De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 2: langs de Waal tot aan de Maasmonding

Reisgids Waal oostDe Waal is al in de Romeinse tijd een erg belangrijke rivier. Zo belangrijk zelfs dat de Romeinen hem een beetje minder belangrijk maakten: Drusus liet in 12 v. Chr. een dam aanleggen zodat er minder water in de Waal kwam en de Rijn dus beter te begaan zou zijn voor zijn schepen (en moeilijker over te steken door tegenstanders). Als zijrivier van de Rijn stroomt de Waal vanaf Carvium, waar we de vorige keer eindigden, naar het westen van Nederland. Er is minder duidelijk over de Romeinse plaatsen aan de Waal dan die aan de Rijn, maar er blijft een hoop interessants over. Ten noorden van de Waal ligt de Betuwe, het Insula Batavorum of Bataveneiland.

1051. Castellum Carvium (Tolkamer)
Locatie: Bijlandse Waard
Carvium was niet alleen een castellum aan de Rijn maar lag bovendien ook bij de dam van Drusus. Dat de dam hier lag blijkt uit een grafsteen uit de omgeving. Deze noemt als plaats van begrafenis namelijk ‘Carvium ad Molem‘: Carvium bij de dam. De dam was waarschijnlijk aangelegd door Drusus met als doel minder water te doen afvloeien naar de Waal zodat de Rijn beter bevaarbaar was voor de vloot. De dam werd in de Bataafse opstand vernield zodat de rebellen zich veiliger konden terugtrekken achter de Waal. Of hij daarna herbouwd werd is niet bekend.

© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; CC BY-SA 3.0
© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; CC BY-SA 3.0

2. Altaarsteen Rufia Materna
Locatie: Millingen aan de Rijn
Bij Millingen, waar de Waal zich van de Rijn afsplitst, is in de 19e eeuw een altaarsteen ontdekt die in de Antonius van Paduakerk zat ingemetseld. Of de steen uit de buurt komt is onbekend. De steen bevat een Latijnse tekst van ene Mucronia Marcia, die de steen opdraagt aan “godin vrouwe Rufia Materna”. Rufia zou Mucronia’s dochter zijn aan wie Mucronia een offer wijdde, onder meer met de parentalia, het Romeinse feest van de overledenen. Het klinkt alsof Rufia een priesteres was die jong is overleden en daarna met een inheemse godin vereenzelvigd werd.

Berg en Dal steenoven3. Pottenbakkerij Berg en Dal
Locatie: Holdeurn, Berg en Dal
Bij Berg en Dal stond een pottenbakkerij die later bovendien ook bakstenen en dakpannen ging produceren en van groot belang was voor het legioen in Nijmegen. Na het jaar 150 was de pottenbakkerij van Berg en Dal de centrale dakpanproducent van het hele Neder-Germaanse leger, terwijl het aardewerk naar de tweede plaats ging. Leem werd ter plekke in de omgeving afgegraven. Ten noorden van de vijf ovale ovens lag de droogschuur.

© René Voorburg - CC BY-SA 3.0
© René Voorburg – CC BY-SA 3.0

4. Aquaduct Groesbeek-Nijmegen
Locatie: Van Groesbeek via Beek en Heilig Landstichting naar Nijmegen
Aquaducten zijn in Romeins Nederland erg zeldzaam omdat er veel drinkbaar water in de bodem zat en de grond op veel plaatsen natuurlijk ook veel te vlak was om een aquaduct aan te kunnen leggen. Bij Nijmegen liggen echter grote stuwwallen. De bodem was er blijkbaar te taai of te droog om genoeg water voor het legioen te winnen, dus werd er een 5 kilometer lang aquaduct aangelegd vanuit verschillende waterbonnen op de stuwwal bij Groesbeek. Een stenen aquaduct was vooralsnog niet nodig, zodat het water vooral door gegraven geulen stroomde, met behulp van dammen die de hoogteverschillen hielpen overbruggen en een kunstmatig meer bij de Watermeerdijk.
Bezienswaardigheden: greppel in Mariënbosch
Speciaal in de Romeinenweek: Wandeling langs het Romeinse Waterleiding tracé (29 april, 3 en 5 mei, 13:00)

Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.
Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.

5. Castellum Kops Plateau
Locatie: Kopse hof, Nijmegen-Oost
Bewoners: o.a. Ala I Batavorum (16-69 na Chr.)
Het castellum op het Kops Plateau werd waarschijnlijk rond 12 v. Chr. gebouwd toen Drusus in opdracht van zijn stiefvader keizer Augustus veldtochten in Germania begon. De officierswoning van het kamp is zo opvallend groot dat sommigen vermoeden dat Drusus er zelf een tijdje woonde. Ondanks de grote woning was het fort zelf relatief klein, zodat sommige gebouwen zoals de stallen erbuiten gebouwd moesten worden. Misschien zat hier al vroeg de Ala Batavorum, de Bataafse elite-cavalerie, gelegerd. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud werd het opnieuw als commandocentrum gebruikt. Nadat de veldtochten in Germania waren beëindigd bleef het Kops Plateau de thuisbasis van de Ala Batavorum en een belangrijk strategisch punt. Tijdens de Opstand der Bataven liep de Ala Batavorum echter over en na de opstand werd het fort niet opnieuw in gebruik genomen.
Bezienswaardigheden: Kopse Hof

Maquette van castra en omgeving in Museum het Valkhof
Maquette van castra en omgeving in Museum het Valkhof

6. Castra Hunnerberg
Locatie: Hunnerberg, Nijmegen-Oost
Mogelijke naam: Castra Herculis (discutabel)
Bewoners: Legio I Germanica e.a. (19 v. Chr.-12 v. Chr.); Legio II Adiutrix (70 na Chr.); Legio X Gemina (71-105 na Chr.); Vexillatio Brittannica (105-120); detachement van Legio XXX Ulpia Victrix (120-175)
Het eerste kamp op de Hunnerberg, een stevige stuwwal die uitkijkt over de Waal, werd al in 19 v. Chr. gebouwd door Drusus of Marcus Vipsianus Agrippa. Dit kamp was groot genoeg voor 15000 soldaten, wat ongewoon groot is! Dit was echter maar een tijdelijk troependepot en werd na een paar jaar weer ontruimd. Waarschijnlijk was het tussen 12 en 17 na Chr. weer een paar jaar in gebruik om daarna lange tijd leeg te staan. Na de Opstand der Bataven werd er een kleinere maar meer permanente vesting gebouwd, waarin een legioen gehuisvest werd. Dit werd de bloeitijd van de omgeving: rondom de castra ontstond een grote handelsnederzetting met onder andere een markthal, een herberg en zelfs een amfitheater, het enige bekende in Nederland. Toen het legioen rond 105 werd overgeplaatst kreeg de lokale economie een gevoelige klap: voortaan bezette een veel kleinere ploeg soldaten het fort. Rond het jaar 175 werd de castra voorgoed ontruimd. Het is de enige plaats in Nederland waar zo’n lange tijd echte legionairs gezeten hebben.
Bezienswaardigheden: tijdpad over de Hunnerberg; markering oostpoort Ubbergseveldweg; markering Romeinse markthal; marktzuil Eikstraat; markering fundamenten amfitheater Rembrandtstraat; standbeeld keizer Trajanus op het Trajanusplein
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse Bierveldtocht Oersoep (29 april, 09:30-17:00)

