De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 3: langs de Maas tot aan de oostgrens

Reisgids MaasmondHet belang van de Maas als waterweg kan ook niet onderschat worden. Net als bij de Waal lagen er waarschijnlijk Romeinse posten aan de Maas. Aanvankelijk puur omdat hier een weg langs liep, waar wegstations nodig waren om de orde te bewaken, maar later ook om te voorkomen dat vijanden die de Rijn over hadden weten te steken nog verder doordrongen. Bovendien konden flexibele ruitereenheden vanaf de Maas snel naar een plek aan de Rijn komen om de soldaten daar te hulp te schieten als er problemen waren.

©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0
©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0

1. Helinium (Naaldwijk)
– Locatie: onzeker
– Bewoners: misschien de Classis Germanica pia fidelis
Volgens Plinius de Oudere lag het “Bataveneiland” tussen het Flevomeer en het Helinium. Waarschijnlijk was dit de benaming voor de toen zeer brede monding van de Maas en Waal. Het is duidelijk dat er bij Naaldwijk een nederzetting lag en gezien de positie ervan zou het best eens kunnen dat het Kanaal van Corbulo hier in het Helinium uit kwam. Als dat zo was, is het ook logisch dat er een militaire post bij Naaldwijk was, die misschien ook wel naar de naam Helinium luisterde. Een bronzen plaat van de Classis Germanica pia fidelis, de vloot van de Rijndelta, doet vermoeden dat er een vlaardingenvlootbasis was, maar die is nog niet ontdekt.

2. Flenium (Vlaardingen?)
– Locatie: onzeker
Flenium staat op de Peutinger kaart tussen Tablis en Forum Hadriani. Er zijn meerdere ideeën over hoe dit zit. Het zou kunnen dat Flenium aan de Maasmonding, het Helinium, lag en daar gewoon een verschrijving van was (wat op de kaart wel meer voorkomt). Volgens de afstanden van de kaart zou Flenium op 26 kilometer van Forum Hadriani moeten liggen, wat Vlaardingen een goede kandidaat maakt als het om een andere plaats dan castellum Helinium gaat. Er zijn in Vlaardingen in elk geval wel sporen gevonden van een kade of verharde weg.

alblas3. Tablis (Alblasserdam?)
– Locatie: zeer onzeker
Ten oosten van Flenium vermeldt de Peutinger kaart als eerste Tablis. Een kandidaat voor de locatie ervan is Alblasserdam, waar bewijs voor een nederzetting op de Hogendijk is gevonden. Ook in Oud-Alblas zijn aanwijzingen gevonden. Of één van deze nederzettingen daadwerkelijk Tablis was, is natuurlijk nog maar de vraag…

caspingio4. Caspingium (Heesbeen of Asperen?)
– Locatie: onbekend
Op de Peutinger kaart staat Caspingium tussen Grinnes en Tablis vermeldt.. Hier wordt het bepalen van de locatie des te lastiger omdat in dit gebied zowel de Waal als Maas hun delta bereiken en daardoor vertakken. Behalve dat er dus veel weggespoeld is, is het ook lastig vast te stellen hoe de Romeinen dit bekeken. Grinnes en alle volgende plaatsen worden tussen Maas en Waal vermoed, maar of dat voor Caspingium ook geldt is de vraag? Van oudsher werd Asperen vaak met Caspingium vereenzelvigd, maar dat ligt wel erg ver ten noorden van de Waal. Een andere mogelijkheid is dat de Waal vroeger juist wat zuidelijker stromen en in die zin wordt er ook wel aan Heesbeen gedacht. Er is maar weinig om beide opties echt te bewijzen.

De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.
De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.

5. Tempel van Empel
Locatie: Meerwijkweg, Empel
Bij Empel stond een tempel van het Gallo-Romeinse type, waar overigens een opvallend groot voorgebouw bij hoorde. Deze was gewijd aan Magusanus, de Bataafse oppergod die vaak met Hercules vereenzelvigd werd. Waarschijnlijk werd hij in de derde eeuw verwoest door brand. Misschien door een oorlog tegen de invallende Franken, want in 258 behaalde generaal Postumus bij de resten van de tempel een grote overwinning op diezelfde Franken. Toen Postumus later zijn eigen keizerrijk in Gallië inrichtte, bleef hij Hercules Magusanus eren. Restanten van de tempel werden later gebruikt als nieuw bouwmateriaal, onder andere voor het castellum bij Kessel.

lith6. Castellum Vada (Kessel-Lith?)
Locatie: Vermoedelijk de Lithse Ham
Sinds de vondst van een groot aantal skeletten, zowel van mannen en vrouwen als van kinderen, wordt er door sommigen vermoed dat Kessel de plek was waar Julius Caesar in 55 v. Chr. afrekende met de Usipeten en de Tencteren, twee Germaanse stammen die van de oorlog in Gallië gebruik wilden maken om er te gaan wonen. Helemaal zeker is dat niet. Wel is het duidelijk te zien dat er sprake is van rituele begrafenissen, wat blijkt uit de kromgebogen zwaarden in de graven. Dat Kessel voor zowel de Romeinen als de inheemsen een belangrijk punt was blijkt uit de opvallend Gallo-Romeinse tempel van Kessel. Misschien was deze tempel net als die van Empel gewijd aan Hercules Magusanus, maar er is ook geopperd dat het om een tempel voor de vergoddelijkte Julius Caesar kan gaan. Ook deze tempel ging uiteindelijk ten onder en de stenen werden in de vierde eeuw gebruikt voor een nieuw castellum bij Kessel, waar de Waal en Maas vlak bij elkaar liggen. Omdat Kessel vlakbij Rossum (mogelijk Grinnes) ligt, zou het kunnen dat het om Vada gaat, dat in het jaar 70 samen met Grinnes werd aangevallen door de rebellen.

