Romeins Iudaea: nationalisme in de Oudheid

Of je de Bijbel nu gelooft of niet, er komen wel degelijk historische figuren in voor. Deze verschillende vorsten, hogepriesters en gouverneurs zijn onderdeel van de geschiedenis van een veelbewogen regio. Het Nieuwe Testament slaat hierbij uiteraard op het Romeinse deel van die geschiedenis. Maar zelfs die periode was niet zonder regelmatige territoriale veranderingen.

De Bijbelse 12 stammen van Israël. (© Janz, vertaald door Wikibelgiaan: CC BY-SA 4.0)

Voor we verdergaan is het van belang dat we de terminologie onderscheiden. De Romeinen spraken zelden tot nooit van Israël of Kanaän, maar gebruikten de naam Iudaea of Judea voor het zgn. land der Joden en Palaestina voor een iets groter deel van de Levant. Tegelijkertijd is dit misleidend omdat niet alle bewoners van Iudaea als Joods werden gezien, terwijl er geen alternatieve overkoepelende term was. Het grote Iudaea bevatte ook Galileeërs, Samaritanen, Pereeërs en Idumeeërs. En hoewel deze volkeren verwant waren en er zeker inmenging was, was het slechts een beperkt gebied waarvan de bewoners als “werkelijke” Joden gezien werden. Ook dit kleinere gebied wordt vaak Iudaea of Judea genoemd, wat de nodige verwarring geven kan.

Voorgeschiedenis

De koninkrijken van Israël en Juda tot 587 v.Chr. (© Richardprins, vertaald door Wikibelgiaan: CC BY-SA 4.0)

De oude Israëlieten stammen volgens de Bijbel af van de 12 zoons van Jakob en zouden onder Jozua (de opvolger van Mozes) Kanaän ingenomen hebben. De wetenschap vermoedt echter dat de 12 stammen in werkelijkheid afstamden van de Kanaänieten. De uittocht uit Egypte kan dan weer wijzen op Egyptische overheersing, wat gezien de positie van het land niet ondenkbaar is. Net zo goed zijn de overheersingen door buurvolkeren vergelijkbaar met de zogeheten zeevolkeren, van wie de Filistijnen (waar de naam Palestina vandaan komt) de beroemdste waren. Dat er een groot, sterk koninkrijk ontstond dat na de dood van koning Salomo in tweeën scheurde is twijfelachtig. Wel zijn de latere rijken Israël en Juda een feit en was hier waarschijnlijk sprake van een verwantschap. Andere verhalen in het Oude Testament tonen de opkomst van monotheïsme in de regio aan ten koste van de verering van goden als Baäl en Astarte. Uiteindelijk konden Israël en Juda niet het hoofd bieden aan de opkomende wereldrijken. Israël werd ingenomen door de Assyriërs en gedeeltelijk gedeporteerd zoals wel vaker in de Oudheid gebeurde. De achterblijvers mengden zich met naar hun land gedeporteerde mensen tot de Samaritanen, genoemd naar de Israëlische hoofdstad Samaria. De Judeeërs werden op hun beurt veroverd door de Babyloniërs, gevolgd door een 70-jarig ballingschap. Nadat Babylon door de Perzen veroverd was keerden veel Judeeërs of Joden terug naar Juda om de tempel te herbouwen. Hulp van de Samaritanen, die als buitenlanders gezien werden, werd geweigerd, wat tot een lange vijandschap leidde.

Alexander de Grote veroverde het Perzische rijk in een bliksemoorlog, dus ook Juda.

In 332 v. Chr. wisselde Juda van overheerser toen het in handen viel van Alexander de Grote, die bezig was met de inname van het Perzische rijk. Het Bijbelboek Daniël zinspeelt hierop door middel van een visioen waarin een sterke, machtige ram door een bok met één opvallende hoorn gedood wordt. Op het hoogtepunt van zijn macht breekt de hoorn van de bok af en komen er vier voor in de plaats: de opdeling van Alexanders rijk na zijn dood, waarbij Juda eerst onder het Ptolemaïsch rijk (Egypte) viel en later onder het Seleucidische rijk (Syrië). Maar hoewel Alexanders rijk van korte duur was, was de verspreiding van Griekse cultuur in het Midden-Oosten (het Hellenisme) nu niet meer te stuiten. Grieks werd prompt de internationale taal in de regio, terwijl veel lokale goden versmolten werden met de Griekse. In het monotheïstische Juda (door de Grieken Ioudaia genoemd) was dit natuurlijk onmogelijk. Daarnaast hadden de meest gelovige Joden moeite met de ogenschijnlijk vrije seksuele moraal in de Griekse cultuur (Griekse kunst bevatte veel naakt en homoseksualiteit was zo gewoon dat er amper een woord voor bestond) terwijl de Hellenen op hun beurt besnijdenis als een vorm van verminking zagen. Aanvankelijk gaf dit niet meteen echte problemen, want ondanks de genoemde culturele verschillen, werden de Joodse gewoontes en instituten in stand gehouden en waren de Seleuciden niet meer dan suzerein.

Het Hasmoneese rijk op het toppunt van zijn macht (©Machaerus, CC BY-SA 3.0)

Onder Antiochus IV Epiphanes veranderde het beleid drastisch. Antiochus, wiens bijnaam “verschenen god” betekent, wenste zijn controle te versterken. Hij verbood de Joodse rituelen en eiste aanbidding van Zeus. Toen hierop verzet uitbrak stuurde hij zijn leger, bezette Jeruzalem en bouwde hier een burcht, de Acra. Dit moet rond 168-167 v. Chr. gebeurd zijn. De Bijbelboeken der Maccabeeërs zetten deze acties van Antiochus IV neer als pure verdrukking waarop nationalistisch verzet oplaaide, maar historici menen dat Antiochus ingreep in een burgertwist tussen de Hellenistische Joden en de fanatieke aanhangers van het jodendom, waarbij hij partij koos voor de eerste groep. In de Joodse traditie zijn de leiders van de Maccabeese opstand, met name Judas Maccabeus, nog altijd grote helden. Zijn broer Simon wist Judea na de dood van Antiochus tot onafhankelijke staat te verheffen, waarbij hij de Hasmoneese dynastie stichtte en in 160 v. Chr. zowel koning als hogepriester werd. Zijn rijk bevatte bij zijn aantreden alleen het oude Juda, Judea in enge zin dus, maar breidde zich onder zijn opvolgers uit naar Samaria, Perea, Galilea, Idumea en zelfs Iturea dat ver in het noorden lag.

De komst van de Romeinen: neergang der Hasmoneeën (64-37 v. Chr.)

Na het verslaan van de Cilicische piraten richtte Pompeius zich op veroveringen in het Midden-Oosten, inclusief Judea.

Tegen de tijd dat de Romeinen actief gingen regeren in de Levant was er in koninkrijk Judea een machtsstrijd aan de gang tussen de broers Hyrcanus II en Aristobulus II, respectievelijk hogepriester en koning. Hyrcanus maakte als oudste aanspraak op de troon die hem door zijn jongere broer afgesnoept was. Beide zochten steun bij Pompeius de Grote toen die in 64 v. Chr. het Seleucidische rijk veroverde als provincie Syria. Eerst had Pompeius geen interesse, maar hij veranderde van gedachte toen Aristobulus ongeduldig werd en een leger tegen Hyrcanus bijeenriep. Pompeius veroverde het jaar daarop Jeruzalem: Hyrcanus werd hersteld als hogepriester terwijl de Romeinen voorlopig de dienst uitmaakten. Hyrcanus’ positie was dus flink verzwakt, maar tegelijkertijd rees de positie van een zekere Antipater de Idumeeër. In feite was het Hyrcanus altijd aan daadkracht ontbroken om het tegen zijn broer op te nemen, tot Antipater hem hiertoe had overgehaald. Antipater speelde het politieke spel listig aan het Hasmoneese hof en later onder het Romeinse gezag, zodat de functie van belastinginner al snel van Hyrcanus naar hem werd overgedragen.

Ondanks zijn bijnaam was Herodes de Grote niet populair bij de Joodse bevolking.

