Romeins Iudaea: nationalisme in de Oudheid

Of je de Bijbel nu gelooft of niet, er komen wel degelijk historische figuren in voor. Deze verschillende vorsten, hogepriesters en gouverneurs zijn onderdeel van de geschiedenis van een veelbewogen regio. Het Nieuwe Testament slaat hierbij uiteraard op het Romeinse deel van die geschiedenis. Maar zelfs die periode was niet zonder regelmatige territoriale veranderingen.

De Bijbelse 12 stammen van Israël. (© Janz, vertaald door Wikibelgiaan: CC BY-SA 4.0)

Voor we verdergaan is het van belang dat we de terminologie onderscheiden. De Romeinen spraken zelden tot nooit van Israël of Kanaän, maar gebruikten de naam Iudaea of Judea voor het zgn. land der Joden en Palaestina voor een iets groter deel van de Levant. Tegelijkertijd is dit misleidend omdat niet alle bewoners van Iudaea als Joods werden gezien, terwijl er geen alternatieve overkoepelende term was. Het grote Iudaea bevatte ook Galileeërs, Samaritanen, Pereeërs en Idumeeërs. En hoewel deze volkeren verwant waren en er zeker inmenging was, was het slechts een beperkt gebied waarvan de bewoners als “werkelijke” Joden gezien werden. Ook dit kleinere gebied wordt vaak Iudaea of Judea genoemd, wat de nodige verwarring geven kan.

Voorgeschiedenis

De koninkrijken van Israël en Juda tot 587 v.Chr. (© Richardprins, vertaald door Wikibelgiaan: CC BY-SA 4.0)

De oude Israëlieten stammen volgens de Bijbel af van de 12 zoons van Jakob en zouden onder Jozua (de opvolger van Mozes) Kanaän ingenomen hebben. De wetenschap vermoedt echter dat de 12 stammen in werkelijkheid afstamden van de Kanaänieten. De uittocht uit Egypte kan dan weer wijzen op Egyptische overheersing, wat gezien de positie van het land niet ondenkbaar is. Net zo goed zijn de overheersingen door buurvolkeren vergelijkbaar met de zogeheten zeevolkeren, van wie de Filistijnen (waar de naam Palestina vandaan komt) de beroemdste waren. Dat er een groot, sterk koninkrijk ontstond dat na de dood van koning Salomo in tweeën scheurde is twijfelachtig. Wel zijn de latere rijken Israël en Juda een feit en was hier waarschijnlijk sprake van een verwantschap. Andere verhalen in het Oude Testament tonen de opkomst van monotheïsme in de regio aan ten koste van de verering van goden als Baäl en Astarte. Uiteindelijk konden Israël en Juda niet het hoofd bieden aan de opkomende wereldrijken. Israël werd ingenomen door de Assyriërs en gedeeltelijk gedeporteerd zoals wel vaker in de Oudheid gebeurde. De achterblijvers mengden zich met naar hun land gedeporteerde mensen tot de Samaritanen, genoemd naar de Israëlische hoofdstad Samaria. De Judeeërs werden op hun beurt veroverd door de Babyloniërs, gevolgd door een 70-jarig ballingschap. Nadat Babylon door de Perzen veroverd was keerden veel Judeeërs of Joden terug naar Juda om de tempel te herbouwen. Hulp van de Samaritanen, die als buitenlanders gezien werden, werd geweigerd, wat tot een lange vijandschap leidde.

Alexander de Grote veroverde het Perzische rijk in een bliksemoorlog, dus ook Juda.

In 332 v. Chr. wisselde Juda van overheerser toen het in handen viel van Alexander de Grote, die bezig was met de inname van het Perzische rijk. Het Bijbelboek Daniël zinspeelt hierop door middel van een visioen waarin een sterke, machtige ram door een bok met één opvallende hoorn gedood wordt. Op het hoogtepunt van zijn macht breekt de hoorn van de bok af en komen er vier voor in de plaats: de opdeling van Alexanders rijk na zijn dood, waarbij Juda eerst onder het Ptolemaïsch rijk (Egypte) viel en later onder het Seleucidische rijk (Syrië). Maar hoewel Alexanders rijk van korte duur was, was de verspreiding van Griekse cultuur in het Midden-Oosten (het Hellenisme) nu niet meer te stuiten. Grieks werd prompt de internationale taal in de regio, terwijl veel lokale goden versmolten werden met de Griekse. In het monotheïstische Juda (door de Grieken Ioudaia genoemd) was dit natuurlijk onmogelijk. Daarnaast hadden de meest gelovige Joden moeite met de ogenschijnlijk vrije seksuele moraal in de Griekse cultuur (Griekse kunst bevatte veel naakt en homoseksualiteit was zo gewoon dat er amper een woord voor bestond) terwijl de Hellenen op hun beurt besnijdenis als een vorm van verminking zagen. Aanvankelijk gaf dit niet meteen echte problemen, want ondanks de genoemde culturele verschillen, werden de Joodse gewoontes en instituten in stand gehouden en waren de Seleuciden niet meer dan suzerein.

Het Hasmoneese rijk op het toppunt van zijn macht (©Machaerus, CC BY-SA 3.0)

Onder Antiochus IV Epiphanes veranderde het beleid drastisch. Antiochus, wiens bijnaam “verschenen god” betekent, wenste zijn controle te versterken. Hij verbood de Joodse rituelen en eiste aanbidding van Zeus. Toen hierop verzet uitbrak stuurde hij zijn leger, bezette Jeruzalem en bouwde hier een burcht, de Acra. Dit moet rond 168-167 v. Chr. gebeurd zijn. De Bijbelboeken der Maccabeeërs zetten deze acties van Antiochus IV neer als pure verdrukking waarop nationalistisch verzet oplaaide, maar historici menen dat Antiochus ingreep in een burgertwist tussen de Hellenistische Joden en de fanatieke aanhangers van het jodendom, waarbij hij partij koos voor de eerste groep. In de Joodse traditie zijn de leiders van de Maccabeese opstand, met name Judas Maccabeus, nog altijd grote helden. Zijn broer Simon wist Judea na de dood van Antiochus tot onafhankelijke staat te verheffen, waarbij hij de Hasmoneese dynastie stichtte en in 160 v. Chr. zowel koning als hogepriester werd. Zijn rijk bevatte bij zijn aantreden alleen het oude Juda, Judea in enge zin dus, maar breidde zich onder zijn opvolgers uit naar Samaria, Perea, Galilea, Idumea en zelfs Iturea dat ver in het noorden lag.

De komst van de Romeinen: neergang der Hasmoneeën (64-37 v. Chr.)

Na het verslaan van de Cilicische piraten richtte Pompeius zich op veroveringen in het Midden-Oosten, inclusief Judea.

Tegen de tijd dat de Romeinen actief gingen regeren in de Levant was er in koninkrijk Judea een machtsstrijd aan de gang tussen de broers Hyrcanus II en Aristobulus II, respectievelijk hogepriester en koning. Hyrcanus maakte als oudste aanspraak op de troon die hem door zijn jongere broer afgesnoept was. Beide zochten steun bij Pompeius de Grote toen die in 64 v. Chr. het Seleucidische rijk veroverde als provincie Syria. Eerst had Pompeius geen interesse, maar hij veranderde van gedachte toen Aristobulus ongeduldig werd en een leger tegen Hyrcanus bijeenriep. Pompeius veroverde het jaar daarop Jeruzalem: Hyrcanus werd hersteld als hogepriester terwijl de Romeinen voorlopig de dienst uitmaakten. Hyrcanus’ positie was dus flink verzwakt, maar tegelijkertijd rees de positie van een zekere Antipater de Idumeeër. In feite was het Hyrcanus altijd aan daadkracht ontbroken om het tegen zijn broer op te nemen, tot Antipater hem hiertoe had overgehaald. Antipater speelde het politieke spel listig aan het Hasmoneese hof en later onder het Romeinse gezag, zodat de functie van belastinginner al snel van Hyrcanus naar hem werd overgedragen.