bord7. Villa van Wijchen-Tienakker
Locatie: Tienakker, Wijchen
Ten noorden van de Maas moet vanuit de Waal ook een weg richting Cuijk gelopen hebben. Niet erg ver van Nijmegen moet aan deze weg een opvallend luxueuze villa gelegen hebben, waar onder andere metalen kranen van gevonden zijn. Op het achterterrein van de villa was blijkbaar een klein altaartje, want er zijn een votiefsteen en een klein bronzen beeldje van de godin Minerva gevonden. Vondsten van de villa zijn in Wijchen te bewonderen in het museum.
Bezienswaardigheden: Romeinse vondsten in Museum Kasteel Wijchen; informatiebord bij de Wijchense Molen
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling  “Wachters van het noorden” (elke dag behalve 30 april en 1 mei, 13:00-17:00); Romeinenmiddag (3 mei, 13:00-16:00)

Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)
Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)

8. Ceuclum (Cuijk)
Locatie: Maasboulevard en Waalstraat, rondom de H. Martinuskerk
Gelegen aan het punt waar de Maas vanuit het zuiden komt en een bocht naar het westen maakt, was de rivierduin van Cuijk al snel een uiterst strategisch punt. De naam komt misschien van het Keltische keujka, “kromme rivier”. Al halverwege de eerste eeuw moet hier een houten fort hebben gestaan. Waarschijnlijk werd dit al voor de Bataafse opstand van twintig jaar daarna geëvacueerd en opgeheven. De burgerlijke nederzetting eromheen bleef echter wel bewoond, omdat de plaats ook een oversteekpunt was, zodat er op den duur 500 à 750 inwoners waren. De nederzetting kende een badhuis en kreeg in de tweede eeuw een tempel op de plaats van het oude fort. Toen het Romeinse rijk in de derde eeuw minder stabiel werd, liep Ceuclum leeg. Begin 4e eeuw wisten de Romeinen hun controle over het rivierengebied weer te versterken: Ceuclum kreeg een nieuw fort en later ook een stevige brug, zodat ruiters vanuit het zuiden gemakkelijk konden oversteken om de forten bij de Rijn te helpen. Toen de Romeinen controle over ons land verloren, raakte de brug in verval en stortte in. Cuijk bestaat echter nog steeds.
Bezienswaardigheden: Vondsten in Museum Ceuclum; contouren Romeinse brugpijlers en tempel op de Waalstraat
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse dag Cuijk (elke dag); Via Valentinana (elke dag)

© Werner Doenni; CC BY-SA 3.0
© Werner Doenni; CC BY-SA 3.0

9. Villa Groesbeek-Plasmolen
Locatie: Sint Jansberg, Plasmolen
Wie bij Ceuclum de Maas overstak kon hier mogelijk een weg vinden naar het oosten, richting Xanten. Het zou kunnen dat de villa van Plasmolen niet ver van die weg lag. Het is de grootste Romeinse villa uit heel Nederland. Hij bevatte onder meer een badruimte, vloerverwarming, muurschilderingen en mozaïeken, met een terrasvormige tuin om het geheel heen.
Bezienswaardigheden: stenen markeringen van het centrale deel en de uiteinden van de villa.

boerderijA. IJzertijdboerderij Dongen
Locatie: Oude Oosterhoutsebaan, Dongen
Op de IJzertijdboerderij in Dongen wordt sinds de opening in 2005 met zo’n 40 vrijwilligers het leven uit de ijzertijd herontdekt en herbeleefd. Ook Romeinen komen hier soms bij kijken, omdat de ijzertijd immers de laatste fase van de prehistorie is en de Romeinen in deze periode in Nederland arriveren. De boerderij is gebaseerd op een gebouw uit Beek en Donk van rond het jaar 700 v.  Chr.
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinenweek op IJzertijdboerderij Dongen (5 mei, 13:00-17:00)

museumB. Noordbrabants Museum
Locatie: Verwersstraat 41, ‘s-Hertogenbosch
Het Noordbrabants Museum bevat een opvallend interactieve Romeinse afdeling, met filmpjes, interactieve tafels en visuele maquettes. Het geheel is opgedeeld in de drie thema’s van het Romeinse leger, de Romeinse godsdienst en het dagelijks leven, uiteraard allemaal zoals het in Noord-Brabant was. Vondsten in het museum komen onder andere uit Cuijk, Empel, Esch en nog vele andere plaatsen.
Speciaal in de Romeinenweek: “Romeinen in Brabant” (elke dag behalve 30 april, 11:00)

boerderijC. PreHistorisch Dorp – Eindhoven Museum
Locatie: Genneper Parken, Eindhoven
Het PreHistorisch Dorp is opgericht in 1982 als Historisch Openluchtmuseum Eindhoven (HOME) en bevatte aanvankelijk vooral een dorpje in ijzertijd-stijl. Vanaf eind jaren ’90 is het museum uitgebreid, zodat het nu niet alleen gebouwen uit de prehistorie, maar ook uit de middeleeuwen en Tachtigjarige Oorlog bevat. De Romeinse tijd ontbreekt niet in het dorp, al moet je even goed kijken om die te vinden, want er zijn geen kolossale witgeverfde bouwwerken met dakpannen. In plaats daarvan ligt de nadruk bij de inheemse manier van leven, wat blijkt uit een stevige boerderij met stal- en leefgedeelte. Wel duiken er tegenwoordig bijna jaarlijks Romeinen op.
Speciaal in de Romeinenweek: ‘Op patrouille met de Romeinen? Sluit je bij ons aan!’ (elke dag behalve 1 mei, 11:00-17:00)

Romeinen en mobiliteit: naar een nieuwe woonplaats

Octavius2De Romeinenweek staat voor de deur. Het thema Op Reis Met de Romeinen heb ik afgelopen maanden uitvoerig besproken. Daarbij hebben we het gehad over het wegennet, de waterwegen en de redenen waarom iemand op reis zou kunnen gaan. Maar daarbij is één vorm van reizen nog niet besproken. Je kunt immers ook op reis gaan met een permanent doel. Verhuizingen kwamen zeker, zowel voor individuen en families, als voor complete dorpen, stammen of volkeren. Het blogje van deze maand gaat over migratie!

Hoe lang Romeinse soldaten in een wachttoren verbleven is niet zeker, maar sporen van gezinnen wijzen erop dat het maanden of zelfs een paar jaar kon duren.
Hoe lang Romeinse soldaten in een wachttoren verbleven is niet zeker, maar sporen van gezinnen wijzen erop dat het maanden of zelfs een paar jaar kon duren.

