, maar ook omdat Vindex wist dat hijzelf nooit naar het keizerschap kon dingen. Vindex was weliswaar gouverneur van Gallia Lugdunensis en van senatoriale rang (hetgeen nodig was om een dergelijke grote provincie te leiden) maar van oorsprong was hij van Aquitanische komaf, wat maakte dat hij in de ogen van de Romeinse elite onacceptabel zou zijn geweest als keizer.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Zo was de mentaliteit van het jaar 69. Nu verplaatsen we ons naar 193, het jaar waarin Septimius Severus de macht greep. Severus was evengoed als Vindex een Romeins staatsburger, gouverneur en senator, maar zoals Vindex eigenlijk een Aquitaniër was geweest, stroomde bij Severus van vaderskant Punisch bloed door de aderen. Dat laatste weerhield hem er echter niet van om door de Senaat als keizer erkend te worden. Wellicht betekent dit eerder dat de scheidslijn tussen “echte” Romeinen en de geromaniseerde bovenlaag uit de provinciën vervaagd was, maar van de andere kant duidt dat wel op de groeiende carrièremogelijkheden. In tegenstelling tot Vespasianus, de winnaar van het Vierkeizerjaar, richtte Severus zich niet op een civiel bestuur maar op zoveel mogelijk militaire zaken. Niet alleen omdat hij eerst zijn mededingers verslaan moest, maar ook omdat hij nu eenmaal een sterke band met het leger had. Dit blijkt ook uit zijn verhoging van de soldij en zijn boodschap aan zijn zoons om vooral voor het leger te zorgen. Caracalla hield zich op zijn beurt ook vooral met militarisme bezig en lijkt meer als een ruwe soldaat dan als een wijze filosoof te zijn afgebeeld. Bovendien verschafte Caracalla iedere vrije man in het rijk burgerrecht, wat veel meer mannen kans bood om van gewone soldaat steeds hogerop te komen. Na de moord op Caracalla werd de troon voor het eerst opgeëist door een officier die niet eens senator was! En hoewel de verontwaardiging van de Senaat groot was, ging men toch schoorvoetend akkoord. Maar Macrinus bleek een zwak civiel bestuurder, waarop de Severen met behulp van het leger opnieuw aan de macht kwamen. Na het fiasco van Elagabalus kwam Severus Alexander op de troon. Hoewel zijn civiele bestuur uitstekend was, bleek hij een matig opperbevelhebber, wat hem juist de das om deed. Juist het feit dat hij afstand hield van het front en oorlog trachtte te vermijden zette kwaad bloed bij zijn soldaten, wat resulteerde in zijn dood.

Strijd met de Goten.
Strijd met de Goten. Deze bedreigden in de 3e eeuw voortdurend de Balkan. In ons land rukten de Franken op.

Het moge dus duidelijk zijn dat een sterke band met het leger tegen 235 een vereiste was als een keizer wilde overleven. Populariteit bij de soldaten was de enige manier om muiterij of opstand te voorkomen. Verder was een militaire carrière nu ineens veel interessanter dan een politieke, daar je met de steun van een paar legioenen veel machtiger kon zijn dan met een of andere administratieve benoeming. Een groot verschil met Vespasianus en Septimius Severus was dan ook dat veel van de soldatenkeizers van zeer bescheiden komaf waren. Vespasianus en Severus waren weliswaar niet in buitengewoon vermogende kringen geboren, maar wel in ridderlijke families, waarbij zij zelf middels een politieke loopbaan waren opgeklommen naar hogere rang. Menig soldatenkeizer was in veel lagere status geboren, maar had in het leger promotie gemaakt, net zolang tot hij bevelhebber van een legioen of provincie geworden was.

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.
Maximinus Thrax (“de Thraciër”), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.