Ondanks zijn bijnaam was Herodes de Grote niet populair bij de Joodse bevolking.

Na de dood van Pompeius in 47 v. Chr. koos Antipater snel de zijde van Caesar. Caesar gaf Antipater Romeins burgerschap en vele andere privileges. Hyrcanus benoemde hij tot ethnarch (dus alsnog geen koning) van een Joods rompstaatje dat Idumaea en het eigenlijke Judaea omvatte. In de praktijk was Hyrcanus echter een marionetje van Antipater, die de titel van procurator kreeg. Antipater kreeg ook voor elkaar dat zijn zoons Herodes en Phasaël hoge functies kregen als gouverneurs van Galilea en Jeruzalem. In 41 na Chr., maakte Marcus Antonius hen tot tetrarchen, 2 jaar na de dood van hun vader. Kort daarna werd Palestina onder de voet gelopen door de Parthen, die Aristobulus’ zoon op de troon zetten. Hyrcanus werd in ballingschap gestuurd en Phasaël gedood. Herodes slaagde er echter in om met Romeinse steun het land terug te veroveren en mocht zich vanaf 37 v. Chr. koning der Joden noemen. Zo begon de Herodiaanse dynastie. De meeste Hasmoneese provincies werden deel van zijn rijk, maar ook gebieden als Batanaea en de Golan-hoogte in het noordoosten.

Herodes de Grote en de Herodiaanse tetrarchie (37 v. Chr. – 6 na Chr.)

Herodes mag bekendstaan als een wrede heerser, maar was ook verantwoordelijk voor de restauratie van de tempel (© Gilivs)

De positie van Herodes de Grote was aanzienlijk sterker dan die van Hyrcanus, die hij overigens wel een plaats in zijn raad gaf. Toch liep het niet goed af met de bejaarde Hyrcanus, die later in ongenade viel en ter dood gebracht werd. Deze meedogenloze wreedheid wordt van oudsher als een kenmerk van de regering van Herodes gezien, ofschoon dit ook te maken had met het onder de duim houden van de onrustige bevolking. Misschien moest Herodes wel, want bij de Joden was zijn populariteit ver te zoeken, ondanks zijn grote restauratie van de tempel. Dit was te wijten aan zijn duidelijk pro-Romeinse opstelling en het feit dat hij als Idumeeër en dus als buitenlander werd gezien, ondanks dat de Herodianen beweerden van Joods bloed af te stammen. Herodes’ gebrek aan populariteit verklaart wellicht waarom hij er zo slecht van af komt in het evangelie van Matteüs, waarin hij een wrede tiran is die het bevel geeft alle jongetjes van 2 jaar of jonger in de omgeving van Bethlehem te doden, uit angst dat de “nieuwgeboren koning” waar de wijzen uit het oosten hem van hebben verteld zijn positie bedreigen kan. De andere evangeliën en ook de Joods-Romeinse geschiedschrijver Josephus vermelden deze kindermoord (die in katholieke traditie op 28 december herdacht wordt) echter niet.

De vermelding van Herodes de Grote in het evangelie maakt eigenlijk ook het begin van onze jaartelling problematisch. Want hoewel deze oorspronkelijk met het jaar 1 zou beginnen in het geboortejaar van Jezus, stierf Herodes al in 4 v. Chr. Matteüs vermeldt hoe Jozef en Maria hierna uit Egypte terugkeren naar Iudaea, maar uitwijken naar de stad Nazareth in Galilea als ze horen dat Herodes’ zoon dat gebied niet regeert. Het evangelie van Lukas daarentegen meldt dat Jozef en Maria al in Nazareth woonden en naar Bethlehem gingen voor een volkstelling, om daarna terug naar huis te keren. Een vreemde kwestie, want voor een volkstelling meldde men zich gewoonlijk in eigen woonplaats. Bovendien vermeldt Lukas dat Quirinus gouverneur van Syria was, wat de man pas in 6 na Chr. werd. Josephus vermeldt ook een volkstelling rond deze tijd.

De Herodiaanse tetrarchie: Archelaüs (groen), Antipas (paars), Filippus (Magenta) en Salome (grijs). (©Machaerus, CC BY-SA 3.0)

In elk geval is Matteüs’ gelijk in één opzicht aangetoond: na de dood van Herodes de Grote werd zijn rijk in vier delen opgesplitst: de Herodiaanse tetrarchie. Van zijn nog levende zoons was het de oudste die in het zuiden regeerde als ethnarch, over Judaea, Samaria en Idumaea. Deze zoon luisterde naar de naam Herodes Archelaüs en had zijn hoge positie te danken aan het houden van een heftig pleidooi tegen keizer Augustus in eigen persoon. De reden om hem niet heel het rijk te schenken was onderling conflict van Archelaüs met zijn broer Herodes Antipas, die oorspronkelijk Herodes’ favoriet geweest was. Antipas moest het nu doen met de titel van tetrarch en de gebieden van Galilea en Peraea. De noordoostelijke gebieden van Batanaea, Trachonitis, Auranitis en Gaulanitis werden door de jongste zoon Philippus als tetrarch geregeerd. Herodes’ zuster Salome werd als toparch aangesteld over enkele kleine gebieden rondom steden als Iamnia, Phasaelis en Azotus.

Vazalstaatjes en één directe provincie (6 na Chr. – 41 na Chr.)

Het aquaduct van Caesarea Maritima.

Deze constructie was echter maar een kort leven beschoren. Al in 6 na Chr., nog geen 10 jaar na zijn aantreden, werd Herodes Archelaüs op last van de keizer afgezet. Er waren teveel klachten gekomen over zijn aanhoudende wreedheid, zodat de voormalige ethnarch naar zijn rijk fluiten kon en naar Gallië verbannen werd. Archelaüs’ gebieden werden nu tot provincie Iudaea gebombardeerd, waarbij een praefectus of prefect het bestuur leidde. Deze prefect kwam uit de stand der equites en had 3000 soldaten aan hulptroepen ter beschikking. Voor grotere problemen diende hij de hulp van zijn meerdere, de legatus van Syria, in te roepen. De legaat had de macht om de prefect terug naar Rome te sturen als deze niet naar behoren functioneerde. Ook had de legaat zeggenschap in de benoeming of afzetting van de Joodse hogepriester, die in Jeruzalem zetelde als leider van het Sanhedrin, de priesterraad. Zulks gebeurde ook met de in het Nieuwe Testament genoemde hogepriesters Annas (6-15 na Chr.) en zijn schoonzoon Kajafas (18-36). In tegenstelling tot wat velen denken zetelde de prefect niet in Jeruzalem, maar in het door Herodes de Grote gestichte Caesarea Maritima. Na het overlijden van Salome in 10 na Chr. werden haar gebieden aan het Romeinse bestuur toegevoegd.

Ecce homo! ‘Zie de mens!’ Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.

