Batavodurum, Oppidum Batavorum en laat Noviomagus: Romeinen en Bataven op en om het Valkhof

053In onze reeks over Romeinse plaatsen reizen we de Waal af en hebben inmiddels Nijmegen bereikt. Het beroemde Ulpia Noviomagus lag in het westen hiervan, aan de oever van de Waal. Een paar kilometer naar het oosten, aan de rand van het centrum van Nijmegen, komen we aan een heuvel die het Valkhof heet, waar het gelijknamige museum staat. Hier bevond zich nog een kern van de Romeinen, die voor Ulpia Noviomagus als centrum van de Bataafse gemeenschap diende. De nederzetting die hier lag stond bekend als Batavodurum of Oppidum Batavorum.

De Bataven waren vermaard om hun zwemmers en ruiters.
De Bataven waren vermaard om hun zwemmers en ruiters.

Wanneer het Valkhof door Bataven bewoond raakte is niet geheel duidelijk, maar aangezien de stam waarschijnlijk vrij vroeg in de Romeinse tijd of zelfs kort daarvoor al het gebied rondom de Waal binnen trok, kan dit tussen 50 en 12 v. Chr. al gebeurd zijn. De twee Romeinse namen waar de plek mee aangeduid wordt hebben tot discussie geleid of het niet over twee verschillende steden moet zijn gegaan, maar van de andere kant zijn namen wel vaker veranderd in de loop van de Romeinse tijd en is er verder geen bewijs van een tweede dominante Bataafse plaats. Beide namen duiden sterk op de Keltische invloed in de Lage Landen: Batavodurum is Gallisch voor “Bataafse markt” terwijl het Latijnse Oppidum Batavorum verwijst naar een Keltisch oppidum, oftewel versterkte nederzetting. De laatste naam zou dus zoveel als Batavenstad of Batavenburg kunnen betekenen.

Een kunstwerk op het Kelfkensbos, voor Museum het Valkhof, bevat een replica van de godenpijler.
Een kunstwerk op het Kelfkensbos, voor Museum het Valkhof, bevat een replica van de godenpijler.

Dat de stichting van de plaats vrij vroeg moet hebben plaatsgevonden, blijkt uit de vondst van de zogenaamde Godenpijler op het Valkhof. De pijler in kwestie is een overwinningsmonument dat Romeinse goden afbeeldt evenals een man in toga die Tiberius zou kunnen voorstellen. Als de pijler bedoeld is om Tiberius te eren in zijn periode als veldheer in de regio, moet hij tussen 8 v.Chr. en 5 na Chr. gemaakt zijn. De plaats werd in elk geval gekozen als centrum van het Romeinse bestuur over de Bataafse gemeenschap en diende dus in feite als hoofdstad van de stam. Dit maakte dat de Bataafse elite, met name degene die als veteranen uit de Romeinse hulptroepen afzwaaiden, zich liever in Romeinse stijl vestigden, bij voorkeur in de buurt van dit machtscentrum. Tegelijkertijd trok die elite natuurlijk ook weer handelaren aan, die van hieruit ook gemakkelijk goederen naar de militaire vestingen in het oosten konden brengen. De Batavenburg moet dus tot een aardige stad zijn uitgegroeid. Waarschijnlijk reikte hij van middenin het huidige centrum van Nijmegen tot pakweg een kilometer naar het oosten, tot aan de Barbarossastraat op de Hunnerberg, op nog geen 500 meter van de militaire vesting daar. Van noord naar zuid nam de stad een meter of 300 in beslag.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Ondanks de vrij organische omtrek op deze kaart was Batavodurum (rood) waarschijnlijk in vrij (Gallo-)Romeinse stijl gebouwd.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Ondanks de vrij organische omtrek op deze kaart was Batavodurum (rood) waarschijnlijk in vrij (Gallo-)Romeinse stijl gebouwd.

Het is een misvatting dat Oppidum Batavorum er als Bataafse hoofdstad uit zou zien als een Keltisch oppidum of een hele grote versie van een Germaans dorp. In feite moet de stad qua ontwerp meer op een Romeinse stad hebben geleken, met rechte straten in keurige hoeken van 90 graden en met stadswoningen in stijl van een Romeins provinciestadje. Provinciestadje, want bij grotere steden als Keulen of Xanten haalde de stad het vast niet, laat staan bij een metropool als Rome. Uit vondsten die in 2006 en 2007 op het Sint Josephhof zijn gedaan blijkt dat er echter wel degelijk bewoners waren die zich fresco’s en andere luxeproducten konden veroorloven. De straten moeten met grint bedekt zijn geweest. Op grond van de nabijgelegen grafvelden valt een schatting van het aantal inwoners te maken, waarbij we aan een stuk of duizend kunnen denken.

De Bataven in de opstand waren mogelijk te herkennen aan de wezels rondom hun helmen.
De Bataven in de opstand waren mogelijk te herkennen aan de wezels rondom hun helmen.

Uiteindelijk ging de Batavenstad ten onder in de Opstand der Bataven. In de latere fasen van de opstand, in 70 na Chr., werden de rebellen gedwongen om zich terug te trekken achter de Waal. Volgens Tacitus staken de Bataven hierbij hun eigen stad in brand, om deze niet aan de Romeinen prijs te hoeven geven. Als dit werkelijk zo gegaan is kan het de trots zijn geweest waar Tacitus op duidt, maar ook praktische oorlogvoering. Indertijd was het vaker gebruikelijk om een ontruimde plaats aan de vlammen prijs te geven en deze zo onbruikbaar voor de vijand te maken. Hoe het ook zij, de stad werd na 70 na Chr. zo goed als ontruimd. De weg die er doorheen had gelopen over het Kops Plateau, werd hierna omgeven door begraafplaatsen, terwijl Ulpia Noviomagus in het westen floreerde.