De eerste Soldatenkeizer, Maximinus Thrax, is daar een goed voorbeeld van. Zoals zijn bijnaam aangeeft was hij Thraciër van geboorte, afkomstig uit een familie van veehouders, geboren rond het jaar 173. Als jongeman ging hij waarschijnlijk bij de hulptroepen, maar door het Edict van Caracalla kon hij uiteindelijk terecht in de legioenen. Pas in de tijd van Severus Alexander was hij op een echt hoge positie gekomen, als hoofd van het nieuwe Legio IV Italica. Toen het leger zich tegen Alexander keerde schaarden Legio IV en Legio XXII zich achter Maximinus, waarna de Praetorianen hem ook tot keizer uitriepen. En hoewel de Senaat dit eigenlijk niet zag zitten, gezien zijn lagere status en in hun ogen barbaarse komaf, moesten zijn uiteindelijk wel akkoord gaan. Maximinus bleek een vrij meedogenloos en wantrouwig heerser die zijn afkeer van de Romeinse adel niet onder stoelen of banken stak. Meerdere senatoren en aanhangers van Alexander begonnen dan ook tegen hem samen te zweren, maar tevergeefs. In 238 begonnen er echter al tegenkeizers op te staan. Niet zonder reden, want Maximinus besteedde meer aandacht aan het leger dan goed was voor de overige inwoners van het rijk. Hij wist de Alemannen, Sarmaten en Daciërs met succes te bevechten, wat zijn populariteit bij het leger goed deed, maar om de soldaten pas echt voor zich te winnen bood hij hen dubbele soldij. De enige manier om dat te bekostigen was door hogere belastingen, hetgeen zware protesten tot gevolg had.

Antoninianus (zilveren munt ter waarde van 2 denariën) van keizer Gordianus III. Hij draagt geen lauwerkrans maar de in de 3e eeuw ook populaire zonnekroon.
Antoninianus (zilveren munt ter waarde van 2 denariën) van keizer Gordianus III. Hij draagt geen lauwerkrans maar de in de 3e eeuw ook populaire zonnekroon.

In Africa brak er opstand uit en riepen de rijke landeigenaren de bejaarde gouverneur uit tot keizer Gordianus I. De Senaat verklaarde Maximinus vervallen van de troon en riep hem uit tot staatsvijand, ondertussen Gordianus I als keizer erkennend, samen met zijn zoon Gordianus II. Maximinus wist de Gordianen echter te verslaan. Gordianus II sneuvelde en zijn vader pleegde zelfmoord. De senatoren waren nu uiteraard aan Maximinus’ genade overgeleverd en zaten met de handen in het haar. Twee van hen, Pupienus en Balbinus, werden tot keizer uitgeroepen, tot woede van het volk dat geen trek had in twee patricische senatoren op de troon. Een andere groep eiste dat Gordianus III, de kleinzoon van de eerste Gordianus, op de troon kwam, en grote rellen waren het gevolg. Maximinus trok weer naar Rome, maar verspilde een hoop tijd aan de belegering van Aquileia. Daar kwamen de soldaten van Legio II Parthica in opstand en vermoordden hem samen met zijn zoon en ministers. Pupienus en Balbinus, die Gordianus III vakkundig tot onderkeizer hadden benoemd, konden nu in alle rust regeren… dacht je. Pupienus en Balbinus bleken totaal niet door één deur te kunnen en beide keizers waren als de dood om door de ander vermoord te worden. Hun felle ruzies leidden uiteindelijk tot sterke onvrede van de Praetorianen, die op 29 juli tijdens de zoveelste ruzie binnenstormden en hun keizers doodstaken. Zo werd 238 een Zeskeizerjaar! De 13-jarige Gordianus III was nu de onbetwiste keizer. Hij hield het langer vol, maar niet langer dan zes jaar.

De Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt in 271. Maar al lang daarvoor was de chaos in volle gang.
De Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt in 271. Maar al lang daarvoor was de chaos in volle gang.

