De Romeinse zon gaat onder in Nederland: geleidelijk verval in plaats van abrupte instorting. (370 t/m 500 na Chr.)

volksverhuizingNa de Slag bij Adrianopel in 378 ging het West-Romeinse rijk zijn laatste eeuw in. In ons land was de Romeinse macht al lange tijd flink tanende, maar nu zou deze vrijwel onmerkbaar worden in enkele decennia. Het traditionele beeld van deze laatste eeuw is dat van de “Grote Volksverhuizing”, die zou zijn losgebarsten nadat de Hunnen rond 370 de Wolga overstaken en de Goten op de vlucht joegen, gevolgd door vele andere Germanen. De zaak ligt uiteraard veel ingewikkelder dan dat. Invallen van Germanen en andere “barbaren” in het Romeinse rijk waren niets nieuws, zelfs niet in hevige mate. De Marcomannen, Quaden en Sarmaten hadden keizer Marcus Aurelius tussen 166 en 180 al hevig het leven zuur gemaakt. Eeuwen daarvoor hadden de Cimbren en Teutonen al op hevige wijze door Europa rondgetrokken en daarmee Italië bedreigd. Het vreemde is vooral dat zulke enorme bewegingen tussen 100 v. Chr. en 166 na Chr. zo weinig leken voor te komen, of in elk geval niet op een dusdanige manier dat de Romeinen er last van hadden. [Zie voor aanvullingen op dit artikel ook de reacties beneden!]

De Germaanse krijgscultuur leidde tot een hoop strijd, maar creëerde ook steeds moeilijkere tegenstanders voor de Romeinen.
De Germaanse krijgscultuur leidde tot een hoop strijd, maar creëerde ook steeds moeilijkere tegenstanders voor de Romeinen.

Dergelijke Wanderlust hangt waarschijnlijk samen met de permanente onveiligheid van een dergelijke krijgscultuur. Tal van stammen, volkeren en chiefdoms leefden in een vijandige omgeving, waarin het soms gewoonweg eten of gegeten worden was. Er was dus continu behoefte aan nieuwe krijgers, zodat er dus zoveel mogelijk kinderen geboren moesten worden. Dat had weer overbevolking tot gevolg, dus om aan de vraag voor voedsel en leefruimte te voorzien moest er geëxpandeerd worden, wat onvermijdelijk tot nieuwe strijd leidde en dus de onveiligheid in stand hield zodat alles weer van voor af aan begon. Deze vicieuze cirkel van permanente onveiligheid kon alleen worden doorbroken door weg te trekken.

Celts_Warriors01_full
De Bataven waren een bekend voorbeeld van Germanen die in het rijk werden toegelaten om te helpen met de verdediging ervan. Hun opstand is een vroeg voorbeeld van het effect van een Romeinse burgeroorlog en het daarvoor leeghalen van de grenzen.

Tegelijkertijd lag daar dan dat grote, indrukwekkende Romeinse rijk, dat volgens de verhalen vast vol prachtige schatten was. En soms leek dat rijk helemaal niet zo sterk meer. Bijvoorbeeld toen de Antonijnse Pest onder Marcus Aurelius het leger flink had uitgedund. Of tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, terwijl de Romeinen met elkaar overhoop lagen en daardoor de grenzen verwaarloosden. Hevige invallen waren toen het gevolg, zodat de keizers handen tekort kwamen. De instortende economie (mede door klimaatproblemen) deed een duit in het zakje, omdat dit het onderhouden van een duur leger bemoeilijkte. Zelfs als een keizer zich van zijn positie wist te verzekeren, zoals Gallienus, moest hij noodgedwongen grenstroepen van de ene provincie overplaatsen om een inval in een andere provincie te bestrijden, zodat de grens in de eerste provincie dan ook weer open lag. Vanaf Diocletianus, die dit probleem trachtte op te lossen door een administratieve splitsing van het rijk, vielen de invallen weer een tijdje mee, zodat het rijk op adem kon komen. Maar meerdere keren raakten de Romeinse keizers toch weer slaags en vaak genoeg had dat toch weer opportunistische invallen tot gevolg.

Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in twee rijkshelften, elk weer opgedeeld in twee prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen. Hoewel de Balkan op dat moment het meest onder vuur lag, was Gallië het meest kwetsbaar.
Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in twee rijkshelften, elk weer opgedeeld in twee prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen. Hoewel de Balkan op dat moment het meest onder vuur lag, was het verarmde Gallië het meest kwetsbaar.

Gallië, inclusief de Germaanse provincies, leed misschien wel het allerzwaarst. In tegenstelling tot Brittannia, dat door de zee moeilijker te bereiken was, hoefde je enkel de Rijn over te steken om het binnen te komen. Bovendien was Gallië in de burgeroorlogen ook vaak de pineut geweest: oogsten waren verwoest en de grensforten waren vaak leeg getrokken of zelfs aangevallen. Het was een zwak en verarmd deel van het rijk geworden, zodat het een gemakkelijke prooi leek. Bovendien concentreerden veel keizers zich steeds meer op het oosten van het rijk: Diocletianus resideerde daar al en Constantijn de Grote liet er zelfs een nieuwe hoofdstad bouwen. De poging van tegenkeizer Magnentius om Constantius II af te zetten leidde opnieuw tot het leeg trekken van de grens. Dat Julianus’ veldtocht naar het oosten, waar hij als keizer ook bleef, niet tot nieuwe invallen leidde is noemenswaardig. Misschien had hij toch iets geleerd van zijn voorgangers. Maar vanaf de Slag bij Adrianopel lijkt er opnieuw iets blijvend veranderd…

De Hunnen worden traditioneel uitgebeeld als het stereotype Aziatische horde, vergelijkbaar met de Mongolen in de middeleeuwen. Over hun werkelijke uiterlijk is niet zo heel veel zekerheid.
De Hunnen worden traditioneel uitgebeeld als het stereotype Aziatische horde, vergelijkbaar met de Mongolen in de middeleeuwen. Over hun werkelijke uiterlijk is niet zo heel veel zekerheid.

Door bovenstaande uitleg mag het duidelijk zijn dat de komst van de Hunnen zeker niet de oorzaak van de grote invallen vanaf 370 was. Het betrof hier hooguit een aanleiding. Het binnenhalen van Germanen en andere “barbaren” was ook niet nieuw, zeker niet als we terugdenken aan de Bataven en de Ubiërs, die met Romeinse toestemming op de linkeroever van de Rijn waren gaan wonen. In de 3e eeuw kwam hier de status van foederati bij, waarbij Germanen als min of meer autonome bondgenoten in het rijk mochten komen wonen. Dit werd weliswaar geprobeerd middels een verdeel-en-heers-tactiek (slechts een deel van de Franken mocht bijvoorbeeld op de Betuwe neerstrijken) maar op lange termijn leidde het niet echt tot een oplossing. Menige partij achter de grens zag een andere groep invallers min of meer beloond voor hun inval, dus waarom niet proberen om dit trucje na te doen?

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

De Volksverhuizing heeft dus een veel diepere oorzaak en is zeker niet een massale inval van meerdere volkeren die op de vlucht gedreven waren. Het is zelfs nog maar de vraag of het hier etnisch afgebakende bevolkingsgroepen betreft. Groter is de kans dat het hier om variërende, losse coalities van verschillende groepen gaat, allemaal verenigd onder een bepaalde leider of elite als een groot Gefolgschaft. De groep die als Visigoten via de Balkan in het Romeinse rijk binnengekomen was was dus een vrij kleine Gotische kern omgeven door wisselende componenten, die met veel getouwtrek uiteindelijk toch de status van foederati kregen. Dat het oosten veel sterker en stabieler was dan het West-Romeinse rijk verklaart ook waarom deze foederati zich niet tegen het oosten keerde, ondanks dat zij daar veel dichterbij waren. Bij onderling conflict tussen oost en west aarzelde Constantinopel niet om dergelijke foederati in te zetten tegen Rome.

Keizer Magnus Maximus, die vanuit Trier regeerde. Zijn poging om de keizer in Milaan uit te schakelen had weer een vervelende gevolgen voor de grens.
Keizer Magnus Maximus, die vanuit Trier regeerde. Zijn poging om de keizer in Milaan uit te schakelen had weer een vervelende gevolgen voor de grens.

Germania Secunda zal ver zijn gebleven van de toestanden op de Balkan en rondom de twee hoofdsteden, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het er zoveel veiliger was. Nadat keizer Valens bij Adrianopel gesneuveld was, werd de latere keizer Theodosius teruggeroepen als generaal om orde in de chaos op de Balkan te scheppen. In het westen regeerden onderwijl Valens’ neefjes Gratianus en Valetinianus II. De laatste was nog minderjarig en de eerste was verre van populair bij het leger. In 383 kwam er dan ook een opstand van de troepen in Brittannia, die hun aanvoerder uitriepen tot keizer Magnus Maximus. De tegenkeizer voer naar het vasteland voor een confrontatie met Gratianus, die uiteindelijk door zijn eigen troepen gedood werd. De Frank Merobaudes, die in die tijd als militair opperbevelhebber van Gratianus diende, werd gedwongen tot zelfmoord, waarna Maximus de oude hoofdstad Trier als zijn regeringszetel nam. Maximus slaagde er weliswaar in om zich te laten erkennen door de overgebleven keizers Valetinianus en Theodosius, maar maakte in 383 de fout alsnog naar Italië te trekken om Valentinianus af te zetten, hetgeen leidde tot een ingrijpen door Theodosius. Maximus overleefde zijn drieste poging niet.

Theodosius de Grote stelde Arbogast aan als opperbevelhebber van Gallië. Spoedig had hij hem niet meer in de hand.
Theodosius de Grote stelde Arbogast aan als opperbevelhebber van Gallië. Spoedig had hij hem niet meer in de hand.

Dat Maximus de grens links had laten liggen leidde opnieuw tot invallen: de Ripuarische Franken en de Saksen vielen Gallië binnen, onder leiding van Gennobaudes, Marcomer en Sunno. Maar helemaal onbewaakt was de boel niet. Nannenus, die als comes eerder de Saksen had bevochten, was opgeklommen en stond nog steeds paraat, samen met zijn collega-bevelhebber Quintus. Bij Tourniacum, oftewel Doornik, sloegen zij de Franken en Saksen terug. Nannenus keerde daarna terug naar Mainz, maar Quintus trok de Rijn over om de Ripuariërs een gevoelig lesje te leren. Dat had hij beter niet kunnen doen, want zijn troepen werden een moerasgebied in gelokt en daar verslagen. Het gevolg was dat een nieuwe inval, in het jaar daarop, bijna niet te stuiten was. Maar Theodosius had inmiddels orde op zaken gesteld in Italië: hij had Arbogastes aangesteld als opperbevelhebber in Gallië. Arbogastes of Arbogast was van Frankische komaf en had onder Gratianus en Theodosius carrière gemaakt. Hij was niet de eerste Frank die Romeinse troepen leidde en bovendien was zijn voorganger in Gallië zijn eigen oom Bauto geweest. Nu hield hij de zwakker Valentinianus II mooi onder controle, wat hem de machtigste man van het West-Romeinse rijk maakte.

Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius, was in feite een marionet van de machtige Arbogast.
Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius, was in feite een marionet van de machtige Arbogast.

Arbogast behaalde in 389 de nodige successen: hij verwoestte het gebied van de Bructeren en Chamaven. Hij slaagde er ook in om te Trier een verdrag te sluiten met Marcomer en Sunno. Zij leverden gijzelaars en kregen een gebied aan de Romeinse zijde van de Rijn toegewezen. Ondertussen plaatste hij Franken op enkele hoge posten en kreeg voor elkaar dat zij vooral trouw aan hém waren, en dus niet zozeer aan het rijk of de keizer. Valentinianus kreeg waarschijnlijk het gevoel dat Arbogast veel te machtig werd, maar toen hij ingreep was het te laat. In 392 kwam de keizer naar Vienne en onthief Arbogast middels een schriftelijk bevel van zijn functies. Arbogast verscheurde het bevel ter plekke, in bijzijn van Valentinianus, die zijn zwaard trok en het bijna tegen Arbogast of zichzelf gebruikt had. Een paar dagen later werd de jonge keizer dood gevonden. Arbogast zette hierop ene Eugenius op de troon, tegen de wens van Theodosius. Blijkbaar voelde Arbogast zich niet langer gebonden aan het gezag van een ander. In de winter van 392 tot 393 trok hij de Rijn weer over voor een confrontatie met Marcomer en Sunno, maar in plaats van een gevecht kwam het tot een verdrag. Keizer Eugenius en Arbogast hielden ook een grote wapenschouw aan de Rijn om vriend en vijand te imponeren.