Je denkt bij dat woord misschien meteen aan de Romeinen die na de verovering van Gallië en later Germania massaal dit land binnentrekken om er te gaan wonen. Dat is wat te eenvoudig. Wel is het zo dat als een eenheid soldaten, of dat nu een legioen, een detachement of een cohort hulptroepen was, naar een fort gestuurd werd, ze hier vrij permanent bleven zitten. Het is niet zo dat elke eenheid zo’n fort honderden jaren bezette, want er werden regelmatig eenheden verplaatst, maar een jaar of 10 is natuurlijk op een mensenleven ook erg lang, zelfs al lijkt in een geschiedenisboek maar kort. Legio X Gemina bleef meer dan 30 jaar op de Nijmeegse Hunnerberg gelegerd voor het overgeplaatst werd en het fort door een klein detachement overgenomen werd, langer dan de minimale diensttijd van een legionair! Aanvankelijk waren deze permanente forten er natuurlijk nog niet, zodat de soldaten vaak in een tijdelijk tentenkamp verbleven. Dat kon er echter ook best een poosje staan, maar werd nooit als een permanente woonplaats gezien. In de herfst werd het vaak zelfs verlaten, waarna de soldaten de winter in een winterkamp doorbrachten.

Dat de Helvetiërs van Zwitserland naar de westkust trokken bracht oorlog met zich mee. Een goede aanleiding voor Caesar om zich erin te mengen en Gallië te bezetten.
Dat de Helvetiërs van Zwitserland naar de westkust trokken bracht oorlog met zich mee. Een goede aanleiding voor Caesar om zich erin te mengen en Gallië te bezetten.

De migratie van Germaanse stammen was een zaak waar de Romeinen al lang voor hun komst naar dit land mee te maken kregen en meer dan ze lief was. Met Germanen bedoelden de Romeinen stammen met een oorsprong achter de Rijn, zodat deze al moesten verhuizen om in Romeins gebied te komen. Rond 100 v. Chr. trokken de Cimbren en Teutonen bijvoorbeeld door half Europa en kwamen hiermee een paar keer heftig in botsing met de Romeinen, zodat 6 oktober (de dag van de slag bij Arausio) voor altijd een ongeluksdag bleef. Het was opnieuw dit soort migratie die Caesar aangreep als casus belli voor de Gallische Oorlog: de Keltische Helvetiërs voelden de hete adem van Germaanse buren in hun nek en besloten naar het westen te trekken, waarop Caesar beweerde dat ze erop uit waren Gallië te veroveren en dus een bedreiging voor Rome vormden.

Caesar rekende in de Gallische Oorlog op meedogenloze wijze af met Germaanse en Keltische stammen die migreerden op een manier die hem niet aanstond.
Caesar rekende in de Gallische Oorlog op meedogenloze wijze af met Germaanse en Keltische stammen die migreerden op een manier die hem niet aanstond.

Tijdens deze Gallische Oorlog kwam Caesar ook naar het gebied tussen de Rijn en de Marne, waar de Keltische Belgen woonden. Ook zij hadden Germaanse noorderburen. De Romeinen kregen het opnieuw met trekkende Germanen aan de stok toen de Usipeten en de Tencteren Belgica binnentrokken. Ze waren door de Sueben, een andere stam, van hun land verjaagd en hadden gehoord dat Caesar in Belgica een belangrijke stam had uitgeschakeld, zodat ze hoopten zich in dat gebied te kunnen vestigen. Caesar vond dat onzin en gaf ze opdracht maar in het land van de Ubiërs, ten oosten van de Rijn te gaan wonen. Toen de onderhandelingen misliepen eindigde de kwestie met een veldslag, waarvan Caesar beweerde dat hij de stammen uitgeroeid had. Volgens sommigen was dat bij Kessel, in Noord-Brabant. Na de Gallische oorlog, toen Gallië zelf rustiger werd maar de Germanen een dreiging bleven, werden er wel Germaanse stammen door de Romeinen toegelaten. De eerste hiervan waren hun oude bondgenoten de Ubiërs, die zich tussen de Rijn en de Ruhr vestigden. Hun oude land werd ingenomen door de Chatti.

De Bataven zouden van de Chatti zijn afgesplitst.
De Bataven zouden van de Chatti zijn afgesplitst.

Zo komen we ook aan de stammen in Romeins Nederland. Nadat Caesar de macht van de Eburonen in het zuidoosten van Nederland (en het noordoosten van België) gebroken had, sprongen andere groepen in het machtsvacuüm. De Tungri werden zo de dominante stam in Zuid-Limburg en Belgisch Limburg. De Bataven en Cananefaten zijn wellicht net zo in Nederland terecht gekomen, maar niemand weet precies hoe. De vreedzame onderwerping van de Bataven zou onder Caesar gebeurd kunnen zijn, maar net zo goed veel later. Wel lijkt het erop dat ze in 12 v. Chr. al een tijd bij de Rijn woonden. Volgens Tacitus stamden ze af van de Chatti. Over de Zuid-Hollandse Cananefaten zegt hij vrij weinig, behalve dat ze veel op de Bataven leken. Velleius Paterculus noemt de Cananefaten als een stam die in 4 na Chr. door Tiberius onderworpen werd. Volgens sommigen woonde de stam toen misschien nog wel in het noordoosten van Nederland. Of zou hij zich vergist hebben?

Het bezoek aan Rome van de Friese hoofdmannen Malorix en Verritus was te wijten aan de wet die hun stam verbood om op de noordoever van de Rijn te komen wonen. Hun wens werd afgewezen.
Het bezoek aan Rome van de Friese hoofdmannen Malorix en Verritus was te wijten aan de wet die hun stam verbood om op de noordoever van de Rijn te komen wonen. Hun wens werd afgewezen.