Een crisisjaar als dit was er al eerder geweest. Het Vierkeizerjaar van 69 en het Vijfkeizerjaar van 193 waren uiteindelijk voorbijgegaan waarna de orde hersteld was. Maar ditmaal lag de zaak blijkbaar anders. Misschien omdat deze burgeroorlog chaotischer was dan de vorige? In elk geval was er ditmaal een hoger aantal pretendenten, terwijl de aanspraken op de troon niet altijd gewaardeerd werden door andere legioenen. Dat de burgeroorlogen regelmatig opnieuw aanwakkerden was wellicht een stimulans voor buitenlandse vijanden om de aanvallen op te voeren. Op eenzelfde manier brak in 69 de Bataafse Opstand uit, ook in een gebied waar een deel van de troepen was weggetrokken op last van hun bevelhebber die een greep naar de macht deed. Op die wijze werden er nu ook regelmatig troepen van de grenzen ingezet om onderling te vechten, zodat de grens open lag voor vijanden zoals de Germanen en de Sassanidische Perzen onder Shapur I. Daar komt nog bij dat de legioenen tegenwoordig niet erg loyaal meer waren aan hun keizer, zeker niet als deze als bevelhebber van een ander legioen de macht gegrepen had. Als het ene legioen zijn bevelhebber naar voren kon schuiven, waarom het andere dan niet? Af en toe gebeurde het zelfs dat een door zijn troepen uitgeroepen keizer weer door diezelfde troepen vermoord werd, vaak uit onvrede over diens prestaties. Het gevolg was een decennia durende chaos, de Crisis van de Derde Eeuw!

Philippus I Arabs. Onder hem vierde Rome haar duizendjarig bestaan, maar verder was het allerminst feest.
Philippus I Arabs. Onder hem vierde Rome haar duizendjarig bestaan, maar verder was het allerminst feest.

Gordianus III, die gezien zijn jonge leeftijd in feite onder controle van de aristocratie stond, kampte al in 240 met een tegenkeizer, niet veel later gevolgd door een Perzische inval in Mesopotamië. Gordianus overleefde die oorlog niet, al is het de vraag hoe hij aan zijn einde kwam. Mogelijk viel hij ten prooi aan zijn ontevreden leger, maar de Perzen beweerden dat de jonge keizer in de strijd sneuvelde. Een andere mogelijkheid is dat hij vermoord werd door de prefect van de Praetorianen, Philippus Arabs, “de Arabier”, die onmiddellijk de troon in bezit nam. Philippus was zo wijs de slecht verlopende oorlog te beëindigen, zodat hij bovendien naar Rome kon om een goede relatie met de Senaat te bewerkstelligen. Die opzet slaagde en Philippus hield zich nadien bezig met de verdediging van de Donaugrens, evenals met het organiseren van spelen voor het duizendjarig bestaan van Rome in 248. De grensverdediging trachtte hij echter voor elkaar te krijgen door de Germanen af te kopen, wat opnieuw belastingverhoging inhield. En dat is kenmerkend voor nog een ander ernstig probleem tijdens de Crisis van de Derde Eeuw: de instortende Romeinse economie. De devaluatie van de denarius was zo groot geweest dat het zilvergehalte van de munt tijdens de Crisis onder de tien procent zakte! Dit werd telkens gedaan om het produceren van de munt goedkoper te maken, maar vanzelfsprekend verminderde dat de waarde van de munt zodra de kooplui het trucje door hadden. Bijgevolg was een militaire carrière minder aantrekkelijk en moest die aantrekkelijker worden gemaakt door de soldij te verhogen, wat alleen kon door verhoogde belasting of… devaluatie. Gedurende de Crisis van de Derde Eeuw steeg de graanprijs tot het honderdvoudige. Oude munten werden omgesmolten of opzij gezet, terwijl het gebruik van de nieuwere, bijna waardeloze munten zo onaantrekkelijk was, dat men zich weer op ruilhandel ging richten. De geldeconomie stortte eenvoudigweg in! Tot overmaat van ramp daalde de gemiddelde jaartemperatuur rond die tijd een paar graden, wat de oogstopbrengsten deed dalen, zodat de prijzen nog meer stegen.