Na de dood van Pompeius in 47 v. Chr. koos Antipater snel de zijde van Caesar. Caesar gaf Antipater Romeins burgerschap en vele andere privileges. Hyrcanus benoemde hij tot ethnarch (dus alsnog geen koning) van een Joods rompstaatje dat Idumaea en het eigenlijke Judaea omvatte. In de praktijk was Hyrcanus echter een marionetje van Antipater, die de titel van procurator kreeg. Antipater kreeg ook voor elkaar dat zijn zoons Herodes en Phasaël hoge functies kregen als gouverneurs van Galilea en Jeruzalem. In 41 na Chr., maakte Marcus Antonius hen tot tetrarchen, 2 jaar na de dood van hun vader. Kort daarna werd Palestina onder de voet gelopen door de Parthen, die Aristobulus’ zoon op de troon zetten. Hyrcanus werd in ballingschap gestuurd en Phasaël gedood. Herodes slaagde er echter in om met Romeinse steun het land terug te veroveren en mocht zich vanaf 37 v. Chr. koning der Joden noemen. Zo begon de Herodiaanse dynastie. De meeste Hasmoneese provincies werden deel van zijn rijk, maar ook gebieden als Batanaea en de Golan-hoogte in het noordoosten.

Herodes de Grote en de Herodiaanse tetrarchie (37 v. Chr. – 6 na Chr.)

Herodes mag bekendstaan als een wrede heerser, maar was ook verantwoordelijk voor de restauratie van de tempel (© Gilivs)

De positie van Herodes de Grote was aanzienlijk sterker dan die van Hyrcanus, die hij overigens wel een plaats in zijn raad gaf. Toch liep het niet goed af met de bejaarde Hyrcanus, die later in ongenade viel en ter dood gebracht werd. Deze meedogenloze wreedheid wordt van oudsher als een kenmerk van de regering van Herodes gezien, ofschoon dit ook te maken had met het onder de duim houden van de onrustige bevolking. Misschien moest Herodes wel, want bij de Joden was zijn populariteit ver te zoeken, ondanks zijn grote restauratie van de tempel. Dit was te wijten aan zijn duidelijk pro-Romeinse opstelling en het feit dat hij als Idumeeër en dus als buitenlander werd gezien, ondanks dat de Herodianen beweerden van Joods bloed af te stammen. Herodes’ gebrek aan populariteit verklaart wellicht waarom hij er zo slecht van af komt in het evangelie van Matteüs, waarin hij een wrede tiran is die het bevel geeft alle jongetjes van 2 jaar of jonger in de omgeving van Bethlehem te doden, uit angst dat de “nieuwgeboren koning” waar de wijzen uit het oosten hem van hebben verteld zijn positie bedreigen kan. De andere evangeliën en ook de Joods-Romeinse geschiedschrijver Josephus vermelden deze kindermoord (die in katholieke traditie op 28 december herdacht wordt) echter niet.

De vermelding van Herodes de Grote in het evangelie maakt eigenlijk ook het begin van onze jaartelling problematisch. Want hoewel deze oorspronkelijk met het jaar 1 zou beginnen in het geboortejaar van Jezus, stierf Herodes al in 4 v. Chr. Matteüs vermeldt hoe Jozef en Maria hierna uit Egypte terugkeren naar Iudaea, maar uitwijken naar de stad Nazareth in Galilea als ze horen dat Herodes’ zoon dat gebied niet regeert. Het evangelie van Lukas daarentegen meldt dat Jozef en Maria al in Nazareth woonden en naar Bethlehem gingen voor een volkstelling, om daarna terug naar huis te keren. Een vreemde kwestie, want voor een volkstelling meldde men zich gewoonlijk in eigen woonplaats. Bovendien vermeldt Lukas dat Quirinus gouverneur van Syria was, wat de man pas in 6 na Chr. werd. Josephus vermeldt ook een volkstelling rond deze tijd.

De Herodiaanse tetrarchie: Archelaüs (groen), Antipas (paars), Filippus (Magenta) en Salome (grijs). (©Machaerus, CC BY-SA 3.0)

In elk geval is Matteüs’ gelijk in één opzicht aangetoond: na de dood van Herodes de Grote werd zijn rijk in vier delen opgesplitst: de Herodiaanse tetrarchie. Van zijn nog levende zoons was het de oudste die in het zuiden regeerde als ethnarch, over Judaea, Samaria en Idumaea. Deze zoon luisterde naar de naam Herodes Archelaüs en had zijn hoge positie te danken aan het houden van een heftig pleidooi tegen keizer Augustus in eigen persoon. De reden om hem niet heel het rijk te schenken was onderling conflict van Archelaüs met zijn broer Herodes Antipas, die oorspronkelijk Herodes’ favoriet geweest was. Antipas moest het nu doen met de titel van tetrarch en de gebieden van Galilea en Peraea. De noordoostelijke gebieden van Batanaea, Trachonitis, Auranitis en Gaulanitis werden door de jongste zoon Philippus als tetrarch geregeerd. Herodes’ zuster Salome werd als toparch aangesteld over enkele kleine gebieden rondom steden als Iamnia, Phasaelis en Azotus.

Vazalstaatjes en één directe provincie (6 na Chr. – 41 na Chr.)

Het aquaduct van Caesarea Maritima.

Deze constructie was echter maar een kort leven beschoren. Al in 6 na Chr., nog geen 10 jaar na zijn aantreden, werd Herodes Archelaüs op last van de keizer afgezet. Er waren teveel klachten gekomen over zijn aanhoudende wreedheid, zodat de voormalige ethnarch naar zijn rijk fluiten kon en naar Gallië verbannen werd. Archelaüs’ gebieden werden nu tot provincie Iudaea gebombardeerd, waarbij een praefectus of prefect het bestuur leidde. Deze prefect kwam uit de stand der equites en had 3000 soldaten aan hulptroepen ter beschikking. Voor grotere problemen diende hij de hulp van zijn meerdere, de legatus van Syria, in te roepen. De legaat had de macht om de prefect terug naar Rome te sturen als deze niet naar behoren functioneerde. Ook had de legaat zeggenschap in de benoeming of afzetting van de Joodse hogepriester, die in Jeruzalem zetelde als leider van het Sanhedrin, de priesterraad. Zulks gebeurde ook met de in het Nieuwe Testament genoemde hogepriesters Annas (6-15 na Chr.) en zijn schoonzoon Kajafas (18-36). In tegenstelling tot wat velen denken zetelde de prefect niet in Jeruzalem, maar in het door Herodes de Grote gestichte Caesarea Maritima. Na het overlijden van Salome in 10 na Chr. werden haar gebieden aan het Romeinse bestuur toegevoegd.

Ecce homo! ‘Zie de mens!’ Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.

Onderwijl regeerden Herodes Antipas en Philippus nog steeds als tetrarchen over hun eigen rijkjes. Antipas volgde het voorbeeld van zijn vader en stelde zich bouwend op, waarbij hij aan het Meer van Galilea de stad Tiberias aanlegde. Tijdens zijn regering en die van de Romeinse prefect Pontius Pilatus, moet er zich een nieuwe godsdienstige beweging hebben voorgedaan in de jaren rondom 30 na Chr. Het Nieuwe Testament vermeldt Herodes Antipas als de vorst die Johannes de Doper gevangen zet en uiteindelijk laat onthoofden. Rond diezelfde tijd begon ene Jezus van Nazareth te prediken in Galilea, om vervolgens naar Jeruzalem af te reizen. De verhalen over Jezus’ proces en kruisiging vermelden uitdrukkelijk Pilatus als gouverneur – waarschijnlijk was hij in Jeruzalem om Pesach, het Joodse paasfeest, bij te wonen – en Kajafas als hogepriester. In het evangelie van Lukas speelt Antipas ook een rol als hij op zijn beurt voor Pesach in Jeruzalem is en Pilatus hierom Jezus naar hem toestuurt. Hoewel Antipas, die hoopte op een spectaculair wonder, Jezus spottend naar Pilatus terugstuurt meldt Lukas wel dat de twee heersers hierna plotseling veel beter door één deur kunnen.

De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.

Het beeld van Pilatus als een gouverneur die uit angst voor rellen toegeeft aan de stem des volks en Jezus laat kruisigen, is overigens moeilijk te rijmen met het beeld dat Josephus van hem schetst. Volgens Josephus was Pilatus op religieus terrein veel minder tolerant dan zijn voorgangers, door beeltenissen van de keizer en Romeinse goden bij zijn intocht in Jeruzalem te voeren, hetgeen bij de monotheïstische Joden niet in de smaak viel (mede dankzij het verbod op afbeeldingen in de Tien Geboden). Verder zou hij protesten opvallend wreed de kop in gedrukt hebben en tempelgeld hebben gebruikt voor de aanleg van een waterleiding. Zijn wreedheid kostte hem zijn positie toen hij in 36 na Chr. met geweld optrad tegen een groep Samaritanen die op de berg Gerizim naar de Ark des Verbonds zochten. De legaat van Syrië zette hem af en stuurde hem naar Rome terug, waarna hij zijn laatste jaren in Gallië sleet.