Nijmegen Valkhof7. Oppidum Batavorum
Locatie: Valkhof, Nijmegen
Alternatieve namen: Batavodurum; Noviomagus (Laat-Romeins); Castra Herculis (mogelijke naam Laat-Romeinse versterking)
Bewoners: Bataafs-Romeinse burgers; Frankische hulptroepen (4e eeuw)
Wanneer op het Valkhof een nederzetting ontstond is niet duidelijk, maar dit kan al vroeg na de Bataafse verhuizing naar het rivierengebied gebeurd zijn. Toen de Romeinen hier het administratieve centrum van de Bataafse gemeenschap inrichtten, groeide de plaats vanzelf uit tot een Gallo-Romeinse stad. De twee namen klinken dan ook Keltisch: Batavodurum betekent “Batavenmarkt” en Oppidum Batavorum “Burcht der Bataven”. Het Romeinse aanzien van de stad is vooral te wijten aan de grote hoeveelheid Bataven met Romeins staatsburgerschap die er gingen wonen, vaak als veteranen uit de hulptroepen. Winkelbazen kwamen als vliegen op die stroop af en vestigden zich er ook, tot de Batavenburg een stuk of duizend inwoners telde. Op het einde van de Opstand der Bataven ging het mis: de terugtrekkende Bataven gaven hun stad aan de vlammen prijs toen zij hem ontruimden. Na de opstand werd de stad niet herbouwd: alleen een kleine handelsnederzetting, beneden aan de Waalkade bleef in gebruik. In de vierde eeuw kreeg dit nederzettinkje muren, maar qua grootte viel het in het niet bij de oude stad. In diezelfde eeuw werd er ook een castellum op het Valkhof gebouwd. Enkele tientallen jaren later bouwden de Franken een nederzetting ten zuiden van het fort. Toen de Romeinse keizer geen macht over ons land meer had hielden de Franken het fort zelf in gebruik.
Bezienswaardigheden: Museum het Valkhof; Romeins bouwmateriaal in de resten van de palts van het Valkhof; hypocaustum aan de Waalkade
Speciaal in de Romeinenweek: “Nacht van de Romeinen” in Museum het Valkhof (28 april, 19:30-2:00); Layar-wandeling “Oudste stad van Nederland” (hele week); GPS Romeinen tocht (elke dag behalve 30 april en 1 mei; 11:00-17:00); “Romeinenwerkplaats” in Museum het Valkhof (29 april, 1-6 mei, 11:00-17:00)

1988. Ulpia Noviomagus
Locatie: Nijmegen-West
Alternatieve namen: Noviomagus, Ulpia Noviomagus Batavorum (voluit)
Bewoners: Bataafs-Romeinse burgers
Na de Opstand der Bataven verrees er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe stad, die als nieuwe hoofdstad van de Bataafse gemeenschap diende en Noviomagus, “nieuwe markt”, genoemd werd. Begin 2e eeuw werd hier de naam van keizer Marcus Ulpius Traianus aan toegevoegd als eerbetoon. Noviomagus bevatte onder andere een badhuis en twee tempels voor de goden Fortuna en Mercurius. Hoewel Noviomagus vergeleken met provincie-hoofdsteden als Keulen (en zeker een stad als Rome) maar klein was, was het lange tijd de grootste stad van Romeins Nederland. Midden 2e eeuw begon de economie te echter stagneren toen er steeds minder soldaten op de Hunnerberg woonden die als afnemers dienden. Toch kreeg de stad muren en een greppel rond 170 en overleefde een heftige brand van 10 jaar later. De crisis van de Derde Eeuw richtte echter veel schade aan bij de Romeinse economie, zodat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd. De naam Noviomagus werd in de 4e eeuw vooral voor het stadje bij het Valkhof gebruikt.
Bezienswaardigheden: markeringen villa’s en tempels op en rondom het Maasplein

9. Ad Duodecim (Wamel?)
Locatie: zeer onzeker
Ad Duodecim staat op de Peutinger kaart als een plaats tussen Noviomagus en Grinnes. Aangezien er verder geen sporen of omschrijvingen van zijn teruggevonden is het niet bekend waar de plaats lag en wat de aard ervan was, al vermoeden we dat het gaat om een statio, een militair wegstation. Vanwege de afstanden op de kaart is er tegenwoordig een vermoeden dat het zou kunnen gaan om Wamel, dat op ongeveer de juiste afstanden ligt aan de Waal (hoewel die rivier ook niet op de kaart staat). In de omgeving van Wamel is in elk geval een hoop gevonden, zoals bij Tiel, waar een hoop inheemse nederzettingen lagen en ook godenbeeldjes gevonden zijn.

© René Voorburg; CC BY-SA 3.0
© René Voorburg; CC BY-SA 3.0

10. Grinnes (Rossum?)
Alternatieve naam: Grinnibus (Peutinger kaart)
Locatie: zeer onzeker
Ook Grinnes of Grinnibus staat op de Peutinger kaart vermeld, wat doet vermoeden dat het ook hier om een militair wegstation ging. Waar deze statio gelegen kan hebben is opnieuw niet bekend, maar Rossum in Noord-Brabant is de populairste kandidaat. De plaats ligt aan de Waal, maar de Maas stroomt er vlakbij, zodat het hier sowieso om een strategisch punt gaat. Grinnes was één van de plaatsen waar de Romeinse generaal Cerialis in 70 na Chr. een kamp liet opslaan toen hij de rebellen van de Opstand der Bataven terugdrong. Om dit te doorbreken vielen de rebellen een paar kampen tegelijk aan, waaronder Grinnes. Cerialis ging er zelf heen met een ploeg cavalerie en won de slag, waarna hij een castellum zou hebben laten bouwen. Als dat zo is, is het in alle eeuwen daarna waarschijnlijk weggespoeld en verloren gegaan.

Als in de buurt van Grinnes begint de Waal te verstrengelen met andere rivieren. Lek en Maas zijn niet ver weg en zijriviertjes springen over en weer. Uiteindelijk belanden al deze rivieren in de Maasmonding, die in de Romeinse tijd een flinke baai moet zijn geweest. Van daaruit gaan we morgen de Maas op.

A. Museumpark Orientalis Heilig Land Stichting
Locatie: Profetenlaan, Heilig Landstichting
Opgericht in 1911 als Heilig Landstichting (zoals het nabijgelegen dorp nu nog heet), is dit park een aantal keer van naam veranderd zodat het ook bekend staat als Bijbels Openluchtmuseum en Museumpark Orientalis. Het geeft de geschiedenis weer van het Midden-Oosten als bakermat van de drie Abrahamitische religies. Aangezien de Romeinse overheersing van het gebied een grote rol speelt in zowel de geschiedenis van het jodendom als het ontstaan van het christendom, bevat het museumpark ook een Romeinse straat. Deze straat bevat onder andere een school en een kerkje, maar ook een Romeins mithraeum, een tempel gewijd aan de mysterie-cultus van de god Mithras. Ook erg indrukwekkend is het gebouw dat het paleis van Pontius Pilatus voorstelt.
Speciaal in de Romeinenweek: Als Romein op ontdekkingstocht door het oude Midden-Oosten (elke dag m.u.v. 30 april en 1 mei, 11:00-17:00)

B. Flipje en Streekmuseum Tiel
Locatie: Plein 48, Tiel
Het Flipje- en Streekmuseum Tiel is misschien wel het culturele centrum van de Betuwe, zoals het Tiel het centrum van de industrie daar is. Op de archeologische afdeling vinden we vondsten van de prehistorie tot lang na de Romeinse tijd, maar de Romeinen en Bataven ontbreken uiteraard ook niet. Het museum bevat onder andere tentoonstelling van de opgraving in Tiel-Medel, waar een Romeins-inheemse nederzetting gelegen moet hebben.
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling “Wonen op een schat”(1 t/m 4 mei, 13:30-17:00; weekenden 13:30-16:30)