Keizer Trajanus Decius trachtte terug te grijpen op oude idealen en de orde met harde hand te herstellen.
Keizer Trajanus Decius trachtte terug te grijpen op oude idealen en de orde met harde hand te herstellen. Hij kreeg echter niet de kans zijn werk te voltooien.

Ook Philippus Arabs hield het niet lang vol. Kort na het millenniumfeest braken er opstanden en nieuwe invallen uit. Binnen 1 jaar kreeg Philippus het met wel 3 tegenkeizers aan de stok. De keizer overwoog zelfs af te treden, maar de Senaat weigerde dit te aanvaarden. Philippus was erg onder de indruk en stuurde de senator en stadsprefect Decius, één van zijn sterkste verdedigers, naar de Balkan om de opstand aldaar neer te slaan. Die opzet slaagde, maar de legioenen bleven ontevreden en riepen in 249 Decius ineens tot keizer uit. Decius had de zaak best uit willen praten, maar Philippus trok met de Praetorianen en een paar legioenen tegen hem op, ondanks dat Decius over tweemaal zoveel legioenen beschikte. Bij Verona kwam het tot een veldslag, waar Philippus omkwam. Nu Decius alle macht had noemde hij zich Trajanus Decius, als eerbetoon aan de vroegere Adoptiefkeizer. Hij besloot zich sterker op de eenheid van het rijk te richten, wat hij onder meer uitte door onvoorwaardelijke loyaliteit van het volk te eisen en als eerste keizer de christenen systematisch te vervolgen. Maar de vijandige invallen deden hem al snel de das om. In juni 251 sneuvelde Decius tegen de Goten. Zijn zoon Herennius Etruscus, die hetzelfde jaar zijn medekeizer was geworden, kwam ook om, waarmee zij de eerste keizers waren die sneuvelden tegen een buitenlands leger. Herennius’ broer Hostilianus werd in Rome tot keizer benoemd, maar had nauwelijks gezag buiten de stad, om kort daarna te sterven aan de Pest van Cyprianus (waarschijnlijk de pokken). Dat Hostilianus’ natuurlijke dood zo uitzonderlijk is voor een soldatenkeizer, bewijst wel hoe labiel deze periode was. De soldaten op de Balkan zagen in elk geval meer in hun bevelhebber Trebonianus Gallus, die overigens een goede verhouding met Decius had gehad. Gallus erkende Hostilianus overigens wel. Waarschijnlijk trachtte hij op deze manier een nieuwe burgeroorlog te voorkomen, zonder zijn eigen leven in gevaar te brengen met een weigering.

8 denariën van 157 v. Chr. t/m 236 na Chr. De laatste is van Maximinus Thrax. Het zilvergehalte van de munt was tegen die tijd drastisch gedaald en zou nog verder dalen.
8 denariën van 157 v. Chr. t/m 236 na Chr. De laatste is van Maximinus Thrax. Het zilvergehalte van de munt was tegen die tijd drastisch gedaald en zou nog verder dalen.

Helaas bleek Gallus meer timide dan tactvol. Niet alleen sloot hij vrede met de Goten door ze hun buit te laten houden en een jaarlijkse afkoopsom te beloven, maar ook wist hij niets te beginnen tegen de Perzen die grote gebieden in het Midden-Oosten innamen. Aemilius Aemilianus, die Gallus als gouverneur van Moesia Superior verving, weigerde de schatting aan de Goten te betalen en leverde op eigen houtje slag tegen ze. Prompt riepen Aemilianus’ troepen hem tot keizer uit en marcheerden naar Rome in 253. Gallus en zijn zoon Volusianus trachtten een leger in elkaar te flansen, maar het moreel was zo laag dat deze soldaten aan het muiten sloegen en Gallus en Volusianus vermoordden. De Senaat erkende Aemilianus, die zichzelf neerzette als de ideale man om de orde te herstellen. Hij had immers de Goten verslagen op een zeer onverwacht moment. Maar Valerianus, de gouverneur van Noricum en Raetia (de Alpenlanden) dacht hier anders over en marcheerde op zijn beurt naar Rome, onder het mom dat Gallus hem ter versterking had geroepen en hij zijn keizer kwam wreken. De troepen van Aemilianus verloren het moreel en beseften niet te kunnen winnen van de legers van Valerianus. Prompt doodden zij de keizer waar zij eens zo dol op waren geweest. En aangezien Valerianus afkomstig was uit de senatoriale stand, had de Senaat weinig moeite om hem te erkennen.