Ondanks zijn Vandaalse achtergrond was Stilicho erg trouw aan de Romeinse zaak. Helaas zat het hem op den duur wel erg tegen.
Ondanks zijn Vandaalse achtergrond was Stilicho erg trouw aan de Romeinse zaak. Helaas zat het hem op den duur wel erg tegen.

De wapenschouw was bluf. Eugenius en Arbogast hadden bijna al hun grenstroepen nodig om in 394 naar Italië te gaan voor de confrontatie met Theodosius. Hoewel zij eerst een overwinning boekten, werden ze uiteindelijk verslagen. Arbogast pleegde zelfmoord en Eugenius werd ter dood gebracht. Men zegt wel dat de slag aan de Frigidus meer een veldslag van Franken tegen Goten was dan van Romeinen tegen Romeinen. Theodosius bekommerde zich verder niet veel om Gallië. Het bevel erover gaf hij aan Stilicho (vaak een Vandaal genoemd vanwege zijn voorouders, hoewel hij zichzelf gewoon als Romein zag). Net als in de tijd van Arbogast zou voortaan vooral de opperbevelhebber de macht hebben in het West-Romeinse rijk, zeker na de dood van Theodosius in 395. Stilicho werd in de geschiedschrijving verguisd vanwege zijn Germaanse afkomst en zijn pogingen om vrede met de Germanen te bewaren, al was dat in deze tijden misschien niet eens zo’n slecht idee. Toen Marcomer in 398 van verdragsbreuk werd verdacht, moest hij in Milaan voor Stilicho verschijnen. Sunno wilde in reactie hierop een oorlog beginnen, maar zijn eigen onderdanen beletten dit en doodden hem. Vrede smaakte blijkbaar naar meer. Ondanks alles was de toestand aan de Rijn op dit moment gunstiger dan hij lange tijd was geweest. Marcomer werd naar Etrurië verbannen.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890). In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.

402 is het jaartal wat men tegenwoordig vaak als einde van de Romeinse tijd in Nederland aanmerkt, al is dat waarschijnlijk te eenzijdig. Tegen die tijd waren het Oost- en West-Romeinse rijk zodanig uit elkaar gedreven dat er flinke spanning was ontstaan. Zoals gezegd kreeg het oosten de Visigoten van Alaric zover om naar Italië te trekken. Stilicho zag zich voor de verdediging hiertegen genoodzaakt om de troepen van de Rijngrens en Brittannia naar Italië te verplaatsen. Hij moet geweten hebben wat voor enorm risico dit was, want het machtscentrum in Gallië werd tegelijkertijd van Trier naar Arles overgeplaatst, wat veel minder dicht bij de grens lag. Zijn zorgen waren terecht, want de Salische Franken kregen nu min of meer vrij spel en zouden vanaf dit moment geleidelijk aan naar het zuiden expanderen. Dat de Hunnen rond dezelfde tijd naar Midden-Europa trokken maakte de toestand er niet rooskleuriger op, omdat dit soortgelijke effecten als drie decennia eerder op de Balkan gaf. Germaanse stammen als de Vandalen, Quaden, Bourgonden en Gepiden bewogen zich richting Gallië, evenals de Indo-Iraanse Alanen, die in het kielzog van de Hunnen Europa binnengegaan waren.

Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen via de Rijn. Dat zij later verder trokken naar Spanje en zelfs Afrika gaf de Franken en andere stammen mooi gelegenheid om in Gallië uit te breiden.
Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen via de Rijn. Dat zij later verder trokken naar Spanje en zelfs Afrika gaf de Franken en andere stammen mooi gelegenheid om in Gallië uit te breiden.

Bij gebrek aan goede defensie en een sterk Romeins leger werden alle beschikbare bondgenoten en foederati ingeschakeld. Hoewel de Franken de Vandalen eerst wisten te stuiten, gooide een bondgenootschap tussen de Vandalen en Alanen roet in het eten. Op 31 december 406 leden de Ripuarische Franken een beslissende nederlaag in de slag bij Mainz. De Vandalen, Sueven, Alanen en Bourgonden overschreden hierna en masse de Rijn. Hele steden werden verwoest of ingenomen. En ditmaal waren het geen snelle plundertochten: de Germanen hadden de intentie om in Gallië te gaan wonen en deze keer kregen ze dat ook echt voor elkaar! Ze riepen hun eigen koninkrijk uit en probeerden tegelijkertijd deel te zijn van de Romeinse orde, zoals de Franken hadden gedaan. Stilicho probeerde hierin mee te gaan, omdat een gewapende strijd vrijwel onmogelijk leek. Dat deed hem uiteindelijk uit de gratie vallen en kostte hem in 408 letterlijk de kop. Alleen een opstand van de Romeinse troepen in Brittannia bracht verandering, toen na een lange wisseling van machthebbers ene Flavius Claudius Constantinus werd uitgeroepen tot keizer Constantijn III en naar het vasteland ging. De Vandalen en hun bondgenoten weken uit naar het zuiden en gingen naar Spanje. Stammen als de Franken, Alemannen en Bourgonden maakten van het vacuüm gebruik door hun territorium in Gallië uit te breiden.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.

Of we nu 402 of 406 kiezen als het einde van de Romeinse tijd in Nederland, in beide gevallen is het wat te kort door de bocht. De Romeinse macht in Germania Inferior of Germania Secunda was al vanaf 259 sterk verminderd en was op den duur steeds verder afgekalfd. Meerdere keizers en generaals hadden op den duur geprobeerd de orde te herstellen, maar het centraal gezag was nooit meer zo sterk als in de 1e en 2e eeuw geworden. Frankische stammen als de Saliërs en de Chamaven hadden op den duur steeds meer vrij spel gekregen, tot ze zich vrijwel niets meer van de Romeinen aantrokken, terwijl de gewone man zich al sinds de 3e eeuw meer aan zijn lokale identiteit dan aan het overkoepelend gezag gebonden voelde. Toch werden de binnen de oude grenzen ingerichte koninkrijken nog lange tijd ondergeschikt aan de keizer geacht, hetgeen het concept van een keizer als hogere monarch dan een koning verklaart. In de rond 394 opgestelde Notitia dignitatum geen melding gemaakt van de Franken of van Germania Secunda, al zegt dat niet al te veel. Er zullen nog enkele kleine afdelingen van troepen zijn geweest in steden als Tongeren en Keulen, maar misschien was dit niet meer dan een kleine stadswacht. Dat Brittannia, na Constantijns overtocht verlaten door Romeinse troepen en bestuurders, geleidelijk aan werd overrompeld door Saksen, Angelen, Denen en Picten, sneed de graantoevoer naar de paar overgebleven kustforten ook af.

De vroeg-middeleeuwse burchten hebben soms veel weg van uit hun krachten gegroeide Romeinse wachttorens. Laat-Romeinse soldaten lijken in sommige opzichten ook meer op soldaten uit het jaar 1000 dan uit het jaar 1.
De vroeg-middeleeuwse burchten hebben soms veel weg van uit hun krachten gegroeide Romeinse wachttorens. Laat-Romeinse soldaten lijken in sommige opzichten ook meer op soldaten uit het jaar 1000 dan uit het jaar 1.

Zo was het herstellen van de Rijngrens dus uiteindelijk onmogelijk geworden. De West-Romeinse keizer (of degene die uit zijn naam regeerde) had zijn handen vol aan de verdediging van Italië en had bovendien de middelen niet meer om Gallië te heroveren. De aanwezige huurlingen in steden als Xanten en Nijmegen zijn de keizer wellicht nog een tijdje trouw gebleven, maar de meeste commandanten waren hun burchten meer als privé-eigendom gaan zien, daar zij in de praktijk niet meer werden aangestuurd of gecontroleerd door een overkoepelende macht, waar zij overigens ook niet afhankelijk van waren door de kleinschaligere, meer lokale economie. Pogingen om te behouden wat nog in Romeinse handen was, werden wel ondernomen, zoals in 428 toen opperbevelhebber Flavius Aetius een stokje stak voor de Frankische inname van Trier. Verder kreeg hij het aan de stok met een Bourgondische inval in Belgica Prima in 435, waarna de Franken in 440 Keulen en Trier weer innamen. In 446 versloeg Aetius de Ripuarische Franken en kort daarna ook de Salische, wier koning Chlodio als de eerste Merovinger beschouwd wordt. Chlodio kreeg heel het moderne België onder zijn gezag, dat tot aan de Somme in Frankrijk reikte.

Attila's verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos. Gezien zijn route zullen Limburgse steden als Maastricht en Heerlen ook niet veilig geweest zijn.
Attila’s verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos. Gezien zijn route zullen Limburgse steden als Maastricht en Heerlen ook niet veilig geweest zijn.

Chlodio was nu een bondgenoot van Aetius en werd opgevolgd door zijn zoon of schoonzoon Merovech, de naamgever van de dynastie. Ongetwijfeld zagen de Romeinen hen als vazallen, hoewel de Franken zelf hun koning waarschijnlijk als soeverein beschouwden. Over Merovech is niet veel duidelijk, maar in elk geval regeerde hij toen Attila de Hun in 451 Gallië binnenviel en hij en zijn bondgenoten tal van steden verwoestten. Ook Keulen, Tongeren en Doornik moesten het ontgelden, maar het huidige Nederland lijkt grotendeels gespaard te zijn, met uitzondering wellicht van Zuid-Limburg. De Salische Franken schaarden zich met de Saksen, Visigoten en vele anderen aan Romeinse zijde in het conflict en versloegen de coalitie van Attila op de Catalaunische Velden. De overwinning en Attila’s dood in 453 brachten geen rust. In 455 werd Aetius vermoord en werd Rome geplunderd door de Vandalen en Alanen, die vanuit Noord-Afrika de Middellandse Zee onveilig maakten. Merovechs zoon Childerik erfde in 458 dan ook een sterk koninkrijk omringd door chaos. Keulen en Trier nam hij in, maar trachtte tegelijkertijd een waardige staat op te zetten, waardoor de bevolking zich niet zozeer bezet voelde door een “barbaarse” vijand.

Het zogenaamde "Koninkrijk Soissons" waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Clovis maakte een einde aan deze Romeinse stuiptrekking.
Het zogenaamde “Koninkrijk Soissons” waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Clovis maakte een einde aan deze Romeinse stuiptrekking.

Hiermee verdwenen de laatste resten van het Romeinse gezag in onze regio. Van het afzetten van de laatste keizer in Rome, in 476, moet men hier vrijwel niets gemerkt hebben. De Frankische koning Clovis versloeg in 486 Syagrius, die als laatste Romeinse bevelhebber stand hield in Gallië. Hierna veroverde hij nog veel meer gebied en bij zijn triomfen hulde hij zich in Romeinse stijl in het purper. Kleinere Frankische koninkrijkjes, zoals dat van de Ripuariërs, werden onverbiddelijk ingelijfd. Dat de keizer in Constantinopel nog beweerde suzerein te zijn werd enkel nog erkend op ceremoniële wijze. Koning Theudebert lapte dit definitief aan zijn laars toen hij in 539 Italië binnenviel om de daar strijdende Ostrogoten en Oost-Romeinen te beoorlogen. Vanaf dat moment toonden de Frankische munten de beeltenis van de koning.

In tegenstelling tot wat het tv-programma Welkom bij de Romeinen laat zien was de "Germaanse" maatschappij van na de Romeinse tijd veel meer dan wat armetierige hutjes met kerels in beestenvellen. De elite bewoonde flinke houten burchten.
In tegenstelling tot wat het tv-programma Welkom bij de Romeinen laat zien was de “Germaanse” maatschappij van na de Romeinse tijd veel meer dan wat armetierige hutjes met kerels in beestenvellen. De elite bewoonde flinke houten burchten.

Nederland bij het einde van de Romeinse tijd is beduidend anders dan in de Late IJzertijd. Men kan de veranderingen echter overschatten en onderschatten. Nog steeds werd het land bewoond door los georganiseerde Germaanse stammen, die nauwelijks lazen of schreven en vooral een gewoonterecht hanteerden. Menigeen stelt het zich voor alsof de Germanen het gebied “terug” veroverden, eraan voorbijgaand dat er geen sprake was van Germaanse eenheid. De namen en coalities waren na 400 jaar flink veranderd, al wil dat niet zeggen dat er in de loop der tijden geen oude bevolking was opgegaan in de nieuwe stammen of coalities. Het oosten werd bewoond door de Saksen, het zuiden behoorde tot de Frankische machtssfeer en de mensen van de kustprovincies (dus Zeeland, Noord- en Zuid-Holland en Noord-Nederland) werden Friezen genoemd, naar de vroegere bewoners van de streken. Deze “Nieuwe Friezen” spraken overigens een aan het Angelsaksisch verwante taal, waar het moderne Westerlauwers Fries uit ontstaan is (terwijl wij van de oude Frisii niet weten welke taal zij spraken).