Colonia Claudia Ara Agrippinensium: niet op één dag gebouwd

keulenDat de Rijn de grens van het Romeinse rijk vormde blijkt wel uit alle forten en wachttorens die erlangs liggen. Tussen Xanten en Keulen, in Duitsland, vinden we castella zoals Asciburgium (Asberg), Gelduba (Gellep) Durnomagus (Dormagen), het legioenskamp Novaesium (Neuss) en meerdere wachtposten en mini-forten. Sommigen vatten alle militaire versterkingen op als een teken dat de Romeinse tijd vrij oorlogszuchtig en onveilig was, zodat er continue bewaking nodig was. Zij vergeten dat de bewaking eerder als voorzorg diende en dat uitgerekend de hoofdstad van deze provincie, Germania Inferior, aan diezelfde Rijn lag. Want ten zuiden van bovengenoemde forten vinden we Colonia Claudia Ara Agrippinensium, oftewel Keulen: de hoofdstad van Germania Inferior en van de gemeenschap van de stam der Ubiërs.

Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.
Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.

De Ubiërs stuurden waarschijnlijk al gezanten naar Caesar tijdens de Gallische Oorlog. Toen tijdens deze oorlog meer Germaanse stammen van achter de Rijn probeerden om Gallië binnen te komen, zaten de Ubiërs in een lastig pakket en vroegen Caesar om hulp tegen de Sueben. Toen Caesar de Eburonen in 54 v. Chr. ervan langs gaf, onderwierpen de Ubiërs zich nogmaals aan hem. Marcus Agrippa  gaf in 39 of 38 v. Chr. toestemming aan de Ubiërs om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen, tussen de Rijn en de Ruhr. Hun nieuwe stad werd Oppidum Ubiorum (“burcht der Ubiërs”) of Ara Ubiorum (“altaar de Ubiërs”) genoemd. Wanneer de stad precies gesticht werd is onduidelijk, maar de jaartallen 37 en 19 v. Chr. zijn de voornaamste kandidaten. Bij de stad lag een brug over de Rijn. Al vroeg in de eerste eeuw werd aan de overzijde het fort Divita gesticht, groot genoeg voor 1000 soldaten, om de stad te beschermen.

De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.
De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.

Aanvankelijk werden er bij Ara Ubiorum twee legioenen geplaatst. Na de Varusslag in 9 na Chr. waren dit Legio I Germanica en Legio XX Valeria Victrix. Dit bleef echter niet zo. Vanaf 28 na Chr. werd de omgeving van Ara Ubiorum niet langer als militaire basis gebruikt, op een vlootbasis in het zuiden na. De belangrijkste militaire plaats in Germania Inferior werd hiermee Castra Vetera, bij Xanten, waar nog wel twee legioenen geplaatst zaten. Ara Ubiorum daarentegen werd de hoofdstad van Germania Inferior gemaakt en werd hiermee het centrum van zowel het militaire als burgerlijke bestuur. Pas in 54 na Chr. werd de stad waarschijnlijk uitgeroepen tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA), in veel boeken kortweg Colonia Agrippina of Colonia Agrippinensis genoemd. De bewoners werden op den duur niet zozeer Ubiërs maar eerder Agrippinensen genoemd.

Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.
Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.

Als colonia moet CCAA als een kleine versie van Rome zijn ontworpen. Er zal dus een Capitool geweest zijn, een heiligdom waar de Capitolijnse Drieëenheid (Jupiter, Juno en Minerva) werd vereerd. Dit was gebouwd op een kunstmatige heuvel, waar nu de Sint-Maria im Kapital staat. Een ander zeer belangrijk gebouw was het praetorium, het hoofdkwartier van de troepen in Germania Inferior, dat in deze tijd nog een militair grensdistrict was en derhalve militaristischer van aard. Met 3,5 hectare was het praetorium één van de grootste gebouwen in heel Germania Inferior, waarvan de oostelijke muur op de Rijn uit keek. Het was in ditzelfde gebouw dat gouverneur Vitellius in januari 69 tot keizer werd uitgeroepen, waarop hij met zoveel mogelijk troepen naar Rome marcheerde.

Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.
Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.

De Ubische bevolking leed in de herfst van 69 onder invallen van Germaanse stammen van achter de Rijn, zoals de Chatten en Mattiaci, toen die zich bij de Bataafse opstand aansloten. Weliswaar wist men CCAA nog een tijdje veilig te stellen, maar wellicht creëerde dit een vals gevoel van veiligheid, zodat er begin 70 een heuse samenzwering in een woonhuis van de stad werd opgezet: de Treverische commandanten Julius Tutor en Julius Classicus en de Lingonische hoofdman Julius Sabinus kwamen hier met wat vertegenwoordigers van de Ubiërs en Tungri bijeen om te bespreken hoe zij zich zo listig mogelijk bij de opstand konden aansluiten. Sabinus droomde hierbij zelfs van een Gallisch keizerrijk met hemzelf aan het hoofd. Toen de Romeinse officier Gaius Dillius Vocula lucht kreeg van de samenzwering trok hij in zijn eentje naar de stad, maar ontmoette daar tot zijn verrassing Claudius Labeo, de neef van Julius Civilis, die aanbood om hem te helpen de opstand tegen te werken.

Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.
Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.

De plannen mochten niet baten, want in de weken daarna wonnen de rebellen alleen maar aan terrein, tot Classicus uiteindelijk voor de poorten stond en de stad dwong trouw te zweren aan het Gallische rijk. Kort daarna hadden de rebellen bijna alle forten veroverd. De Germaanse bondgenoten achter de Rijn drongen aan op plundering van CCAA, erop wijzend dat de bevolking zijn Germaanse afkomst verraden zou hebben door in deze zeer Romeinse stad te wonen die van Germaanse reizigers die de stad in wilden een tol eiste en hen verbood wapens te dragen. Civilis en Classicus zagen hier echter geen heil in omdat dit de steun voor de opstand in de streek kon doen afbrokkelen en omdat Civilis’ zoon zich nog als gijzelaar in de stad bevond. Van de Tencteren moesten de muren in elk geval worden afgebroken, maar de Agrippinensen zeiden tactvol dat ze de tol op zouden heffen en dat de muren beter konden blijven staan om een beleg van Romeinse heroveringstroepen te weerstaan. De Agrippinensen speelden het spel slim, want toen de Romeinse legioenen van Cerialis naar het noorden oprukten, waren ze erin geslaagd de Friese en Chaukische krijgers die de stad bezetten dronken te voeren en op te sluiten in een gebouw dat vervolgens in brand gestoken werd. Tevens konden ze de vrouw en zuster van Civilis en de dochter van Classicus, alle drie achtergelaten als gijzelaars, aan Cerialis uitleveren.

CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.
CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.