Het Herodiaanse rijk herenigd en weer opgebroken (41 – 66)

Claudius herstelde in feite het Herodiaanse rijk door al het gebied aan Herodes Agrippa te geven.

De Herodiaanse tetrarchie hield rond de tijd van Pilatus en zijn ontslag ook op te bestaan. In 33 stierf Filippus en werd zijn rijk bij Syria ingelijfd. Maar 4 jaar later werd het weer een vazalstaat toen Caligula het aan Herodes Agrippa gaf. Agrippa, wiens naam uiteraard naar een belangrijke Romeinse familie verwijst, was een kleinzoon van Herodes de Grote. Zijn vader was bij Herodes in ongenade gevallen zodat Agrippa buiten Iudaea was opgegroeid. Het grootste deel van zijn jeugd had hij doorgebracht in Rome, zodat hij goede connecties met de keizerlijke familie had. Hij raakte bevriend met Claudius en Caligula, die hem bij zijn aantreden als vazalvorst de titel van koning schonk. Dat schoot zijn oom Herodes Antipas in het verkeerde keelgat, zodat die naar Rome vertrok met het verzoek van tetrarch tot koning verheven te worden. Agrippa, die voor zijn koningschap bij Antipas uit de gratie geraakt was en daardoor zijn jaargeld verloren was, nam nu wraak door Antipas van allerlei verraad te beschuldigen. Antipas werd naar Gallië verbannen, terwijl Agrippa Galilea en Peraea mooi aan zijn rijk kon toevoegen. Nadat Caligula in 41 vermoord was en de Praetorianen Claudius tot keizer uitriepen, trad Agrippa bemiddelend op zodat de Senaat hier ten slotte akkoord mee ging. Claudius gaf prompt de hele provincie Iudaea aan Agrippa.

Jakobus, zoon van Zebedeüs, ook wel de apostel Jakobus de Meerdere genoemd, werd op last van Agrippa terechtgesteld.

Hiermee was het vroegere rijk van Herodes de Grote Agrippa verkaste naar Jeruzalem en deed hard zijn best om de bevolking voor zich te winnen, wat hem aardig afging. Al in de tijd van Caligula had hij al een hoop punten gewonnen door Caligula over te halen geen standbeeld van zichzelf te plaatsen in Jeruzalem, waarmee hij zijn leven eigenlijk had geriskeerd. Ook werkte hij hard aan vreedzame verhoudingen met buurstaten zoals Nabatea. In het Bijbelboek Handelingen wordt hij vermeld als iemand die de 12 apostelen keihard vervolgde: Jakobus de Meerdere (zoon van Zebedeüs), werd gedood en Simon Petrus zou volgens het verhaal ook bijna gedood zijn. Het boek vermeld ook dat dit positief aansloeg bij de bevolking. In de Talmoed komt Agrippa er erg positief van af en wordt hij omschreven als een goede vorst die het Jodendom beschermde. Ook Josephus is erg positief over de koning, die hij Agrippa de Grote noemt.

Erg lang regeerde Herodes Agrippa niet. Al in 44 overleed hij, vrij plotseling, volgens sommige verhalen nadat hij door iemand met een god was vergeleken en dit niet tegengesproken had. Zijn zoon, Herodes Agrippa II, werd door Claudius veel te jong bevonden, zodat nu heel Iudaea onder een Romeinse gouverneur kwam. Hoewel het opnieuw ging om een lage gouverneur uit de ridderstand, werd hij ditmaal geen prefect maar procurator genoemd, een titel die ook gebruikt wordt financieel gouverneurs uit de ridderstand. Agrippa II mocht het vanaf 50 doen met het rijkje Chalkis, hetgeen hij later verruilde voor het oude rijk van Filippus. Hij bleef in de ogen van de Romeinen een autoriteit op het gebied van Joodse gebruiken en godsdienst, zodat zij hem regelmatig om advies vroegen en hem medezeggenschap in de benoeming van de hogepriester gaven.

De Joodse opstand (66 – 73) (en daarna)

De brand in Rome resulteerde ook in vervolging van christenen als zondebokken. Petrus zou ondersteboven gekruisigd zijn.

Na de grote brand van Rome in 64 gingen de belastingen in het rijk flink omhoog, wat bijdroeg aan de onrust in sommige provincies. Toen de procurator in 66 de tempelkas van Jeruzalem in beslag nam, barstte in Judea de bom. De Joodse bevolking kwam massaal in opstand, zodat de hulptroepen van de procurator tekort schoten. Versterkingen uit Syria werden ook verslagen. Nero stuurde hierop Vespasianus naar Iudaea met meerdere legioenen. Samen met zijn zoon Titus wist Vespasianus in korte tijd de westkust en Galilea onder controle te krijgen. Onder leiding van de fanatieke Zeloten trokken de rebellen zich terug in Jeruzalem. Al wie wilde onderhandelen werd gedood.

Het bijna onneembare Massada, met op de achtergrond de Dode Zee (©Godot13, CC BY-SA 4.0)

Vespasianus wist op bekwame wijze op te rukken, maar moest in 69 plotseling zijn aandacht verleggen toen het Vierkeizerjaar uitbrak. Na een opstand tegen Nero (gevolgd door diens zelfmoord) had Galba de macht gegrepen, alleen om vermoord te worden door zijn medestander Otho. De Rijnlegioenen waren tegen Galba en hadden hun legaat Vitellius tot keizer uitgeroepen, waarna die Otho versloeg en de macht greep. De bij Nero uit de gratie gevallen Vespasianus werd nu naar voren geschoven door Vitellius’ vijanden, waarop hij de oorlog in Judea aan Titus overliet. Vespasianus nam Alexandrië, de graanschuur van Rome, in terwijl zijn medestanders vanaf de Balkan naar Rome trokken. Titus belegerde Jeruzalem terwijl zijn vader het keizerschap in handen kreeg. Op 29-30 december 70 viel de stad en sindsdien is dit Tisja be’Aaw, de rouwdag van het Jodendom. Hoewel Titus de tempel had willen sparen werd deze, met een groot deel van de stad, verwoest. Titus kon zich nu in alle rust bij zijn vader in Rome voegen, terwijl andere generaals het werk afmaakten en de laatste schuilplaatsen van de rebellen uitkamden. Het laatste fort, het aan de Dode Zee gelegen Massada, viel in 73. Na Vespasianus’ dood regeerde Titus korte tijd alvorens ook te sterven. Zijn broer en opvolger Domitianus bouwde een triomfboog voor hem, waar de plundering van Jeruzalem op afgebeeld werd.

De triomftocht van Titus voerde kostbare schatten uit de Tempel van Jeruzalem mee, zoals hier afgebeeld op de Boog van Titus.

Na de opstand ging het bestuur van Iudaea flink op de schop. Voortaan was het gebied (dus Judea, Galilea, Idumea, Samaria en Peraea) één Romeinse provincie, bestuurd door een legaat van senatoriale stand. Legio X Fretensis, dat had gevochten tegen de rebellen, werd op de westelijke heuvel van Jeruzalem gelegerd, op grond die gedeeltelijk overlapte met het oude paleis van Herodes. De legaat bleef echter zetelen in Caesarea. Hierna bleef het lange tijd relatief rustig in Iudaea. De Kitosoorlog, in 116 en 117, was in feite een opstand in de Joodse diaspora. In Cyrene, Egypte, Cyprus en Syrië braken opstanden uit onder de Joodse gemeenschappen. De angst dat dit door zou slaan naar het Joodse thuisland was daarbij echter niet onlogisch. Voor alle zekerheid werd er nog een legioen geplaatst bij Meggido. Achteraf sloeg de Kitosoorlog niet over naar Iudaea, waar alles vrij rustig bleef.

De opstand van Bar Kochba: het einde van Iudaea (132-136)

Hoewel Hadrianus onder de Vijf Goede Keizers gerekend wordt, beging hij in Judea een aantal gevoelige misstappen die de lont in het kruitvat gooiden.