Onderwijl regeerden Herodes Antipas en Philippus nog steeds als tetrarchen over hun eigen rijkjes. Antipas volgde het voorbeeld van zijn vader en stelde zich bouwend op, waarbij hij aan het Meer van Galilea de stad Tiberias aanlegde. Tijdens zijn regering en die van de Romeinse prefect Pontius Pilatus, moet er zich een nieuwe godsdienstige beweging hebben voorgedaan in de jaren rondom 30 na Chr. Het Nieuwe Testament vermeldt Herodes Antipas als de vorst die Johannes de Doper gevangen zet en uiteindelijk laat onthoofden. Rond diezelfde tijd begon ene Jezus van Nazareth te prediken in Galilea, om vervolgens naar Jeruzalem af te reizen. De verhalen over Jezus’ proces en kruisiging vermelden uitdrukkelijk Pilatus als gouverneur – waarschijnlijk was hij in Jeruzalem om Pesach, het Joodse paasfeest, bij te wonen – en Kajafas als hogepriester. In het evangelie van Lukas speelt Antipas ook een rol als hij op zijn beurt voor Pesach in Jeruzalem is en Pilatus hierom Jezus naar hem toestuurt. Hoewel Antipas, die hoopte op een spectaculair wonder, Jezus spottend naar Pilatus terugstuurt meldt Lukas wel dat de twee heersers hierna plotseling veel beter door één deur kunnen.

De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.

Het beeld van Pilatus als een gouverneur die uit angst voor rellen toegeeft aan de stem des volks en Jezus laat kruisigen, is overigens moeilijk te rijmen met het beeld dat Josephus van hem schetst. Volgens Josephus was Pilatus op religieus terrein veel minder tolerant dan zijn voorgangers, door beeltenissen van de keizer en Romeinse goden bij zijn intocht in Jeruzalem te voeren, hetgeen bij de monotheïstische Joden niet in de smaak viel (mede dankzij het verbod op afbeeldingen in de Tien Geboden). Verder zou hij protesten opvallend wreed de kop in gedrukt hebben en tempelgeld hebben gebruikt voor de aanleg van een waterleiding. Zijn wreedheid kostte hem zijn positie toen hij in 36 na Chr. met geweld optrad tegen een groep Samaritanen die op de berg Gerizim naar de Ark des Verbonds zochten. De legaat van Syrië zette hem af en stuurde hem naar Rome terug, waarna hij zijn laatste jaren in Gallië sleet.

Het Herodiaanse rijk herenigd en weer opgebroken (41 – 66)

Claudius herstelde in feite het Herodiaanse rijk door al het gebied aan Herodes Agrippa te geven.

De Herodiaanse tetrarchie hield rond de tijd van Pilatus en zijn ontslag ook op te bestaan. In 33 stierf Filippus en werd zijn rijk bij Syria ingelijfd. Maar 4 jaar later werd het weer een vazalstaat toen Caligula het aan Herodes Agrippa gaf. Agrippa, wiens naam uiteraard naar een belangrijke Romeinse familie verwijst, was een kleinzoon van Herodes de Grote. Zijn vader was bij Herodes in ongenade gevallen zodat Agrippa buiten Iudaea was opgegroeid. Het grootste deel van zijn jeugd had hij doorgebracht in Rome, zodat hij goede connecties met de keizerlijke familie had. Hij raakte bevriend met Claudius en Caligula, die hem bij zijn aantreden als vazalvorst de titel van koning schonk. Dat schoot zijn oom Herodes Antipas in het verkeerde keelgat, zodat die naar Rome vertrok met het verzoek van tetrarch tot koning verheven te worden. Agrippa, die voor zijn koningschap bij Antipas uit de gratie geraakt was en daardoor zijn jaargeld verloren was, nam nu wraak door Antipas van allerlei verraad te beschuldigen. Antipas werd naar Gallië verbannen, terwijl Agrippa Galilea en Peraea mooi aan zijn rijk kon toevoegen. Nadat Caligula in 41 vermoord was en de Praetorianen Claudius tot keizer uitriepen, trad Agrippa bemiddelend op zodat de Senaat hier ten slotte akkoord mee ging. Claudius gaf prompt de hele provincie Iudaea aan Agrippa.

Jakobus, zoon van Zebedeüs, ook wel de apostel Jakobus de Meerdere genoemd, werd op last van Agrippa terechtgesteld.

Hiermee was het vroegere rijk van Herodes de Grote Agrippa verkaste naar Jeruzalem en deed hard zijn best om de bevolking voor zich te winnen, wat hem aardig afging. Al in de tijd van Caligula had hij al een hoop punten gewonnen door Caligula over te halen geen standbeeld van zichzelf te plaatsen in Jeruzalem, waarmee hij zijn leven eigenlijk had geriskeerd. Ook werkte hij hard aan vreedzame verhoudingen met buurstaten zoals Nabatea. In het Bijbelboek Handelingen wordt hij vermeld als iemand die de 12 apostelen keihard vervolgde: Jakobus de Meerdere (zoon van Zebedeüs), werd gedood en Simon Petrus zou volgens het verhaal ook bijna gedood zijn. Het boek vermeld ook dat dit positief aansloeg bij de bevolking. In de Talmoed komt Agrippa er erg positief van af en wordt hij omschreven als een goede vorst die het Jodendom beschermde. Ook Josephus is erg positief over de koning, die hij Agrippa de Grote noemt.

Erg lang regeerde Herodes Agrippa niet. Al in 44 overleed hij, vrij plotseling, volgens sommige verhalen nadat hij door iemand met een god was vergeleken en dit niet tegengesproken had. Zijn zoon, Herodes Agrippa II, werd door Claudius veel te jong bevonden, zodat nu heel Iudaea onder een Romeinse gouverneur kwam. Hoewel het opnieuw ging om een lage gouverneur uit de ridderstand, werd hij ditmaal geen prefect maar procurator genoemd, een titel die ook gebruikt wordt financieel gouverneurs uit de ridderstand. Agrippa II mocht het vanaf 50 doen met het rijkje Chalkis, hetgeen hij later verruilde voor het oude rijk van Filippus. Hij bleef in de ogen van de Romeinen een autoriteit op het gebied van Joodse gebruiken en godsdienst, zodat zij hem regelmatig om advies vroegen en hem medezeggenschap in de benoeming van de hogepriester gaven.

De Joodse opstand (66 – 73) (en daarna)

De brand in Rome resulteerde ook in vervolging van christenen als zondebokken. Petrus zou ondersteboven gekruisigd zijn.

Na de grote brand van Rome in 64 gingen de belastingen in het rijk flink omhoog, wat bijdroeg aan de onrust in sommige provincies. Toen de procurator in 66 de tempelkas van Jeruzalem in beslag nam, barstte in Judea de bom. De Joodse bevolking kwam massaal in opstand, zodat de hulptroepen van de procurator tekort schoten. Versterkingen uit Syria werden ook verslagen. Nero stuurde hierop Vespasianus naar Iudaea met meerdere legioenen. Samen met zijn zoon Titus wist Vespasianus in korte tijd de westkust en Galilea onder controle te krijgen. Onder leiding van de fanatieke Zeloten trokken de rebellen zich terug in Jeruzalem. Al wie wilde onderhandelen werd gedood.