De indeling van ons land in de Vroege Middeleeuwen. De machtige Franken expandeerden tegen die tijd behoorlijk, maar de (Nieuwe) Friezen hielden stand in de kustprovincies.
De indeling van ons land in de Vroege Middeleeuwen. De machtige Franken expandeerden tegen die tijd behoorlijk, maar de (Nieuwe) Friezen hielden stand in de kustprovincies.

Vaak wordt de toestand in de Vroege Middeleeuwen als een abrupte terugval in “beschavingsniveau” gezien. Opnieuw veel te kort door de bocht. Ten eerste waren economie en veiligheid al geïmplodeerd in de 3e eeuw, wat het centrale gezag ook had doen afkalven. Wie vooral toegang heeft tot de lokale middelen van Nederland, kan nu eenmaal niet zomaar een rustieke villa met vloerverwarming en beschilderde muren bouwen. Maar bovenal was het veiliger om een versterkte houten burcht te bouwen. De bevolking mag dan een vrij simpele, lokale economie gehanteerd hebben, maar voor het bestuur en de militaire organisatie was er toch een vage herinnering aan de Romeinen die blijvend effect had. Zeker toen vorsten zoals Karel de Grote, die zijn macht over de hele Lage Landen wist uit te breiden, het gezag ietwat gingen systematiseren en wetten in het Latijn lieten opstellen. Comes en dux keerden daarbij ook weer terug als graaf en hertog. Het Germaanse Gefolgschaft mondde uit in het middeleeuwse feodalisme, waar de Laat-Romeinse situatie ongetwijfeld aan bijdroeg, doordat boeren aan de grond gebonden werden en de onveilige toestand de positie van de lokale elite versterkte. Tot slot herinnerden de middeleeuwse kerkprovincies aan de Romeinse tijd. Een groot deel van de Lage Landen viel tot in de 16e eeuw onder de kerkprovincie Keulen, zoals deze stad het bestuurscentrum was geweest van Germania Inferior. De Romeinse geschiedenis in ons land mocht dan ten einde zijn, maar de gevolgen zouden voor altijd merkbaar blijven…

Germania Secunda onder de Tetrarchie en de Constantijnen (285 t/m 355 na Chr.)

comitatussoldier15De Crisis van de Derde Eeuw wordt vanaf het jaar 285 geacht afgelopen te zijn. Voor het eerst sinds tijden kwam er een sterke alleenheerser op de troon die een langdurig en stabiel regime wist te handhaven. De drastische bestuurshervormingen die keizer Diocletianus hierbij hanteerde veranderden de aard van het keizerschap, dat een meer monarchale en sacrale rol kreeg: het zogenaamde Dominaat. Tevens verdeelde hij het rijk in twee bestuurshelften, wat op lange termijn de splitsing van het Romeinse rijk ten gevolg zou hebben. Provincies werden hervormd en in 292 uitgebreid heringedeeld: Gallia Belgica werd opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior wordt vanaf deze periode vaak Germania Secunda genoemd.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.

Diocletianus werkte hard aan de hervormingen van het rijk. Ook het belastingstelsel werd hervormd. Daarbij werd er met harde hand geëist dat de boeren hun land bewerkten en bleven bewerken. Het was de eerste stap naar het erfelijk worden van de boerenstatus, wat in de middeleeuwen zou uitmonden in horigheid en lijfeigenschap. Nodeloos te zeggen dat de regering en het leger niet populair waren bij de boerenbevolking. Het leger had de laatste decennia de nodige verwoesting aangericht en het platteland had hier zwaar onder geleden. Omdat handel en bescherming sterk gelokaliseerd waren, was de loyaliteit aan de staat flink gedaald. Het leger had ondertussen geen binding meer met de staat, mede omdat de senatoren niet meer mochten functioneren als opperofficieren en steeds meer manschappen buitenlandse huurlingen waren. Toen Diocletianus de regering van de westelijke rijkshelft overliet aan Maximianus, werkte deze hard aan de hernieuwing van de grenslinie en het verslaan van de Bagauden, een troep van rondzwervende opstandige Gallische boeren.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt. Bij de Wezer de Saksen.

Zoals gezegd werd een groot deel van de bevolking van ons land in deze tijd geacht te vallen onder het losse verbond van de Franken. De etnische en politieke eenheid van deze Germanen moet niet worden overschat. Nog tot laat in de 5e eeuw is er sprake van tal van kleine koninkrijkjes: de Romeinen hadden in de loop der eeuwen wel vaker arbitraire verzamelnamen gebruikt voor bepaalde bevolkingsconcentraties (“Germanen” en “Belgen” zijn hier al voorbeelden van). De Franken waren dus geen Germaanse stam of een hechte coalitie, maar meer een verzamelnaam van stammen die op een bepaald punt als een verbond gezien waren, ofschoon zij in de loop der eeuwen nog vaak genoeg verdeeld waren. Maximianus kreeg het in elk geval al vroeg in zijn keizerlijke carrière aan de stok met deze mensen. Aan de Neder-Rijn, nabij Colonia Agrippinensis, moest hij een taaie strijd leveren met een groep Franken van achter de Rijn. Hoewel hij hen niet wist te onderwerpen, slaagde hij erin hen buiten het rijk te houden.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

De bevolking in de Lage Landen was in de loop van de 3e eeuw flink in “beweging”. Niet alle mensen die deze kant op kwamen werden door de Romeinen onder de Franken gerekend. De meer noordoostelijke bevolking werd door de Romeinen vaak als onderdeel van de Saksen aangeduid. Maar of men nu als Frank of als Saks werd aangemerkt: beide groepen konden een gevaar vormen voor de Romeinen. De Saksen waren beruchte zeerovers op het Kanaal en de Noordzee, waar de Franken overigens ook wat van konden. Rond 285 waren de zogenaamde Salische Franken bovendien onder Saksische druk de IJssel overgestoken en op de Veluwe neergestreken. Niet-onderworpenen zo dicht bij de Rijn konden een aardige bedreiging vormen voor de scheepvaart. Om van opstandige onderworpenen nog maar helemaal te zwijgen, want de Frankische foederati op de Betuwe konden soms vrij onbetrouwbaar uit de hoek komen.

De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.
De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.

In 287 beoorloogde Maximianus dan ook Gennobaudes, de oudste Frankische vorst die nog bij naam bekend is. Gennobaudes en zijn chiefdom werden niet verdreven: in plaats daarvan werd hij als vazal onderworpen en officieel door Maximianus tot koning verheven, zoals de Romeinen wel vaker met Germaanse vazallen gedaan hadden. Een dergelijke eer maakte de kans op loyaliteit van de vorst iets groter, terwijl zijn mensen op deze manier ook aan hem alleen gebonden bleven. Dat betekende echter nog niet dat de groep Franken onder zijn controle betrouwbaar was. Als er opstand of iets dergelijks uitbrak, was Germania Secunda een ideaal doorgangsgebied naar het zuiden, in welke richting de Frankische invloed zich langzaam maar zeker zou uitbreiden. Om de piraterij op het Kanaal te verminderen werd een grote nieuwe vloot opgebouwd en gestationeerd in Gesoriacum (Boulogne). Hier ontstonden echter nieuwe problemen mee toen vlootcommandant Carausius, vermoedelijk een Romeins-Menapische militair, ervan werd beschuldigd de piraten hun gang te hebben laten gaan om vervolgens de buit in te pikken. Carausius reageerde op zijn doodvonnis door naar Brittannia te varen en zichzelf hier tot keizer uit te roepen. Buiten het eiland vond hij minder aanhang, maar hij was genoeg geïsoleerd en verdedigd met Frankische en Saksische huurlingen om het nog jaren vol te houden. Met wat steun uit Gallië wist hij voorlopig bovendien het Kanaal te beheersen.

Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.
Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.

Diocletianus en Maximianus hadden er geen trek in om de tijd van de Soldatenkeizers en het Gallische Keizerrijk weer te zien terugkeren, dus stelden zij de Tetrarchie in, waarin naast iedere Augustus (keizer) een Caesar (troonopvolger en onderkeizer) werd aangesteld, met zijn eigen leger en bestuurlijke gebied. Hierbij kreeg Constantius Chlorus de controle over Gallië toegewezen. Constantius was minder hard en koppig dan Maximianus, dus koos hij voor een subtielere aanpak van Carausius. Eerst nam hij middels een beleg Gesoriacum in, de enige stad op het vasteland die duidelijk aan Carausius’ kant stond. Vervolgens trok hij in 293 naar Batavia, de Rijndelta, om de Frankische hulp aan Carausius af te snijden. Constantius wist de hier woonachtige stammen wat gevoelige klappen uit te delen. Hij herstelde wat oude vestingen en liet een hoop van de verslagen Germanen naar verlaten streken in Gallië verplaatsen. Gennobaudes en de zijnen mochten op de Betuwe neerstrijken. In het verslag van deze oorlog worden de Frisii en Chamaven overigens ook genoemd, alsof zij nu onder de Frankische verzamelnaam vallen. Constantius’ overwinning betekende nog niet het einde van de oorlog, evenmin als de moord op Carausius in 294. Carausius’ opvolger Allectus, die achter de moord zat, zou nog drie jaar lang een lastpak zijn, terwijl er hetzelfde jaar nog Germanen over de bevroren Rijn het rijk binnenvielen. Opnieuw werden zij verslagen en werden meerdere van hen gedeporteerd.

Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.
Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.

Onderwijl werd er nog steeds hard gewerkt aan de hervorming van staat en leger. Zoals gezegd waren de provincies heringedeeld in 292. De verdediging in de diepte werd geperfectioneerd: grenslegers stonden onder bevel van een dux, een benaming die in de Romaanse talen en de Engelse taal doorklinkt in de vertaling van “hertog” (waarbij de Nederlandse term voortkomt uit de benaming voor een Germaanse vorst of bevelhebber). Bij invoering van de titel in de middeleeuwen had een hertog immers een soortgelijke rol van opperbevelhebber. Het leger in het achterland stond onder bevel van een comes, wat weer doorwerkt in de Romaanse benaming voor een graaf. Een dergelijke legereenheid, een comitatus, was veel mobieler en bevatte onder andere zware cavalerie, naar Perzisch voorbeeld.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.

Tegen 296 achtte Constantius leger en vloot sterk genoeg om Brittannia aan te vallen en Allectus te verslaan. Kort hierna moest hij zijn aandacht alweer op Gallië richten, want een groep Chamaven en Friezen probeerde de Rijn over te steken om het Scheldegebied te plunderen. Nadat de onderkeizer deze invallers verslagen had, werden de meeste krijgsgevangenen als slaven verkocht. Bij oude vestingplaatsen als Bonna en Novaesium liet hij nieuwe forten bouwen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dergelijk “herstel” ook in ons land plaatsvond. Het is zelfs mogelijk dat Constantius de Betuwe eerder liet ontruimen dan dat hij er nieuwe forten liet bouwen. In 297 moet hij veel Chamaven, Franken en Friezen uit dat gebied verjaagd hebben. Daarna volgen een lange tijd weinig berichten over deze streken, wat wellicht betekent dat zich een stabiele periode aandeed. Constantius kreeg volwaardig keizerschap in 305, toen Maximianus en Diocletianus aftraden.

Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.
Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.

Constantius stierf echter al snel, in 306 te Eboracum (York). Op 25 juli riepen de troepen aldaar zijn zoon Constantinus (alias Constantijn de Grote) tot keizer uit, ondanks dat deze buiten de regering gehouden was. Costantijn speelde het spel echter tactvol en nam genoegen met de titel van Caesar. Vrij snel moest hij de strijd aanbinden met een nieuwe Frankische inval, die hij wist te stuiten, waarna hij Augusta Treverorum (Trier) als zijn residentie nam. De Frankische koningen Ascarius en Merogaisus werden krijgsgevangen gemaakt in Treverorum voor de wilde beesten geworpen. Een zwaardere dobber had Constantijn aan Maxentius, de zoon van Maximianus, die in Rome door de Praetorianen tot keizer uitgeroepen was. Een bijeenkomst van alle keizers, inclusief Maximianus en Diocletianus, in 308, tegen Maxentius, bood geen oplossing. In 309 trachtte Maximianus Constantijn zelfs van de troon te stoten. De Franken maakten van de verwarring gebruik om opnieuw een aanval te wagen. Constantijn reageerde met een grote tegenaanval en trok de Rijn over. Krijgsgevangenen werden gedwongen om soldaat of horige te worden, of eindigden in de arena. Toen Constantijn in 311 echter naar Italië trok om Maxentius te verslaan dreigde er echter meteen weer een Frankische inval en werd de Gallische kust geplunderd.

Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.
Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.

Toen Constantijn in 313 Maxentius klein gekregen had, was het dus tijd voor represailles tegen de grensvolkeren. Constantijn lokte de Franken in de val door hen de Rijn over te laten trekken, waarna hij hun land binnenviel en grote verwoesting aanrichtte. “Francia” (in dit geval het Frankisch gebied achter de Rijn) werd nu als vazalstaat aangeduid en Constantijn kon zich op zijn gemak op andere zaken richtte. Na 314 kwam hij nog maar weinig in Gallië en naar Germanië ging hij nooit weer. In plaats daarvan liet hij in Gallië zijn zoons optreden als zijn vertegenwoordigers. Zijn oudste zoon Crispus deed dit in 321 toen hij de Franken versloeg – of eigenlijk liet verslaan door een generaal die in zijn opdracht handelde.  Tegelijkertijd werd het gezag op de Betuwe hersteld. Op het Valkhof, de heuvel waar vroeger Oppidum Batavorum had gelegen, werd een nieuwe vesting gebouwd, waar Frankische hulptroepen in gelegerd werden. Daar vlakbij, op de Waalkade, verrees een nieuwe stadskern, al was deze veel kleiner dan die van het oude Noviomagus. Andere castella, zoals Praetorium Agrippina en meerdere kustforten, werden ook hersteld. De garnizoenssteden in het achterland kregen versterkte muren en er werd ook een castellum gebouwd bij de brug van Mosae Traiectum (Maastricht).

Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.
Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.

Een gevolg van de voltooiing van de verdediging in de diepte was dat het achterland ook militariseerde. Zowel grens als achterland in Germania Secunda werden nu gekenmerkt door een sterke militaire aanwezigheid, terwijl er aanzienlijk minder boeren waren. Voor het voedsel waren de garnizoenen dus van import afhankelijk. Een nadeel van het nieuwe systeem was dat er ondanks alles beduidend minder troepen aan de grens zaten: in het slechtste scenario konden de grenstroepen weinig anders doen dan zich in hun fort terugtrekken en wachten op versterking, zodat de invallers vrij spel hadden tot de comitati uit het achterland kwamen opdagen. Van de andere kant was de kans dat een doorbraak aan de grens het hele rijk openstelde voor de invallers nu veel kleiner. Blijkbaar werkte het systeem, want zolang Constantijn nog regeerde was er relatieve rust in ons land. Het vertrouwen in de geldeconomie krabbelde weer een beetje overeind. De Franken kregen een steeds grotere rol in het leger: ene Botinus kreeg een hoge positie van hem toegewezen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Pas na de dood van Constantijn de Grote, in 337, begonnen er weer echt grote moeilijkheden met de Franken te komen. Echt helemaal tembaar en trouw leken zij hierna niet meer te worden, ofschoon er geen sprake was van een Frankische eenheid. De Saliërs woonden op de Betuwe als foederati, terwijl vele anderen die ook onder de Frankische noemer geplaatst werden nog buiten het rijk woonden. Dat de keizer vanaf Constantijns regering regelmatig in Treverorum resideerde, dus vrij dichtbij, kon soms echter nog het nodige gezag afdwingen bij de Germanen. Constantijn II zetelde hier enige tijd, maar raakte in 340 al in conflict met zijn broers en sneuvelde. De Franken maakten van zijn veldtocht naar Italië meteen weer gebruik voor een inval, maar werden door Constans, die nu het hele westen beheerde, teruggedreven. Er werden wat vazalkoningen aangesteld en een aantal Franken werd als foederati in het rijk toegelaten.

Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.
Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.

Dat het militair belang van de Franken sterk was toegenomen, blijkt wel uit de rol van ene Silvanus, een zoon van Botinus. Silvanus had al onder Constantijn II een greep naar de macht geprobeerd te doen en was mogelijk ook betrokken in de opstand van Magnus Magnentius, die in 350 als tegenkeizer opstond tegen Constans. Dat kostte Constans het leven, maar zijn broer Constantius II liet het uiteraard niet bij zitten. Magnentius wierf een hoop Frankische en Saksische huurlingen voor de strijd, die bij Mursa (Osijek, in Kroatië) werd uitgevochten. Silvanus was tegen die tijd alweer overgelopen naar Constantius. Magnentius verloor, maar de burgeroorlog was een ramp voor Gallië, daar hij de oude fout had gemaakt om troepen van de Rijngrens weg te halen. Dat Constantius de Germaanse Alemannen had opgestookt om zijn vijand af te leiden, maakte de zaak nog erger en Constantius deed na zijn overwinning zelf niet veel aan deze plunderingen. Uiteindelijk stelde hij Silvanus aan als bevelhebber over Gallië, zodat die de Alemannen uiteindelijk terugdreef. Het succes steeg hem blijkbaar naar het hoofd: zoals menig generaal de afgelopen 125 jaar had gedaan riep hij zich in Colonia Agrippinensis tot keizer uit. Dat was van korte duur: al na 28 dagen werd Silvanus hier vermoord.

De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?
De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?

De dood van Silvanus bracht echter geen rust. Er was een sterke bevelhebber aan de grens mee weggevallen, zodat Gallië de zwaarste invallen sinds tientallen jaren te wachten stond. Franken, Alemannen en Saksen begonnen massaal aan te vallen. Ook de Salische Franken kwamen in opstand en de steden langs de Rijn werden met gemak bezet. Colonia Agrippinensis werd in 355 ingenomen na een kort beleg. Gallië werd zover binnengedrongen dat meerdere Germanen erover begonnen te denken zich er permanent te vestigen. Constantius had ondertussen geen kinderen, dus moest hij zijn opvolging elders zoeken. Hij vond deze in de vorm van zijn neef Julianus. Op 6 november 355 benoemde hij hem tot Caesar en stuurde hem naar Gallië…

Onzekere tijden: Germania Inferior en de Limes in verval (180 t/m 280 na Chr.)

crisis van de derde eeuwZo rond het jaar 180 was de glorietijd van Germania Inferior duidelijk voorbij aan het gaan. Ondanks haar stadsrechten was Noviomagus economisch niet erg interessant meer, terwijl het ook duidelijk was dat de Rijngrens toch niet zo veilig was als men had gehoopt. Commodus, die in dit jaar keizer werd, liet het regeren vooral over aan enkele dienaren, die soms meer met hun eigen belangen dan met die van het rijk bezig waren. Zijn dood, op oudjaar 192, liet net als bij Nero een rijk zonder opvolger achter. Toen stadsprefect Pertinax, die rond het jaar 160 commandant van de Rijnvloot was geweest, keizer werd gemaakt om al snel door de Praetorianen vermoord te worden, was duidelijk dat er opnieuw een bestuurlijke chaos aan het uitbreken was. Didius Julianus, die zich in 172 verdienstelijk had gemaakt met het bestrijden van de Chauken en van 181 tot 183 gouverneur van Germania Inferior was geweest, kocht de loyaliteit van de garde en daarmee ook de troon. Het resultaat was een nieuwe burgeroorlog, zodat er een Vijfkeizerjaar uitbrak.

Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.
Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.

De winnaar van de strijd om de macht was Septimius Severus. Hoewel hij nog hetzelfde jaar Didius Julianus klein kreeg, kostte het hem nog ongeveer vijf jaar om twee andere tegenkeizers uit te schakelen, wat grote verwoestingen in Gallië tot gevolg had. Onder Severus werd de toon van het keizerschap veel militaristischer: de keizers hielden zich nu meer dan ooit zelf met de oorlogen bezig, terwijl Severus zijn zoons op zijn sterfbed adviseerde om zich alleen om het leger te bekommeren. Wat niet wilde zeggen dat Severus een onbekwaam keizer was. Net als Hadrianus hield hij inspectiereizen, waarbij hij ook Germania Inferior aandeed en het proces van de “verstening” van de castella voortzette en voltooide. Geen overbodige luxe, want de invallen van de Chauken, enkele decennia eerder, hadden enorme gevolgen gehad. In het meer zuidelijke Gallia Belgica waren tot dan nauwelijks troepen gelegerd, zodat dit gebied praktisch open lag voor de plunderaars. Meerdere steden waren verwoest of verlaten door hun vluchtende bevolking. Ook had men daarvoor al grote stadswijken moeten platbranden vanwege de Antonijnse Pest.

Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.
Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.

Didius Julianus was als gouverneur in elk geval verstandig genoeg geweest om te snappen dat er iets had moeten veranderen. Hij had meer forten langs de westkust laten bouwen. Meerdere hiervan waren tot in de 17e eeuw waarschijnlijk nog te zien op Walcheren, Goeree en Voorne. Bij Aardenburg, in Zeeuws-Vlaanderen, moet het zuidelijkste kustfort van Nederland hebben gestaan. Septimius Severus voltooide op zijn beurt de vernieuwing van de defensie dus. Ook hervormde hij de organisatie van de hulptroepen, die werden opgedeeld in numeri (infanterie) en cunei (cavalerie). In ons land werd zo bijvoorbeeld een Cuneus Frisiorum opgericht, waarin Frisii en Tubanten dienst deden. Deze werd gelegerd in Brittannia. In Matilo (Leiden) zat de Numerus exploratorum Batavorum. Verder aarzelde Severus niet om met preventieve aanvallen de volkeren aan de grens af te schrikken.

Caracalla's besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.
Caracalla’s besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.

Ondanks alle maatregelen kostte het veel moeite om de controle te herstellen. Er was definitief iets veranderd na de Antonijnse Pest en de daaropvolgende invallen. Vijandige invallen zouden hierna steeds frequenter worden. Ook Severus’ zoon Caracalla kreeg te maken met Germaanse invallen. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij in 212 middels de constitutio Antoniniana invoerde, de wet die bepaalde dat alle vrije mannen in het rijk (dus geen slaven, halfvrijen, buitenlandse bondgenoten, lijfeigenen of vrouwen) tot staatsburger gemaakt werden. Staatsburgers betaalden vijf procent inkomstenbelasting, dus deze nieuwe wet bracht meer geld voor het dure leger in het laatje, terwijl hij ook de loyaliteit van de mensen aan de staat zou kunnen vergroten. Op lange termijn was de wet echter een misrekening: legionairs verdienden meer dan hulptroepen en alleen staatsburgers konden legionair worden. Wie staatsburger was moest dus wel gek zijn om bij de hulptroepen in plaats van de legioenen te gaan. Kans op staatsburgerschap was voor de vrije mannen in het rijk geen motivatie meer om bij de hulptroepen te gaan.

Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt.
Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt. En dat was slecht voor de Limes!

Na Caracalla’s dood in 217 volgde weer een labiele periode en een strijd om de macht, die gewonnen werd door de uiterst labiele Elagabalus, die het als keizer maar enkele jaren volhield. Zijn neef en opvolger, Severus Alexander, was stabieler en verstandiger, maar kreeg het opnieuw met invallers aan de stok. In 231 moet er een inval aan de Neder-Rijn hebben plaatsgevonden, die met moeite werd teruggeslagen door Legio I Minervia. In 235 reisde Alexander af naar Germania, maar werd hier door zijn ontevreden soldaten vermoord. Severus Alexander was niet populair geweest bij zijn soldaten, wat hem in deze militaristische tijden zuur opbrak. De legioenen in de regio schoven hun bevelhebber, Maximinus Thrax, naar voren als keizer: de eerste maal dat het keizerschap werd opgeëist door iemand van gewone komaf, een mogelijkheid geschapen door de wet van Caracalla, die meer staatsburger creëerde en het belang van een militaire carrière deed toenemen. Het resultaat was een halve eeuw aan politieke en militaire chaos: de soldaten schoven hun eigen keizers naar voren, maar aarzelden ook niet om hen uit ontevredenheid te vermoorden.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Tijdens deze Crisis van de Derde Eeuw ontbrak vrijwel elk centraal gezag in Germania Inferior. Invallen waren nauwelijks te stuiten en de economie stortte volledig in. De burgeroorlogen leidden namelijk tot een hoop verwoesting en een hogere belastingdruk. Bovendien hadden veel keizers al lange tijd de soldij betaalbaarder gemaakt door het gehalte van edelmetaal in de munten te verminderen, zodat het goedkoper werd om meer munten te slaan. Wanneer kooplui en bankiers dat doorkregen stegen de prijzen dus, zodat een carrière in het leger minder aantrekkelijk werd. Dus moest de soldij weer omhoog en dat kon alleen door het geld nog verder te devalueren. In de loop van de 3e eeuw steeg de graanprijs zelfs tot het honderdvoudige. Bijgevolg kwam de ruilhandel weer op terwijl oude munten opzij werden gezet of omgesmolten: geld gebruiken was voor de gewone man simpelweg niet meer rendabel!

Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.
Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.

Doordat de handel en geldeconomie instortten verloren de steden, die wat voedsel betreft niet zelfvoorzienend waren, sterk aan belang. Grote plattelandshoeves werden nu meer de economische centra van de streek. Versterkte hoeves, want van veiligheid was geen sprake meer in Germania Inferior. Niet alleen vanwege de invallen, want ook failliete boeren en andere lieden gingen in hun wanhoop op rooftocht. Ook ecologisch kampte men hier met ernstige problemen. De gemiddelde jaartemperatuur daalde rond deze tijd met een graad of 2, wat de opbrengst van de landbouw deed dalen (zodat de prijzen dus nog meer stegen). Door ongeremde cultivatie van veengrond in Zeeland en Noord-Nederland, was de grond hier letterlijk ingezakt, wat grote overstromingen tot gevolg had. Was Zeeland rond het begin van de Romeinse tijd nog vooral moerassige grond geweest, nu veranderde het langzaam maar zeker in een archipel van erg kleine eilanden (veel kleiner dan tegenwoordig). Veel gebouwen, ook de Nehalennia-tempel van Ganuenta (bij Colijnsplaat) werden weggespoeld. Ook de landbouwgrond van de Frisii begon steeds vaker door zoutwater overspoeld te raken. Dat kwam omdat de stroom tussen het Flevomeer en de Waddenzee verwijdde, wat resulteerde in een flinke vergroting van het meer. Op de bedorven landbouwgrond was niet meer te leven, zodat veel mensen wegtrokken.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.

Andere Germanen achter de Rijn verbonden zich in coalities, zodat zij minder onderling vochten en dus gevaarlijker werden voor de Romeinen. In 241 was er voor het eerst een aanval gekomen door een nieuwe coalitie van achter de Rijn: de Franken! Meerdere volkeren aan de IJssel en de Lahn vormden de basis van deze (overigens vrij losse) confederatie: de Saliërs, de Angrivariërs, de Chamaven, de Tubanten… Steeds meer stammen sloten zich aan. Ook oude vijanden van de Romeinen, zoals de Usipeten, de Tencteren en de Bructeren. De Chauken daarentegen gingen eind 3e eeuw mogelijk op in een ander stamverband, namelijk dat van de Saksen, die de rol van de Chauken als schrik van de Noordzee overnamen. Terwijl de Franken de Rijn regelmatig overstaken, zeker na bericht over leegstaande forten, teisterden de Saksen dus de Kanaalkusten. Keizer Gallienus was dan ook in 254 bij de Rijngrens geweest om oorlog tegen de Germanen te voeren. Om zijn macht te stabiliseren richtte hij een keurkorps op van enkele mobiele afdelingen, die hem overal zouden volgen en dus niet onder de invloed van een onbetrouwbare generaal zouden vallen.

Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.
Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.

Door manschappen weg te trekken voor burgeroorlogen hadden Gallienus en zijn voorgangers de grens flink verzwakt, dus nu was het maar goed dat hij een eigen leger meebracht. Meerdere keren gaf hij de Franken er behoorlijk van langs, hoewel ze ook telkens weer terugkwamen. Maar in 258 moest Gallienus zijn werkterrein noodgedwongen naar de Balkan verleggen om daar een tegenkeizer te verslaan, waarmee hij tal van soldaten met zich meenam. Om deze reden moet ook de zuidelijke helft van Nederland grotendeels ontvolkt zijn. Keizer Gallienus had rond die tijd de Limesforten leeg getrokken om deze soldaten in te zetten op de Balkan. Veel mensen trokken met hen mee omdat zij hun broodwinning of zelfs hun familie zagen vertrekken. Voor anderen was de veiligheid een goede reden om te gaan, want de Rijngrens was hiermee in de praktijk gewoon opgegeven. Wel erg belangrijk bleef de handelsweg tussen Colonia Agrippinensis (Keulen) en Gesoriacum (Boulogne-sur-Mer). De belangrijkste plaatsen op deze route in ons land waren Coriovallum (Heerlen) en Mosae Traiectum (Maastricht). De vestingen langs deze handelsweg zijn grotendeels in de 3e en 4e eeuw gebouwd. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse invloed echter veel minder merkbaar. Forum Hadriani en Noviomagus werden uiteindelijk ook verlaten.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.

Wel had Gallienus zijn minderjarige zoon Saloninus achtergelaten in Colonia Agrippinensis. De jonge onderkeizer viel onder toezicht van onder andere een generaal genaamd Marcus Cassianus Latinius Postumus. Postumus wist de Franken op de knie te krijgen, waarschijnlijk ter hoogte van het huidige Empel, waar een tempelcomplex stond voor de Bataafs-Romeinse meng-god Hercules Magusanus. Toen Saloninus echter de buit van de oorlog opeiste ontstond er onenigheid en belegerde Postumus de stad, die hij in 260 innam. Saloninus werd gedood en Postumus werd tot keizer uitgeroepen. Postumus, die ook van lage afkomst was en via een militaire carrière was opgeklommen, bleek nu een vrij bekwaam bestuurder te zijn. Hij heerste als keizer vooral over Gallië, waar hij zijn eigen regering en Senaat oprichtte zonder zich om de verdere verovering van het Romeinse rijk te bekommeren, wat de reden is dat zijn rijk vaak het Gallische Keizerrijk genoemd wordt, ondanks dat zijn rijk verder geen uitgesproken Gallisch karakter had. In elk geval sloten Brittannia en Hispania zich bij hem aan.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus' munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus’ munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.

Postumus reorganiseerde de verdediging van de Rijngrens, waaraan hij bijna altijd verbleef. Uit Frankische krijgsgevangenen en huurlingen stelde hij nieuwe hulptroepen samen, die wisten hoe zij de Franken moesten bestrijden. Stadsmuren van de steden werden versterkt en er werden nu meer forten in het achterland aangelegd, zoals langs de Maas, zodat de bevolking een toevluchtsoord had in tijd van nood. De in het achterland aanwezige garnizoenen konden een eventuele aanval die door de grens heen wist te komen dan alsnog opvangen. Dit systeem van “verdediging in de diepte” was op dat moment wellicht de beste oplossing. Op lange termijn zou het minder succesvol worden, aangezien er na enkele decennia laksheid begon op te treden bij de troepen in de garnizoenssteden. Maar op dit moment was het een vakkundig uitgedacht systeem. Postumus was een sterk leider, die in tegenstelling tot Gallienus niet de grens onbewaakt achterliet om elders te gaan vechten, ofschoon Gallienus meerdere pogingen deed om deze separatist te verslaan. Ook een tegenkeizer in de vorm van ene Laelianus te Mogontiacum (Mainz) kreeg Postumus niet klein: het waren juist zijn eigen troepen die Postumus in 269 doodden nadat hij, toen Laelianus verslagen was, hen niet toestond om Mogontiacum te plunderen. Laelianus was zijn opstand echter wel begonnen nadat Postumus plotseling de muntwaarde opnieuw verlaagd had, voor de eerste keer in zijn regering.

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.

De dood van Postumus maakte dat er geen sterke man meer was om zich op de Rijngrens te concentreren. Zijn opvolgers regeerden maar kort. De laatste van hen, Tetricus, werd in 273 verslagen door Aurelianus, die keizer was geworden na de dood van Gallienus en zijn opvolger Claudius Gothicus. Tetricus en Aurelianus kwamen daarna in het geheim overeen dat Tetricus zich vrijwillig zou overgeven. De verovering liet echter een aardig uitgedund leger achter, wat de defensie geen goed gedaan zal hebben. De Germanen roken hun kans opnieuw en vielen opnieuw de Rijnforten aan. Postumus’ garnizoenen in het achterland konden blijkbaar maar weinig uitrichten en de vijand drong diep tot in Gallië door, waarbij zelfs Parijs in vlammen opging. Ook Mosae Traiectum moest het ontgelden. Het castellum bij Aardenburg werd rond deze tijd waarschijnlijk voorgoed verlaten, net als het achterland van Colonia Agrippinensis. Aurelianus leek zich hier weinig om te bekommeren. Toen de boeren op de Gallische westkust zich echter verenigden ter verdediging van hun land, werd dit afgedaan als rebellie.

Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.
Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.

Keizer Probus, die vanaf 276 regeerde, deed iets beter zijn best om niet alleen in naam een hersteller te zijn. Hij versterkte de grenssteden en bouwde een nieuwe Rijnvloot op. Tussen de garnizoenssteden in bouwde hij nieuwe forten. Ook kreeg hij voor elkaar dat een aantal Germaanse koningen gijzelaars leverden en Rome als hun suzerein erkenden. Een deel van de Franken kreeg in 277 toestemming om aan de Neder-Rijn te komen wonen als foederati, semi-autonome bondgenoten binnen het rijk. De verdediging van de Neder-Rijn werd dan ook voorlopig aan hen overgelaten. Vanaf dat moment waren de Rijndelta en de Betuwe de primaire uitvalsbasis van de Franken, waar zij tot 286 dankbaar gebruik van maakten. Toen ene Proculus een gooi naar het keizerschap deed en de hulp van de Franken inriep, leverden zij de tegenkeizer nog wel uit aan Probus. Maar echt betrouwbare bondgenoten waren zij daarmee nog niet.

Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.
Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.

Hoe gewelddadig de overname van het rivierengebied door de Franken precies verlopen is, is niet bekend. Vaststaat dat ons land voor 277 erg dunbevolkt moet zijn geweest. Het is mogelijk dat achterblijvende Bataven en Cananefaten uiteindelijk zijn opgenomen in de Frankische coalitie, zoals ook met de Chamaven gebeurd lijkt te zijn: deze stam, die vermoedelijk in Twente en de Achterhoek woonde, werd bijvoorbeeld in 298 aangeduid als Frankisch. Het is echter ook mogelijk dat de resterende Bataven en Cananefaten zijn verdreven, tot slaaf gemaakt of gedood. Een exact bewijs voor één van deze theorieën is er niet, zodat het tot op de dag van vandaag een raadsel blijft. In elk geval zijn de Bataven waarschijnlijk niet de voornaamste voorouders van de moderne Nederlanders. De beperkte Romeinse macht ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne heeft vermoedelijk een sterke invloed op moderne Belgische taalgrens: de grens tussen de Franse (Romaanse) taal en de Nederlandse (Germaanse) taal. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse macht weliswaar niet volledig verdwenen, maar wel sterk verzwakt. Het gebied tot aan de Rijn werd nog steeds opgeëist als deel van het rijk, maar was nu veel meer een soort periferie. Het wegennetwerk en de Romeinse staat waren hier nog amper van invloed en de loyaliteit aan Rome was grotendeels verdwenen. De eigen, lokale omgeving was nu veel belangrijker. Alleen de naam Batavia, zoals het rivierengebied nu vaak genoemd werd, herinnerde nog aan de hier ooit woonachtige Bataven. Het verlaten terpenland in het noorden stond bekend als Frisia. Het zou nog lang duren voor hier nieuwe bewoners neerstreken.

Honorius en Arcadius: lakse keizers in woelige tijden

honoriusmuntMet de dood van keizer Theodosius was de splitsing van het Romeinse rijk een feit. Oost en west zouden steeds meer uit elkaar groeien als aparte regeringen. Het rijkere oosten zou de woelige vijfde eeuw overleven en later zelfs nog een bloeiperiode doormaken. Het westen, zwak en arm geworden door al het onderling knokken, was echter niet bestand tegen de vijandige invallen. De keizers in deze eeuw stelden weinig voor, wat in het bijzonder geldt voor de zeer zwakke opvolgers van Theodosius de Grote: zijn zoons Honorius en Arcadius.

Keizer Honoriius, door Jean Paul Laurens (1880). Het schilderij benadrukt de tragische rol van Honorius als kind-keizer.
Keizer Honoriius, door Jean Paul Laurens (1880). Het schilderij benadrukt de tragische rol van Honorius als kind-keizer.