De vrede in Iudaea hield echter niet eeuwig aan. De grotere aanwezigheid van de Romeinen na de eerste opstand en de Kitosoorlog resulteerde in toename van spanningen in het gebied, met name omdat de Kitosoorlog het Joodse nationalisme opnieuw aanwakkerde terwijl de gouverneurs van Iudaea zich in de tijd van keizer Hadrianus steeds strenger met de Joden omsprongen. Volgens sommigen zou Hadrianus zelf in 130 Jeruzalem bezocht hebben en hier hebben toegezegd om op de ruïnes van de tempel een nieuwe tempel te bouwen. De Joodse bevolking zag deze droom al snel in duigen vallen toen bleek dat Hadrianus echter van plan was om de tempel niet aan Jahweh maar aan Jupiter Capitolinus te wijden. In 131 begon het werk aan de herbouw van Jeruzalem onder de Romeinse naam Aelia Capitolina, terwijl Legio VI Ferrata een oogje in het zeil hield. Om de nieuwe stad te stichten werd een Romeins ritueel gebruikt waarbij de stad middels een ploeg werd afgebakend. Een misrekening, want het “omploegen van de tempel” werd door de bevolking als grove heiligschennis gezien. Volgens de Historia Augusta zou Hadrianus ook besnijdenis hebben verboden, omdat hij dit als verminking zag; deze claim is echter een stuk twijfelachtiger.

Een zilveren tetradrachme van Simon bar Kochba (©Classical Numismatic Group, CC BY-SA 3.0)

Hoe het ook zij: de spanningen leidden tot een derde Joods-Romeinse oorlog. Ditmaal werd de opstand echter zorgvuldig gepland in de hoop te leren van de vorige keren. Aan het hoofd schaarden zich rabbi en schriftgeleerde Eleazar van Modi’im en zijn neefje Simon ben Kosevah, die al snel bekend kwam te staan als Bar Kochba (“zoon van de ster”, een verwijzing naar Numeri 24:17). Vanuit Modi’im, 30 km ten westen van Jeruzalem, openden de rebellen de aanval en isoleerden zo het garnizoen van Jeruzalem, Legio X Fretensis. Toen Legio X en VI de handen ineensloegen stonden er, met de hulptroepen erbij, zo’n 20.000 soldaten klaar, maar vooralsnog wist men de rebellen niet klein te krijgen, omdat deze voor guerrilla gingen in plaats van voor de openlijke aanval. De opstand was zo succesvol dat het gerucht begon te gaan dat Simon bar Kochba de door God beloofde Messias was, de verlosser van het Joodse volk. Bar Kochba noemde zich vorst van Israël en liet eigen munten slaan. Wie weigerde zich aan te sluiten werd gedood.

In de Bar Kochba-oorlog vocht ook Legio X Gemina, dat van 71 tot 103 in Nijmegen gevestigd had gezeten.

De Romeinen merkten dat veldslagen er niet in zaten en besloten de rebellen met hun eigen wapens te bestrijden. Guerrilla-oorlog is alleen mogelijk als er goede uitvalbases zijn waarin men zich snel terug kan trekken. In plaats van te hopen op een open oorlog, gingen de Romeinen nu voor de belegering van de Joodse vestingen. Onder veel steden lagen echter uitgebreide grotten en gangen, die door de rebellen als schuilplaatsen werden gebruikt. Toen duidelijk werd dat het niet opschoot, besloot keizer Hadrianus feller in te grijpen. Hij stuurde Sextus Iulius Severus als legatus naar Iudaea met drie legioenen (waaronder X Gemina) evenals enkele detachementen en enkele tientallen auxilia-eenheden, zodat het aantal Romeinse troepen in Iudaea verdubbelde. Met ergens tussen de 60.000 en 120.000 soldaten had Severus misschien wel een derde van heel het Romeinse leger ter beschikking. Dit keerde het tij zodat Bar Kochba uit moest wijken naar Herodium, ten zuiden van Jeruzalem.

Ruïnes van Betar, de laatste schuilplaats van Simon bar Kochba (©Bukvoed, CC BY-SA 4.0)

Het zag er nu slecht uit voor Bar Kochba, want het enorme Romeinse leger rukte op en vernietigde elke plaats die het innam: ditmaal werd er niet onderworpen maar verwoest. Bar Kochba vluchtte naar Betar met de resten van zijn leger, maar de Romeinen sloegen in de zomer van 135 beleg op rond het fort. Volgens Joodse literatuur zou Bar Kochba hier Eleazar op verdenking van verraad gedood hebben, wat hem de steun van God zou hebben gekost. Betar zelf zou gevallen zijn op de Tisja be’Aaw, de rouwdag waarop de verwoesting van de tempel herdacht wordt. Iedereen die de Romeinen er te pakken kregen werd gedood. Of Bar Kochba onder de slachtoffers was is onduidelijk – er is ook geopperd dat hij op natuurlijke wijze stierf tijdens het beleg, of als valse messias gedood werd door het Sanhedrin. Ook de omgeving werd uitgekamd en alle dorpen werden verwoest. Tegen 136 was de opstand ten einde. Volgens Cassius Dio waren er meer dan een half miljoen doden gevallen.

Resten van Aelia Capitolina (©Olivier Lévy, CC BY-SA 3.0)

Hadrianus nam drastische maatregelen om herhaling te voorkomen, voor zover dat nog mogelijk was. Elke vorm van Joods nationalisme moest met wortel en tak worden uitgeroeid. Provincie Iudaea werd opgeheven en ingelijfd bij Syria, dat nu werd omgedoopt tot Syria Palaestina: zelfs de naam mocht niet aan het Joods nationalisme herinneren. De herbouw van Jeruzalem als Aelia Capitolina werd voltooid en op de plaats van de oude tempel liet hij een beeld van Jupiter en van zichzelf plaatsen. Joden mochten de stad niet meer in, behalve op de Tisja be’Aaw. De Torah-wetten en de Hebreeuwse kalender werden verboden. Dit droeg sterk bij aan de Joodse diaspora: eerdere deportaties en inlijvingen hadden geleid tot verspreiding, maar nu werd het aantal Joden buiten Judea significant groter. In Galilea, Golan en andere gebieden rondom het werkelijke Judea bleven Joodse gemeenschappen in stand, terwijl verbanning en krijgsgevangenschap grotere gemeenschappen buiten Palestina creëerden.

Joden in het laat-Romeinse rijk

Keizer Julianus was de laatste polytheïsche keizer, maar gunde de Joden ook wat vrijheid.

Pas in de 4e eeuw laaide er weer geweld op onder de Joden van Galilea, misschien mede dankzij de opkomst van het christendom. De opstand tegen Constantius Gallus vond plaats in 351 een 352, maar eindigde opnieuw met een Romeinse overwinning en de verwoesting van enkele steden. Keizer Julianus, die de niet-christelijke godsdiensten meer kansen gunde, beval in 363 de herbouw van de Joodse tempel, wat hem de bijnaam “Julianus de Helleen” opleverde onder de Joden. Het project kwam echter niet van de grond en na Julianus’ dood kwamen er opnieuw christelijke keizers aan de macht. Hoewel keizer Theodosius in 393 alle niet-christelijke godsdiensten verbood, stond keizerin Eudoxia in 438 weer toe dat Joden mochten bidden op de Tempelberg. Hoewel er even werd gehoopt voor een einde aan de diaspora, was het resultaat beperkt omdat de christelijke bewoners van Jeruzalem hier niet op zaten te wachten.

Palaestina Prima en Secunda (en een deel van Tertia) in de Laat-Romeinse en Byzantijnse tijd. (©Haldrik, CC BY-SA 3.0)

In 390 werd Palaestina weer afgesplitst van Syria en opgedeeld in Palaestina Prima en Secunda. Prima bevatte Judea, een deel van Samaria en het werkelijke Palestina (rond de Gaza-strook). Secunda omvatte Galilea, Peraea en de rest van Samaria. Een derde provincie, Palaestina Tertia of Salutoris, omvatte het gebied van Idumaea tot aan de Rode Zee, inclusief Petra. In Palaestina Prima braken in de 5e en 6e eeuw opstanden uit onder de Samaritanen. Waarschijnlijk namen er ook Joden deel aan de opstand van 556, want ook Justinianus was het Jodendom niet gunstig gezind. Deze opstanden waren geen succes en maakten dat de Samaritanen bijna uitgeroeid werden. Succesvoller was aansluiting zoeken bij de Sassanidische Perzen, die de aartsvijanden van de Romeinen in het Midden-Oosten waren. Met Perzische hulp wist Nehemiah ben Hushiel Jeruzalem te veroveren in 614. Kort daarna werd hij echter vermoord en braken er christelijke opstanden in de stad uit. De Perzen trokken zich uiteindelijk weer terug zodat de Joden zich rond 628 weer aan de Romeinen of Byzantijnen over moesten geven. Belust op wraak keerde de fanatiekste christenen zich nu met geweld tegen hen, zodat er bloedbaden volgden en de meeste overlevenden naar Egypte vluchtten. Pas in 634 raakten de Romeinen de controle over het Beloofde Land voorgoed kwijt toen het kalifaat van de Rashidun het veroverde. De Romeinse heerschappij over het Midden-Oosten kwam in deze tijd grotendeels ten einde. Diezelfde heerschappij had het grootste deel van het Joodse volk echter van hun thuisland beroofd en verspreid over het Europa en het Middellandse Zeegebied.