Het bijna onneembare Massada, met op de achtergrond de Dode Zee (©Godot13, CC BY-SA 4.0)

Vespasianus wist op bekwame wijze op te rukken, maar moest in 69 plotseling zijn aandacht verleggen toen het Vierkeizerjaar uitbrak. Na een opstand tegen Nero (gevolgd door diens zelfmoord) had Galba de macht gegrepen, alleen om vermoord te worden door zijn medestander Otho. De Rijnlegioenen waren tegen Galba en hadden hun legaat Vitellius tot keizer uitgeroepen, waarna die Otho versloeg en de macht greep. De bij Nero uit de gratie gevallen Vespasianus werd nu naar voren geschoven door Vitellius’ vijanden, waarop hij de oorlog in Judea aan Titus overliet. Vespasianus nam Alexandrië, de graanschuur van Rome, in terwijl zijn medestanders vanaf de Balkan naar Rome trokken. Titus belegerde Jeruzalem terwijl zijn vader het keizerschap in handen kreeg. Op 29-30 december 70 viel de stad en sindsdien is dit Tisja be’Aaw, de rouwdag van het Jodendom. Hoewel Titus de tempel had willen sparen werd deze, met een groot deel van de stad, verwoest. Titus kon zich nu in alle rust bij zijn vader in Rome voegen, terwijl andere generaals het werk afmaakten en de laatste schuilplaatsen van de rebellen uitkamden. Het laatste fort, het aan de Dode Zee gelegen Massada, viel in 73. Na Vespasianus’ dood regeerde Titus korte tijd alvorens ook te sterven. Zijn broer en opvolger Domitianus bouwde een triomfboog voor hem, waar de plundering van Jeruzalem op afgebeeld werd.

De triomftocht van Titus voerde kostbare schatten uit de Tempel van Jeruzalem mee, zoals hier afgebeeld op de Boog van Titus.

Na de opstand ging het bestuur van Iudaea flink op de schop. Voortaan was het gebied (dus Judea, Galilea, Idumea, Samaria en Peraea) één Romeinse provincie, bestuurd door een legaat van senatoriale stand. Legio X Fretensis, dat had gevochten tegen de rebellen, werd op de westelijke heuvel van Jeruzalem gelegerd, op grond die gedeeltelijk overlapte met het oude paleis van Herodes. De legaat bleef echter zetelen in Caesarea. Hierna bleef het lange tijd relatief rustig in Iudaea. De Kitosoorlog, in 116 en 117, was in feite een opstand in de Joodse diaspora. In Cyrene, Egypte, Cyprus en Syrië braken opstanden uit onder de Joodse gemeenschappen. De angst dat dit door zou slaan naar het Joodse thuisland was daarbij echter niet onlogisch. Voor alle zekerheid werd er nog een legioen geplaatst bij Meggido. Achteraf sloeg de Kitosoorlog niet over naar Iudaea, waar alles vrij rustig bleef.

De opstand van Bar Kochba: het einde van Iudaea (132-136)

Hoewel Hadrianus onder de Vijf Goede Keizers gerekend wordt, beging hij in Judea een aantal gevoelige misstappen die de lont in het kruitvat gooiden.

De vrede in Iudaea hield echter niet eeuwig aan. De grotere aanwezigheid van de Romeinen na de eerste opstand en de Kitosoorlog resulteerde in toename van spanningen in het gebied, met name omdat de Kitosoorlog het Joodse nationalisme opnieuw aanwakkerde terwijl de gouverneurs van Iudaea zich in de tijd van keizer Hadrianus steeds strenger met de Joden omsprongen. Volgens sommigen zou Hadrianus zelf in 130 Jeruzalem bezocht hebben en hier hebben toegezegd om op de ruïnes van de tempel een nieuwe tempel te bouwen. De Joodse bevolking zag deze droom al snel in duigen vallen toen bleek dat Hadrianus echter van plan was om de tempel niet aan Jahweh maar aan Jupiter Capitolinus te wijden. In 131 begon het werk aan de herbouw van Jeruzalem onder de Romeinse naam Aelia Capitolina, terwijl Legio VI Ferrata een oogje in het zeil hield. Om de nieuwe stad te stichten werd een Romeins ritueel gebruikt waarbij de stad middels een ploeg werd afgebakend. Een misrekening, want het “omploegen van de tempel” werd door de bevolking als grove heiligschennis gezien. Volgens de Historia Augusta zou Hadrianus ook besnijdenis hebben verboden, omdat hij dit als verminking zag; deze claim is echter een stuk twijfelachtiger.

Een zilveren tetradrachme van Simon bar Kochba (©Classical Numismatic Group, CC BY-SA 3.0)

Hoe het ook zij: de spanningen leidden tot een derde Joods-Romeinse oorlog. Ditmaal werd de opstand echter zorgvuldig gepland in de hoop te leren van de vorige keren. Aan het hoofd schaarden zich rabbi en schriftgeleerde Eleazar van Modi’im en zijn neefje Simon ben Kosevah, die al snel bekend kwam te staan als Bar Kochba (“zoon van de ster”, een verwijzing naar Numeri 24:17). Vanuit Modi’im, 30 km ten westen van Jeruzalem, openden de rebellen de aanval en isoleerden zo het garnizoen van Jeruzalem, Legio X Fretensis. Toen Legio X en VI de handen ineensloegen stonden er, met de hulptroepen erbij, zo’n 20.000 soldaten klaar, maar vooralsnog wist men de rebellen niet klein te krijgen, omdat deze voor guerrilla gingen in plaats van voor de openlijke aanval. De opstand was zo succesvol dat het gerucht begon te gaan dat Simon bar Kochba de door God beloofde Messias was, de verlosser van het Joodse volk. Bar Kochba noemde zich vorst van Israël en liet eigen munten slaan. Wie weigerde zich aan te sluiten werd gedood.

In de Bar Kochba-oorlog vocht ook Legio X Gemina, dat van 71 tot 103 in Nijmegen gevestigd had gezeten.

De Romeinen merkten dat veldslagen er niet in zaten en besloten de rebellen met hun eigen wapens te bestrijden. Guerrilla-oorlog is alleen mogelijk als er goede uitvalbases zijn waarin men zich snel terug kan trekken. In plaats van te hopen op een open oorlog, gingen de Romeinen nu voor de belegering van de Joodse vestingen. Onder veel steden lagen echter uitgebreide grotten en gangen, die door de rebellen als schuilplaatsen werden gebruikt. Toen duidelijk werd dat het niet opschoot, besloot keizer Hadrianus feller in te grijpen. Hij stuurde Sextus Iulius Severus als legatus naar Iudaea met drie legioenen (waaronder X Gemina) evenals enkele detachementen en enkele tientallen auxilia-eenheden, zodat het aantal Romeinse troepen in Iudaea verdubbelde. Met ergens tussen de 60.000 en 120.000 soldaten had Severus misschien wel een derde van heel het Romeinse leger ter beschikking. Dit keerde het tij zodat Bar Kochba uit moest wijken naar Herodium, ten zuiden van Jeruzalem.