Halverwege de eerste eeuw na Chr. vonden er een paar incidenten plaats die wel aantonen dat de Romeinen nog steeds zelf bepaalden wie in hun rijk mochten komen wonen en wie niet. De noordoever van de Rijn werd hier ook bij gerekend, want dan kon de oever vrijwel onbewoond blijven zodat de rivier moeilijker te bereiken was voor eventuele vijanden. Bovendien had het leger graanvelden nodig. De Chamaven in de Achterhoek kregen dan ook opdracht hun land bij de Rijn te verlaten. Toen een groep Friese boeren in 58 zonder toestemming aan diezelfde noordoever ging wonen, kregen zij opdracht te vertrekken. De Friezen stuurden zelfs twee hoofdmannen naar Rome om de zaak te bepleiten, maar het hielp niet. Ze werden allemaal verjaagd of gedood. Waarom die Friezen naar het zuiden getrokken waren is niet helemaal duidelijk. Wel werden in diezelfde tijd de Ampsivariërs van de Eemsmonding verdreven door de Chauken, dus misschien had deze onrust in het noorden er iets mee te maken. De Ampsivariërs vroegen om een woonplaats in het Romeinse rijk, maar kregen die niet. Een groot aantal troepen werd gestuurd om te voorkomen dat de stam de Rijn alsnog over zou steken. Uiteindelijk trok de stam Germania weer binnen en ging hier op in de overige bevolking.

De Crisis van de Derde Eeuw bracht niet alleen een hoop burgeroorlog. De Germaanse invallers werden lastiger en gevaarlijker dan ooit.
De Crisis van de Derde Eeuw bracht niet alleen een hoop burgeroorlog. De Germaanse invallers werden lastiger en gevaarlijker dan ooit.

Hoewel 58 na Chr. blijkbaar een woelig jaar was, zijn er verder maar weinig van zulke gevallen bekend uit de 1e en 2e eeuw, dus ging eht toch vooral om incidenten. Tijdens de Crisis van de Derde Eeuw kwam hier verandering in. Germaanse stammen achter de Rijn werden in deze tijd agressiever en beter georganiseerd, misschien omdat ze leerden van de Romeinen en tegelijkertijd flinker werden nu het Romeinse rijk zo’n puinhoop was. Een aantal stammen in de buurt van de Rijn verenigde zich in een verbond dat de Romeinen de Franken noemden. Onder andere de Saliërs, Chamaven en Tubanten – allemaal stammen uit het oosten van Nederland – maakten hier deel van uit. De Franken begonnen tijdens de Crisis steeds vaker de Rijn over te trekken op plundertochten, zeker toen de Romeinse forten steeds vaker leeg getrokken werden om andere oorlogen uit te vechten. Toen Postumus in 260 de Franken versloeg bij Empel, liet hij een deel echter als bondgenoten in het rijk wonen: in de moeilijke situatie leek dat een slimme oplossing, “verdeel en heers”. Tegelijkertijd maakte dat wel dat andere groepjes Franken probeerden hetzelfde voor elkaar te krijgen.

De Salische Franken gingen in de 4e eeuw van de Betuwe naar Toxandrië en het Menapisch gebied.
De Salische Franken gingen in de 4e eeuw van de Betuwe naar Toxandrië en het Menapisch gebied.

De rest van de 3e en ook 4e eeuw zou dit vaker gebeuren: een deel van de Franken kreeg toestemming om als foederati (min of meer autonome bondgenoten) in het rijk te komen wonen en de grens te verdedigen. Eerst op de Betuwe en later ook zuidelijker. Nieuwe forten werden vooral door Frankische soldaten in Romeinse dienst bemand. De laatste Cananefaten, Bataven en Tungri kunnen wel eens in die Franken opgegaan zijn. De Franken waren dan ook niet zozeer een volk, maar meer een verzamelnaam voor een bepaald verband van volkjes en stammen, die onderling ook regelmatig mot hadden. Hetzelfde geldt voor de Saksen in het noordoosten en misschien zelfs voor de “nieuwe” Friezen, die de gebieden van Zeeland tot de monding van de Weser gingen bewonen. De macht van de Franken in het midden en zuiden van Nederland was in de 5e eeuw zo groot dat bijna niemand in dit land er veel van merkte toen de laatste West-Romeinse keizer werd afgezet. De Franken, Friezen en Saksen regeerden rustig hun eigen koninkrijkjes.

Castellum Kessel-Lith: mysterie aan de Maas

kesselIn ons vorige artikel over Romeinse plaatsen aan de Maas deden we Empel aan. De bouwmaterialen van de tempel van Empel zijn, nadat de tempel zelf verwoest was, gebruikt voor andere bouwwerken, waaronder een castellum dat ongeveer 12 kilometer verderop aan de Maas werd gebouwd, om precies te zijn bij Kessel, in de gemeente Oss. Maar de Romeinse geschiedenis van dat gebied gaat misschien nog wel vele eeuwen terug, tot het begin van de Romeinse tijd in Nederland. Het zou het door Tacitus genoemde Vada, dat samen met Grinnes aangevallen werd in de Bataafse opstand, kunnen zijn.

Doorboorde schedels gevonden bij Kessel, vermoedelijk slachtoffers van Caesars aanval.
Doorboorde schedels gevonden bij Kessel, vermoedelijk slachtoffers van Caesars aanval.

De vondst van een grote hoeveelheid menselijke resten van rond het jaar 55 v. Chr. hebben de theorie doen ontstaan dat Kessel de locatie zou kunnen zijn van een veldslag tussen de Romeinen enerzijds en de Usipeten en de Tencteren anderzijds. Volgens Nico Roymans was dit het beruchte bloedbad waar Julius Caesar in zijn Commentarii de Bello Gallico over schrijft. De Usipeten en de Tencteren, door Caesar aangeduid als Germaanse stammen, waren in 56 v. Chr. het noorden van Gallië binnengevallen in de hoop gebruik te maken van de onrust om er een plaats te verwerven, na door de Sueben van hun eigen grond verjaagd te zijn. Toen de Usipeten en Tencteren hun oog lieten vallen op het gebied van de Ubiërs, in de buurt van Keulen maar ten oosten van de Rijn, riep deze stam echter Romeinse hulp in. Hierna trachtten de Usipeten en Tencteren de Rijn over te steken om zich in zuid-Nederland en Vlaanderen te vestigen.