Een zichtbaar hypocaustum aan de voorzijde van het casino aan de Nijmeegse Waalkade. Het is een overblijfsel van laat-Romeins Noviomagus.
Een zichtbaar hypocaustum aan de voorzijde van het casino aan de Nijmeegse Waalkade. Het is een overblijfsel van laat-Romeins Noviomagus.

Pas in de 4e eeuw werd het Valkhof weer het centrum van Romeins Nijmegen. Na de herovering van het Gallische Keizerrijk door keizer Aurelianus waren de grenslegers volledig uitgedund, zodat de Franken rond 275 praktisch vrij spel hadden. Ulpia Noviomagus verviel en het Romeinse gezag was jarenlang nauwelijks merkbaar in de Rijndelta. Pas eind 3e eeuw veranderde dat toen Constantius Chlorus de orde herstelde. Vanaf die tijd moeten er twee belangrijke plaatsen zijn geweest op het Valkhof. De eerste was een militaire versterking, bovenop de heuvel. De tweede was een handelsnederzetting aan de oever van de Waal. Waarschijnlijk was deze al in de tijd van Batavodurum ontstaan als havenplaats van de stad, waarna ze met vallen en opstaan was blijven bestaan en nu de belangrijkste burgerlijke nederzetting in de omgeving was. Hoewel de nederzetting niet op de plek van het oude Ulpia Noviomagus lag, werd deze wel als Noviomagus aangeduid.

Het fort op het Valkhof was ongeveer 200 bij 250 meter, met een dubbele gracht eromheen. Wanneer het fort exact is gebouwd is niet duidelijk, maar dit zou gebeurd kunnen zijn op last van Constantius’ zoon Constantijn de Grote, die rond 311 actief was in dit gebied. Rond het jaar 350 kwamen de Franken opnieuw in opstand, om door onderkeizer Julianus opnieuw onderworpen te worden. Degene die in het rijk woonden kregen toestemming er te blijven en zo ontstond er ook een Frankische nederzetting ten zuiden van het castellum, wat sindsdien gemakkelijk lokale rekruten opleverde. Valentinianus I (364-375) liet het castellum vervolgens herbouwen in steen. Naarmate het Romeinse gezag in de jaren hierna verzwakte, werden de Franken hier meer onafhankelijk. Het fort bleven zij hierna dan ook gewoon gebruiken, zodat het moeilijk te zeggen is wanneer het nu precies ten onder is gegaan.

Zichtbare resten van mogelijk Romeins bouwmateriaal, hergebruikt in de zaal van keizer Frederik Barbarossa.
Zichtbare resten van mogelijk Romeins bouwmateriaal, hergebruikt in de zaal van keizer Frederik Barbarossa.

De Frankische koning Karel de Grote gaf in 777 opdracht een palts (paleis) op het Valkhof te bouwen, waar waarschijnlijk Romeins bouwmateriaal bij hergebruikt is, evenals bij een latere versie van de palts die in 1155 gebouwd werd in opdracht van keizer Frederik Barbarossa. Nadat de palts in 1797 grotendeels gesloopt werd, zijn enkele bouwresten nog te zien in de overlevende Nicolaaskapel en de resten van Barbarossa’s koningszaal. Vlakbij, aan de achterzijde van het gebouw van Holland Casino, op de Waalkade, is een rest van de Laat-Romeinse stadsmuur te zien, terwijl de voorzijde de resten van een hypocaustum laat zien. In de Burchtstraat geeft een roestvrij stalen plaat de “Loden Lady” aan, de vindplaats van een loden grafkist van een rijke Romeinse dame van rond het jaar 350. De kist zelf is te zien in Museum het Valkhof, met nog talloze andere vondsten.

Ulpia Noviomagus: de grote kleine stad aan de Waal

ulpia noviomagusOnze tocht langs de Waal heeft tot nu toe weinig zekerheden opgeleverd. Alleen wat plaatsnamen op de Peutinger kaart waarvan de werkelijke locatie onbekend is en we eigenlijk niet eens met zekerheid kunnen zeggen of het wel aan de Waal lag. Dat wordt vandaag eindelijk anders, want we bereiken één van de beroemdste Romeinse plaatsen in het land: de stad Ulpia Noviomagus Batavorum, het centrum van het Romeinse bestuur over de Bataven.

Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.
Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.

Wanneer we langs de zuidoever van de Waal stroomopwaarts trekken merken we al snel dat de streek ten westen van Nijmegen aardig welvarend was. Er zijn meerdere villa’s aangetroffen, onder andere met hypocaustum oftewel vloerverwarming. Het villacomplex van Ewijk-De Groote Aalst is hier het meest treffende voorbeeld van, want het was één van de meest luxe villa’s die ooit in Nederland is teruggevonden, met drie grote gebouwen en vijf schuren. Er moeten zandstenen zuilen en zelfs marmeren vloeren en mozaïeken in gelegen hebben. Resten van 4e-eeuwse militaire riemen duiden erop dat de villa in de Laat-Romeinse tijd als militair steunpunt gebruikt werd. De dakpannen zijn gestempeld met de Vexillatio Brittanica, een detachement dat van 103 t/m 120 na Chr. in de castra van Nijmegen-oost gelegerd zat.

Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.
Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.