Ruïnes van Betar, de laatste schuilplaats van Simon bar Kochba (©Bukvoed, CC BY-SA 4.0)

Het zag er nu slecht uit voor Bar Kochba, want het enorme Romeinse leger rukte op en vernietigde elke plaats die het innam: ditmaal werd er niet onderworpen maar verwoest. Bar Kochba vluchtte naar Betar met de resten van zijn leger, maar de Romeinen sloegen in de zomer van 135 beleg op rond het fort. Volgens Joodse literatuur zou Bar Kochba hier Eleazar op verdenking van verraad gedood hebben, wat hem de steun van God zou hebben gekost. Betar zelf zou gevallen zijn op de Tisja be’Aaw, de rouwdag waarop de verwoesting van de tempel herdacht wordt. Iedereen die de Romeinen er te pakken kregen werd gedood. Of Bar Kochba onder de slachtoffers was is onduidelijk – er is ook geopperd dat hij op natuurlijke wijze stierf tijdens het beleg, of als valse messias gedood werd door het Sanhedrin. Ook de omgeving werd uitgekamd en alle dorpen werden verwoest. Tegen 136 was de opstand ten einde. Volgens Cassius Dio waren er meer dan een half miljoen doden gevallen.

Resten van Aelia Capitolina (©Olivier Lévy, CC BY-SA 3.0)

Hadrianus nam drastische maatregelen om herhaling te voorkomen, voor zover dat nog mogelijk was. Elke vorm van Joods nationalisme moest met wortel en tak worden uitgeroeid. Provincie Iudaea werd opgeheven en ingelijfd bij Syria, dat nu werd omgedoopt tot Syria Palaestina: zelfs de naam mocht niet aan het Joods nationalisme herinneren. De herbouw van Jeruzalem als Aelia Capitolina werd voltooid en op de plaats van de oude tempel liet hij een beeld van Jupiter en van zichzelf plaatsen. Joden mochten de stad niet meer in, behalve op de Tisja be’Aaw. De Torah-wetten en de Hebreeuwse kalender werden verboden. Dit droeg sterk bij aan de Joodse diaspora: eerdere deportaties en inlijvingen hadden geleid tot verspreiding, maar nu werd het aantal Joden buiten Judea significant groter. In Galilea, Golan en andere gebieden rondom het werkelijke Judea bleven Joodse gemeenschappen in stand, terwijl verbanning en krijgsgevangenschap grotere gemeenschappen buiten Palestina creëerden.

Joden in het laat-Romeinse rijk

Keizer Julianus was de laatste polytheïsche keizer, maar gunde de Joden ook wat vrijheid.

Pas in de 4e eeuw laaide er weer geweld op onder de Joden van Galilea, misschien mede dankzij de opkomst van het christendom. De opstand tegen Constantius Gallus vond plaats in 351 een 352, maar eindigde opnieuw met een Romeinse overwinning en de verwoesting van enkele steden. Keizer Julianus, die de niet-christelijke godsdiensten meer kansen gunde, beval in 363 de herbouw van de Joodse tempel, wat hem de bijnaam “Julianus de Helleen” opleverde onder de Joden. Het project kwam echter niet van de grond en na Julianus’ dood kwamen er opnieuw christelijke keizers aan de macht. Hoewel keizer Theodosius in 393 alle niet-christelijke godsdiensten verbood, stond keizerin Eudoxia in 438 weer toe dat Joden mochten bidden op de Tempelberg. Hoewel er even werd gehoopt voor een einde aan de diaspora, was het resultaat beperkt omdat de christelijke bewoners van Jeruzalem hier niet op zaten te wachten.

Palaestina Prima en Secunda (en een deel van Tertia) in de Laat-Romeinse en Byzantijnse tijd. (©Haldrik, CC BY-SA 3.0)

In 390 werd Palaestina weer afgesplitst van Syria en opgedeeld in Palaestina Prima en Secunda. Prima bevatte Judea, een deel van Samaria en het werkelijke Palestina (rond de Gaza-strook). Secunda omvatte Galilea, Peraea en de rest van Samaria. Een derde provincie, Palaestina Tertia of Salutoris, omvatte het gebied van Idumaea tot aan de Rode Zee, inclusief Petra. In Palaestina Prima braken in de 5e en 6e eeuw opstanden uit onder de Samaritanen. Waarschijnlijk namen er ook Joden deel aan de opstand van 556, want ook Justinianus was het Jodendom niet gunstig gezind. Deze opstanden waren geen succes en maakten dat de Samaritanen bijna uitgeroeid werden. Succesvoller was aansluiting zoeken bij de Sassanidische Perzen, die de aartsvijanden van de Romeinen in het Midden-Oosten waren. Met Perzische hulp wist Nehemiah ben Hushiel Jeruzalem te veroveren in 614. Kort daarna werd hij echter vermoord en braken er christelijke opstanden in de stad uit. De Perzen trokken zich uiteindelijk weer terug zodat de Joden zich rond 628 weer aan de Romeinen of Byzantijnen over moesten geven. Belust op wraak keerde de fanatiekste christenen zich nu met geweld tegen hen, zodat er bloedbaden volgden en de meeste overlevenden naar Egypte vluchtten. Pas in 634 raakten de Romeinen de controle over het Beloofde Land voorgoed kwijt toen het kalifaat van de Rashidun het veroverde. De Romeinse heerschappij over het Midden-Oosten kwam in deze tijd grotendeels ten einde. Diezelfde heerschappij had het grootste deel van het Joodse volk echter van hun thuisland beroofd en verspreid over het Europa en het Middellandse Zeegebied.

Julius Nepos e.v.a.: wie was nu eigenlijk de laatste keizer van het westen?

Julius_Nepos_TremissisNa het uitsterven van de Theodosiaanse dynastie werd het bestuur van het West-Romeinse rijk steeds chaotischer. De ooit zo machtige keizers waren met grote regelmaat niet meer dan een marionet van de opperbevelhebber en moesten lijdzaam toezien hoe hun rijk, verzwakt door al het interne geknok en de mede daardoor ingestorte economie, grote stukken land verloor aan allerlei invallers, terwijl ook veel interne bondgenoten of foederati zich steeds minder van het Romeinse gezag gingen aantrekken, een voorbeeld dat de paar overgebleven gouverneurs ook steeds meer volgden. De term “Val van Rome” is in deze context erg bekend, al is deze bij veel moderne wetenschappers niet erg populair. Dat komt vooral omdat de term een beeld oproept van een machtig Romeins rijk dat vrij abrupt ten onder gaat aan barbaarse plunderingen en de Grote Volksverhuizing. In feite waren de invallers niet zozeer volkeren maar krijgscoalities en waren de invallen zelf eerder het gevolg dan de oorzaak van de verzwakking. Maar bovenal ging enkel het West-Romeinse rijk ten onder en zelfs dat ligt op papier toch weer anders. Zelfs nadat in 476 de zogenaamde laatste keizer was afgezet, waren er nog altijd enkelen die de titel opeisten, zoals Julius Nepos.

Tarasicodissa als keizer Zeno. Zijn regering was niet geheel onbetwist, maar stabiliseerde uiteindelijk wel.
Tarasicodissa als keizer Zeno. Zijn regering was niet geheel onbetwist, maar stabiliseerde uiteindelijk wel.