Zwaardfragmenten uit Kessel wijzen op rituele begrafenissen
Zwaardfragmenten uit Kessel wijzen op rituele begrafenissen

Niet alleen zat Caesar niet op Germaanse invallen te wachten, maar bovendien dreigden de stammen naar het zuiden door te treken, wat Caesar overigens mooi gebruiken kon om zichzelf neer te zetten als verdediger van Gallië. Hij trok in 55 v. Chr. naar het noorden en sprak met de Germaanse afgezanten, die vroegen om vrede en woonruimte ongeacht waar in Gallië. Caesar wees het verzoek af omdat hij niet op onrust in Gallië zat te wachten en gaf hen opdracht zich bij de Ubiërs te vestigen. Caesar stelde zich in het conflict op als havik: verzoeken om wapenstilstand en om niet verder op te rukken wees hij af en toen de Germaanse leiders met Caesar kwamen praten om excuses te maken voor een schermutseling tussen hun mensen en de Romeinen, nam hij de gezanten gevangen, een daad die eigenlijk tegen het oorlogsrecht was. Vervolgens opende hij naar eigen zeggen een verrassingsaanval op de twee stammen, waarbij hij zijn ruiterij de vrouwen en kinderen liet aanvallen. De meeste vluchtende Usipeten en Tencteren zouden zijn gedood bij het punt waar Rijn en Maas samenvloeiden.

Reconstructietekening van de tempel van Kessel, met afmetingen erbij. Welke godheid er aanbeden werd is onbekend.
Reconstructietekening van de tempel van Kessel, met afmetingen erbij. Welke godheid er aanbeden werd is onbekend. (© tekening; Bert Brouwenstijn, ACASA, Vrije Universiteit Amsterdam)

Aangezien vlakbij Kessel en Lith de Maas en Waal samenvloeien, meent Nico Roymans dat dit de door Caesar beschreven locatie moet zijn. De grote hoeveelheid gevonden botten zijn van mannen, vrouwen en kinderen en van in elk geval een deel ervan kan worden aangetoond dat zij door geweld om het leven zijn gekomen. Bovendien zijn er wapens bij hen begraven. Meerdere van de gevonden zwaarden lijken opzettelijk verbogen of gevouwen, wat een rituele begrafenis impliceert. Of Kessel de daadwerkelijke locatie van het door Caesar aangerichte bloedbad was, is hiermee nog niet honderd procent vastgesteld. Wel staat het vast dat Kessel ook voor de inheemse bevolking een belangrijke locatie was. Er zijn namelijk ook resten van een Gallo-Romeinse tempel aangetroffen, misschien wel de grootste van Noordwest-Europa. Dit zou kunnen betekenen dat Kessel het centrum van de cultus van Hercules Magusanus was of wellicht van de cultus Julius Caesar, die na zijn dood immers vergoddelijkt werd.

De Lithse Ham, het water dat misschien nog meer resten van de tempel, het castellum en het grafveld herbergt.
De Lithse Ham, het water dat misschien nog meer resten van de tempel, het castellum en het grafveld herbergt.

De resten van de tempel werden in de vierde eeuw, samen met resten van de Tempel van Empel, gebruikt om een stenen fort te bouwen, wat past in de zogenaamde “verdediging in de diepte”, die vanaf de regering van Postumus in de 3e eeuw werd geïntroduceerd en in de 4e eeuw vaste vorm kreeg. Er waren in deze periode wat minder castella langs de Rijn in gebruik, maar daar stond tegenover dat er ook castella aan de Maas en Waal werden gebouwd, zodat een eventuele inval altijd nog kon worden opgevangen. Hoe het castellum ten onder is gegaan is onduidelijk, maar wellicht is het onder water komen te staan. Het blijft net zo goed een beetje een mysterie of de grote hoeveelheid menselijke resten en wapens daadwerkelijk het resultaat van een veldslag of bloedbad zijn, laat staan of dit die beruchte plek is waar Julius Caesar over schrijft. De tempel en het castellum zijn in elk geval vastgesteld. Zichtbaar zijn de restanten ervan niet voor de voorbijganger: alle drie de plaatsen liggen nu onder water in de Lithse Ham. Het is een begraven mysterie.

Romeinweek 2017, dag 6 (4 mei): “Beleef Romeins Brabant” in ‘s-Hertogenbosch

museumSalvete, amici barbari! Heden morgen ontwaakte ik midden in het Brabantse land, om precies te zijn in Oss, vanwaar ik mijn reis richting ‘s-Hertogenbosch voortzette. Want zo luidde het raadsel van vandaag: ‘Ga naar het bos van de dux. De dame uit het graf vertelt je meer.‘ En aangezien dux uiteindelijk het Latijnse woord is geworden voor een hertog, was het duidelijk dat ik in ‘s-Hertogenbosch moest zijn. Het was een hele wandeling, die ongeveer de hele morgen in beslag nam. Maar onderweg kwam mij ter ore dat in de stad het Noordbrabants Museum ligt en dat hier een tentoonstelling over grafgiften te vinden was. Ik besloot dus in het museum te gaan kijken. Het had in elk geval al wat klassieke elementen op de voorgevel, haha!

Zou deze ruiter soms gruwelijk aan zijn einde gekomen zijn?
Zou deze ruiter soms gruwelijk aan zijn einde gekomen zijn?

Klassieke dingen waren genoeg in het museum te vinden. In de collectie schilderijen bevonden zich bijvoorbeeld ook wat 17e-eeuwse afbeeldingen van Griekse en Romeinse mythologie. Een tentoonstelling over voorwerpen uit de oorlog door de eeuwen heen bevatte ook het een en ander uit de Romeinse tijd, zoals een gladius met de restanten van de schede eromheen en een ruiterhelm met een opvallend gat erin (brrr!).

De vondsten uit Velsen. Omdat de slingerkogels opraakten moesten er razendsnel nieuwe gegoten worden, dus drukte men zijn vingers in de aarde.
De vondsten uit Velsen. Omdat de slingerkogels opraakten moesten er razendsnel nieuwe gegoten worden, dus drukte men zijn vingers in de aarde.

In die tentoonstelling vond ik ook schedels en wapens die bij Kessel zijn gevonden als restanten van een grote veldslag uit de 1e eeuw v. Chr., misschien wel het bloedbad dat Julius Caesar onder de Usipeten en de Tencteren zou hebben aangericht. Een andere vitrine bevatte vondsten uit Flevum (Velsen), dat in 28 na Chr. door de Frisii werd belegerd. Hier zaten bijvoorbeeld de in allerijl gegoten loden slingerkogels tussen (in de vorm van vingers, die om gietvormen te maken in de grond gedrukt waren) maar ook enkele botresten van lijken die bij de ontruiming van het fort in de waterputten geworpen waren om deze onbruikbaar te maken.