Wanneer we verder reizen langs de Waal komen we vanzelf in Nijmegen. In het westen van de stad, ter hoogte van de wijk Biezen en het Haven- en Industrieterrein Nijmegen, moet Noviomagus hebben gelegen. In tegenstelling tot wat velen denken is de stad niet bij aanvang van de Romeinse tijd gesticht. Het daadwerkelijke Noviomagus is na de Opstand der Bataven ontstaan als handelscentrum, nadat de meer naar het oosten gelegen stad Oppidum Batavorum in de opstand verwoest was, waarna een nieuwe stad in het westen werd opgericht om als nieuw bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap te dienen. Noviomagus is dan ook Gallisch voor “nieuwe markt”. Het voorvoegsel Ulpia, dat de stad vanaf begin 2e eeuw begon te dragen, verwijst naar keizer Marcus Ulpius Traianus, wat bij velen tot de conclusie heeft geleid dat keizer Trajanus marktrechten of zelfs stadsrechten aan de stad gegeven zou hebben. Waarschijnlijk waren er echter al marktrechten aan de hoofdplaats van de Bataven gegeven zodra deze stam in het rijk opgenomen was. Waarschijnlijk heeft Trajanus niet veel meer voor de stad betekent dan het feit dat hij zijn familienaam eraan gaf.

Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.
Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.

Noviomagus maakte in de tweede eeuw zijn meest welvarende periode door. De stad was gebouwd volgens een keurig schaakbord-patroon met kaarsrechte straten zoals de Romeinen gewend waren. Enkele van de duidelijk teruggevonden gebouwen zijn het badhuis (bij het Honig-complex), de villa aan het Maasplein en de twee tempels, respectievelijk voor Fortuna en voor Mercurius. Binnen het hele Romeinse rijk zal Noviomagus met maar 5000 inwoners niet meer dan een klein handelsstadje geweest zijn, maar voor Romeins Nederland is het een grote stad. Zo groot zelfs dat voedsel van elders moest worden aangevoerd, puur omdat er teveel inwoners waren om te kunnen overleven van wat de boeren in de omgeving verbouwden. Waarschijnlijk liep er vlakbij een brug over de Waal, wellicht op de plek waar nu ook een brug staat, namelijk de zogeheten Snelbinder.

Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.
Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.

Aan de zuidkant van Noviomagus lagen de grafvelden, die zowel vrij eenvoudige crematiegraven als enorme luxueuze grafmonumenten bevatten. Net als de stad zelf maakt het grafveld een erg geromaniseerde indruk, ondanks de van oorsprong zo inheemse bevolking. Ten oosten van de tempels, die ter hoogte van het Maasplein en de IJsselstraat lagen, woonden vooral ambachtslieden. In eerste instantie produceerden zij vooral voor afnemers van buiten de stad, maar vanaf midden tweede eeuw werd dit steeds minder. Het vermoeden bestaat dat de militaire vesting op de Hunnerberg een grote afnemer was, die echter wegviel naarmate de vesting aan belang verloor en uiteindelijk werd ontruimd.

De tempels
De tempels van Noviomagus zouden na de brand van ca. 180 AD niet meer herbouwd worden

Het was in diezelfde tijd dat Noviomagus langzaamaan in economisch verval raakte en een aantal crises doormaakte. Rond het jaar 180 brak er een verwoestende brand uit, waarvan we niet met zekerheid kunnen zeggen wat de oorzaak was. Het zou een ongeluk maar ook een vijandige aanval geweest kunnen zijn. Dat laatste is niet ondenkbaar, aangezien de situatie aan de grenzen destijds onrustiger werd. Vooral de Chauken, die op de terpen van het Duitse Oost-Friesland woonden, waren nu een reële bedreiging voor de kust en rivieren van Germania Inferior. Het was dan ook rond het jaar 170 dat er een stevige stadsmuur en een droge gracht rondom Noviomagus werden aangelegd. De noordelijke muur is hoogstwaarschijnlijk weggespoeld door de Waal en zal dus nooit meer gevonden worden. De vondst van de westelijke muur in 2008 maakte echter een hoop duidelijk over de afmetingen. De muur zal een meter of vijf hoog geweest zijn en de gracht was ongeveer tien meter breed en drie meter diep.

De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.
De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.

De muren en gracht konden aanvallers helpen weerstaan maar hielpen natuurlijk niet tegen de enorme brand. De ramp betekende een definitieve vermindering van het aanzien van de stad: de tempels en het badhuis werden nooit meer herbouwd. Toch wist Ulpia Noviomagus nog een eeuw lang door te modderen. Het lijkt erop dat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd, rond de tijd dat er een grote Frankische inval plaatsvond na de herovering van het Gallische keizerrijk door keizer Aurelianus, wat het grensleger gruwelijk had uitgedund. Het Romeinse gezag werd het Nederlandse rivierengebied zodanig zwak dat de meeste Rijnforten werden opgeheven en steden als Noviomagus nog verder in economisch verval raakten dan ze na 40 jaar burgeroorlog en hyperinflatie al waren. Rond het jaar 300 wordt de naam Noviomagus echter ook gebruikt voor een ander stadje, aan de Waaloever vlakbij het Valkhof. Wat er in de 25 jaar hiertussen gebeurd was blijft echter onduidelijk. Wel verrees er in de vierde eeuw nog een Frankisch nederzettinkje op de locatie van het oude Ulpia Noviomagus.

Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.
Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.

De belangrijkste vondsten uit Ulpia Noviomagus zijn nog altijd te vinden in musea als Museum het Valkhof en het Rijksmuseum van Oudheden. In het eerstgenoemde museum behoort de ruiterhelm met gezichtsmasker, gevonden aan de Waalkade, tot één van de vele prachtstukken. Op het terrein van Noviomagus zelf zijn geen gebouwen zichtbaar. Wel maken enkele monumenten, informatieborden en speciaal plaveisel op de straten de locatie van enkele gebouwen duidelijk. Op het Maasplein worden de contouren van de stadsvilla en de twee tempels aangegeven. De tempels zijn ook nog zichtbaar in de IJsselstraat.