Flavius Julius Nepos was waarschijnlijk rond 430 geboren, maar zijn afkomst is nogal troebel. Vaak gaat men ervan uit dat zijn vader generaal Nepotianus was, die voor keizer Majorianus actief was in Gallië en Spanje. Nepos’ moeder, wier naam wij niet kennen, was de zuster van Marcellinus, de bevelhebber van Dalmatia onder Leo I, die in 454 in opstand was gekomen tegen Valentinianus III. Daar Julius Nepos getrouwd was met de nicht van Leo I zou dit zijn naam kunnen verklaren, want nepos betekent “neef”. Waarschijnlijk was deze familieband de reden voor Leo om Nepos in 473 tot keizer van het West-Romeinse rijk te benoemen. Leo was het er niet mee eens dat de westelijke magister militum Gundobad ene Glycerius op de troon had gezet en beschouwde zichzelf als bevoegd om te bepalen wie er op de westelijke troon kwam. Nepos was op dat moment gouverneur van Dalmatia, zoals zijn oom voor hem geweest was. Het gebied viel officieel nog onder het westen, maar was in de praktijk min of meer onafhankelijk, waarbij de invloed uit Constantinopel eigenlijk groter was. Vanuit dat gebied was het gemakkelijk om Italië snel te bereiken, al lijkt Nepos dit toch via zee te hebben willen doen. Zijn vertrek werd dan ook enige maanden uitgesteld, tot de havens weer open waren. Toen Julius Nepos in 474 Ravenna bereikte, waar Glycerius resideerde, was Leo I al overleden en was hij opgevolgd door zijn kleinzoon Leo II. Omdat deze pas 7 jaar was, werd zijn vader Tarasicodissa op 9 februari gekroond tot keizer Zeno. Glycerius trad in elk geval zonder wapengekletter af ten gunste van Nepos, waarna deze hem wegstuurde naar de Dalmatische hoofdstad Salona (tegenwoordig een ruïne nabij Solin, in Kroatië), waar hij de bisschopszetel toegewezen kreeg.

De Romeinse wereld rond het jaar 475. De paarse gebieden vielen onder Romeinse controle en formeel onder de West-Romeinse keizer. Maar dat laatste was niet meer dan formeel.
De Romeinse wereld rond het jaar 475. De paarse gebieden vielen onder Romeinse controle en formeel onder de West-Romeinse keizer. Maar dat laatste was niet meer dan formeel.

Alles weer rust en vrede? Nou, vergeet het maar! Allereerst was het West-Romeinse rijk op dit moment niet meer dan een schaduw van wat het ooit was, afgekloven door alle Germaanse koninkrijken die zich erin en erom gevormd hadden en uitgehold door alle interne problemen. Na Afrika, Brittannia en het Iberisch Schiereiland, waren er ook steeds meer Gallische gebieden aan de Romeinse controle ontworsteld door het sterkere plaatselijke bestuur van onder andere de Franken en Bourgonden. Ook Sardinië en Corsica gingen verloren, zodat de Romeinse controle ophield bij Italië, Sicilië, de Alpenlanden, Dalmatië en het noorden van Gallië. Maar ook hier bedriegt de schijn. Zoals gezegd was Dalmatië in de praktijk onafhankelijk van het keizerlijk gezag en het noorden van Gallië, afgesneden van de rest van het West-Romeinse rijk, begon ook steeds meer op een eigen staatje te lijken, nadat Aegidius in 461 het keizerschap van Libius Severus niet erkend had. Hoewel hij in 464 verslagen en gedood werd nam Aegidius’ zoon Syagrius gewoon zijn positie in, die vanuit Novidunum (Soissons) zijn eigen rijkje regeerde.

De Balkan in de 5e eeuw, met in het blauw Dalmatia, waar Julius Nepos controle behield, net als zijn oom voor hem.
De Balkan in de 5e eeuw, met in het blauw Dalmatia, waar Julius Nepos controle behield, net als zijn oom voor hem.

Julius Nepos had dus op zijn beurt een sterke en betrouwbare opperbevelhebber nodig om zijn macht te consolideren. Alleen als dat lukte kon hij eventueel weer controle krijgen over de afvallige gebieden. Gundobad, die in deze functie niet betrouwbaar zou zijn geweest, was inmiddels teruggekeerd naar Gallië waar hij zijn overleden vader opvolgde als koning der Bourgondiërs. Of zijn vertrek daadwerkelijk met de komst van Nepos samenhangt is niet geheel duidelijk, maar in elk geval bleef Gundobad koning tot zijn overlijden in 516. Julius Nepos nam derhalve een nieuwe magister militum in de persoon van Orestes, een Romeinse aristocraat uit Pannonia, waarschijnlijk met Germaanse voorouders. Toen Pannonia in handen van de Hunnen was gekomen, was Orestes aan het hof van hun koning Attila gaan werken en daar opgeklommen tot secretaris, waarbij hij in 449 naar Constantinopel was gestuurd als gezant. Een bekwaam man die zijn sporen wel verdiend had dus. Maar ook een ambitieuze. Eenmaal in Ravenna nam Orestes leiding van de foederati en slaagde op 28 augustus 475 erin een staatsgreep te plegen. Julius Nepos trof hetzelfde lot als zijn voorganger: zonder gevecht werd hij afgezet en naar Dalmatië gestuurd. Maar Orestes begreep dat hij niet zelf op de troon plaats kon nemen. Wellicht had hij geleerd van het nieuws uit Constantinopel waar Zeno, die na het overlijden van Leo II in november 474 de enige keizer was geworden, vanwege zijn als barbaars beschouwde komaf niet populair was geworden bij Senaat en elite. Zijn schoonmoeder Verina had zich tegen hem gekeerd en zijn zwager Basiliscus was in opstand gekomen, zodat Zeno in januari 475 naar zijn geboorteland Isauria was gevlucht, waarna Basiliscus zichzelf tot keizer had uitgeroepen. Orestes, die vanwege zijn komaf of carrière niet als goede Romein werd beschouwd, had geen zin om dezelfde problemen te krijgen en zoontje Romulus op de troon op 30 oktober.

Keizer Romulus, die ironisch genoeg zijn naam deelt met de legendarische eerste koning van Rome. Ironisch omdat hij traditioneel als de laatste westelijke keizer beschouwd wordt (maar niet geheel terecht).
Keizer Romulus, die ironisch genoeg zijn naam deelt met de legendarische eerste koning van Rome. Ironisch omdat hij traditioneel (maar niet geheel terecht) als de laatste westelijke keizer beschouwd wordt.

Romulus was vermoedelijk in het jaar 461 geboren en was bij zijn aanstelling dus nog minderjarig. Vandaar dat zijn keizerlijke naam Romulus Augustus door de historici is veranderd in Romulus Augustulus, waarbij de laatste naam een verkleinwoord is en dus zoveel betekent als “keizertje”. Zowel Zeno als Basiliscus erkenden de kind-keizer niet, maar konden vanwege hun burgeroorlog nog niets tegen hem beginnen. In hun ogen was Julius Nepos echter nog steeds de rechtmatige keizer en hij regeerde zo goed en zo kwaad als het ging Dalmatië, waarschijnlijk vanuit Salona, waar hij Glycerius vermoedelijk weer ontmoette. Ook ontving hij hier nog de nodige tributen van buiten Italië, wat impliceert dat menig bestuurder hem nog als keizer erkende. Orestes kon in elk geval in alle rust Italië besturen… dacht hij. Voor de machtsovername had hij namelijk op handige wijze gebruik gemaakt van Germaanse huurlingen, met name de Skyriërs en de Herulen. Hij had hen van tevoren een derde beloofd van het land in Italië als beloning, maar ging nu niet op hun eisen in. Het resultaat was een opstand onder leiding van de geheimzinnige Odoaker.

Romulus Augustulus treedt af ten overstaan van Odoaker, hier afgebeeld als een stereotype Wagneriaanse Germaan.
Romulus Augustulus treedt af ten overstaan van Odoaker, hier afgebeeld als een stereotype Wagneriaanse Germaan.