Het is wel duidelijk over welk deel van de Romeinse samenleving dit paviljoen gaat!
Het is wel duidelijk over welk deel van de Romeinse samenleving dit paviljoen gaat!

Een grote Romeinse tentoonstelling over Brabant bevond zich echter op de 1e verdieping. Die was gemakkelijk te vinden, want een Romeins patroon wees de weg de trap op. De tentoonstelling bestond uit drie paviljoenen, die elk een aspect van de Romeinse samenleving bevatten: godsdienst, leger en het leven van de gewone man. Elk paviljoen bevatte een scherm met teksten en filmpjes, maar ook een maquette van een bijbehorend gebouw: de tempel van Empel, een castellum en een boerderij uit de ijzertijd.

Projecties maken een heel verhaal van de maquettes.
Projecties maken een heel verhaal van de maquettes.

Door vanuit handige hoeken beeld op de maquettes te projecteren, werden dit eigenlijk een soort 3D-filmpjes: achtereenvolgens zag je de oorspronkelijke staat van de gebouwen, maar werd vervolgens de uitleg van de verschillende onderdelen erop geprojecteerd. Dat maakte de tentoonstelling erg interactief en creatief. Daarnaast waren er ook speciale interactieve tafels, duidelijk gericht op een jong publiek. Deze bevatten afbeeldingen, met de mogelijkheid om bepaalde delen aan te raken voor nadere informatie. Bijvoorbeeld voor de uitleg wat een voorwerp nu is, hoe de komst van de Romeinen naar het noorden verlopen is of om, al schuivend, alles aan de binnenkant van een Romeinse villa te zien. Erg leuk!

Een fraaie voorraad grafgiften! Maar er was geen voorwerp van mij bij.
Een fraaie voorraad grafgiften! Maar er was geen voorwerp van mij bij.

De voorwerpen in de tentoonstelling waren niet mis. Eigenlijk was het bijna teveel om op te noemen. Er was uiteenlopend aardewerk te zien, van een enorme amfora tot de kleinste potjes. Natuurlijk ontbrak daarbij de beroemde terra sigilata ook niet. Ook waren er munten aanwezig – niet alleen Romeinse, maar ook Keltische – en een heleboel glaswerk, van rechthoekige flesjes voor in de keuken tot de prachtigste en sierlijkste schaaltjes en flessen. En wist je dat de Romeinen ook zwart glas konden maken? Dat was er namelijk ook te zien. En nog veel meer! Er waren fibula’s, kettingen, handboeien, stenen inscripties van keizers,  delen van het fries van een tempel… Je kon het zo gek niet bedenken! Er was zelfs een dakpangraf uit Cuijk!

Als ik ooit afzwaai en oud word, hoop ik dat ik genoeg pensioen heb voor zo'n huis en zulk glaswerk! Want Romeins glas is niet goedkoop...
Als ik ooit afzwaai en oud word, hoop ik dat ik genoeg pensioen heb voor zo’n huis en zulk glaswerk! Want Romeins glas is niet goedkoop…

Over graven gesproken, er waren zeker ook grafgiften aanwezig. Er zijn namelijk meerdere graven in Noord-Brabant gevonden die werkelijk vol bleken te liggen met giften, bijvoorbeeld bij Esch. Deze graven lagen vol potten en ander aardewerk, maar ook prachtig glaswerk en allerlei sieraden. De begraven personen zullen dus wel goed rijk zijn geweest. Sommige graven moeten echt tientallen zo niet honderden voorwerpen hebben bevat! Ik zou bijna jaloers zijn op mensen die zo rijk geëindigd zijn. Misschien zaten er veteranen tussen, dus laat ik niet teveel klagen…

De Dame van Simpelveld moet flink rijk zijn geweest.
De Dame van Simpelveld moet flink rijk zijn geweest.

Mijn vermoeden over de tentoonstelling bleek gegrond. De dame uit het graf had er inderdaad iets voor me achtergelaten: het was namelijk de Dame van Simpelveld, wier sarcofaag vol grafgiften teruggevonden is. De sarcofaag is nog steeds te zien in het Rijksmuseum van Oudheden, in Leiden. De dame is vrij jong gestorven, tussen de 24 en 40 jaar oud –  in de Romeinse tijd veel minder uitzonderlijk dan tegenwoordig, maar dat wil niet zeggen dat je op je 40e als ontzettend oud gezien werd. De sarcofaag zat vol juwelen en zilveren gebruiksvoorwerpen en was rijkelijk versierd, dus is wel duidelijk dat ze één van de vele villabewoners uit de streek moet zijn geweest.

Hoera, hoera, mijn omega-fibula! Dit smeedijzeren model paste natuurlijk niet tussen alle schitterende juwelen van de dame.
Hoera, hoera, mijn omega-fibula! Dit smeedijzeren model paste natuurlijk niet tussen alle schitterende juwelen van de dame.

De Dame van Simpelveld had mijn omega-fibula, een mantelspeld in een opvallend ronde vorm, voor mij achtergelaten. De mijne is puur ijzer en met weinig versiering, dus wat zij ermee moest is mij een raadsel, maar dat is het de laatste tijd des te vaker. Ik krijg steeds meer het gevoel dat het allemaal een soort afgesproken werk is, maar wat voor doel erachter zit ontgaat mij volledig. In elk geval was er opnieuw een raadsel aanwezig: ‘Ga naar de oorsprong van de tempel waar je orakel vroeg. Zoek degene die erbij past.’ Erg duidelijk is dat laatste niet, maar wat de tempel betreft is het anders. Het orakel vroeg ik immers in de tempel van Archeon. Die is gebaseerd op de tempel van Cuijk, dus moet ik daarnaartoe!

De maquette van de tempel van Empel die ik vandaag heb gezien. Hercules Magusanus was er ook.
De maquette van de tempel van Empel die ik vandaag heb gezien. Hercules Magusanus was er ook.