Romeinse plaatsen in Nederland: van dorp tot stad


xantenHa, die Barbaartjes!
Als deze Romeinse soldaat door jullie land wandelt, komt hij een hoop monumenten tegen voor de plaatsen waar het rijk waar ik voor werk zoveel betekent heeft. Wat me wel opvalt is dat het meestal gaat om de militaire versterkingen, dus de forten en de wachttorens. Terwijl er natuurlijk ook een hoop burgerlijke nederzettingen waren. Goed, van een paar van die plaatsen is nog wel wat te vinden, maar van de rest al veel minder. Het lijkt me dus goed dat ik hier eens wat over uit de doeken doe.

Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!
Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!

De meeste nederzettingen in Romeins Nederland waren waarschijnlijk inheems, met name natuurlijk ten noorden van de Rijn, wat immers buiten het Romeinse gezag viel. Dit zullen dus dorpen zijn geweest die bestonden uit een aantal flinke boerderijen: niet die armzalige hutjes waar veel mensen aan denken, maar stevige woningen van aardige omvang. Meestal waren dit boerendorpen waar de mensen van landbouw leefden, al kwamen er vast ook wel eens ambachten voor, zoals een smid.

Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.
Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.

Wanneer we naar de meer Romeinse nederzettingen gaan kijken, is het misschien verstandig om toch een beetje voorzichtig te zijn met dat “Romeinse”. Veel van de bewoners waren eigenlijk alsnog inheems en hoewel de Romeinse invloed in zowel bouwstijl als levensstijl duidelijk te zien zullen zijn geweest, zullen er een hoop dingen anders geweest zijn dan in Rome zelf. Vooral de gewone man zal toch nog sterke Keltische en Germaanse elementen hebben gehad, zodat het misschien slimmer is om van een Gallo-Romeinse nederzetting te spreken. Wel waren deze nederzettingen soms minder agrarisch, zodat je qua economie al wat meer van een stadje zou kunnen spreken. Het waren dan ook vaak handelsnederzettingen, die dan ook vaak op een gunstige plaats ontstonden, zoals een kruispunt van twee belangrijke wegen of een oversteekpunt in een rivier (in feite ook een handelsweg, maar dan voor de schepen). Zo’n Romeinse nederzetting noemen we een vicus, waaruit uiteindelijk het Nederlandse woord “wijk” uit ontstaan is (je sprak het oorspronkelijk uit als “wiekoes”).

De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.
De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.

Een officiële stadsstatus hadden deze nederzettingen bijna nooit, maar daar moet bij gezegd worden dat echte stadsrechten pas lang na de Romeinse tijd (in de middeleeuwen) werden begonnen. Er was dus niet zoiets als een document dat zei dat de plaats een officiële stad was en daar bepaalde rechten aan verbond. De erkenning als stad zat vaak meer in de functie en omvang van de plaats. Wel bestond er zoiets als marktrechten. Maar zelfs een plaats zonder marktrecht kon qua grootte en economie al verdraaid veel weghebben van een stad, zelfs als er geen muur om het geheel heen stond. De vicus van Coriovallum (Heerlen) was in feite een simpele handelsnederzetting, maar de hoeveelheid huizen en de omvang van het enorme badhuis maken wel duidelijk dat dit een behoorlijk interessante plaats was. Ook de vicus van Mosae Traiectum (Maastricht) was van groot belang, vooral in de Laat-Romeinse tijd. Beide plaatsen lagen dan ook aan een zeer belangrijke handelsroute, waarbij Mosae Traiectum ook nog eens aan de Maas lag en in de Laat-Romeinse tijd bij twee forten!

Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen het geval was.
Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen op de Hunnerberg een tijdje het geval was.

Ja, ook de militaire plaatsen zijn van het belang in het ontstaan van nederzettingen en stadjes in Germania Inferior. Vrijwel altijd ontstond er een burgerlijke nederzetting bij een Romeins fort. Een vicus bij zo’n fort noemen we ook wel canabae of kampdorp. In eerste instantie, als een kamp slechts tijdelijk werd aangelegd (bijvoorbeeld ter voorbereiding van een veldtocht of als voorpost in de zomermaanden) waren de canabae ook een soort tijdelijk burgerkamp, maar naarmate de troepen meer permanent gevestigd werden en hun tenten door barakken vervingen, werden de kampdorpen ook meer vaste nederzettingen met huizen. Dat er zoveel burgers met de soldaten meetrokken is niet vreemd. Ten eerste hoorde een deel wellicht (direct of indirect) bij het leger, maar dan meer als specialist, kleermaker of een ander soort non-combattant (dus zonder mee te hoeven vechten). Ten tweede kwamen er allerlei kooplui, kroegbaasjes en “vrouwen van plezier” op af omdat er best aan dat leger te verdienen viel. Ten derde kon het zijn dat sommige soldaten allang een liefje hadden of zelfs een gezin, dat uiteraard in de buurt wilde wonen. Hoe groter de aanwezige troepen, hoe groter en meer bruisend de kampdorpen.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.