De Agrippinensen hadden op de juiste kaarten ingezet, want uiteindelijk verloren Civilis en zijn rebellen de strijd. CCAA had zware klappen gehad maar had overleefd en bloeide hierna op als nooit tevoren en bereikte op zijn hoogtepunt een omvang van bijna een vierkante kilometer. Toen Germania Inferior in de jaren 80 van de eerste eeuw tot “echte” provincie verheven werd, werd het praetorium van de opperbevelhebber omgedoopt tot het paleis van de voortaan civiele gouverneur. De stad bevatte tempels voor onder andere Mars, Mithras, Isis, Serapis, Rhenus (de Rijn) en Portunus, de god van de havens en rivierhandel. Als knooppunt tussen de Rijn en de Via Belgica, een belangrijke handelsweg die vanuit Boulogne naar het oosten liep, was CCAA de rivier dan ook veel verschuldigd. Vanuit de Belgische en Limburgse lössgrond werden er grote hoeveelheden graan en ander voedsel aangevoerd om via de Rijn naar de militaire versterkingen verspreid te worden. Verder bevatte de stad waarschijnlijk een gokhuis en was het de enige stad in Germania Inferior die naast een amfitheater ook een daadwerkelijk theater had voor toneelstukken. Daarnaast wemelde het er al van de ambachtslieden. Er werd zelfs al een soort eau de Cologne geproduceerd!

Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.
Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.

De stad raakte opnieuw in de problemen tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, hoewel het de enige stad in Germania Inferior was die in die eeuw nog groei doormaakte en 25000 inwoners telde. In 260, toen de troepen van generaal Postumus in opstand kwamen tegen onderkeizer Saloninus, werd de stad waarin de laatstgenoemde zich bevond belegerd. Men zegt wel dat er zodoende twee Gallische keizerrijken in Keulen zijn uitgeroepen, maar dat is niet echt waar: het eerste Gallische keizerrijk kwam sowieso nooit echt van de grond en het tweede werd in zijn eigen tijd nooit zo genoemd, maar staat enkel bekend omdat de machtsbasis zich in Gallië concentreerde zonder zich ooit op de verovering van Rome te richten. In plaats daarvan werden er residenties in de Gallische provincies gebouwd, waaronder in CCAA.

Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.
Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.

Het Gallische rijk viel in 276 toen keizer Aurelianus het heroverde – een zet die de grensprovincie lelijk uitdunde. Hoewel Colonia Agrippina bleef bestaan, was het achterland van de stad aanzienlijk dunner bevolkt. In 280 probeerden twee officieren genaamd Bonosus en Proculus het werk van Postumus dunnetjes over te doen door vanuit Keulen hun eigen onafhankelijke rijk uit te roepen, maar dit was van korte duur. Tussen deze tijd en de vroege 4e eeuw zal er voor het eerst christendom zijn opgedoken in Keulen, wat hiervoor al vele cultussen uit verschillende delen van het rijk kende. Goden als Isis, Serapis en Mithras waren populair onder Romeinse veteranen, waar het in de stad van wemelde, maar Constantijn de Grote maakte in een decreet interessant genoeg ook melding van een aanzienlijke Joodse minderheid.

In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.
In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.

Ondanks dat Keulen groot en belangrijk bleef kreeg de stad in de vierde eeuw enkele gevoelige klappen, vaak als er weer Germaanse invallers zoals de Franken of Alemannen het rijk binnendrongen. Rond 355 was de stad in Germaanse handen, maar de nieuwe onderkeizer Julianus wist hem te heroveren. Hoewel de stad weer in Romeinse handen was en van groot belang bleef, was dit wel een keerpunt. De rijke economie herstelde hierna niet meer helemaal. Een halve eeuw hierna verloren de Romeinen alle controle over de Rijngrens, hoewel men aanspraak op Keulen bleef maken. In de vijfde eeuw leed de stad onder invallen van de Bourgonden en Hunnen: niet de Romeinen maar de Franken ontzetten Keulen. In 456 zag de Romeinse generaal Aegidius zich gedwongen om toe te geven dat Keulen een Frankische stad was geworden. Toch bleef de Romeinse erfenis hangen. Keulen werd een aartsbisdom waarvan de kerkprovincie tot in de 16e eeuw over de hele Lage Landen reikte; de aartsbisschop bestuurde de stad zelf en had zelfs de titel van keurvorst. Tot op de dag van vandaag zijn er resten van de Romeinse stadsmuren te zien.

Atuatuca Tungrorum: het Romeinse Tongeren

Tongeren AmbiorixNa afgelopen jaar de Romeinse plaatsen in Nederland te hebben behandeld, zullen we in elk geval de belangrijkste steden uit de rest van Germania Inferior, waar het grootste deel van Romeins Nederland toe behoort, behandelen. Tot deze Romeinse provincie behoorden ook Duitsland ten westen van de Rijn (van Remagen tot aan Nederland) en het noordoosten van België. Vanuit de hoofdstad Keulen liep een belangrijke weg naar het westen, de zogenaamde Via Belgica. Wie deze weg vandaag de dag volgt zal daarbij door Zuid-Limburg trekken, om via Maastricht aan de grens met België te komen. Daar kun je, via de Maastrichtersteenweg, in een uur of 3 aankomen in de stad die bekend staat als de oudste van België, namelijk in Tongeren.

Gouden munt van de Eburonen, met op de keerzijde een paard in Keltische stijl. Door hun edelmetaal om te smelten en er munten van te slaan konden de Eburonen bondgenootschappen kopen en hun bezit veiligstellen.
Gouden munt van de Eburonen, met op de keerzijde een paard in Keltische stijl. Door hun edelmetaal om te smelten en er munten van te slaan konden de Eburonen bondgenootschappen kopen en hun bezit veiligstellen.

De naam Atuatuca lijkt te verwijzen naar de Atuatuci of Aduatieken, een Belgische stam die Caesar in zijn verslag van de Gallische oorlog noemt als verslagen tegenstanders. De naam Atuatuca gebruikt Caesar echter voor het oppidum waar hij de Eburonen onder Ambiorix verslagen had, een paar jaar later. Waar het Eburoonse machtscentrum zich exact bevond is niet duidelijk en het is nog maar de vraag of het latere Atuatuca, waar Tongeren nu ligt, er wel mee overeenkomt. Regio’s als Nederlands Zuid-Limburg of zelfs Noord-Brabant zijn ook gesuggereerd. Er zijn overigens ook theorieën dat de term Atuatuca gewoon het inheemse woord voor een burcht was.

Het gebied van de Tungri moet zich vooral in Belgisch Limburg en Nederlands Zuid-Limburg geconcentreerd hebben.
Het gebied van de Tungri moet zich vooral in Belgisch Limburg en Nederlands Zuid-Limburg geconcentreerd hebben.

Caesar beweerde de stam der Eburonen volledig uitgeroeid te hebben, al wijst pollenonderzoek in de regio hier helemaal niet op. Vermoedelijk gaat het dus vooral om het uitschakelen van de politieke elite, degenen die zich blijkbaar als Eburonen zagen. Dit biedt ook enige discussie over de aard van de Tungri, die in de eerste eeuwen na Christus de Belgische provincie Limburg en de omgeving ervan bewoonden. Het zou net als bij de Bataven en Ubiërs een groep van achter de Rijn kunnen betreffen die met Romeinse toestemming het gebied binnentrok en de achtergebleven bevolking absorbeerde, maar het zou ook kunnen dat de Tungri behoren tot de overlevenden van de opstand van Ambiorix. Weliswaar worden de Tungri door de Romeinen onder Germanen gerekend, maar dit gold ook al voor de Eburonen. Tacitus beweert dat Tungri een nieuwe naam voor de Germanen was, maar hoe hij dit precies bedoelt is erg onduidelijk.

De Gallo-Romeinse tempel van Tongeren, gereconstrueerd in het Gallo-Romeins Museum.
De Gallo-Romeinse tempel van Tongeren, gereconstrueerd in het Gallo-Romeins Museum.