Hoe Romeins is Romeinse kleding?

DamesPoeh, poeh, het is alweer eind maart! Nog een maandje en dan staat de Romeinenweek weer voor de deur. Ik heb er zin in en ben heel benieuwd wat me te wachten staat. Tot die tijd zal ik nog eens uitweiden aan de hand van dat thema, “100% Romeins?” Zoals ik al eerder heb uitgelegd, over de Romeinse goden en militaire uitrustingen, is de Romeinse cultuur door dat grote rijk heel divers geworden. Hoewel er een kern van Romeinse cultuur te vinden is, betekent dat nog niet dat iedereen die zichzelf als Romein beschouwde precies die lijn volgde. Tenslotte hebben genoeg Romeinse staatsburgers wortels in de onderworpen bevolking. Het kan zelfs zijn dat iemand zichzelf als Romein ziet zonder staatsburger te zijn! Ook bij de kleding ging je dit steeds meer merken.

Is dit 100 Romeins, een toga en tunica? De toga is in elk geval niet erg praktisch.
Is dit 100% Romeins, een toga en tunica? De toga is in elk geval niet erg praktisch.

Het beroemdste Romeinse kledingstuk is ongetwijfeld de toga, een meterslange doek in de vorm van een halve ovaal, die op nette wijze om het lichaam heen gewikkeld wordt. Toch was dit kledingstuk helemaal niet zo populair. Daar was het nu eenmaal veel te onpraktisch voor. Misschien moet je de toch erg deftige toga vergelijken met een chic kostuum in jullie tijd. Sommige 21e-eeuwers klagen dat ze zich benauwd voelen in zo’n pak en er niet vrij genoeg in kunnen bewegen. Welnu, in een toga beweeg je zo mogelijk nog veel moeilijker. Rennen of ruim bewegen gaat nauwelijks en je linkerhand is vrijwel onbruikbaar voor alles behalve de toga op zijn plaats houden. Niet dat je nu veel bewegingsvrijheid nodig had als je een toga droeg: zoals ik zei, dit is een erg formeel kledingstuk, zodat de drager ongetwijfeld geen fysieke arbeid hoefde te verrichten. Maar dat weerhield ook de Romeinen die niet van arbeid leefden er niet van om liever op mantels over te gaan, zeker wanneer ze op reis gingen maar op den duur ook daarbuiten. Tegen de tijd van keizer Augustus was de toga zo impopulair dat er zelfs een wet werd opgesteld die het kledingstuk in de Senaat verplicht stelde. Uiteindelijk zou de toga steeds meer een ceremonieel kledingstuk worden, om ten slotte voorgoed te verdwijnen.

Deze soldaat herkenbaar aan zijn riem en scheenplaten) is duidelijk Gallo-Romeins.
Deze soldaat herkenbaar aan zijn riem en scheenplaten) is duidelijk Gallo-Romeins gekleed.

Veel meer in gebruik was de Romeinse tunica of tuniek, die door bijna alle standen gedragen werd, zowel door mannen als vrouwen. In eerste instantie was het niet meer dan een soort zak of enorme kussensloop, keurig rechthoekig, open aan de onderkant, met wat gaten voor de armen en het hoofd. Pas later zouden hier mouwen en steeds meer versiering aan toegevoegd worden. De tunica is zo’n voor de hand liggend kledingstuk dat veel bovenkleding uit andere culturen, zoals de Gallische, Germaanse of Dacische, hier wel aardig op leek. Naarmate meerdere van deze volkeren werden opgenomen in het rijk kwam er echter uitwisseling op gang. De plaatselijke bevolking nam, met de elite voorop, Romeinse klederdracht over, terwijl de Romeinen in de omgeving juist lokale invloed ondergingen. Dat betekent natuurlijk niet dat er een stijl totaal verdween: er werden vooral invloeden door elkaar gemengd, zodat er in feite een lokale variant op de Romeinse stijl ontstond. Met name onder het Romeinse leger, dat natuurlijk veel hulptroepen en buitenlandse huurlingen kende, kwamen zaken in opkomst als broeken, kousen en wollen mantels van een Gallisch type.

De meer praktische pallium verdrong langzaam de toga, maar werd niet meteen met gejuich ontvangen.
De meer praktische pallium verdrong langzaam de toga, maar werd niet meteen met gejuich ontvangen.

Invloed van andere volkeren begint natuurlijk al vroeg. De eerste Romeinen werden omgeven door allerlei Italische stammen waar een hoop van te leren viel. In het zuiden van Italië stuitten de Romeinen bovendien al vroeg op de Griekse cultuur. De tunica lijkt bijvoorbeeld sterk op de Griekse chiton. De Grieken droegen ook een kledingstuk dat vaag op de toga leek: een himation. Het grootste verschil, afgezien van de manier waarop hij omgeslagen werd, was dat de himation rechthoekig was in plaats van een halve ovaal. Uiteindelijk namen de Romeinen het idee over en zo ontstond de pallium, die veel praktischer was dan de toga en deze op den duur verdrong. De Romeinse elite gruwde hier eerst van, omdat zij de typisch Romeinse traditie bedreigd zag door een Griekse invloed. Maar geleidelijk aan verstomde de kritiek en in 382 na Chr. werd de pallium zelfs de officiële kleding voor senatoren!

De Syrisch-Romeinse klederdracht uit Palmyra. Maar wel kostbare!
De Syrisch-Romeinse klederdracht uit Palmyra. Maar wel kostbare!

Ook de Romeinse elite was dus niet ongevoelig voor invloed van onderworpen volkeren. Daar moet natuurlijk bij gezegd worden dat de Griekse cultuur op een nogal tweeslachtige manier bekeken werd: van de ene kant was het minderwaardig omdat het “niet Romeins” was, maar van de andere kant stond het stiekem toch weer erg hoog aangeschreven door de vroege bloei van de Griekse cultuur en wetenschap. Vergeet daarbij echter niet dat de elite in de Romeinse tijd ook gevoelig kon zijn voor lokale varianten. Een belangrijke reden hiervoor is dat lokale elites op den duur Romeinse status aannamen en dat plaatselijke Romeinen van stand soms opgingen in die lokale elite. Een rijke Romeinse dame uit Palmyra kan er dus anders hebben uitgezien dan een net zo rijke dame uit Noviomagus. Er zijn een hoop varianten mogelijk.

Als echte infanterist gaat Octavius het liefst te voet. © Gilivs
Mijn tunica en (bij goed weer) blote benen zijn typisch Romeins, maar mijn geruite mantel is meer Gallisch.

Hoe Romeins is Romeinse kleding? Er zijn zoveel varianten. En zelfs de Romeinse kern neemt invloeden van andere volkeren en culturen over. Is er dan wel zoiets als Romeinse kleding, behalve de toga en de tunica? Nou, ik denk van wel. Als iemand zich een Romein voelt en kleding draagt die daar volgens hem of haar bij hoort, waarom zou het dan geen Romeinse kleding zijn? Misschien een beetje Gallo-Romeins, of Syrisch-Romeins, of wat dan ook… Ik zit daar in elk geval niet mee. Ik weet zeker dat ik over een maand heel veel varianten ga tegenkomen!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Pontius Pilatus: zwak en bang of wreed en respectloos?

pilatuswaarheidVandaag is het Goede Vrijdag, de dag waarop in het Paasverhaal het proces en de kruisiging van Jezus Christus plaatsvinden. De Romeinse gouverneur die hem veroordeeld is zonder twijfel de beroemdste (of meest beruchte) Romein uit de Bijbel: in de vierde regel van de apostolische geloofsbelijdenis wordt deze Pontius Pilatus genoemd als degene onder wie Jezus “geleden” heeft. Maar wie was Pilatus nu precies?