Odoakers vermoedelijke geboortejaar was 433. Over zijn etnische komaf weten we nog veel minder. Vaak ging men ervan uit dat hij een Germaan was, wellicht een Skyriër, Rugiër of Heruul, maar moderne historici zijn hier niet zo zeker van. Het beeld dat veel mensen van Odoaker hebben is sowieso onjuist, daar de popcultuur hem vaak neerzet als een woeste barbaar die met zijn krijgers Italië binnenvalt en Rome verwoest. In feite was Odoaker een officier in het Romeinse leger, als dan niet als buitenlandse huurling. Volgens Johannes van Antiochië was hij in dienst bij Ricimer en volgens Procopius zelfs lid van de keizerlijke lijfwacht. Er was immers geen sprake van een inval, maar van een opstand van de Germaanse huurlingen in het Romeinse leger. De opstandelingen riepen Odoaker op 23 augustus 476 uit tot hun leider of zelfs koning en begonnen muitend en plunderend door het noorden van Italië te trekken. Orestes vluchtte naar Ticinum (Pavia) waar de bisschop hem asiel gaf, maar wist op het nippertje te ontkomen toen Odoakers mannen de stad binnendrongen. In de tussentijd wist hij echter zijn troepen (of wat daar nog van over was) te verzamelen om slag te leveren. Orestes bleek als veldheer onervaren en zijn soldaten waren slecht voorbereid, zodat zij werden weggevaagd. De verslagen bevelhebber werd op 28 augustus geëxecuteerd. Niet veel later bereikten de muiters Ravenna. Odoaker dwong Romulus tot aftreden op 4 september. Tegen die tijd had Zeno Constantinopel ingenomen en Odoaker stuurde de keizerlijke regalia dan ook naar het oosten met het verzoek een einde te maken aan de tweedeling van oost en west en Odoaker tot gouverneur en opperbevelhebber van Italië te benoemen. Een slimme zet, want zo kon hij Italië direct besturen. Romulus het keizertje mocht in Campanië gaan wonen en kreeg volgens sommige schrijvers zelfs een jaargeld van 6000 solidi. Hij moet hier rond 507 nog in leven zijn geweest.

Odoaker op een muntstuk uit Ravenna, ca. 477. Opvallend is zijn grote snor, die destijds als typisch barbaars gold.
Odoaker op een muntstuk uit Ravenna, ca. 477. Opvallend is zijn grote snor, die destijds als typisch barbaars gold.

Zeno was bereid om aan Odoakers verzoeken te voldoen en erkende hem als machthebber in Italië, maar wel met de nadrukkelijke eis dat Odoaker Julius Nepos als keizer zou moeten erkennen en zijn volmachten dus van hem moest ontvangen. Zodoende liet Odoaker munten slaan met de beeltenis van Nepos erop, als blijk van zijn erkenning van diens keizerschap. In de praktijk regeerde hij Italië gewoon zelf als zijn eigen koninkrijk en had Nepos er amper iets te vertellen. Odoaker versterkte in alle rust zijn positie en kreeg de Vandalenkoning Geiseric zo ver dat hij Sicilië afstond, waarna Geiseric in 477 overleed. Het zal ondertussen niemand verbazen dat Julius Nepos waarschijnlijk niet zo blij was met deze regeling. In 479 begon hij plannen te smeden om Italië weer in handen te krijgen. Odoaker moet echter ook lont geroken hebben, want in het voorjaar van 480 werd Julius Nepos in zijn villa doodgestoken. Mogelijk had Glycerius, die zijn kans op wraak gevonden had, hem verklikt. Het bewind werd na de moord waargenomen door een generaal genaamd Ovida, maar dat duurde niet lang. Odoaker wierp zich nu op als de rechtvaardige heerser die de moord kwam wreken en viel Dalmatië binnen. Daarbij was hij zo pienter om de Senaat een wat sterkere positie te geven, zodat er niemand zou terugverlangen naar het keizerschap. Glycerius werd op tactvolle wijze bisschop van Milaan gemaakt. Zijn macht was zo voldoende beveiligd en Odoaker aarzelde derhalve niet langer om zichzelf openlijk koning te noemen.

Het zogenaamde "Koninkrijk Soissons" waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486.
Het zogenaamde “Koninkrijk Soissons” waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Buitenstaanders noemden hem koning van de Romeinen.

Was hiermee nou de Romeinse tijd definitief ten einde? Nou, het Romeinse rijk als zodanig in elk geval niet. Zeno regeerde nog steeds in Constantinopel en had nog steeds directe controle over de oorspronkelijk oostelijke helft. Maar ook in Gallië bestuurde Syagrius nog steeds het Romeinse rompstaatje als dux (hertog of provinciaal bevelhebber), waarbij de omringende Germaanse koningen hem steeds vaker de “koning der Romeinen” noemden. Er was met het afzetten van Romulus Augustulus dan ook geen politieke aardverschuiving gekomen. Buiten Italië was de macht van West-Romeinse keizer in de loop van de 5e eeuw steeds verder afgekalfd, zodat het verdwijnen van het westelijke keizerschap tegen 476 of 480 eerder een bevestiging van de realiteit dan iets wereldschokkends was. De gewone man in gebieden als Spanje of de Rijndelta zal er in feite niets van gemerkt hebben. Wie beweert dat het Romeinse rijk in 476 ineens instort en ophoudt te bestaan, stelt de zaken dus niet goed voor. Ten eerste werd met Romulus Augustulus een volkomen machteloos heerser afgezet, die bovendien als tegenkeizer beschouwd kan worden, wat dus zou betekenen dat niet Romulus maar Julius Nepos de laatste West-Romeinse keizer is. Dat de historici dit in vroeger tijden anders zagen, lag wellicht aan het feit dat Nepos in ballingschap verkeerde en Italië nu in “barbaarse” handen was. Bovendien deelt keizertje Romulus zijn naam met de eerste koning van Rome, wat een romantische ironie oproept bij het idee dat hij de laatste keizer zou zijn. Maar zelfs als men het bestuur van Nepos doorrekent en Syagrius niet als keizer beschouwt, dan nog zou men kunnen betogen dat er sprake was van een West-Romeinse keizer, daar Zeno na de dood van Nepos formeel de algehele Romeinse keizer werd. Bovendien regeerde Zeno nog lang na de dood van Syagrius, die in 486 door de Frankische koning Clovis I verslagen werd, waarna de Visigotische koning Alarik II hem een jaar later uitleverde aan de Franken.

De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.
De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.

Met Odoaker liep het niet veel beter af. Nadat Zeno in 488 had afgerekend met de laatste opstanden en intriganten stuurde hij de Ostrogotische koning Theodorik de Grote naar Italië. Odoaker had teveel praatjes gekregen en werd niet langer als betrouwbaar gezien. De inval in Italië leidde in 493 tot een patstelling bij Ravenna, waarna beide koningen overeenkwamen het land samen te gaan regeren. Een list, want op 15 maart werd Odoaker tijdens een banket vermoord door Theodorik, waarna deze zijn eigen koninkrijk in Italië inrichtte, wat hij regeerde tot zijn dood in 526. Kort daarna leefde de oude Romeinse macht nog één keer op. Tussen 527 en 565 werd het (Oost-)Romeinse rijk geregeerd door Justinianus de Grote. Deze keizer heroverde Dalmatië, Italië, grote delen van Noord-Afrika en zelfs gebieden in Spanje. Het rijk der Vandalen werd vernietigd en ook de Ostrogoten moesten het onderspit delven. Toch was dit niet meer dan een tijdelijke opleving. Zijn beleid putte de schatkist uit en veel van het heroverd gebied ging niet lang na zijn dood (of zelfs al ervoor) weer verloren. Tijdens de oorlog met de Ostrogoten in Italië kwam er bovendien een derde partij om de hoek kijken in de vorm van de Franken. Clovis had grote delen van Gallië veroverd en na zijn dood was het koninkrijk opgesplitst tussen zijn zoons. Theudebert I, een kleinzoon van Clovis, liet door zijn bemoeienis in Italië en het slaan van munten met zijn eigen beeltenis merken dat hij de keizer in Constantinopel niet langer als zijn suzerein beschouwde. Hiermee eindigt dus de Romeinse invloed in het westen.