Hoe het ook zij, na de Gallische Oorlog werd er mogelijk een legerkamp opgericht op de plaats waar Tongeren nu ligt, hoewel het bewijs hiervoor moeilijk te vinden is. De oudste sporen van bewoning gaan terug op 30 v. Chr. Als er een legerkamp gestaan heeft werd dit waarschijnlijk ontruimd rond 15 v. Chr., toen keizer Augustus besloten had om Gallië verder te integreren in het rijk en om te expanderen in Germania. Rond die tijd vestigden veel Tungri zich op de plek waar het kamp gestaan had. Hierdoor waren er al verdedigingswerken gereed en stonden er al straten in dambordpatroon. Zodra de Tungri hun eigen civitas kregen, werd de stad als hoofdplaats hiervan aangewezen en bestempeld als Atuatuca Tungrorum, het Atuatuca (al dan niet “de burcht”) van de Tungri!

De werkelijke funderingen van het tempelcomplex.
De werkelijke funderingen van het tempelcomplex. De tempel was ouder dan de stadsmuren zelf.

Door de strategische positie aan de Via Belgica en de Jeker, evenals de status van hoofdstad van een civitas, floreerde Atuatuca behoorlijk. Wie de Via Belgica zuidwestwaarts volgde kon Bagacum (Bavay) en uiteindelijk Gesoriacum (Boulogne-sur-Mer) bereiken, terwijl de route in oostelijke richting naar Mosae Traiectum en uiteindelijk naar Colonia Agrippina ging. Daarnaast kruisten er nog wat wegen met de Via Belgica in Atuatuca. Richting het westen liep een weg die waarschijnlijk naar het land van de Menapiërs in West-Vlaanderen ging. Er waren ook twee zuidelijke wegen, waarvan eentje richting Augusta Treverorum (Trier).

Een zichtbaar deel van de Romeinse stadsmuur in de Cesarlaan.
Een zichtbaar deel van de Romeinse stadsmuur in de Cesarlaan.

In 70 na Chr. werd dit korte tijd lelijk verstoord door de Bataafse opstand. Toen de Tungri weigerden zich aan te sluiten bij de rebellen, moesten zij dit bekopen met een grote aanval op de stad, die vaak als verwoesting uitgelegd is. Daar moet bij gezegd worden dat de stad na de opstand nog steeds bestond en gewoon doorzette. In de tweede eeuw werd de stad steeds vaker Municipium Tungrorum genoemd, wat veel mensen net als bij Nijmegen en Voorburg zien als een soort beperkte stadsstatus, maar wat vermoedelijk niet meer is dan een wijziging in taalgebruik. Dat er qua status dus geen vernieuwing was en de stad een periode van vrede en voorspoed doormaakte, weerhield Atuatuca er niet van om stevige muren te hebben van twee meter dik, met een totale lengte van vier kilometer. Delen ervan zijn nog steeds te zien.

De Jupiterzuil van Tongeren. De schubbige structuur van de zuil inspireerde dezelfde vorm voor de Jupiterzuil in Archeon, waar Jupiter echter op een troon zit.
De Jupiterzuil van Tongeren. De schubbige structuur van de zuil inspireerde dezelfde vorm voor de Jupiterzuil in Archeon, waar Jupiter echter op een troon zit.

Binnen de stad lagen typische gebouwen, zoals een badhuis op de plek waar nu de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek staat. Daar vlakbij, op de Grote Markt, zou het forum gelegen kunnen hebben. Er lagen ook meerdere tempels. zoals eentje aan de noordwest-zijde van de stad. Een speciale vondst uit Tongeren is de top van een Jupiterzuil, die Jupiter uitbeeldt als een ruiter die een Gigant bevecht. Dat is opvallend, want Romeinse goden worden zelden te paard afgebeeld, wat doet vermoeden dat de afbeelding is beïnvloed door een inheemse god. Rondom de stad wemelde het van de grafvelden en villa’s. Ook liep er een aquaduct vanuit het westen naar de stad. In feite was dit aquaduct een 6 kilometer lange aarden wal.

Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.
Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.

De Crisis van de Derde Eeuw maakte een einde aan de voorspoed, maar in tegenstelling tot Forum Hadriani en Noviomagus was dit blijkbaar geen doodssteek voor Atuatuca. Wel werden er in de vierde eeuw nieuwere, stevigere muren gebouwd, met de voor die tijd zo typisch halfcirkelvormige torens. Atuatuca werd nu een garnizoensstad, waar een ploeg ruiters werd gelegerd die in geval van nood aan de grens razendsnel kon uitrukken om te hulp te schieten. Als economisch centrum van de regio werd Atuatuca echter langzaam aan door Mosae Traiectum overschaduwd. Een interessant wapenfeit is de ontmoeting tussen de leiders van de Salische Franken en onderkeizer Julianus in 358. Hoewel deze onderhandelingen op niets uitliepen, zijn ze een belangrijk onderdeel in de campagnes van Julianus, die kort erna een verrassingsaanval opende op de Franken. Julianus is in Tongeren dan ook niet vergeten. Later in diezelfde eeuw liet bisschop Servatius de eerste bekende christelijke kerk bouwen in Tongeren.

Het Gallo-Romeins Museum staat niet voor niets in Tongeren. En er is een hoop moois te zien!
Het Gallo-Romeins Museum staat niet voor niets in Tongeren. En er is een hoop moois te zien!

Wie heden ten dage naar Tongeren gaat, kan her en der nog duidelijk delen van de oude stadsmuren zien. Veel vondsten uit de stad, maar ook uit andere delen van België, zijn te zien in het Gallo-Romeins Museum. De naam van Julianus is verwerkt in een klein winkelcentrum. Een klein standbeeldje voor de keizer staat in de Maastrichterstraat. Dat valt echter in het niet bij het enorme standbeeld van Ambiorix op de Grote Markt. Het uiterlijk van het beeld is pure fantasie, al maakt dat de aanblik niet minder indrukwekkend. Wel ironisch dat het beeld schittert in de stad die genoemd is naar de Tungri, die eigenlijk profiteerden van zijn grote nederlaag.

Coriovallum: de beroemde thermen van Heerlen

badhuis archeonVanuit Romeins Maastricht kon men meerdere kanten op. Westwaarts liep de weg naar Tongeren, die zich ten oosten van Maastricht in tweeën splitste: de zuidelijke route liep richting Aken en de noordelijke richting Keulen, de hoofdstad van Germania Inferior. Wanneer we die laatste weg volgen reizen we door een landschap dat in de eerste drie eeuwen van onze jaartelling rijkelijk gevuld werd met Romeinse villa’s, zoals een enorm complex bij Voerendaal. De weg kruist uiteindelijk met een andere heirbaan, die van Aken naar Xanten liep. Hier lag een plaats die de rijke economie van de streek goed weerspiegelde: Coriovallum.

Coriovallum of Cortovallum op de Peutinger kaart, tussen "Atuaca" Tongeren) en Iuliacum Jülich)
Coriovallum of Cortovallum op de Peutinger kaart, tussen “Atuaca” Tongeren) en Iuliacum Jülich)

Uiteraard is Coriovallum het Romeinse Heerlen. Hoewel, daar valt een aantekening bij te maken. Op de Peutinger kaart staat de plaats namelijk vermeld als Cortovallio. Cortovallum zou “versterkte hof” kunnen betekenen, dus het is mogelijk dat Coriovallum een verschrijving is en niet de naam op de Peutinger kaart (die echter niet bekend staat als foutloos). De naam Coriovallum staat echter wel degelijk vermeld in het Itinerarium Antonini, als onderdeel van de heirbaan tussen Xanten en Aken. Bovendien lijkt Maastricht te ontbreken op de Peutinger kaart: als eerste plaats ten westen van Heerlen wordt “Atuaca” vermeld, wat lijkt op een verschrijving van Atuatuca, wat vaak als Tongeren wordt beschouwd. Zoals gezegd is de kaart dus verre van foutloos. Als Coriovallum toch juist is zou dit kunnen duiden op een dal (vallis) en huid (corium), oftewel op een dal die bekend stond om handel in huiden of om leerlooierijen.