Van twee plaatsen in Nederland weten we vrij veel over hun status als Romeinse stad: Nijmegen en Voorburg. Nijmegen heeft bijna elke variant van een Romeinse plaats gezien. Het begon met de inrichting van een tijdelijk kamp op de Hunnerberg, waar 15.000 soldaten werden gehuisvest, met nog wat tijdelijke kampen eromheen en dus ook een aanzienlijk kampdorp. Wat verderop, op het Kops Plateau volgde een tweede kamp dat uiteindelijk meer permanent werd. Een stukje naar het westen ligt een derde heuvel, het Valkhof, waar een soort burgerlijke stad ontstond. De Romeinen hadden de plek namelijk uitgekozen als bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap (civitas) en dat maakte het voor de Bataafse elite, met name veteranen uit de hulptroepen, interessant om rondom dat centrum te gaan wonen. Zo ontstond daar dus een Gallo-Romeinse stad, die meestal Batavodurum (Keltisch voor “Batavenmarkt”) of Oppidum Batavorum (Latijn voor “Batavenstad” of “Batavenburg”) werd genoemd. Ondanks de naam was het dus geen inheemse burcht met een plattegrond in organische vorm. Oppidum Batavorum was gebouwd in een keurig zelfde schaakbord-patroon als veel Romeinse steden en forten: de straten waren keurig recht en vormden zo een mooie rechthoek.

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.
Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.

Zowel het fort op het Kops Plateau als Oppidum Batavorum werden bij de Bataafse Opstand verwoest door de rebellen. In het laatste geval was dat pas toen ze zich moesten terugtrekken, om hun stad niet prijs te geven aan de Romeinen. Na de opstand werd er een legioen gevestigd op de Hunnerberg en het kampdorp daaromheen zal dus een levendige plaats zijn geweest: er stond zelfs een amfitheater! Een paar kilometer ten westen van de oude Batavenstad ontstond bovendien een nieuwe nederzetting, aan de Waal. Deze handelsnederzetting groeide uit tot de stad die we kennen als Noviomagus, “Nieuwe Markt”. Die naam is toepasselijk, want de regio had al recht om markten te organiseren sinds de 1e eeuw v. Chr. Toch denkt men vaak dat keizer Ulpius Trajanus deze rechten aan de stad gaf en dat daarom de stad zijn naam ging gebruiken als Ulpia Noviomagus Batavorum. De naam is echter meer een eerbetoon aan de keizer of een uiting van trots van de stadsbewoners.

Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.
Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.

Rond diezelfde tijd werd het legioen overgeplaatst en vervangen door een klein detachement, zodat de markt in het kampdorp flink inzakte. Noviomagus bleef wat langer bruisen, maar verloor in de loop van de 2e eeuw aan betekenis, om in de 3e eeuw grotendeels verlaten te worden. Begin 4e eeuw ontstond er echter een nieuw gelijknamig handelsstadje aan de Waalkade bij het Valkhof, waar in die tijd een nieuw castellum werd gebouwd. Aan de Waalkade in Nijmegen kun je nog resten van de stadsmuur en van een hypocaustum (een Romeinse vloerverwarming) vinden. Hoewel het late Noviomagus dus veel kleiner was, woonden er wel degelijk mensen die rijk genoeg waren voor zo’n verwarming.

Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.
Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.

Voorburg of Forum Hadriani was op zijn hoogtepunt veel kleiner dan Noviomagus in zijn glorietijd. Toch moet het een tijdje de grootste Romeinse plaats in Zuid-Holland geweest zijn. Zoals Nijmegen het bestuurscentrum van de Bataven was, kozen de Romeinen deze plaats op den duur als bestuurscentrum van de Cananefaatse civitas. De stad ontstond halverwege het Kanaal van Corbulo, dat de Rijn en monding van Maas en Waal verbond. Het was dus een echt handelsstadje. De naam betekent “Markt van Hadrianus”, maar waarschijnlijk heette het stadje oorspronkelijk Municipium Cananefatum (een municipium is zoveel als een stad of gemeenschap). Opnieuw heeft de naamswijziging in Forum Hadriani tot de conclusie geleid dat keizer Hadrianus marktrechten aan de stad gaf, maar ook hier weer is het een gek idee dat een hoofdstad dat nog niet gehad zou hebben. Bovendien wordt de stad op mijlpalen van meer dan een eeuw later weer aangeduid als Municipium Aelium Cananefatum (wat opnieuw duidt op keizer Aelius Hadrianus). Een bekende theorie is dat de naam municipium op zou gaan voor een stad met beperkt stadsrecht, maar echt bewezen is dit niet.

Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)
Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)

Zoals ik al zei: waarschijnlijk bestond er geen echt Romeins stadsrecht. Vaak is de colonia aangeduid als de status van een hoogste Romeinse stad, maar in feite is dit vooral een direct gestichte Romeinse stad, met de bedoeling om hier veteranen en andere staatsburgers te huisvesten. Een soort kolonie dus, zoals de naam al doet vermoeden! Zulke steden kwamen in Romeins Nederland niet voor, maar wel elders in Germania Inferior. We kennen Colonia Ulpia Traiana (Xanten) en Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) waar opnieuw namen van Romeinse keizers en hun familie in doorklinken. (Maar ook deze steden hebben niet altijd zo geheten!) Merk je trouwens dat je in de naam van Keulen het woord colonia nog vaag terug hoort?

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Dat beeld van die enorme steden vol marmer, goud en prachtige kolossale gebouwen moet je voor Romeins Nederland in elk geval niet op laten gaan. De meeste plaatsen waren geen echte steden en zelfs de steden waren relatief klein, al voor de Romeinse tijd. En dat van die stadsrechten… Tja, dat is toch een soort mythe of misverstand.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Forum Hadriani: centrum van bestuur en handel in Zuid-Holland

kaart z-hNa de Romeinse plaatsen aan de Rijn en de kust behandeld te hebben, komen we dit keer voor het eerst aan een plaats die gegarandeerd geen militair fort gekend heeft. In hartje Zuid-Holland, tussen Rijn en Maas, ligt Voorburg. Slechts weinigen zouden nu kunnen vermoeden dat deze voorstad van Den Haag ooit misschien wel de belangrijkste plaats van de regio was. Op de plek waar Voorburg nu staat lag namelijk ooit een Gallo-Romeinse stad, de noordelijkste van het Europese vasteland: Forum Hadriani.