Van de twee broers was Flavius Arcadius de oudste. Hij was in 377 of 378 geboren in Hispania, waar zijn vader op dat moment een teruggetrokken leven leidde. Al in 383 maakte Theodosius hem Augustus en mede-keizer van het oosten. Pas het jaar daarop werd Flavius Honorius geboren, op 9 september. Ook Honorius kreeg op jonge leeftijd al allerlei titels toebedeeld. Op zijn 2e werd hij al tot consul benoemd en in 393 benoemde Theodosius de Grote de 8-jarige jongen tot Augustus en mede-keizer van het westen. Toen Theodosius in 395 stierf op 48-jarige leeftijd, waren Arcadius en Honorius respectievelijk 18 en 10 jaar oud. Net als bij Valentinianus II kwam Honorius dan ook onder controle te staan van zijn magister militum, oftewel militair opperbevelhebber, die als regent optrad. Dit was Flavius Stilicho, een militair die onder Theodosius was opgeklommen en uitgegroeid tot een grote vertrouweling van de keizer. Stilicho had zich nuttig gemaakt door naar Perzië te gaan om te onderhandelen met koning Shapur III en mocht rond die tijd ook in het huwelijk treden met Theodosius’ geadopteerde nicht Serena. Daarna was hij tot generaal gepromoveerd en had de taak gekregen om de Goten te bestrijden. In 392 voerde hij het leger aan in de strijd tegen de usurpator Eugenius en de veel te ambitieus geworden magister militum Arbogast. Deze strijd kostte Theodosius veel energie en derhalve had hij na afloop Stilicho tot de voogd van Honorius benoemd. Arcadius stond op zijn beurt onder controle van Flavius Rufinus, die door Theodosius tot prefect van het oosten benoemd was.

Alarik trekt Athene binnen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken waren de Gotische legers geen horde woestelingen in beestenvellen, maar echte professionele soldaten.
Alarik trekt Athene binnen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken waren de Gotische legers geen horde woestelingen in beestenvellen, maar echte professionele soldaten.

Meteen in 395 deden zich ernstige problemen voor, in de persoon van Alarik. Alarik stamde uit een Gotisch koningsgeslacht en was de zoon van een hoofdman. Nadat een deel van de Goten de status van foederati had gekregen had hij carrière gemaakt in het Gotische en later het Romeinse leger. In 391 had Alarik al een leger van verschillende Goten en bondgenoten geleid bij een plundertocht in Thracië, waar Stilicho hen op de knieën gewerkt had. Het resultaat was dat de twee aanvoerders als kameraden deelnamen aan de veldtocht tegen Eugenius en Arbogast. Maar ondanks het grote aantal doden aan Gotische zijde hadden Alarik en zijn foederati naar hun smaak te weinig erkenning gekregen, zodat Alarik het leger wrokkig had verlaten. Nu was hij verkozen tot reiks of koning van het nieuwe verbond der Visigoten en marcheerde hij met zijn troepen plunderend door Thracië! Omdat het leger van de strijd tegen Arbogast echter nog gemobiliseerd was, kon Stilicho ingrijpen en de Visigoten gaan bevechten. Nu kwam echter het oude vijandschap tussen Stilicho en Rufinus boven: op aansturen van Rufinus riep Arcadius het oostelijk deel van het leger terug naar Constantinopel. Zo hield Stilicho te weinig manschappen over om Alarik effectief te kunnen bestrijden. Rufinus werd kort na de terugkeer van de soldaten vermoord door een afdeling van Gotische huurlingen in het oostelijk leger. Het is niet bewezen dat Stilicho verantwoordelijk is voor de moord, al is het in een dergelijk politiek klimaat niet ondenkbaar. Voor de machtspositie van de zwakke Arcadius maakte dit weinig verschil: in plaats van aan Rufinus liet hij zich nu volledig bespelen door zijn kamerheer, de eunuch Eutropius.

Stilicho afgebeeld op een tweeluik met zijn vrouw en kind. Vanwege de afkomst van zijn vader wordt hij vaak "de Vandaal Stilicho" genoemd, ondanks dat hij zichzelf waarschijnlijk als Romein beschouwde.
Stilicho afgebeeld op een tweeluik met zijn vrouw en kind. Vanwege de afkomst van zijn vader wordt hij vaak “de Vandaal Stilicho” genoemd, ondanks dat hij zichzelf waarschijnlijk als Romein beschouwde.

Pas in 397 wist Stilicho de Visigoten te verslaan in Macedonië, al wist Alarik te ontkomen. Hij zou een behoorlijke lastpost blijven voor Stilicho, die verder nog met een opstand in Africa en een inval van de Vandalen te maken kreeg. Om zijn band met Honorius te versterken regelde Stilicho in 398 dat de jonge keizer met zijn dochter Maria trouwde. Maar de Visigoten lieten al snel weer van zich horen. In 401 vielen zij Italië binnen en Milaan leek niet langer veilig voor de keizer. Honorius week derhalve uit naar Ravenna, dat omgeven werd door moerassen en een ring van versterkingen, zodat het veel moeilijker in te nemen was. De stad zou nog ruim 70 jaar de residentie van de westelijke regering blijven. De ligging van Ravenna aan de oostkust maakte tegelijkertijd echter de verdediging van de rest van Italië moeilijker en Rome lag behoorlijk open. Stilicho wist de invasies van Alarik in 402 bij Verona te verslaan, maar wel met grote verliezen. Vooralsnog wist Alarik een vrije aftocht te verkrijgen. In 405 viel opnieuw een troep Goten, onder leiding van de heidense Radagaisus, Italië binnen en richtte hier een hoop schade aan, alvorens Stilicho hen in 406 versloeg en in zijn eigen gelederen opnam.

Buste van keizer Arcadius. Net als zijn broer was hij niet veel meer dan een marionet.
Buste van keizer Arcadius. Net als zijn broer was hij niet veel meer dan een marionet.

Aan het oostelijk hof waren nog altijd tal van intriges aan de gang. Arcadius was al in 395 getrouwd met Aelia Eudoxia, de dochter van de vroegere opperbevelhebber Bauto. Naarmate de tijd verstreek ging Eudoxia haar man meer domineren en in 399 wist zij voor elkaar te krijgen dat hij Eutropius ontsloeg. Eutropius, die nota bene het huwelijk tussen Arcadius en Eudoxia had geregeld, was steeds machtiger geworden en had in 399 zelfs het consulaat bereikt. Nog binnen datzelfde jaar viel hij uit de gratie, om na enige maanden van aarzeling geëxecuteerd te worden. Eudoxia ontplooide zich nu als de macht achter de troon. Haar grootste tegenstander hierin was Johannes Chrysostomus, de patriarch van Constantinopel, die tegen de executie van Eutropius was geweest. In 404 wendde zij dan ook haar invloed aan om Chrysostomus af te zetten, waarna zij echter in datzelfde jaar nog overleed. Vanaf dit moment was Arcadius vooral afhankelijk van Anthemius, de Prefect van het Oosten, die in elk geval in mindere mate een dubbele agenda lijkt te hebben gehad dan alle andere vertrouwelingen van Arcadius. Anthemius kreeg voor elkaar dat het conflict dat Stilicho sinds 395 met het oostelijk hof had min of meer beëindigd werd.

Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407  o.a. de Vandalen en Alanen die de Rijn overstaken en tot in Spanje doorkwamen. Ondertussen hielden de Visigoten huis in Italië.
Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen die de Rijn overstaken en tot in Spanje doorkwamen. Ondertussen hielden de Visigoten huis in Italië.

De problemen met de Goten en de politieke worstelingen maakten dat Stilicho geen tijd had om zich bezig te houden met de verdediging van de toch al aardig verwaarloosde Rijngrens. Op 31 december 406 verloren de Franken een grote veldslag bij Mainz, waarna de Bourgonden, Alanen, Sueven en Vandalen massaal de bevroren Rijn over trokken en Gallië binnenvielen. Dit was een zeer ernstige ontwikkeling voor het West-Romeinse rijk, waarbij overigens vermeld moet worden dat het daarvoor al in een zwakke toestand verkeerde en de grootscheepse inval dus eerder gevolg dan oorzaak van de zwakte was. Stilicho kon niet veel nuttigs doen terwijl de invallers door Gallië naar het zuiden trokken en in 409 tot in Hispania doordrongen, al werd hem door zijn tegenstanders vooral verweten dat hij meer bezig was met zijn eigen positie. Inderdaad trachtte hij zijn invloed aan het hof te versterken. Nadat Maria in 407 overleden was, kreeg Stilicho voor elkaar dat zijn tweede dochter Thermantia trouwde met Honorius. In 408 voorkwam Stilicho echter wel een nieuwe invasie van de Visigoten, door af te dwingen dat de Romeinse Senaat 4000 pond goud aan Alarik betaalde als afkoopsom. De crisis greep onderwijl ernstig om zich heen, want de troepen in Brittannia waren sinds 406 ook niet meer loyaal aan Honorius en steunden meerdere keren een tegenkeizer, waarvan Constantijn III vanaf 407 de geduchtste was en zelfs Gallië binnenviel. De Romeinen zouden hierna nooit meer de controle over Brittannia terugkrijgen.

Theodosius II.
Theodosius II.

Terwijl Stilicho de Goten afkocht was Honorius onderweg naar Ticinum. In Bononia kwam er echter nieuws over zijn broer: Arcadius was op slechts 31-jarige leeftijd overleden. Meteen wilde Honorius naar Constantinopel om de begrafenis van zijn broer bij te wonen, evenals de troonsbestijging van diens zoon Theodosius II. Theodosius was nog een kind, geboren in 401 en al binnen dat jaar mede-keizer gemaakt door Arcadius, zodat ook hij onder de voogdij van Anthemius viel. Stilicho adviseerde Honorius echter om niet te gaan en ging zelf. Dat bleek een fout, want andere intriganten kregen nu gemakkelijker controle over de keizer. Stilicho werd er door zijn vijanden van beschuldigd dat hij de nederlaag bij Mainz bekokstoofd had, waarbij zijn half-barbaarse afkomst (zijn vader was een Vandaal geweest) sterk werd benadrukt door de Romeinse elite, ondanks dat Stilicho zichzelf waarschijnlijk alleen maar als een Romein zag. Honorius was blijkbaar gemakkelijk te beïnvloeden. Stilicho werd bij zijn terugkomst in Ravenna uiteindelijk gearresteerd en wegens verraad ter dood gebracht, waarna ene Flavius Constantius het opperbevel overnam. Opvallend genoeg verzette Stilicho zich niet tegen de aanklacht, wellicht uit angst voor de gevolgen. De gevolgen van zijn executie waren echter dat zijn Gotische troepen massaal overliepen naar Alarik, zodat deze met weinig tegenstand Italië binnen kon vallen in het volgend jaar. Bij die inval belegerde Alarik Rome weer en riep Priscus Attalus, de Prefect van Rome, uit tot keizer.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890)
De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890). De schilder heeft de “barbaarse” plunderaars als stereotypen afgebeeld.

Het oosten trachtte Honorius te hulp te komen door zes legioenen te sturen (6000 man – de legioenen in deze periode bevatten “slechts” 1000 soldaten) maar tussen Ravenna en Rome werden zij aangevallen, zodat slechts een handjevol Rome bereikte. Het was duidelijk dat de gewapende strijd geen oplossing ging bieden. In plaats daarvan opende Honorius onderhandelingen met Alarik, die zijn steun aan Attalus opzegde. De onderhandelingen liepen echter spaak dankzij een plotselinge aanval door Sarus, een Gotische commandant in Romeinse dienst afkomstig uit een dynastie die Alarik vijandig gezind was. Woedend trok Alarik weer naar Rome en wist de stad totaal te verrassen. Op 24 augustus 410 werd de oude hoofdstad ingenomen, de eerste vijandelijke bezetting van Rome sinds 387 v. Chr.! Bij deze plundering werden weinig plaatsen gespaard. De mausolea van Augustus en Hadrianus werden binnengevallen en de urnen werden vernield. Hoewel bijna alle verplaatsbare goederen werden geroofd, werden er weinig gebouwen vernield en werden sommige kerken volledig gespaard. In de plundering van Rome werd ook Galla Placidia, de halfzus van Honorius, gevangengenomen. Volgens het verhaal moet Honorius op het bericht dat Rome gevallen of “gesneuveld” was zeer emotioneel gereageerd hebben, maar dan wel omdat de eunuch die zorgde voor het pluimvee hem dit vertelde, zodat Honorius zou hebben gemeend dat het nieuws zijn haan Roma betrof. Misschien niet meer dan een sterk verhaal, maar het benadrukt in elk geval de lage dunk die de geschiedenis van deze keizer had. Na de plundering trok Alarik zuidwaarts met het plan om naar Afrika te gaan, maar een storm verwoestte de schepen. Kort daarna stierf de Visigotische koning in Cosenza. Zijn lichaam zou volgens de overlevering begraven zijn onder de rivierbedding van de Busento.

Chaos in het West-Romeinse rijk in 410. Grote delen van Spanje zijn in handen van de Vandalen en Alanen, terwijl veel andere gebieden in handen van tegenkeizers zijn. De Visigoten zijn na de plundering van Rome zuidwaarts gegaan.
Chaos in het West-Romeinse rijk in 410. Grote delen van Spanje zijn in handen van de Vandalen en Alanen, terwijl veel andere gebieden in handen van tegenkeizers zijn. De Visigoten zijn na de plundering van Rome zuidwaarts gegaan.