Steen van het terrein van het thermencomplex. De tekst duidt op een schenking, mogelijk dus van een rijke "sponsor" van het badhuis.
Steen van het terrein van het thermencomplex. De tekst duidt op een schenking, mogelijk dus van een rijke “sponsor” van het badhuis.

Als de naam Cortovallum juist is, zou dat op een grote militaire rol voor Romeins Heerlen kunnen duiden. Het is dus mogelijk dat de plaats al rond 15 v. Chr. door Legio V gesticht is. Dat moet dan wel tijdelijk zijn geweest, want militaire vondsten zijn er zeldzaam. Officiële stadsrechten bestonden niet zozeer in de Romeinse tijd, al kwam de status van een speciaal gestichte colonia misschien nog het meest in de buurt. Zulke steden bestonden niet in Nederland, dus Heerlen moet officieel niet meer dan een nederzetting zijn geweest, wat in feite voor elke plaats in ons land gold. Dat weerhield de plaats er echter niet van om een flinke bloei door te maken. In de tweede eeuw was de handelsnederzetting dusdanig gegroeid dat we waarschijnlijk rustig van een stadje kunnen spreken. Van oudsher ging men vaak uit een van een nederzetting langs de handelsweg met slechts enkele straten. Een meer recente visie is geopperd door Karin Jeneson, die meent dat de stad 600 bij 1000 meter in oppervlakte kan zijn geweest, twee keer zo groot als Maastricht en maar een klein beetje kleiner dan Keulen!

Coriovallum als eenvoudige nederzetting, waarbij het badhuis nogal kolossaal afsteekt. Waarschijnlijk was de stad toch veel groter dan aanvankelijk gedacht.
Coriovallum als eenvoudige nederzetting, waarbij het badhuis nogal kolossaal afsteekt. Waarschijnlijk was de stad toch veel groter dan aanvankelijk gedacht.

Hoe het ook zij, zelfs als Heerlen niet zo groot was moet het een bruisende omgeving zijn geweest. Zoals gezegd zijn in de omgeving van Heerlen tal van villa’s gevonden. Ook in Heerlen zelf zijn sporen aangetroffen, onder meer van wandschilderingen en hypocausta, vloerverwarmingen. In 2008 werden de resten van een flinke stadswoning aangetroffen. Bovendien zijn er in Heerlen meer dan 40 pottenbakkersovens aangetroffen! Daarnaast waren er grafvelden, godenpijlers en ga zo maar door. De ligging aan een kruispunt heeft Coriovallum dus duidelijk geen windeieren gelegd. De stad was namelijk ook een ideale tussenstop voor wie vanuit het noorden naar Trier wilde of andersom.

De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in Nederland die je nog in originele staat kunt bekijken.
De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in Nederland die je nog in originele staat kunt bekijken.

Het beroemdste gebouw van Romeins Heerlen is ook één van de weinige daadwerkelijk zichtbare ruïnes in Nederland, en ook meteen de grootste. Het thermencomplex van Heerlen is wel een bewijs van hoe rijk deze streek was: het is een naar Nederlandse maatstaven enorm badhuis – naar Nederlandse, want de thermen van Xanten alleen al waren vier keer zo groot, ofschoon dit badhuis praktisch dezelfde plattegrond heeft. Waarschijnlijk is de eerste versie ervan al gebouwd rond het jaar 40, waarna het badhuis tot in de 4e eeuw bleef bestaan. Wel werd het in de loop der eeuwen herbouwd, bijvoorbeeld in de tijd van keizer Hadrianus door Legio XXX Ulpia Victrix. Het badhuis moet een praktische uitgaansgelegenheid zijn geweest, met een restaurantje en zelfs een bibliotheek.

Zo zou het thermencomplex van Coriovallum eruit gezien kunnen hebben. Het witte koepeltje bevatte de sauna.
Zo zou het thermencomplex van Coriovallum eruit gezien kunnen hebben. Het witte koepeltje bevatte de sauna. De jeugdpagina “In het badhuis” toont er een doorsnee van.

Het water voor de thermen moet zijn aangevoerd vanuit een hooggelegen stroom, wat in het heuvellandschap van Zuid-Limburg niet erg moeilijk is. Via leidingen stroomde een deel van dit water rechtstreeks naar het koude bad en een ander deel naar de ketels in de stookruimte. Door constante stroom van water stroomde het verhitte water dus door naar het hete en vervolgens lauwe bad en eventueel nog naar het buitenbad. Het badhuis van Heerlen heeft dan ook een indeling waarbij de warmste ruimtes achterin zitten en de koudere voorin (waarschijnlijk ook met een hoger plafond). Uitzondering is de sauna, die met een eigen stookoventje onder vloer naast het koude bad gesitueerd was, om tussendoor snel te kunnen dompelen. Gebruikt water werd via riolering (al dan niet via een latrina) weer weggevoerd naar een laaggelegen stroom. Door constante doorstroom werd het water continu ververst. Maar goed ook, want de badhuizen waren al onhygiënisch genoeg. In steden als Rome werden er regelmatig ziektes verspreid via de enorme badhuizen!

Het badhuis van Museumpark Archeon is gebaseerd op de thermen van Heerlen.
Het badhuis van Museumpark Archeon is gebaseerd op de thermen van Heerlen.

Opvallend is dat het badhuis in de vierde eeuw een verbouwing onderging waarbij de lauwe ruimte (het tepedarium) verkleind werd en er een gracht omheen gegraven werd. Het lijkt er welhaast op dat het badhuis destijds als versterkte legerpost gebruikt werd. Niet ondenkbaar, want in de vierde eeuw was de situatie flink veranderd. De Crisis van de Derde Eeuw had de veiligheid in Germania Inferior ernstig doen afnemen, doordat de legers door onderlinge strijd werden uitgedund en hierop het aantal invallen van steeds beter georganiseerde Germanen toenam. De economie kreeg in die crisis gevoelige klappen, mede dankzij de enorme hyperinflatie die het gevolg was van keizers die enkele eeuwen lang het edelmetaal in de munten hadden verlaagd, wat in de crisis overigens ook een climax bereikte omdat al die soldatenkeizers de soldij moesten verhogen om het leger te vriend te houden. Coriovallum zal hier zeker onder geleden hebben en kan dus zoals veel Romeinse plaatsen in Nederland een flinke inkrimping hebben ondergaan. Wellicht is de stad na de crisis, toen de Constantijnse keizers in de vierde eeuw het gezag over Germania Inferior weer wisten te herstellen, dus veranderd in een kleine vesting.

Het Therrmenmuseum in Heerlen zal er niet lang meer zo uit zien: het museum zelf zal verplaatst worden en met een tunnel verbonden worden met de ruïnes, die zo beter behouden blijven.
Het Therrmenmuseum in Heerlen zal er niet lang meer zo uit zien: het museum zelf zal verplaatst worden en met een tunnel verbonden worden met de ruïnes, die zo beter behouden blijven.