De Romeinse historicus Tacitus en zijn Romeins-Joodse collega Josephus maken beide melding van Pilatus, maar fysiek historisch bewijs van zijn bestaan is lange tijd schaars gebleven, tot in 1961 een kalksteen met zijn naam erop werd gevonden in Israël. Deze “Steen van Pilatus” werd gevonden in de ruïne van het Romeinse theater van Caesarea Maritima, een door Herodes de Grote gestichte havenstad tussen het moderne Tel Aviv en Haifa. Vanaf 6 na Chr. gold de stad als administratieve hoofdstad van Judaea. De steen is gedateerd op 26-37 na Chr. Daarmee zijn de meeste mysteriën over Pilatus echter nog niet opgelost. De meeste informatie over hem is na zijn eigen tijd opgetekend en daardoor niet altijd even betrouwbaar. Zoals Pilatus zelf in de Bijbel zegt: ‘Wat is de waarheid?’

De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.
De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.

Zoals bij meer Romeinen van relatief beperkt belang zijn zowel zijn geboortedatum als afkomst onduidelijk. Diverse tradities plaatsen zijn geboorte in het Italiaanse Bisenti (waar een ruïne zelfs bekend is komen te staan als zijn huis, ondanks dat hier geen bewijs voor is) of juist in provinciale steden in Hispania of Germania. Een Schotse traditie noemt Fortingall als zijn geboortestad, maar dat is zeer onwaarschijnlijk aangezien de Romeinse macht pas onder Claudius door zou dringen in Brittannië. Tacitus noemt Pilatus als procurator van Judaea, maar dit is vermoedelijk onjuist. In 6 na Chr., 2 jaar na de dood van Herodes de Grote, waren Judaea, Samaria en Idumea namelijk samengevoegd tot de Romeinse provincie Judaea, waarbij de gouverneurs de titel van praefectus of prefect kregen, daar zij “lagere” gouverneurs uit de Romeinse ridderklasse (de equestris) waren. Uit de Steen van Pilatus zou inderdaad zijn af te leiden dat hij prefect was. Pas vanaf 44 na Chr. zouden de gouverneurs procurator genoemd worden, na een driejarige regering door Herodes Agrippa I als vazalkoning. Een kanttekening hierbij is dat de titels van procurator en prefect in deze context niet per se verschillend van rang zijn. De titel van procurator werd verder vooral gebruikt door financiële ambtenaren, die in een militaire provincie naast de legaat opereerden en direct aan de keizer beantwoordden.

De ruïnes van Caesarea Maritima, van waaruit Pilatus Judaea bestuurde.
De ruïnes van Caesarea Maritima, van waaruit Pilatus Judaea bestuurde. Toch bleef Jeruzalem een heel belangrijke stad.

Hoewel de gouverneurs van Judaea vooral een militaire functie voerden, duidt de latere titel dus ook op hun functie als belastinginner. Daarnaast had de gouverneur een rechterlijke functie, zij het in beperkte mate. Veel burgerlijke zaken werden indertijd in Judaea gewoon geregeld door lokale overheden. In het district van Jeruzalem was dat de priesterraad of Sanhedrin, onder leiding van de Hogepriester. In de tijd van Pilatus moet dat Jozef Kaiafas geweest zijn. Pilatus’ superieur, de legaat van Syrië, had echter het laatste woord over de benoeming van de hogepriester: Kaiafas was in 18 na Chr. benoemd door Pilatus’ voorganger Valerius Gratus, maar werd in 36 alsnog afgezet door legaat Lucius Vitellius. De legaat van Syrië zou in tijden van oorlog ook het bevel overnemen, daar Pilatus slechts de bevoegdheid had om een relatief kleine groep van 3000 soldaten (nog geen heel legioen) te bevelen.

Ecce homo! 'Zie de mens!' Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.
Ecce homo! ‘Zie de mens!’ Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.

Aangezien Caesarea Maritima dus de Romeinse hoofdstad van Judaea was, en niet het oude Jeruzalem zoals men zou verwachten, moet Pilatus het grootste gedeelte van zijn tijd daar hebben doorgebracht. Dat hij zich in het Paasverhaal in Jeruzalem bevindt is echter niet eens zo vreemd. Het verhaal valt immers samen met Pesach, een belangrijke feestdag in Judaea op zowel nationaal als religieus terrein, terwijl Jeruzalem nog steeds het religieuze centrum van de Joodse godsdienst was. Pilatus kan in deze dagen dus in de stad zijn geweest om de orde te bewaren en/of om de feestelijkheden waar te nemen. Zichtbaar aanwezig zal hij bij de festiviteiten niet zijn geweest: hij was immers “heiden” en de Romeinse overheersing was bij de bevolking verre van populair.

Op veel afbeeldingen van Jezus' kruisiging hangt boven hem een papier met de letters INRI. Dit staat voor "Iesus Nazarenvs Rex Ivdaeorvm" ("Jezus van Nazareth, koning der Joden"). Volgens het evangelie van Johannes stond de tekst er voluit in het Aramees (destijds de Joodse voertaal), Grieks en Latijn. Grieks was de internationale taal in het oosten van het Romeinse rijk.
Op veel afbeeldingen van Jezus’ kruisiging hangt boven hem een papier met de letters INRI. Dit staat voor “Iesus Nazarenvs Rex Ivdaeorvm” (“Jezus van Nazareth, koning der Joden”). Volgens het evangelie van Johannes stond de tekst er voluit in het Aramees (destijds de Joodse voertaal), Grieks en Latijn. Grieks was de internationale taal in het oosten van het Romeinse rijk.

Voor Pilatus’ rol in de evangeliën kan men het Nieuwe Testament erop naslaan. Toch zijn er enkele interessante aantekeningen bij het verhaal. In het evangelie van Lukas beschuldigt de Sanhedrin Jezus ervan een tegenstander te zijn van de Romeinse belastingen, wat Pilatus gezien zijn functie zou moeten raken. Dat Jezus’ uitspraken door de Sanhedrin als godslasterlijk werden ervaren zou voor een polytheïstische Romein veel minder hebben uitgemaakt. De dreiging van politieke onrust zou inderdaad een veel grotere rol voor iemand als Pilatus hebben gespeeld. Vandaar wellicht zijn vraag aan Jezus of die de “koning der Joden” beweerde te zijn.

Volgens Josephus stond Pilatus zelf bekend om zijn opvallend respectloze en intolerante beleid jegens de Joodse godsdienst. De Romeinse standaards, die allerlei afbeeldingen en symbolen van de Romeinse goden bevatten, waren op verzoek van de Joden door zijn voorganger verwijderd bij het betreden van Jeruzalem. Pilatus ging de stad echter ’s nachts binnen zonder de afbeeldingen weg te nemen, wat voor de Joden een ernstige overtreding van de wetten van Mozes was. De bewoners van Jeruzalem protesteerden hier dan ook tegen, maar na vijf dagen overweging zou Pilatus hen door soldaten hebben laten omringen en met doodvonnissen hebben gedreigd. Volgens Josephus lieten tal van gelovige Joden zich echter liever doden dan deze heiligschennis te dulden, zodat Pilatus uiteindelijk toch overstag moest gaan. Later zou Pilatus geld van de tempel hebben gebruikt om een aquaduct te laten bouwen. Protest hiertegen werd de kop ingedrukt door soldaten die zich heimelijk onder de menigte verspreidden, waarna zij op signaal willekeurige mensen aanvielen.

Bronzen munt geslagen door Pilatus. In het Grieks de naam van Tiberius Caesar.
Bronzen munt geslagen door Pilatus. In het Grieks de naam van Tiberius Caesar.

Volgens Philo, een andere Joodse historicus, zou Pilatus later met goud bekleedde schilden in het paleis van wijlen Herodes de Grote hebben laten zetten, onder het mom van het eren van keizer Tiberius. Volgens Philo was dit puur als provocatie bedoeld. Hoewel de schilden geen afbeeldingen bevatten, vroegen de Joden toch om verwijdering ervan. Toen dat niet gebeurde wendden zij zich tot de keizer, die Pilatus uiteindelijk berispte. Philo omschrijft Pilatus over het algemeen als wraakzuchtig, driftig, onbuigzaam en onverbiddelijk. Hij zou zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie en andere schandalen, wat de Joodse afvaardiging aan keizer Tiberius dus een reële dreiging voor hem maakte.

Lucius Vitellius, de legaat van Syrië en Pilatus' meerdere, die hem uiteindelijk uit zijn functie onthief en naar Rome stuurde.
Lucius Vitellius, de legaat van Syrië en Pilatus’ meerdere, die hem uiteindelijk uit zijn functie onthief en naar Rome stuurde.