Omdat dit betekende dat ik in feite de hele reis van vandaag weer terug moest en nog een heel stuk verder, besloot ik eerst naar de Maas te lopen om te zien of hier misschien een lift op een boot te krijgen was. Vanuit Den Bosch naar het noorden gaand kwam ik bij Empel, waar het tempelcomplex van Hercules Magusanus stond. Grappig, want in de tentoonstelling was er ook een maquette van de tempel. En een beeldje van Hercules Magusanus! Die tempel is later vervallen en waarschijnlijk is er puin als bouwmateriaal voor een fort bij Kessel gebruikt. In Empel trof ik een van de soldaten uit Kessel, die aanbood mij op zijn tweespan naar het fort te brengen waar ik onderdak kon krijgen voor vannacht. Die Laat-Romeinse soldaten van laatst hebben zeker een goed woordje voor me gedaan, want ik kreeg zelfs aangeboden om de wagen morgen te lenen. Dat zal ik dan maar doen. Scheelt me een hoop tijd. Voor nu een rustige avond. Ik wens iedereen een goede nachtrust. Tot morgen.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Roma Victrix: de opstand op de knieën gedwongen

brugIn het voorjaar van 70 na Christus waren de Germaanse provincies en een groot deel van Gallia Belgica in handen van de Bataafse opstandelingen en hun Gallische en Germaanse bondgenoten. Maar de regering in Rome pikte dit uiteraard niet en zond in totaal acht legioenen naar de opstandige gebieden, onder leiding van Quintus Petillius Cerialis, een veteraan van de strijd tegen de opstandige Iceni in Brittannia, die volgens Tacitus onwrikbare loyaliteit jegens zijn superieuren koesterde. Overmoedig geworden door hun succes bereidden de rebellen zich slecht voor op de naderende versterkingen. Ook werkten zij veel te rommelig samen. Maar het neerslaan van de opstand zou vooralsnog geen eenvoudige klus zijn.

De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.
De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.

In april bereikte Legio XXI Rapax ongehinderd Vindonissa (Windisch), via de Brennerpas, een nogal ongebruikelijke route die ongetwijfeld als verrassing diende. Toen de Treverische leider Julius Tutor hoorde van de komst van de Romeinen begreep hij blijkbaar pas werkelijk wat voor enorm leger er zijn kant op kwam en begon hij in allerijl zoveel mogelijk manschappen te verzamelen aan de Midden-Rijn, waaronder de afvallige legioenen van Mogontiacum. De loyaliteit van de overgelopen Romeinen bleek echter niet waterdicht, precies zoals Batavenleider Julius Civilis gevreesd had. Toen zij doorkregen hoe groot het vijandig leger was, schaarden zij zich prompt weer aan Romeinse zijde. Tal van Germanen volgden dit voorbeeld, zodat de Treveri alleen stonden en Tutor zijn mannen wijselijk terugtrok. Hij vermeed Mogontiacum en ging naar Bingium (Bingen am Rhein) waar hij stelling nam. In mei kwam het er tot een veldslag. Dat Tutor de brug had laten afbreken baatte niet, want de Romeinen ontdekten een doorwaadbare plaats in de rivier en konden de Treveri zo in de tang nemen. In de Treverische hoofdstad Augusta Treverorum (Trier) brak grote paniek uit, waarbij de bevolking de stad massaal ontvluchtte.

De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.
De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.

De in Bonna en Novaesium achtergebleven legionairs volgden nu het voorbeeld van de troepen uit Mogontiacum en zwoeren Vespasianus trouw. De rebellenleiders reageerden onmiddellijk door deze onbetrouwbare “bondgenoten” zuidwaarts te sturen, naar het land van de Mediomatrici. Herennius Gallus en Numisius Rufus, de bevelhebbers van de legioenen, werden gedood, om de schrik er goed in te jagen. Cerialis zelf bereikte in mei Mogontiacum, waar hij de aanwezige legioenen zuiverde door hun nieuwste rekruten heen te zenden. Julius Civilis en Julius Classicus begonnen ondertussen ook in actie te komen, dus Cerialis moest opschieten. De legioenen bij de Mediomatrici gaf hij bevel tegen de Treveri op te trekken, terwijl hij zelf richting Treverorum trok, waar Tutor klaarstond samen met Julius Valentinus, die op de Gallische raad had geprobeerd de andere stamhoofden voor het Gallische rijk te winnen.

Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.
Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.

Valentinus had nu stelling genomen bij Rigodulum (Riol) aan de Moezel, waar hij wallen en grachten had aangelegd die de Romeinse aanval bemoeilijkten. Maar Cerialis was hem te slim af: hij liet de infanterie de verdedigingswerken bestoken, terwijl de cavalerie omreed en de Treveri in de rug aanviel. De volgende dag reed Cerialis Treverorum binnen als overwinnaar. Inderdaad hadden Cerialis’ mannen de stad willen plunderen, maar de opperbevelhebber was zo wijs om te snappen dat dit een slechte indruk zou maken en verhinderde het. De Neder-Germaanse legioenen, die inmiddels gearriveerd waren, liet hij om dezelfde tactvolle redenen ook nog even ongemoeid, al zouden zij uiteindelijk moeten worden opgeheven om hun ontrouw. Voorlopig werden ze in hetzelfde kamp als Legio XXI ondergebracht. Ja, Cerialis was als bevelhebber soms wat onvoorzichtig, maar als politicus was hij vrij tactvol. Hij hield een redevoering waarin hij de Romeinen neerzette als bewakers van de orde in Gallië, die de bevolking beschermden tegen onderlinge twisten en Germaanse invallers.

Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis' loyaliteit aan de keizer smetteloos.
Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis’ loyaliteit aan de keizer smetteloos.