Het badhuis van Heerlen werd in 1940 ontdekt, maar grote opgravingen kwamen pas weer in 1975 op gang. Rond die tijd werd er een museum overheen gebouwd, waar de ruïnes nu nog steeds te bezichtigen zijn. Wel werd in 2013 bekend dat de ruïnes gevaar lopen door zowel het klimaat van de museumhal alsmede door bezoekers die het nodig vinden om de ruïnes te betreden. Dit jaar gaat men met volle teugen aan de slag om zowel het Thermenmuseum te vernieuwen als de ruïnes te restaureren. Wie wil bekijken hoe het badhuis er in de Romeinse tijd zou kunnen hebben uitgezien wordt aangeraden Museumpark Archeon te bezoeken, waar een reconstructie van het gebouw boven alle andere Romeinse bouwwerken uittorent.

Romeinen in Nijmegen-oost: is dit de Castra Herculis?

noviomagusNu we het westen en het centrum van Nijmegen hebben behandeld gaan we naar het oosten. Eigenlijk zijn we daar de vorige keer al aangeland omdat de oostrand van Batavodurum tot op de Hunnerberg reikte. Ditmaal concentreren we ons op die Hunnerberg en het daarnaast gelegen Kops Plateau. Dit zijn enkele eeuwen de belangrijkste militaire punten in de omgeving van Nijmegen geweest. Hoewel de exacte naam onbekend is, gaan er tegenwoordig stemmen op dat de naam die vaak is toegeschreven aan het castellum van Arnhem-Meinerswijk de juiste zou kunnen zijn: Castra Herculis.

Marcus Vipsianus Agrippa was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de bouw van kamp in 19 v. Chr.
Marcus Vipsianus Agrippa was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de bouw van kamp in 19 v. Chr. wat hem een soort stichter van Nijmegen maakt.

De Hunnerberg is een onderdeel van de grote stuwwallen ten zuiden van de Waal, ontstaan door de gletsjers in de IJstijd. Derhalve is de heuvel aan de noordzijde ontzettend stijl, met een fraai uitzicht over de omgeving, terwijl de zuidkant juist glooiend afloopt. Een zeer strategische plek dus en geen wonder dat de Romeinen dit punt al vroeg uitkozen als militaire versterking. De oudste bekende sporen van Romeinse aanwezigheid op de Hunnerberg zijn uit 19 v. Chr., uit de tijd dat Marcus Vipsianus Agrippa, vriend en schoonzoon van keizer Augustus, gouverneur van heel Gallië was. Er moet rond deze tijd een enorm troependepot zijn gebouwd van wel 650×650 meter! Dit was groot genoeg voor 15.000 soldaten en gaf dus een kampplaats voor 2 à 3 legioenen! Welke legioenen dit precies waren is niet geheel duidelijk, maar er is een graffito gevonden van Legio I Germanica.

Wie vanuit het panorama het uitzicht bewondert snapt de keuze van Agrippa wel. Waarschijnlijk was dit punt de noordwesthoek van het troependepot.
Wie vanuit het panorama het uitzicht bewondert snapt de keuze van Agrippa wel. Waarschijnlijk was dit punt de noordwesthoek van het troependepot.

Het grote kamp werd waarschijnlijk gebouwd met het oog op de defensie van de nog tamelijk onbewaakte en onzekere Rijngrens. of wellicht ter voorbereiding van keizer Augustus’ plannen om het grote Germania toe te voegen aan de Romeinse periferie. Rond deze tijd begonnen de Germaanse stammen in de Nederrijn-gebieden, met name de Sugambren, onrustig te worden. Het kamp zou dus in reactie daarop kunnen zijn aangelegd, maar van de andere kant is het ook mogelijk dat de bouw van het kamp juist onrust gaf. In elk geval was het kamp op de Hunnerberg voorbereid op elk scenario: het werd omgeven door een dubbele greppel en een stevige wal met om de 24 meter een uitkijktoren. Voor de aanwezige officieren waren er woningen van tussen de 240 en 540 vierkante meter aangelegd, met een meer dan twee keer zo groot huis voor de bevelhebber.

De re-enactmentgroep Gemina Project hier in samenwerking met Vereniging Pax Romana) is vernoemd naar het legioen dat meer dan 30 jaar op de Hunnerberg gelegerd was.
De re-enactmentgroep Gemina Project (hier in samenwerking met Vereniging Pax Romana) is vernoemd naar het legioen dat meer dan 30 jaar op de Hunnerberg gelegerd was.

Erg lang is het eerste fort op de Hunnerberg niet in gebruik geweest. Toen Drusus in 12 v. Chr. zijn veldtochten in Germania begon, kon hij al snel nieuwe kampen achter de Rijn laten bouwen, waarop de Hunnerberg overbodig werd. De verovering van Germania werd voortgezet na de dood van Drusus, maar ondanks aanvankelijke successen stortte het Romeinse gezag tussen Rijn en Elbe grotendeels in na de Varusslag in 9 na Chr., waarin drie legioenen werden afgeslacht door een Germaanse coalitie onder leiding van Arminius. Tiberius, die een van de opvolgers van zijn halfbroer Drusus was geweest, keerde terug naar de Rijngrens om samen met Drusus’ zoon Germanicus de oorlog voort te zetten. De expedities die hierop volgden waren vooral wraaktochten, bedoeld om de Romeinse eer te wreken door Arminius en zijn bondgenoten te straffen en de adelaars van de legioenen terug te veroveren. Het oude kamp op de Hunnerberg werd tussen 12 en 17 na Chr. daarom weer tijdelijk in gebruik genomen, maar werd vervolgens definitief opgebroken. De militaire aanwezigheid rondom Nijmegen concentreerde zich hierna op het Kops Plateau.

Met zijn steile noordzijde, korte afstand tot Maas en Waal, was de Hunnerberg uitermate geschikt als militair punt.
Met zijn steile noordzijde, korte afstand tot Maas en Waal, was de Hunnerberg uitermate geschikt als militair punt.

Toen de veldtochten in het groot Germania ten einde waren gekomen, bleef het lange tijd rustig in het gebied van de Bataven. In het jaar 69 barstte er echter een spreekwoordelijke bom toen de stam zich aan het hoofd schaarde van een grote opstand, waaraan steeds meer Germaanse en Keltische stammen deelnamen. De Opstand der Bataven verwoestte bijna alle castella en castrae aan de Rijngrens, maar uiteindelijk keerde het tij in de loop van het jaar 70, toen er 8 legioenen onder leiding van Quintus Petilius Cerialis gestuurd werden om de rebellen te verslaan. Ook de stad Oppidum Batavorum ging in de vlammen op toen de Bataven zich ten noorden van de Waal terugtrokken. Toen de rebellen zich zelfs achter de Rijn terug moesten trekken en de herfst begon in te vallen, verklaarden de leiders van de opstand zich bereid tot onderhandelen. De oude verdragen werden waarschijnlijk grotendeels hersteld, maar in het gebied van Nijmegen veranderden er wat zaken permanent.

De locatie van de oostelijke poort van het fort, de porta principalis dextra.
De locatie van de oostelijke poort van het fort, de porta principalis dextra.

Om te beginnen werd Oppidum Batavorum noch het fort op het Kops Plateau opgebouwd. In plaats daarvan ontstond er een nieuwe stad een paar kilometer naar het westen. Op de Hunnerberg werd een nieuwe vesting gebouwd, een zogeheten castra, waarin een legioen gevestigd kon worden. Dit kon de rust en orde in het gebied waarschijnlijk beter garanderen dan een veel kleinere cavalerie-eenheid. Legio II Adiutrix werd aanvankelijk door Cerialis in het fort geplaatst, maar niet lang daarna werd Cerialis zelf benoemd tot gouverneur van Brittannia en nam het legioen met zich mee, waarna Legio X Gemina de vesting op de Hunnerberg overnam.