Waarneming van het Kanaal van Corbulo, afgelopen mei bij Leidschendam. De opvallend grijze klei tussen het lichte zand en zwarte veen laat duidelijk zien waar het kanaal liep.
Waarneming van het Kanaal van Corbulo, afgelopen mei bij Leidschendam. De opvallend grijze klei tussen het lichte zand en zwarte veen laat duidelijk zien waar het kanaal liep.

Het exacte ontstaan van Forum Hadriani is onduidelijk, maar in de groei van de stad heeft de aanleg van het Kanaal van Corbulo vast en zeker een rol gespeeld. Gouverneur Corbulo hield zich rond het jaar 49 bezig met de aanleg van het kanaal. Volgens Tacitus was het kanaal vooral van economische aard en diende de aanleg om het leger, dat Corbulo op last van keizer Claudius uit de Friese gebieden had teruggetrokken, bezig te houden. Het is echter zeker niet ondenkbaar dat de aanleg eigenlijk van meer defensieve aard was, want de aanleiding voor Corbulo’s veldtocht naar het noorden was het bestrijden van piraten die de rivieren onveilig maakten. Een kanaal tussen Rijn en Maas maakte niet alleen dat als de vloot zich van Rijn naar Maas of Waal verplaatsen moest de onheilspellende Noordzee met zijn zandbanken vermeden kon worden, maar ook maakte het de tocht een stuk sneller. Ook Tacitus’ bewering dat er 23 mijl gegraven zou zijn is wat te lovend: de Romeinen hoefden waarschijnlijk alleen wat bestaande stroompjes te verbinden.

De Cananefaten kwamen in 69 AD het eerst in opstand, onder leiding van een zekere Brinno.
De Cananefaten kwamen in 69 AD het eerst in opstand, onder leiding van een zekere Brinno.

Wellicht bestond er oorspronkelijk al een belangrijke nederzetting van de Cananefaten in de omgeving, zodat deze al snel door de Romeinen aangewezen werd als bestuurscentrum voor hun stam. Dat maakt de opkomst van een Gallo-Romeins stadje, bewoond door veteranen en handelaren (vergelijkbaar met Batavodurum in Nijmegen) begrijpelijk. De exacte stichting van Municipium Cananefatum (“Cananefatenstad” of “Cananefaatse gemeenschap”) is onbekend, maar het zou kunnen dat de stad is ontstaan na de Opstand der Bataven, waarin de Cananefaten overigens zelf als eerste naar de wapens gegrepen hadden. De oorspronkelijke verdragen werden voor zover bekend grotendeels intact gelaten toen de rebellen verslagen waren en de stad kende, zoals de rest van Germania Inferior, een bloeitijd in de eeuw na de opstand.

De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg).
De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg).

Vanaf de 2e eeuw begon de stad de naam Forum Hadriani te gebruiken, wat vaak heeft geleid tot de conclusie dat keizer Hadrianus bij zijn bezoek aan Germania Inferior (121-122 na Chr.) marktrechten aan de stad gegeven had. Dat Forum Hadriani voor die tijd dit recht nog niet bezat lijkt wat vreemd, aangezien de stad als bestuurscentrum van de Cananefaatse gemeenschap moet hebben gediend. Het is in elk geval duidelijk dat de stad zich rond deze tijd met de naam van de keizer ging tooien. Mijlpalen van latere tijd uit Wateringse Veld vermelden echter een plaats die is afgekort als MAC, wat vermoedelijk staat voor Municipium Aelium Cananefatum. Zo vreemd is dat niet, omdat de tweede naam opnieuw verwijst naar keizer Aelius Hadrianus. Waarschijnlijk was dit dus de officiële naam van Forum Hadriani.

De mijlpalen van Wateringse Veld tonen de officiële naam van Forum Hadriani.
De mijlpalen van Wateringse Veld tonen de officiële naam van Forum Hadriani.

Door het gebruik van de afkorting MAC op de mijlpalen, waarvan de jongste uit de tijd van Antoninus Pius stamt, zegt men vaak dat de stad de status van municipium kreeg onder deze keizer en dus rond het jaar 150 beperkt stadsrecht zou hebben gehad. Dit is een misvatting, want stadsrecht zoals in de middeleeuwen en daarna aan plaatsen verleend werd, bestond niet in de Romeinse tijd. Wel bestond er de naam municipium, maar dit is eerder de algemene benaming voor een stad of gemeenschap dan dat het op een speciale status van een stad tussen colonia (Romeinse burgerstad) en vicus (niet-militaire nederzetting) in zou zitten.

Reconstructie-tekening van Forum Hadriani met insteekhaven. Deze lag min of meer op het zuiden.
Reconstructie-tekening van Forum Hadriani met insteekhaven. Deze lag min of meer op het zuiden.

Ondanks dat de status van de stad dus vrij informeel was, moeten we het aanzien niet onderschatten. De stad was in een keurig schaakbordpatroon gebouwd, zoals bij zoveel Romeinse steden het geval was, met een muur en dubbele gracht eromheen. Wel was de stad vrij klein met pakweg 1000 inwoners en een oppervlakte van 300 bij 400 meter. De inwoners bewoonden eenvoudige woonhuizen met winkeltjes en andere etablissementen. Ook bevatte de stad wat tempeltjes, een badhuis en een haven. De insteekhaven lag min of meer op het zuiden en kon bereikt worden via het Kanaal van Corbulo, dat in de loop der tijden nog een paar keer gerenoveerd werd in verband met verzanding. Veel dakpannen uit de stad en omgeving bevatten het teken van de Exercitus Germaniae Inferioris, het leger van Germania Inferior, en van de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van de provincie, wat suggereert dat Forum Hadriani ook als vlootbasis gediend heeft.