Dit betekende nog niet dat de Visigoten verslagen waren. Alarik werd opgevolgd door zijn zwager Athaulf die zich in eerste instantie zeer anti-Romeins opstelde. Meer lichtpunt voor Honorius was de nederlaag van Constantijn III in Arles, in 411. De tegenkeizer en zijn zoon werden in september onthoofd en Gallië was nu weer gepacificeerd. Wellicht was dit de reden voor Athaulf om hiernaar uit te wijken, zoals Attalus hem adviseerde. Waarschijnlijk zette Constantius hier ook druk op, om de Visigoten in elk geval uit Italië weg te krijgen. Toen de Visigoten in Gallië arriveerden bleek hier een nieuwe usurpator te zijn opgestaan, wat nieuwe opties bood. Uiteindelijk koos deze Jovinus echter de kant van Sarus, waarop Athaulf de onderhandelingen afbrak en Sarus doodde in de strijd. Nu sloeg hij de handen ineen met Honorius en slaagde erin om Jovinus en de zijnen te verslaan. In 414 werd de alliantie bekrachtigd door een huwelijk tussen Athaulf en Galla Placidia.

Standbeeld van de Visigotische koning Athaulf in Madrid, door Felipe de Castro.
Standbeeld van de Visigotische koning Athaulf in Madrid, door Felipe de Castro.

Constantius gooide echter roet in het eten en bedierf de relaties met Athaulf, waarna hij toestemming kreeg om de Middellandse Zeehavens van Gallië te blokkeren. Athaulf reageerde door Attalus opnieuw tot keizer uit te roepen in 414, maar dat had uiteraard geen effect op de blokkade. Toen die niet te verhelpen bleek weken de Visigoten opnieuw uit: Athaulf trok met zijn volgelingen naar Aquitanië en het noorden van Spanje. Attalus werd in de steek gelaten. Hij viel in handen van Constantius en werd in 416 meegevoerd in de triomftocht voor Honorius in Rome. Als straf werden zijn rechterwijsvinger en -duim afgehakt, wat hijzelf had gedreigd uit te halen met Honorius. Daarna werd hij verbannen naar de Eolische Eilanden. Placidia ging wel met Athaulf mee, maar hun zoontje overleed op jonge leeftijd. Als er nieuwe kinderen waren gekomen had er alsnog een bloedlijn kunnen ontstaan, maar zover kwam het niet. Athaulf werd nog hetzelfde jaar vermoord door een oudgediende van Sarus, die hij in dienst had genomen zonder te beseffen dat de man op wraak zon. Sarus’ broer werd hierop koning, maar werd na een week al vermoord. De nieuwe koning, Wallia, trachtte de relaties met de Romeinen te herstellen en stuurde Galla Placidia in terug naar Ravenna, waar ze in 417 hertrouwde met Constantius. Dit was op initiatief van Honorius, want zelf had ze er absoluut geen trek in. Hoewel Constantius bekendstond als de gezworen vijand van de Visigoten was Honorius niet van plan de herstelde vrede overboord te gooien. Een nieuw verdrag wees in 418 Aquitanië toe aan de Visigoten, al zou de provincie onder directe invloed van Ravenna blijven.

Afbeelding van Honorius als consul. Deze titel had allang niet meer de militaire functie van vroeger. Honorius was net zo slecht in legerzaken als in civiel bestuur.
Afbeelding van Honorius als consul. Deze titel had allang niet meer de militaire functie van vroeger. Honorius was net zo slecht in legerzaken als in civiel bestuur.

Ondertussen verzuurden de relaties met het oosten helaas. De bloedband die met het huwelijk tussen Placidia en Constantius was gelegd, leidde uiteindelijk tot Constantius’ verheffing tot Honorius’ mede-keizer in 421. De macht van de magister militum in het westen was altijd al groot geweest en was onder Honorius boven die van de keizer uitgestegen. Nu was de opperbevelhebber tot keizer verheven als bevestiging van zijn grote macht. In Constantinopel dacht men er echter anders over. De regering van Theodosius II weigerde de generaal te erkennen als keizer Constantius III. Constantius was woedend en begon zich nu daadwerkelijk op een oorlog tegen het Oost-Romeinse rijk voor te bereiden. Maar voor hij die plannen uit kon voeren overleed hij, na slechts zeven maanden keizerschap. Placidia bleef achter als weduwe met haar zoontje Valentinianus, maar begon nu ook in conflict te raken met Honorius. Volgens de overlevering zou Honorius een incestueuze affectie voor zijn halfzus hebben ontwikkeld, al denken moderne historici vaak aan een schandaal ten gevolge van een uit de hand gelopen roddel. Hoe het ook zij, Placidia ging er uiteindelijk samen met Valentinianus vandoor naar Constantinopel. Honorius bleef eenzaam achter in Ravenna, waar hij op 15 augustus 423 stierf, 38 jaar oud.

Reliëf dat mogelijk Aëtius voorstelt. Zijn carrière bereikte zijn hoogtepunt door de crisis na de dood van Honorius.
Reliëf dat mogelijk Aëtius voorstelt. Zijn carrière bereikte zijn hoogtepunt door de crisis na de dood van Honorius.

Een opvolger was er niet en men aarzelde in Constantinopel wat te doen, wat het westelijk hof de gelegenheid gaf zelf te reageren. Ene Johannes, de primicerius notariorum (hoogste notaris) werd uiteindelijk op de troon gezet. Over zijn afkomst is niets bekend, maar het moet een zachtaardig en tolerant persoon zijn geweest. Het West-Romeinse rijk ging akkoord, op Africa na. Ook de hoogste militairen, waaronder Flavius Aëtius, steunden Johannes. Theodosius II dacht er anders over en riep zijn neefje Valentinianus tot keizer uit. Aëtius werd naar de Hunnen gestuurd om hulp te halen. Ardabur, de leider van de Oost-Romeinse invasiemacht, werd door Johannes gevangengenomen maar verder gespaard. Een misstap. Ardabur stookte het westelijke leger op tegen Johannes, die hierop gevangengenomen en onthoofd werd. Drie dagen later arriveerde Aëtius met de Hunnen. Uiteindelijk kwam hij met Placidia overeen dat de Hunnen zouden worden afgekocht en dat Aëtius zelf magister militum van het westen werd.  Valentinianus werd keizer en zo werd de Theodosiaanse dynastie voortgezet. Maar oost en west waren verder uit elkaar gegroeid dan ooit. Brittannia en de Rijnprovincies waren opgegeven en in grote delen van Gallië en Hispania had de West-Romeinse regering ook niet veel meer in te brengen. Maar het ergste moest nog komen.

 

Theodosius de Grote: de laatste eenwording

theodosiusDe komst van de Hunnen rond 370 was voor veel stammen en federaties in Oost-Europa een aanleiding om hun oude aanvallen op het verzwakte Romeinse rijk te vernieuwen. Rome was geen regeringszetel meer en het rijk werd geregeerd door meerdere keizers, waarvan de grootste militair echter in de chaos ten onder ging. Tot zich een nieuwe keizer aandeed die orde in de chaos wist te scheppen en nog heel even in zijn eentje het rijk regeerde, als allerlaatste. De keizer die het christendom staatsgodsdienst maakte. Theodosius de Grote. 

Theodosius maakte een aantal belangrijke stappen in zijn carrière op de Balkan. Moesia is geel omrand.
Theodosius maakte een aantal belangrijke stappen in zijn carrière op de Balkan. Moesia is geel omrand.

Flavius Theodosius werd geboren op 11 januari 347 in Gallaecia, de Romeine provincie die nu ongeveer samenvalt met Galicië. Hij droeg de naam van zijn vader, een militair en grootgrondbezitter, afkomstig uit een Niceens christelijke familie. Over de jeugd van Theodosius, wiens naam zoveel betekent als “door God gegeven”, is vooral bekend dat hij zich bezighield met historische studies. Daarna maakte hij militaire carrière tegen de invallende Germanen, mede dankzij zijn vader, aan wiens zijde hij in eerste instantie werkte, zoals in 368 toen de oude Theodosius naar Brittannia ging om het Romeins gebied aldaar te redden. In 370, toen zijn vader al magister equitum, opperbevelhebber van de cavalerie, nam de jonge Theodosius deel aan de oorlog tegen de Alemannen. Op de Balkan bestreed hij in 372 en 373 de invallende Sarmaten en kreeg hij uiteindelijk de aanstelling van dux (bevelhebber) over de provincie Moesia Superior. Waarschijnlijk was dit aan de invloed van vaderlief te danken, want in die tijd een gebruikelijke manier was om carrière te maken. Ook in 374 versloeg Theodosius de Sarmaten.

Aelia Flavia Flaccilla, de eerste vrouw van Theodosius. Ze werd maar 30 jaar oud. Ze stierf in 386, net als hun dochter Pulcheria.
Aelia Flavia Flaccilla, de eerste vrouw van Theodosius. Ze werd maar 30 jaar oud. Ze stierf in 386, net als hun dochter Pulcheria.

In 373 ging vader Theodosius naar Africa om hier een opstand neer te slaan. De opstand was uitgebroken door de grote ontevredenheid over de corruptie van de gouverneur Romanus. Toen Theodosius senior ook een onderzoek naar Romanus instelde, werd hij echter plotseling gearresteerd en begin 376 in Carthago ter dood gebracht. De reden voor deze veroordeling is niet duidelijk, maar mogelijk spelen politieke intriges na de dood van Valentinianus I, een paar maanden eerder, hier een rol in. Na de executie van zijn vader brak Theodosius in 376 abrupt zijn carrière af, al dan niet gedwongen, en trok zich terug op zijn landgoederen in Hispania. Daar trouwde hij met Aelia Flaccilla, met wie hij in 377 een zoon kreeg die Arcadius genoemd werd. Verder hield Theodosius zich in die tijd vooral bezig met het beheer van zijn landgoed. Het leek erop dat zijn rol in het leger was uitgespeeld. En toen gebeurde het… Op 9 augustus 378 werden de troepen van de oostelijke keizer Valens bij Adrianopel verpletterend verslagen door de Visigoten en hun bondgenoten. Met Valens ging twee derde van het inlandse leger ten onder, zodat de Romeinse Balkan open lag voor de Goten en alle anderen die het rijk in wilden. Alleen de snelle formatie van een burgermilitie wist te voorkomen dat Constantinopel gevaar liep.

Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in vier prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen.
Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in vier prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen.

De westelijke keizer Gratianus was militair onbekwaam en durfde de strijd niet aan. In plaats daarvan droeg hij de ervaren Theodosius op zijn wapenrusting uit de mottenballen te halen en de strijd aan te voeren, als opperbevelhebber van de Balkan. Opnieuw versloeg Theodosius daar de Sarmaten. Ergens rond die tijd werd hij uitgeroepen tot keizer van het oosten. De omstandigheden zijn onduidelijk: het is mogelijk dat Theodosius zichzelf tot keizer uitriep, maar in elk geval steunde Gratianus hem, ook omdat er geen betere kandidaat beschikbaar was. Er was nog wel een andere keizer in de vorm van zijn broertje Valentinianus II, maar dit was nog een kind en dus niet in staat om het woelige oosten te beheersen. Gratianus verhief Theodosius op 19 januari 379 tot Augustus, waarbij Theodosius echter wel ondergeschikt zou blijven aan de Valentiniaanse broers. Kort daarna kreeg Theodosius niet alleen de Balkan, maar ook de prefectuur van het Oosten toegewezen. Om strategische redenen vestigde de verse keizer zich in deze tijd nog in Thessaloniki, van waaruit hij het oostelijke leger kon hervormen. Het percentage barbaarse huurlingen werd verhoogd, al bleef het grootste deel van de troepen Romeins. Dat wilde niet zeggen dat de oorlog van een leien dakje ging. Hoewel zijn campagne tegen de Goten in 380 eerst goed verliep, leed Theodosius uiteindelijk een nederlaag. Hij vroeg hulp aan Gratianus, die zijn Frankische generaals Bauto en Flavius Arbogastes, alias Arbogast stuurde, waarbij Theodosius enkele Balkangebieden weer aan Gratianus overdroeg. Datzelfde jaar werd Theodosius ziek en vreesde voor zijn leven, zodat hij zich snel liet dopen.

Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?
Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?