Met minstens 4000 soldaten wemelde het in de castra uiteraard van de barakken.
Met minstens 4000 soldaten wemelde het in de castra uiteraard van de barakken.

Met 340 bij 465 meter nam de vesting 16 hectare in beslag. Dat is groter dan elk castellum aan de Rijn (deze bevatten troepen van 500 tot 1000 man) maar opvallend krap voor een compleet legioen, wat suggereert dat er nog detachementen naar elders gestuurd werden. Het hoofdkwartier, tegenover de huidige Sterredans-school, was 93 bij 65 meter. Om de 45 meter stonden er uitkijktorens op de vestingmuur, die omgeven was door een greppel van vier meter breed. Tijdens de regering van keizer Domitianus (81 t/m 96 na Chr.) werden de houten gebouwen in de vesting door stenen vervangen. Opvallend aan de plattegrond is vooral dat de vorm net niet rechthoekig is: aan de oostkant zit een licht uitstulping.

Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.
Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.

Drinkwater werd aangevoerd middels een aquaduct, dat vanuit Groesbeek via Berg en Dal naar het fort toegestroomd moet zijn: geen kolossaal stenen bouwwerk zoals de Romeinen onder meer in Italië bouwden, maar meer een smal kanaaltje van 5 kilometer, met hier en daar een dam tegen de hoogteverschillen. Bovendien lag er een waterput in het fort, niet ver van de oostpoort. De aanleg van een duur aquaduct is opvallend, omdat de Nederlandse bodem hier meestal ongeschikt voor was en er genoeg water in de grond te vinden was. Maar blijkbaar was een enkele waterput niet toereikend voor het hele legioen.

Het amfitheater van Nijmegen-oost was eigenlijk overdadig groot.
Het amfitheater van Nijmegen-oost was eigenlijk overdadig groot.

De canabae die zoals altijd rondom het fort ontstonden, moeten al snel tot een aardige nederzetting zijn uitgegroeid. Geen wonder, want zo’n grote hoeveelheid soldaten bood een aardig inkomen aan kooplui, kroegbazen, prostituees en andere niet-militairen. In hetzelfde kader is waarschijnlijk ook de groei van Noviomagus, drie kilometer naar het westen, te verklaren, want de daar woonachtige ambachtslui produceerden aanvankelijk veel voor de castra. Daarnaast waren er ook havens dichter in de buurt: de Maas was slechts 10 kilometer naar het zuiden en er lag ook een haventje aan de Waaloever ten noorden van het fort. Bovendien was de haven op de plaats van het oude Oppidum Batavorum waarschijnlijk nog in gebruik. Vlakbij, ten oosten van Berg en Dal, werden dakpannen en keramiek geproduceerd voor het legioen.

De Forumzuil in de Eikstraat van Nijmegen herdenkt de locatie van de markthal.
De Forumzuil in de Eikstraat van Nijmegen herdenkt de locatie van de markthal.

Vlakbij de westpoort van het fort lag een herberg en ten zuidwesten van het fort ontstond zelfs een amfitheater, voor zover we weten het enige in Nederland. Het was overdadig groot, waarschijnlijk met genoeg zitplaatsen voor 12.000 man, wat zelfs met de aanwezigheid van alle burgers en soldaten in de omgeving (wat zeer onwaarschijnlijk is) niet gehaald zou worden. Ten oosten van het fort stond tenslotte een groot marktgebouw, gebouwd rond het jaar 100. Van de zuil in het midden ervan is enkel de fundering teruggevonden, maar wellicht stond keizer Trajanus er zelf op afgebeeld.

Zo zag de binnenplaats van het marktgebouw er wellicht uit op zijn drukste dagen. Na het vertrek van het legioen zal dit aardig afgenomen zijn.
Zo zag de binnenplaats van het marktgebouw er wellicht uit op zijn drukste dagen. Na het vertrek van het legioen zal dit aardig afgenomen zijn.

In het jaar 104 of 105 werd het tiende legioen opgedragen om zich te verplaatsen naar Aquincum, bij het huidige Boedapest, om deel te nemen aan de Dacische oorlogen. De Bataven waren al meer dan 30 jaar braaf en het werd niet langer nodig geacht om hier een volledig legioen te installeren. In plaats hiervan werd de Vexillatio Brittanica in het fort gelegerd: een detachement uit Britannia, dat onder meer delen van Legio VIII Hispanica bevatte. Vanaf het jaar 120 zullen er detachementen van Legio XXX Ulpia Victrix gelegerd zijn – een legioen met een naam die ironisch genoeg naar keizer Trajanus verwijst, de keizer die het 10e legioen juist opdracht gaf te vertrekken. Naarmate de jaren verstreken werd het aantal troepen in het fort steeds kleiner, tot de castra ergens rondom 175 definitief ontruimd werd. De Hunnerberg was hiermee niet langer van militair belang.

Door de tekenwijze van de Peutinger kaart lijken de Castra Herculis en Carvo ten westen van Nijmegen te liggen. Maar was dit wel zo>
Door de tekenwijze van de Peutinger kaart lijken de Castra Herculis en Carvo ten westen van Nijmegen te liggen. Maar was dit wel zo>

De nog boven de grond gelegen resten werden in de middeleeuwen gebruikt als bouwmateriaal in Nijmegen. De naam van de vesting was toen allang vergeten en is tot op de dag van vandaag onbekend. Nieuwe ideeën over de afstanden op de Peutinger kaart hebben echter het idee doen ontstaan dat het om de Castra Herculis zou kunnen gaan: de naam komt overeen met het feit dat het fort in kwestie een castra was en de god Hercules is ons land verbonden aan de Bataafse god Magusanus. De Peutinger kaart plaatst de Castra Herculis tussen Carvo en Noviomagus, waarbij Carvo vaak als Kesteren en Castra Herculis als Arnhem is geïnterpreteerd. Nieuwe ontdekkingen en het bestuderen van de aangegeven mijlen op de kaart doen echter duidelijk anders vermoeden. Carvo is waarschijnlijk hetzelfde fort als Carvium, oftewel de Bijlandse Waard. Als dat zo is zou Castra Herculis dus tussen Noviomagus en de Bijlandse Waard moeten liggen, wat de castra van de Hunnerberg een goede kandidaat maakt.

De herberg van Nijmegen-oost, nagebouwd in Archeon.
De herberg van Nijmegen-oost, nagebouwd in Archeon.

De ruïnes van de forten op de Hunnerberg zijn niet zichtbaar, maar wel is er een tijdpad dat de locaties van verschillende bouwwerken aangeeft. De locatie van de oostpoort is zichtbaar aan de hand van markeringen en een nagebouwd funderinkje. Hetzelfde geldt voor de waterput, die zich echter op privéterrein bevindt. Vlakbij de locatie van de markthal is een gedenkzuil opgericht, terwijl de omtrekken van het gebouw ook hier weer met straatstenen zijn aangegeven. Op een zelfde wijze is het mogelijk om in de Rembrandtstraat en de Mesdagstraat de contouren van het amfitheater te zien. In onder andere Museum het Valkhof zijn ook tal van vondsten zichtbaar. Tot slot is een reconstructie van de herberg van de Hunnerberg te vinden in Museumpark Archeon, waar het gebouw daadwerkelijk als restaurant dienst doet. De naam van Legio X Gemina leeft voort in de re-enactmentgroep Gemina Project.