Constantijn XI Palaiologos, de laatste keizer van Byzantium en daarmee de laatste officiële Romeinse keizer, sneuvelde in 1453.
Constantijn XI Palaiologos, de laatste keizer van Byzantium en daarmee de laatste officiële Romeinse keizer, sneuvelde in 1453.

Toch bleef dat rijk in het oosten, dat zichzelf officieel nog steeds het Romeinse rijk noemde, nog lange tijd bestaan. Dat wij dit rijk het Byzantijnse rijk noemen, dient vooral om verwarring te voorkomen, daar de Romeinen veelal geassocieerd worden met de Oudheid en de cultuur van het overgebleven rijk overwegend Grieks en christelijk was. Voor het overgrote deel van zijn bestaan zou dit rijk echter vooral Griekse en Klein-Aziatische gebieden omvatten. De rest ging met vallen en opstaan. In 717 bezat het nog nauwelijks Griekse gebieden, met wat strategische territoria in en om Italië, maar in 1025 omvatte het weer vrijwel de gehele Balkan en in 1081 vooral Griekenland en Bulgarije. Het Byzantijnse rijk ging voor het eerst ten onder in 1204 toen de kruisvaarders Constantinopel veroverden en hun eigen Latijnse Keizerrijk stichtten, terwijl zich in ballingschap ook opvolgers aandeden in de vorm van Keizerrijk Nicea, Keizerrijk Trebizonde en het despotaat Epirus. De herovering van Constantinopel in 1261 door Nicea leidde tot de wederopstanding, maar net zoals met Rome was het niet meer dan een klein eiland omringt door vijanden. De komst van de Turken naar Klein-Azië en de Balkan maakte korte metten met de laatste resten van het Romeinse rijk. Constantinopel viel in 1453, toen de Ottomanen met hun kanonnen de Theodosiaanse muren verwoestten. Trebizonde volgde in 1461. De Ottomaanse sultans beschouwden zich sindsdien, tot hun val in 1922, als de opvolgers van het Byzantijnse rijk. De grootvorst van Moskou, Ivan IV, noemde zich vanaf 1547 tsaar van Rusland en claimde hiermee (als kleinzoon van een nicht van de laatste Byzantijnse keizer) ook opvolger te zijn van de Byzantijnen, waarbij Moskou het Derde Rome genoemd werd.

Een goed voorbeeld van translatio imperii: Karel de Grote op een munt uit 814 afgebeeld op een manier die aan een Romeinse keizer doet denken, compleet met lauwerkrans en de afkortingen voor Imperator Augustus.
Een goed voorbeeld van translatio imperii: Karel de Grote op een munt uit 814 afgebeeld op een manier die aan een Romeinse keizer doet denken, compleet met lauwerkrans en de afkortingen voor Imperator Augustus.

Dergelijke translatio imperii was vanaf 800 ook weer in het westen ontstaan toen de Frankische koning Karel de Grote door de paus tot Imperator Romanum gekroond werd (tot onvrede van Constantinopel). Door de splitsing van het Frankische rijk kwam de keizerskroon terecht bij de oostelijke, Duitse koning, wiens rijk dan ook het Heilige Roomse Rijk werd genoemd, wat in zijn laatste eeuwen volgens Voltaire niet heilig, niet Romeins en ook geen rijk was. Toch bleef er in West-Europa lange tijd maar één enkele keizer, als hoogste vorst van allemaal, een overblijfsel uit de Laat-Romeinse tijd waarin de Germaanse koningen werden geacht vazallen te zijn van de Romeinse keizer. Napoleon, dit het Heilige Roomse Rijk ontbond, kroonde zichzelf tot keizer der Fransen om de glorie van Karel de Grote over te nemen. De voormalige Duitse keizer reageerde door zijn landen tot Keizerrijk Oostenrijk te verheffen. En toen in 1870 het Duitse Keizerrijk werd opgericht, was dit nog altijd een federatie van meerdere staten, waaronder enkele koninkrijken.

In de educatieve strip Van Nul Tot Nu (door Thom Roep en Co Loerakker, 1982) zien we het beeld dat bijna iedereen bij het jaar 476 heeft: een brandend Rome, door woeste barbaren in puin gelegd, waarna hun beestachtige hoofdman de keizer afzet. Helaas moet dit beeld dus naar de prullenbak verwezen worden. (Nog afgezien van de anachronistische kostuums.)
In de educatieve strip Van Nul Tot Nu (door Thom Roep en Co Loerakker, 1982) zien we het beeld dat bijna iedereen bij het jaar 476 heeft: een brandend Rome, door woeste barbaren in puin gelegd, waarna hun beestachtige hoofdman de keizer afzet. Helaas moet dit beeld dus naar de prullenbak verwezen worden, zelfs als men Romulus Augustulus als laatste keizer zou beschouwen. (Nog afgezien van de anachronistische kostuums.)

Al deze “opvolgers” van het Romeinse keizerschap verdwenen echter één voor één, net als soortgelijke keizerstitels in Mexico, Brazilië en India. De Japanse monarch die wij keizer noemen, ontleent zijn titel niet aan het Romeinse keizerschap, het keizerschap dat in eerste instantie werd neergezet als een soort presidentschap. Toen betrof het een monarchale dictatuur waarbij vooral bestuurlijke bekwaamheid belangrijk werd geacht. Keizers die zich in die tijden meer autoritair of monarchaal hadden willen opstellen, waren gruwelijk aan hun einde gekomen, terwijl de meer bescheiden keizers vaak jaren leefden. De onrust na de dood van Commodus deed de militarisering van het rijk echter toenemen en daarmee ook van het keizerschap, dat zich niet kon veroorloven de steun van het leger te verliezen. Na de chaosperiode van de Soldatenkeizers had zich een meer monarchaal en theocratisch keizerschap aangedaan, met een keizer als levende god op Aarde. Maar ook een meer praktisch keizerschap waarbij het normaal was om meerder keizers tegelijk te hebben. De verzwakking van het West-Romeinse rijk door falende economie en onderlinge burgeroorlog maakten het keizerschap ook zwakker en kwetsbaarder, zeker toen er onbekwame zwakkelingen op de troon kwamen, zodat de laatste West-Romeinse keizers overschaduwd werden door hun opperbevelhebber, die bij het wegvallen van de keizer een nieuwe marionet op de troon plaatste. Het verdwijnen van het West-Romeinse keizerschap was daardoor geen wereldschokkende zaak meer. Toch bleef het idee van de keizer als hogere autoriteit aanwezig, tot in de wonderlijkste verhalen over machtige keizers die een sterrenrijk regeren. De titel blijft blijkbaar tot de verbeelding spreken, zeker in Romeinse stijl. Maar hiermee komen onze verslagen over de Romeinse keizers tot een eind.