Met veel moeite wist men in 382 een verdrag met de Visigoten van Fritigern te sluiten, waarna zij alsnog de status van foederati kregen, oftewel van in het rijk wonende bondgenoten die deel zouden nemen aan de grensbewaking. Zij zouden zich ten zuiden van de Donau vestigen. Een belangrijke opmerking bij dit zogenaamde Gotenvertrag, dat in de loop der eeuwen vaak als een keerpunt en ernstige misrekening is afgedaan, is dat er geen contemporaine bronnen voorhanden zijn, wat de vraag doet rijzen of er sprake is van een daadwerkelijk verdrag op papier. Hoewel de Goten nu in het rijk woonden werden hen nog wel bepaalde beperkingen opgelegd, zodat de militaire kracht van het rijk niet verzwakte. Het was ook de beste optie, want de Goten waren bijna onmogelijk nog te verdrijven. Theodosius ging regeren vanuit Constantinopel, dat nu definitief de hoofdstad van het oosten werd.

Keizer Magnus Maximus. Naar aanleiding van legenden uit Wales is hij als Britse koning opgenomen in Geoffrey van Monmouths Historia Regum Brittanniae.
Keizer Magnus Maximus. Naar aanleiding van legenden uit Wales is hij als Britse koning opgenomen in Geoffrey van Monmouths Historia Regum Brittanniae.

Als Theodosius’ keizerschap is ontstaan door een greep naar de macht is het wel opvallend dat Gratianus ermee akkoord ging, misschien omdat het de enige manier was om de Balkan weer onder controle te krijgen. Bovendien verbleef Gratianus in Gallië en was er waarschijnlijk ook een bestuurder in het oosten nodig. Maar in 383 deed een nieuwe pretendent zich aan, in de vorm van Magnus Maximus. Deze generaal was geboren in Spanje en was destijds met Theodosius’ vader naar Africa gegaan. Ook had hij in 376 aan de Donau gediend om oog te houden op de migratie van de Goten. Rond 380 was Maximus benoemd tot comes van Brittannia, waar hij de Scoten en de Picten versloeg. Dit maakte hem populair bij zijn troepen, die steeds minder tevreden waren over Gratianus. Dat Gratianus zich met Alanen omringde was ook tegen het zere been en in 383 werd Maximus door zijn soldaten tot keizer uitgeroepen. Hij viel Gallië binnen en zijn leger ontmoette dat van Gratianus bij Parijs. Toen bleek wel hoe impopulair de militair onkundige keizer was, want zijn eigen leger liep prompt over naar Maximus! Gratianus sloeg op de vlucht, maar men zette de achtervolging in en doodde hem in Lyon. Maximus beheerste nu Brittannia en Gallië, terwijl ook Hispania zich bij hem aansloot. Hij trok naar Trier, dat al eerder hoofdstad geweest was, en richtte hier zijn regering in, waarna hij voorbereidingen begon te maken om Italië binnen te vallen en ook af te rekenen met Valentinianus II. Bisschop Ambrosius van Milaan, die een sterke invloed had op Valentinianus, ging echter met Maximus onderhandelen, terwijl Bauto, die inmiddels magister militum (algeheel opperbevelhebber) was, de Alpenpassen versterkte. Men kwam uiteindelijk overeen dat alle partijen de status quo zouden erkennen. Waarschijnlijk had Maximus tevergeefs gehoopt dat Theodosius zich bij hem zou aansluiten, Maximus’ band met zijn vader indachtig. Theodosius benoemde zijn 6-jarig zoontje Arcadius echter tot medekeizer, waarmee hij aangaf dat hij van plan was zijn dynastie voort te zetten. Maximus reageerde door in 384 zijn zoontje ook tot keizer te benoemen.

Een belangrijke vertrouweling van Theodosius was Stilicho, hier op een tweeluik afgebeeld met zijn gezin.
Een belangrijke vertrouweling van Theodosius was Stilicho, hier op een tweeluik afgebeeld met zijn gezin.

Theodosius richtte zich in alle rust op het bestuur van zijn deel van het rijk. Hij bestreed de corruptie, maar slaagde er niet in om de bureaucratie volledig onder controle te krijgen. Een grote hervorming van economie of belasting kreeg hij er ook niet door. Toch werd een deel van de administratie wat efficiënter gemaakt. Om hier zo gemakkelijk mogelijk mensen voor te werven bevoordeelde hij de aristocratie, ongeacht godsdienst. Constantinopel maakte een grote bloei door, waarbij paleis en forum flink werden uitgebreid. Met oorlog hield hij zich in deze periode zo min mogelijk bezig. Ondanks zijn eerdere overwinningen nam hij geen erenaam zoals Gothicus aan. De vrede waarborgen voor zolang het duurde was hem blijkbaar liever. Waarschijnlijk was het in 387 dat hij tot een verdrag over Armenië kwam met de Sassaniden, waarbij slechts een vijfde deel van het land Romeins werd en de rest naar Perzië ging. Dat was slimmer dan het leek, omdat het de oostgrens toch meer veiligstelde. Dat jaar hertrouwde Theodosius, want zijn eerste vrouw was al in 385 overleden. Hij nam Flavia Galla, de zus van Valentinianus II, tot vrouw.

Replica van de schijf van Theodosius.
Replica van de schijf van Theodosius.

De vrede duurde niet eeuwig. Magnus Maximus kon blijkbaar toch niet overweg met de ongemakkelijke overeenkomst die hij met Valentinianus en Theodosius gesloten had en viel in het najaar van 387 alsnog Italië binnen. Valentinianus vluchtte naar Constantinopel, en Theodosius kon nu niet langer afwachten. In een grote veldslag bij de Sava werd het leger van Maximus verslagen en werd de tegenkeizer gevangengenomen, waarna hij ter dood gebracht werd. Hiermee ging de laatste machtige keizer van het westen ten onder. Valentinianus werd weliswaar weer op de troon gezet, maar Theodosius stuurde Arbogast naar het westen als magister militum, om het beleid waar te nemen. In 389 hield Theodosius een triomf in Rome, waar Valentinianus heel nadrukkelijk geen deel aan nam. In Rome trachtte Theodosius goede banden op te bouwen met de senatoriale kringen, want ondanks dat de raad buiten de stad vrijwel niets in te brengen had waren deze families nog erg belangrijk. Om hen te paaien deelde hij enkele benoemingen uit. Tot 390 bleef hij in Rome, daarna vertrok Theodosius naar Milaan, waar hij echter al snel in botsing kwam met Ambrosius.

Sint-Ambrosius en keizer Theodosius, door Anthoon van Dyck. De schilder werd niet gehinderd door kennis van historische klederdracht. De kleding van de keizer en zijn gevolg lijkt uit een eerdere periode, die van de bisschop en zijn gevolg van een veel latere.
Sint-Ambrosius en keizer Theodosius, door Anthoon van Dyck. De schilder werd niet gehinderd door kennis van historische klederdracht. De kleding van de keizer en zijn gevolg lijkt uit een eerdere periode, die van de bisschop en zijn gevolg van een veel latere.

Ambrosius had zich intensief met de regering van Gratianus en Valentinianus II bemoeid, wat voor Theodosius uiteindelijk een reden was om laatstgenoemde uit Milaan weg te zenden. Wellicht verklaart dat de spanning tussen keizer en bisschop, temeer daar Ambrosius niet aarzelde om Theodosius op de vingers te tikken. Daar was dan ook een reden voor. In 390 liep het in Thessaloniki ernstig mis nadat hier generaal Butherik vermoord was. De Gotische Butherik had een populaire wagenmenner ter dood gebracht nadat deze seksuele omgang met een schenker van Butherik zou hebben gehad. Butherik was hierop door woedende supporters vermoord en Theodosius dat Butheriks Gotische troepen opdracht gegeven de moordenaars te doden. De vergelding liep echter volledig uit de hand: volgens de overlevering werden er wel 7000 mensen gedood. Hoewel dat wel erg veel lijkt, staat vast dat er sprake was van een bloedbad. Ambrosius wierp hem dit voor de voeten en droeg hem op boete te doen. Zolang de keizer hier niet aan toe kwam zo hij uitgesloten worden van de eucharistie, het nuttigen van het heilig brood en de heilige wijn in de kerk. Theodosius nam de boetedoening echter zo deemoedig als hij kon op zich, precies zo dat zijn waardigheid neit werd aangetast. Dat gaf hem een behoorlijk aanzien onder de christelijke gemeenschap.

Reliëf aan de voet van de obelisk van Theodosius, in het hippodroom van Constantinopel waarop de keizer de eventuele winnaar een krans aanbiedt. De Olympische Spelen spaarde hij echter niet.
Reliëf aan de voet van de obelisk van Theodosius, in het hippodroom van Constantinopel waarop de keizer de eventuele winnaar een krans aanbiedt. De Olympische Spelen spaarde hij echter niet.

Theodosius was lange tijd tolerant gebleven ten opzichte van niet-christelijke ereplaatsen en cultussen, ook uit politieke overwegingen. Maar na de boetedoening veranderde zijn houding. Vanaf 392 verbood Theodosius alle heidense godsdiensten, evenals het uitoefenen van openbare ambten door heidenen. Het christendom werd staatsgodsdienst – het Niceense christendom dat geloofde in de Heilige Drieëenheid wel te verstaan, want in tegenstelling tot zijn voorgangers begunstigde Theodosius het Arianisme niet. Juridisch gezien kon voortaan zelfs het bezit van een klein huisaltaartje of godenbeeldje al tot de doodstraf leiden. In de praktijk pakte Theodosius echter de niet-Niceense christenen vooral erg hard aan, zoals de aanhangers van het Arianisme. Wel werden tal van tempels vernietigd of tot kerken omgedoopt. De jaarlijkse Olympische Spelen, die officieel ter ere van de Griekse oppergod Zeus werden gehouden en dus heidens waren, werden in 393 formeel afgeschaft. Formeel, want de spelen werden enerzijds al enkele jaren flink belemmerd door een toename in oorlogen op de Balkan, terwijl er anderzijds ook bewijs is gevonden dat bepaalde sporten ook na het verbod nog wel degelijk beoefend werden.

Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius.
Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius.

Misschien is die verandering te wijten aan de politiek van 392. Datzelfde jaar werd Valentinianus dood aangetroffen in zijn paleis in Vienne, waarbij het onduidelijk blijft of hij zichzelf had opgehangen of dat dit in scène is gezet door Arbogast, die in conflict met de jonge keizer gekomen was. Wel verzocht Arbogast Theodosius om een nieuwe keizer in het westen te benoemen. Toen Theodosius dit niet deed riep Arbogast een hofbeambte genaamd Eugenius uit tot keizer. De christelijke bisschoppen, onder leiding van Ambrosius, gingen niet met hem in zee, waarop Eugenius meer toenadering zocht tot de senatoren, die nog altijd grotendeels heidens waren. De sterke christelijke politiek valt hier dus uit te verklaren, mede omdat de heidense aristocratie in Rome er nog altijd voor lobbyde om de invloed van de christenen te verminderen, ondanks dat Eugenius zich totaal niet anti-christelijk opstelde. Ook deed Eugenius zijn best om door Theodosius erkend te worden, waarbij hij munten met de beeltenis van Theodosius liet slaan, in een poging deze als zijn meerdere te erkennen. Na enige bedenktijd ging Theodosius echter toch niet akkoord.

De obelisk van Theodosius in Istanboel. Van oorsprong was dit een obelisk van farao Toetmozes III (1481-1425 v. Chr.) die door Theodosius naar Constantinopel werd verplaatst.
De obelisk van Theodosius in Istanboel. Van oorsprong was dit een obelisk van farao Toetmozes III (1481-1425 v. Chr.) die door Theodosius naar het hippodroom van Constantinopel werd verplaatst.

Op 23 januari 393 stelde Theodosius zijn jongere zoon Honorius aan als keizer van het westen. Hij trok naar het westen met een groot leger, inclusief Gotische huurlingen en Theodosius’ speciale vertrouweling Stilicho. Begin september kwam het tot een treffen in de Vipava-vallei, in het tegenwoordige Slovenië. De overwinning van Theodosius werd nadien dan ook gezien als een overwinning van het christendom op het heidendom. Eugenius werd geëxecuteerd en Arbogast pleegde zelfmoord. Het West-Romeinse leger kreeg een klap die het nooit meer te boven zou komen. Door de overlevende troepen van Eugenius vergiffenis en een deel van de buit te bieden, in ruil voor hun trouw, wist Theodosius de politieke wonden echter te helen. Ook met de heidense elite in Rome wist hij zich te verzoenen door wat tactische ambten te verlenen. Zo werd hij de enige keizer in het Romeinse rijk, de eerste sinds jaren, maar ook de laatste van allemaal. Theodosius zelf stierf in 395 aan hartfalen. Het rijk werd, zoals zijn wens was geweest, verdeeld onder zijn zoons Honorius en Arcadius. Niemand zag aankomen dat dit een definitieve splitsing zou betekenen. Laat staan dat het niet het oosten, maar juist het westen was dat binnen een eeuw ten onder zou gaan.