Keizer Valerianus geeft zich over aan koning Shapur van Perzië, op het reliëf van Naqsh-e Rostam.
Keizer Valerianus geeft zich over aan koning Shapur van Perzië, op het reliëf van Naqsh-e Rostam.

Hoewel Valerianus de langst regerende keizer sinds Severus Alexander was, was het rijk in zijn tijd allerminst stabiel. Het was in feite chaotischer dan ooit. Het westen van het rijk stond bloot aan bijna onstuitbare Germaanse invallen, terwijl de Perzen in het oosten al tot Antiochië waren doorgedrongen en de Goten nog steeds een ernstige bedreiging vormden voor de Balkan en Klein-Azië. Ook ons land werd sinds 240 bedreigd door een Germaanse coalitie die bekendstaat als de Franken. Valerianus trachtte orde in deze chaos te scheppen door de macht te delen met zijn zoon Gallienus, die zich op het westen zou concentreren terwijl Valerianus de Perzen zou beoorlogen. Dat leek een redelijk succes. Antiochië en Syrië werden heroverd, zodat Valerianus zich in de tweede helft van 257 vanuit Keulen kon richten op de Frankische dreiging. Toen de Goten in 258 echter de noordkust van Klein-Azië plunderden keerde hij terug naar het oosten. In Edessa raakte hij het jaar daarop echter in de knoei. Er brak een epidemie uit onder de soldaten en de stad werd belegerd.

De vernedering van keizer Valerianus door de Perzische koning Shapur, door Hans Holbein de Jongere (ca. 1521)
De vernedering van keizer Valerianus door de Perzische koning Shapur, door Hans Holbein de Jongere (ca. 1521)

Na een beslissende nederlaag vroeg hij in 260 om een onderhandeling met koning Shapur. Deze lapte de onschendbaarheid van de keizer als onderhandelaar echter aan zijn laars en nam hem gevangen. Dit was zonder twijfel de grootste vernedering die het Romeinse rijk tot dan toe tegen een buitenlandse vijand geleden had. Dat het moreel van de soldaten en het gezag van Gallienus hier ernstig onder leed, blijkt wel uit het feit dat in de jaren hierna er weer meerdere tegenkeizers opstonden en er zelfs afscheidingen van het rijk plaatsvonden! Valerianus bracht de rest van zijn leven in gevangenschap door. Het is niet ondenkbaar dat hij mild werd behandeld, zoals gebruikelijk was met gevangen vorsten, maar volgens de schrijver Lactantius werd Valerianus gruwelijk vernederd, waarbij Shapur hem gebruikte als opstapje. Ergens tussen 260 en 264 moet de keizer zijn gestorven. Volgens het ene verhaal werd hij levend gevild. Volgens een ander verhaal bood hij Shapur een groot losgeld voor zijn vrijlating, waarop Shapur hem dwong om gesmolten goud te drinken, waarna hij alsnog gevild en opgezet zou zijn, om als versiering voor de tempel te dienen. Bij deze gruwelijke verhalen moet gezegd worden dat veel Romeinse schrijvers graag negatief spraken over de Perzen, waarbij Lactantius zowel Valerianus als de Perzen verachtte vanwege hun christenvervolgingen. In elk geval was de vernedering compleet en braken er overal tal van opstanden en invallen uit. Er zou zelfs een Gallisch rijk opkomen. Het was nog maar de vraag of het Romeinse rijk dit zou overleven…