Een piepklein stukje van het Kanaal van Corbulo, nagemaakt in Leidschendam.
Een piepklein stukje van het Kanaal van Corbulo, nagemaakt in Leidschendam.

In de Crisis van de Derde Eeuw begon Forum Hadriani leeg te lopen. De onveiligheid nam in deze periode teveel toe, zeker rond 270 toen de grensverdediging van het Gallische Keizerrijk instortte en niet door de heroverende Romeinen hersteld werd. Het merendeel van de stad werd rond 275 verlaten om in later tijden als steengroeve gebruikt te worden. Het kanaal van Corbulo, dat in dezelfde eeuw nog drie keer hernieuwd was, raakte in onbruik en verdween.

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Wie vandaag de dag nog sporen van het Romeinse verleden van Voorburg en omgeving wil zien kan altijd terecht in Museum Swaensteyn of Park Arentsburgh. Het park in kwestie ligt op de plek van een groot deel van Forum Hadriani en bevat derhalve enkele informatiezuilen. Voorburg kent daarnaast ook een standbeeld voor Gnaeus Domitius Corbulo, zonder wiens kanaal er misschien geen Romeinse stad geweest zou zijn. In dezelfde gemeente, om precies te zijn in Leidschendam, zijn een paar kleine reconstructies van het Kanaal van Corbulo te vinden, waaronder een slootje met een Romeinse brug en een paar uit de grond opdoemende “Romeinse schepen”, beschilderd met Corbulo, soldaten en inheemsen. Bovendien ligt Voorburg niet ver van Rijswijk en Den Haag, waar enkele mijlpalen die melding van de stad maken gevonden zijn.

Hoe Romeins zijn de gebouwen in Romeins Nederland?

boerderijWelaan, mijn waarde barbaarse volgers! Over een paar dagen begint de Romeinenweek alweer en ik, Lucius Octavius Barbatus, ga het zoals elk jaar weer verschrikkelijk druk hebben met het bezoeken van al die prachtige plekjes in jullie land! Omdat het thema dit jaar “100% Romeins?” is, heb ik al sinds het begin van dit jaar elke maand een verslagje geplaatst over hoe divers de Romeinse cultuur door alle lokale en buitenlandse invloeden kon zijn. Dit heb ik al verteld wat betreft de goden, het leger en de kleding. Maar er is natuurlijk ook nog zoiets als de Romeinse bouwstijl. Dat was zeker een eigen bouwstijl, want denk maar niet dat de Romeinen alles van de Grieken hadden gekopieerd! Wat me wel vaak opvalt is dat veel van jullie lijken te denken dat het Romeinse deel van jullie land vol prachtige stenen huizen stond, met strakke witte muren, rechte dakpannen, glazen vensters en grote zuilen, terwijl in het noorden iedereen in vieze primitieve hutjes woonde. Maar is dat wel zo?

Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa's. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort blokken. En dat was niet altijd "je dat"...
Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa’s. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort insulae. En dat was niet altijd “je dat”…

Tja, om te beginnen kloppen deze omschrijvingen al niet helemaal voor de typisch Romeinse en Germaanse bouwstijlen. Lang niet alle Romeinse huizen waren van steen, want dat was voor de meeste mensen veel te duur. Natuurlijk woonden ook lang niet alle Romeinen in een villa. De meeste bewoners van grote steden als Rome bewoonden eerder een appartementencomplex, een insula. De armste van deze appartementen, helemaal bovenin, hadden vaak geen glazen vensters en waren erg karig ingericht. Onderin, vlak boven of achter de winkels op de begane grond, woonden beter gestelde mensen. Ook was het mogelijk dat de rijkere bewoners (maar niet per se de allerrijksten) in een keurig woonhuis leefden. Alleen de rijkste families bezaten echte villa’s. Dat kon in de stad zijn, maar ook op het platteland, vaak met grote landerijen erbij. Zo’n woning kende allerlei vertrekken zoals slaapkamers, een werkkamer, keuken, eetkamer en nog veel meer. Het beroemdst is wellicht het atrium: de open plaats middenin het huis.

In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren...
In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren…

De Germaanse huizen van de andere kant waren zeker meer dan een klein armzalig hutje. Vaak waren het grote, lange boerderijen. De fundering en het skelet waren inderdaad van hout, net als de deur, maar dat was, als je het goed deed, stevig genoeg en er was altijd vrij gemakkelijk aan te komen. Datzelfde gold voor het riet, waar het dak meestal van gemaakt werd, al had je er, net als van alle andere materialen, veel van nodig. Wat in de Romeinse tijd ook voorkwam waren dakspanen: kleine houten plankjes die elkaar overlappen en zo voor een stevig en waterdicht dak zorgen. Dat is iets minder brandgevoelig dan een rieten dak. Verder was zo’n boerderij waarschijnlijk ingedeeld in een leefgedeelte met bedden en een vuurplaats en in een gedeelte dat diende als stal en voedselopslag. Natuurlijk hadden de rijkste Germanen ook grotere huizen met veel meer grond erbij. Dat konden flinke hoeves worden!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen is de grootste die ooit in Nederland is teruggevonden. De bewoner zal wel erg rijk geweest zijn.