Josephus verhaalt ten slotte over een incident dat het einde van Pilatus’ bewind betekende. Een groep Samaritanen was in het jaar 36 op weg geweest naar de berg Gerizim om naar artefacten van Mozes te zoeken, maar de groep was onderweg aangevallen door ruiters en soldaten van Pilatus, die meerdere mannen doodden of gevangen namen. Van de gevangenen werden de belangrijkste ook gedood. De Samaritanen reageerden door een klacht in te dienen bij legaat Vitellius, die Pilatus opdroeg naar Rome te gaan en zich nader te verklaren bij Tiberius. Toen Pilatus Rome bereikte in 37 was Tiberius echter al gestorven. Volgens de laat-Romeinse historicus Eusebius zou Pilatus vervolgens uit de gratie zijn gevallen bij de grillige Caligula, waarop hij naar Gallië werd verbannen. In de stad Vienna (Vienne) zou hij zelfmoord gepleegd hebben. Daar moet bij gezegd worden dat Eusebius deze gegevens niet uit zeer betrouwbare bronnen had, maar uit apocriefe teksten. Agapius van Hierapolis, een 10e-eeuwse christelijke historicus uit het Midden-Oosten, dateert de zelfmoord op het jaar 37 of 38, nog in het eerste regeringsjaar van Caligula.

Olieverfschilderij van Pilatus (afgebeeld in allesbehalve Romeinse klederdracht) die zijn handen in onschuld wast, door Hendrik ter Brugghen in 1617.
Olieverfschilderij van Pilatus (afgebeeld in allesbehalve Romeinse klederdracht) die zijn handen in onschuld wast, door Hendrik ter Brugghen in 1617.

In de kunsten en literatuur gaat het doorgaans vooral over Pilatus’ rol in de veroordeling en terechtstelling van Jezus. Waar de ene versie hem neerzet als een berouwvolle man of zwakke bureaucraat, die Jezus slechts veroordeeld onder druk van het met opstand dreigende volk, is hij in andere versies een wrede heerser, zoals Josephus en Philo hem beschrijven. Weer anderen zetten hem neer als een passieve, apathische man die zijn handen veel te gemakkelijk van de zaak aftrok, het “handen wassen in onschuld“. Dante Alighieri plaatst hem in zijn Goddelijke Komedie niet zozeer in de hel, maar in de buitenhof daarvan, waar degenen terechtkomen die geweigerd hebben te kiezen tussen goed en kwaad. De aan hem toegeschreven tekst “Quod scripsi, scripsi” (‘Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven’) wordt nog gebruikt voor het “Pontius Pilatus-syndroom”: de weerwil van menig schrijver om zijn tekst aan te passen. Pilatus weigerde immers de tekst boven het kruis, waarop Jezus “koning der Joden” genoemd werd, te veranderen. Een duidelijk teken van zijn apathie ten opzichte van religieuze gevoeligheid.

Severus Alexander: einde van de orde?

alexanderElagabalus kwam na een korte regering aan zijn einde. Met de toegenomen militarisering lijken de keizerlijke regering tegelijkertijd veel labieler geworden. Toch zou de chaos pas echt goed losbreken na een laatste opleving van de orde. Severus Alexander regeerde toch nog 13 jaar. Maar als men bedenkt hoe jong hij was, was dat niet bijster lang.

Een buste van een piepjonge Severus Alexander (Louvre)
Een buste van een piepjonge Severus Alexander (Louvre)

De regering van Elagabalus had veel korter geduurd. In minder dan vier jaar was het bizarre en labiele gedrag van de keizer steeds onhoudbaarder geworden, waarop grootmoeder Julia Maesa alvast probeerde om een geschikte kandidaat te vinden voor vervanging. Haar andere kleinzoon leek een geschikte kandidaat. Hij was op 1 oktober 208 geboren in Arca Caesarea, in Syrië, en heette voluit Marcus Julius Gessius Bassianus Alexianus. Over zijn vader is weinig bekend. Julia Maesa volgde in feite de lijn van haar zus Julia Domna (de moeder van keizer Caracalla) door als een soort spindoctor op te treden en veel invloed op de keizer uit te oefenen. Elagabalus benoemde op grootmoeders aandringen zijn neef tot opvolger, maar kon de groeiende populariteit van Alexander niet erg waarderen. Hij poogde Alexander te marginaliseren en begon een gerucht te verspreiden dat Alexander dodelijk ziek was. Het resultaat loog er niet om: de Praetoriaanse Garde ontstak in woede en eiste dat Elagabalus en Alexander in het kamp zouden verschijnen. Toen dat gebeurde betuigde de Garde openlijk haar voorkeur voor Alexander, terwijl Elagabalus en zijn moeder gruwelijk aan hun einde kwamen.

Julia Avita Mamaea, de moeder van Severus Alexander en het brein achter de troon. Bij de Severische dynastie speelden de dames een actieve rol.
Julia Avita Mamaea, de moeder van Severus Alexander en het brein achter de troon. Bij de Severische dynastie speelden de dames een actieve rol.

Zo werd Severus Alexander keizer op 13-jarige leeftijd. Eerst stond hij nog onder sterke invloed van zijn grootmoeder Julia Maesa. Het is niet bekend wanneer zij precies overleed, maar vermoedelijk ergens rond 226. Daarna viel hij onder het politieke voogdijschap van zijn moeder, Julia Avita Mamaea. De regentessen waren zo wijs alle controversiële besluiten van Elagabalus terug te draaien. 16 senatoren werden aangesteld als adviseurs voor Julia Mamaea en bekwame juristen werden aangesteld om het rechtsbestuur te overzien. Enkele belangrijke adviseurs in die tijd waren de historicus Cassius Dio en de jurist Ulpianus, die werd aangesteld als prefect van de Praetorianen. Ook werd er een stadsraad van 14 man opgericht om de stadsprefect van Rome te assisteren. Dit alles om de efficiëntie van het bestuur te verbeteren en de leefomstandigheden van het volk te verbeteren. Moraal stond ook hoog op de agenda, waarbij de uitzonderlijke luxe van het hof flink werd verminderd. Wel moest Alexander op zijn beurt de denarius devalueren, maar in 229 revalueerde hij het zilvergehalte weer naar 45%. Het bestuur van Alexander en zijn moeder in de vredestijd bleek stabiel en welvarend. Op religieus terrein was hij opvallend liberaal. Hij stond toe dat er een synagoge werd gebouwd in Rome en schonk de synagoge zelfs een Torahrol, de Severische Codex. Volgens de Historia Augusta had hij zelfs een tempel voor Jezus willen laten bouwen, maar hielpen de Romeinse priesters hem van dit idee af.

Beeltenis van Sallustia Orbiana, Alexanders beroemdste vrouw.
Beeltenis van Sallustia Orbiana, Alexanders beroemdste vrouw.

Dat wil niet zeggen dat Severus Alexander in sterk contrast staat met zijn Severische voorgangers, die vaak toch extra aandacht aan het leger besteed hadden. Alexander gaf zijn soldaten het recht om ieder die zij wilden tot hun erfgenaam te benoemen, terwijl de mogelijkheden voor burgers veel beperkter waren. Verder kregen de soldaten het recht om bij testament hun slaven vrij te maken en werd het bezit van soldaten die op veldtocht gingen in bescherming genomen. Wat een soldaat tijdens zijn militaire dienst in bezit kreeg kon voortaan niet door anderen worden opgeëist. Wel werden een aantal van de nogal buitensporige privileges die Elagabalus aan de Praetoriaanse Garde had toegewezen beknot. Dat maakte Ulpianus, die verantwoordelijk was voor deze maatregelen, niet populair bij de Garde, waardoor zijn veiligheid ernstig in gevaar kwam. Tijdens een opstootje tussen de Praetorianen en het volk werd Ulpianus dan ook vermoord, vermoedelijk in het jaar 223. De Garde was nog steeds nauwelijks onder controle te houden en allesbehalve loyaal.

Ardashir I ontvangt de koninklijke ring van Ahura Mazda, de god van het Zoroastrisme. De ondergang van de Parthen creëerde een nieuwe aartsvijand in het Midden-Oosten.
Ardashir I ontvangt de koninklijke ring van Ahura Mazda, de god van het Zoroastrisme. De ondergang van de Parthen creëerde een nieuwe aartsvijand in het Midden-Oosten.