De in Romeinse ogen nogal eenvoudige bouwstijl van de Germanen gaat in de Romeinse tijd natuurlijk gewoon door. Niet alleen in het noorden, waar de Romeinen niet direct de baas zijn, maar ook in het door de Romeinen veroverde zuiden. Is dat zo vreemd? Eigenlijk niet, want de Frisii en andere stammen aan de overkant van de Rijn hadden vaak genoeg contact met de Romeinen, bijvoorbeeld via de handel. Het voornaamste verschil was dus dat er geen Romeinse forten stonden, waar vaak gebouwen in meer Romeinse stijl omheen ontstonden omdat er handel te drijven was. Het was in het zuiden voor de meeste mensen al te moeilijk om aan Romeins bouwmateriaal te komen, dus voor de Germanen in het noorden was het bijna onmogelijk. Ook ontstonden er daar geen stadjes in Romeinse stijl, zoals in Nederland bij Voorburg en Nijmegen gebeurd is. Deze steden ontstonden in eerste instantie als handelsnederzettingen of als woningen van veteranen rondom een administratief centrum. Het mag dus duidelijk zijn dat de Romeinse invloed qua bouwstijlen het sterkst was op plaatsen waar veel handel gedreven werd of waar de politieke invloed van de Romeinen het sterkst was. Soms werden dit officiële steden, soms bleven het nederzettingen. In elk geval verrezen hier de meest Romeins ogende gebouwen. Maar ook rijke ex-officieren die zich vestigden op het platteland konden er wat van. Sommige villa’s op het platteland namen de vorm aan van kolossale landgoederen. Met name in Limburg zijn veel villa’s uit de Romeinse tijd teruggevonden.

De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland.
De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland. Zoals je ziet is het een echte Gallo-Romeinse boerderij.

Dat wil echter niet zeggen dat elke villa in dit land een keurig Romeinse plattegrond en bouwstijl volgde. Dit was afhankelijk van verschillende factoren zoals de financiële mogelijkheden van de eigenaar, maar misschien ook puur van zijn persoonlijke voorkeuren. Er zijn dus ook villa’s verrezen die meer Gallo-Romeins waren en eigenlijk meer wat weg hadden van een opvallend luxe boerderij. De villa die bij Rijswijk, in Zuid-Holland, is teruggevonden is er zo eentje. De villa had waarschijnlijk voor het overgrote deel een rieten dak en lemen wand, waarbij de uiteinden nog het meest Romeins oogden, ook omdat hier het woongedeelte stond. Op het platteland was het dus geen strakke tweedeling van Germaanse boerderijen en enorme Romeinse villa’s, maar bestonden er allerlei varianten.

De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.
De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.

Men zou op grond hiervan gaan denken dat de steden dus eigenlijk de meest “zuivere” Romeinse stijl hebben, maar ook daar moet je in Germania Inferior een beetje voorzichtig mee zijn. Om te beginnen hangt het ervan af wat je dus een stad noemt, want een nederzetting als Coriovallum (Heerlen) had voor zover bekend geen stads- of marktrechten, maar het indrukwekkende Romeinse badhuis toont wel aan dat dit niet zomaar een kneuterig, ingeslapen dorpje was. Toch betekent dat niet dat elk huis in zo’n nederzetting er “echt” Romeins uitzag. Datzelfde geldt voor de huizen in steden als Noviomagus. Niet iedereen had nu eenmaal genoeg geld voor een fraaie woning met witte muren en dakpannen. Dakspanen en rieten daken kwamen hier dus waarschijnlijk ook voor.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
De tempel van Empel is een typisch Gallo-Romeinse tempel, met een hofje en de porticus rondom het hoofdgebouw.

Het beste voorbeeld van hoe Romeins iets kan ogen zonder het volledig te zijn, zijn waarschijnlijk toch de tempels in dit land. Naarmate de maatschappij aan de handelsroutes romaniseerde, werden de ogenschijnlijk simpele heiligdommen van de Germanen vervangen door tempels van steen, met daarin een godenbeeld. Er werd door wel bedeelde mensen uit de buurt net zo graag in tempels als in badhuizen geïnvesteerd – niet zozeer om winst maar vooral om er status mee te verwerven. De tempels, waar soms weer nederzettinkjes omheen groeiden, werden omgeven door een hofje. Het hoofdgebouw had een dak met dakpannen en werd omgeven door een zuilenomgang met afdak, een porticus. Meer Romeins kan het niet… Toch? FOUT! De tempels in Rome zagen er heel anders uit dan de tempels hier! De zuilen liepen hier enkel aan de voorkant, in plaats van geheel om het gebouw heen! Ook steekt het dak van het hoofdgebouw bij de Gallo-Romeinse tempels duidelijk boven de porticus uit. De Gallo-Romeinse tempels waren qua bouwmateriaal dus heel erg Romeins, maar volgden een heel eigen bouwstijl!

Kortom, het ligt zo eenvoudig niet met de bouwstijlen in Romeins Nederland. De Germaanse en Romeinse stijlen worden flink door elkaar gemengd. Hoeveel gebouwen waren nu werkelijk Romeins? Wie zal het zeggen? Zo, ik hoop dat ik jullie de afgelopen maanden wat meer duidelijkheid heb geboden over de Romeinse cultuur en hoe dit zich met allerlei andere culturen in het rijk vermengd heeft. Ik ga er vanaf zaterdag 29 april in elk geval naarstig naar op zoek. Al heb ik het idee dat ik ook naarstig op zoek moet naar wat van mijn spullen, want volgens mij ben ik het een en ander kwijtgeraakt. Eerstdaags maar eens naar zo’n Gallo-Romeins tempeltje om te vragen of een orakel wat helderheid bieden kan.
Je kunt mijn tochten en ontdekkingen de hele week volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein. Tot dan! Valete!

L.Octavius Barbatus