Het relatief vreedzame bewind kon helaas niet eeuwig standhouden. In het oosten dreigde een nieuw gevaar. De Parthen waren hier door de veldtochten van Septimius Severus en Caracalla zo goed als uitgeschakeld, en waren uiteindelijk overweldigd door één van hun eigen vazallen, Ardashir I, de koning van Persis, die in 224 in opstand was gekomen tegen Arthabanus IV. Veel vorsten sloten zich uit onvrede over de toestand van Parthië bij hem aan en uiteindelijk versloeg Ardashir de Parthen en noemde zich sjahansjah (koning der koningen) van Perzië. Hiermee was het rijk van de Sassanidische Perzen geboren en Rome had er op slag een grote vijand bij die Mesopotamië als onderdeel van zijn rijk beschouwde en het terugeiste. In 229 viel Ardashir met zijn zoon Shapur I het gebied binnen en drong zelfs door tot in Syrië! Severus Alexander trachtte in eerste instantie om de kwestie diplomatiek op te lossen, maar dit bleek niet haalbaar, zodat er een tegenaanval nodig werd geacht. Met een aanval op zowel Armenië als Khuzestan werd getracht de aandacht af te leiden van wat er tussenin lag: de hoofdstad Ctesiphon. Hoewel de twee afleidingsmanoeuvres voorspoedig verliepen, werd de aanval op Ctesiphon gestuit door de Saravan, de zware Perzische cavalerie. De nederlaag tegen de Saravan moet ernstige problemen hebben gegeven en door de opdeling van het leger was het onmogelijk om versterking te sturen, zodat Alexander zich gedeeltelijk terug moest trekken. Althans, volgens Herodianus. Alexander zelf hield een overwinningstoespraak tegenover de Senaat, al was dat misschien eerder om geen modderfiguur te slaan. De Perzen werden voorlopig in elk geval gestuit. Wel bleek de discipline in het Romeinse leger niet bepaald optimaal, mede door de slecht verlopende oorlog. In 232 brak er muiterij uit in het Syrische legioen, dat zijn bevelhebber Taurinus uitriep tot keizer. De rebellie werd echter de kop in gedrukt en Taurinus verdronk in de Euphraat, mogelijk als zelfmoord. 

Kerkvader Origenes, die tijdelijk leermeester van Alexander was. Onder Maximinus Thrax zouden de christenvervolgingen hervat worden.
Kerkvader Origenes, die tijdelijk leermeester van Alexander was. Onder Maximinus Thrax zouden de christenvervolgingen hervat worden.

In 233 hield Alexander dan ook een glorierijke triomftocht in Rome, ondanks dat zijn oorlog met de Perzen maar een matig succes was geweest. Daarna keerde hij terug naar Antiochie, waar hij in de oorlog zijn hoofdkwartier had opgezet. De verhouding met Julia Mamaea was ondertussen wat complexer geworden. Alexander was in 225 getrouwd met Barbia Orbiana, wier vader hij een grote vertrouwenspositie had gegeven. Hoewel Mamaea zelf het brein achter het huwelijk was, zag ze zich nu in haar machtspositie bedreigd en gedroeg ze zich hatelijk jegens Orbiana. In 227 kreeg ze voor elkaar dat Orbiana’s vader ter dood werd gebracht en dat Alexander van Orbiana scheidde, waarna ze naar Afrika werd verbannen. Mamaea, die de titel van consors imperii had en in die hoedanigheid haar zoon op veldtocht vergezelde, wilde nu eenmaal niet aan macht inboeten. Nu, zes jaar later, nam Julia Mamaea echter een wonderlijke zet. Ze liet Alexander vergezellen door Origenes, een belangrijke kerkvader. Origenes’ vader was omgekomen tijdens de christenvervolgingen onder Septimius Severus en Origenes zelf leidde een reizend leven van ascetisme. Mamaea wenste nu dat Origenes zich bij haar en haar zoon voegde om de christelijke leer met hen te bediscussiëren, wat in de 3e eeuw een opvallend billijke houding jegens het christendom impliceert.

Denarius van Severus Alexander. Na zijn dood werd de munt onmiddellijk weer gedevalueerd en werden veel economische maatregelen teruggedraaid.
Denarius van Severus Alexander. Na zijn dood werd de munt onmiddellijk weer gedevalueerd en werden veel economische maatregelen teruggedraaid.

Erg veel tijd om zich aan dit onderricht te wijten kregen Alexander en zijn moeder niet. In 234 staken Germaanse en Sarmatische stammen, met name de federatie van de Alemannen, de Rijn en Donau over, in een dusdanige hoeveelheid dat er zelfs in Rome paniek uitbrak. Het leger reageerde hier slecht op, de moeizame Perzische oorlog indachtig. Alexander en Mamaea reisden af naar Mogontiacum (Mainz), de hoofdstad van Germania Superior, waar Alexander van plan was de strijd te leiden, ondanks zijn geringe ervaring. Er werd een grote hoeveelheid schepen gebouwd om zoveel mogelijk soldaten over te zetten. Blijkbaar meende de jonge keizer dat het vertoon van zijn grote leger genoeg zou zijn om de vijand af te schrikken. Maar het moreel van de troepen was laag en Alexanders pogingen om een hogere discipline af te dwingen droeg hier niet echt aan bij. In plaats van te vechten trachtte hij daarom om de Germanen voorlopig af te kopen. Dat zette nog meer kwaad bloed bij de soldaten, die dit als een zeer oneerbare oplossing zagen. Het was bovendien onacceptabel dat er naar de soldaten toe weinig vrijgevigheid werd betoond, terwijl de Germanen ondertussen werden afgekocht. Dat Alexander onder sterke invloed van zijn moeder stond, deed zijn naam bij de soldaten ook geen goed. Als vrouw had Mamaea geen gezag over het leger en werd Alexander als een zwakkeling gezien.

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was puur door zijn militaire loopbaan en onvrede van de soldaten aan de macht gekomen.
Maximinus Thrax (“de Thraciër”), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was puur door zijn militaire loopbaan en onvrede van de soldaten aan de macht gekomen. Zijn populisme zette wellicht de moord op Severus Alexander in gang.

Het resultaat was dat de aandacht van de soldaten, met name die van de rekruten uit Pannonia, uit ging naar een andere commandant, ene Gaius Iulius Verus Maximinus, een Thraciër van geboorte. Toen deze een dubbele soldij, amnestie en een hoog donativum (militaire bonus bij aantreden van een keizer) beloofde, was het hek van de dam. Het was een kwestie van tijd voor Alexander zijn aanhang kwijt was. Ergens in maart 235 gebruikte Alexander zijn middagmaal in zijn tent, terwijl hij in gesprek was met meerdere opstandige soldaten. Ondanks zijn veel stabielere regering werd Severus Alexander door zijn leger vergeleken met Elagabalus. Toen een Germaanse bediende de tent betrad bleek deze het eerste schaap over de dam: de soldaten trokken hun wapens en vielen aan. Alexanders lijfwacht trachtte de aanvallers te stuiten, maar de strijd was onmogelijk te winnen. Toen de muiters doordrongen bij de 26-jarige keizer troffen zij deze aan terwijl hij zich vastklampte aan zijn moeder. Severus Alexander ging ten onder zoals zijn voorganger: samen met zijn moeder gedood door zijn eigen troepen. Het was het begin van een lange periode van chaos. De nieuwe uitgeroepen keizer, Maximinus de Thraciër, kwam uit een familie van veehoeders. Het was puur zijn militaire carrière die hem naar de top had gebracht, zonder een senatoriale loopbaan, een teken van de toegenomen militarisering. De moord op Alexander zette bovendien een toon die nog meer bijdroeg aan dit proces: de keizer werd geacht militaire competentie te hebben en deel te nemen aan de strijd, want het advies van Alexanders moeder om weg te blijven van het front had averechts gewerkt. Het resultaat was een periode van vijftig jaar oorlog en burgeroorlog. De keizers zouden maar kort regeren, omdat hun actieve deelname aan de strijd hun levens ernstig in gevaar bracht. Bovendien was het veel gemakkelijker om pretendent te worden, daar zowel een etnisch Romeinse achtergrond als een senatoriale status geen vereisten meer waren voor het keizerschap. Elke burger die militair was opgeklommen kon nu naar het keizerschap dingen. De Crisis van de Derde Eeuw was begonnen.

Elagabalus, een keizerlijk buitenbeentje

elagabalusTen slotte was ook de Severische dynastie eindig. De stabiele regering die Septimius Severus had gecreëerd, had geen stabiele dynastie opgeleverd. Caracalla was een labiele keizer gebleken en had maar kort geregeerd. Hij werd opgevolgd door Macrinus, die geen lid van het Severische huis was. Maar diens keizerschap was maar een kort leven beschoren, waarna de Severen opnieuw aan de macht wisten te komen, zij het op een allerminst stabiele manier. Keizer Elagabalus ging niet best de geschiedenis in. Verder lezen Elagabalus, een keizerlijk buitenbeentje