Civilis en Classicus trachtten Cerialis met een list op het verkeerde been te zetten: zij stuurden hem een brief met de bewering dat keizer Vespasianus dood was en Italië opnieuw in burgeroorlog was vervallen. Als hij de Treverische en Bataafse landen ongemoeid liet, zouden zij hem als keizer in Gallië erkennen. De trouwe Cerialis was echter niet op zijn achterhoofd gevallen: hij stuurde de boodschapper naar Rome en negeerde de brief verder. De leugen mag achteraf nogal wanhopig en ongeloofwaardig aandoen, maar in de tijd van trage en schaarse berichtgeving was het wellicht het proberen waard. Erger was het dat Classicus en Civilis het niet eens konden worden over de te volgen koers. Civilis wilde wachten op Germaanse versterking van achter de Rijn, wat Classicus juist als tijdverspilling zag. Hij had een punt, want Legio XIV Gemina was op de westkust geland en er naderden nog meer legioenen uit Italië en Spanje, terwijl Cerialis nu nog een relatief klein leger had, wat op Legio XXI na vooral uit onbetrouwbare troepen bestond. Ook vertrouwde Classicus de Germanen niet geheel.

Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.
Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.

Tutor was het met Classicus eens en half juni vielen de rebellen Augusta Treverorum bij verrassing aan via de Eifel. Cerialis zelf had de fout gemaakt een maand lang weinig te ondernemen, behalve het kamp enigszins te versterken. Volgens Tacitus was hij meer een moedige soldaat dan een behoedzame generaal: hij had derhalve de gewoonte zijn vijanden te onderschatten, wat hem nu zuur opbrak. De aanval was listig opgezet: in plaats vanuit het oosten te komen, zoals je zou verwachten, vielen de rebellen met een omtrekkende beweging uit het westen en zuidwesten aan, langs de Moezel. De Ubiërs en Lingones stonden in het midden opgesteld, met de Bataven op de rechtervleugel en de Bructeren en Tencteren op de linkervleugel. De reden voor deze opstelling was dat het terrein op de linkervleugel het meest heuvelachtig was, waar de Tencteren aan gewend waren. De aanval leek een flink succes: de Bataven wisten het kamp binnen te dringen. Maar tot hun verrassing was Cerialis hier niet aanwezig. Hij had de nacht in de stad doorgebracht, in de armen van ene Claudia Sacrata, zodat hij pas gewekt werd toen de strijd verderop in het kamp in volle gang was. Zonder zijn wapenrusting aan te doen haastte Cerialis zich naar het kamp om het bevel op zich te nemen. De legioenen uit Novaesium en Bonna wisten stand te houden, maar konden door ruimtegebrek geen slagorde aannemen, en het hoofdkwartier met de standaards dreigde ingesloten te raken. Cerialis hield het hoofd koel en wist de verdediging enigszins te organiseren, waarop Legio XXI de aanvallers terugdreef. De beperkte orde onder de Germanen maakte dat zij elkaar verkeerd begrepen, zodat zij uiteindelijk op de vlucht sloegen in de overtuiging dat de Romeinen zich opnieuw gegroepeerd hadden op de heuvels.

De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest...?
De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest…?

Cerialis leerde van zijn fout: hij nam zo snel hij kon het kamp van de vijand in en trok door naar het noorden, richting Colonia Agrippinensis. De stadsbewoners waren erin geslaagd de Germaanse krijgers in de stad te doden. Men wist echter ook dat Civilis en de zijnen dit niet onbestraft zouden laten: niet ver van de stad, bij Tolbiacum (Zülpich) verbleven nog een boel Frisii en Chauken, die niet bij Treverorum hadden meegevochten en dus op volle sterkte waren. Deze krijgers werden met een list uitgeschakeld. Door de mannen een groot banket aan te bieden werden zij dronken gevoerd, waarna men het gebouw waarin zij verbleven afsloot en in brand stak. De Agrippinensen vertelden Cerialis ook dat zij Civilis’ vrouw en zuster in handen hadden, evenals Classicus’ dochter. De dames waren als gijzelaars aan de stad in bewaring gegeven, dus nu boden de Agrippinensen aan hen aan Cerialis uit te leveren. Kort daarna bereikte Cerialis Novaesium. Valentinus, die bij Treverorum gevangengenomen was, werd naar regent Mucianus en prins Domitianus gestuurd. Zij ontvingen de “zending” terwijl ze naar Gallië onderweg waren en brachten hem ter dood. De ambitieuze Domitianus droomde ervan het opperbevel over te nemen, maar Mucianus wist de jonge prins gelukkig tot bedaren te brengen.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.

De rebellen begonnen nu echt in moeilijkheden te komen. Fabius Priscus was met Legio XIV op de kust van Belgica geland en kwam nu steeds dichter in de buurt van Atuatuca Tungrorum (Tongeren). Toen hij de Nerviërs en Tungri eenmaal onderworpen had, vormde Priscus een directe bedreiging voor het Bataveneiland. De Cananefaten vielen hierop de Kanaalvloot aan en vernielden of veroverden de meeste schepen, waarna zij ook een aanval van de Nerviërs afsloegen. Zo wonnen zij nog wat tijd, maar Civilis besefte dat hij zich terug moest trekken om zijn eigen land te verdedigen. Hij trok zich terug naar Vetera waar hij Germaanse versterkingen ontving en een stelling bouwde. Toen Cerialis daar in juli arriveerde, bevatte zijn legermacht al tweemaal zoveel legioenen als bij Treverorum, terwijl er ook een boel hulptroepen uit Gallië waren gearriveerd. Civilis had zijn mannen echter op slimme wijze opgesteld in het met stromen en moerassen gevulde rivierdal, dat hij gedeeltelijk onder water had laten zetten. Daar waren de Germanen, die konden zwemmen en het terrein goed kenden, in het voordeel op de Romeinen, wier verkenners in de moerassen bleven steken. De Germanen waren ook zo wijs om het dal niet te verlaten, terwijl Cerialis zo wijs was het niet binnen te trekken met zijn legermacht.

De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)
De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)

Om de Germanen uit hun tent te lokken stelde Cerialis de volgende dag zijn leger op, met hulptroepen en cavalerie vooraan. Civilis stelde zijn troepen op in colonnes, maar verliet opnieuw het dal niet. In plaats daarvan liet hij de Romeinen bekogelen in de hoop hen het dal in te lokken. Maar Cerialis trapte er niet in en wachtte af. Toen de projectielen op waren vielen de Germanen alsnog aan, maar de Romeinen hielden stand. Toen wees een overloper op een hoger terrein aan de rand van het dal, zodat twee Romeinse cavalerieafdelingen achterom gingen en de vijand in de rug aanvielen. Paniek maakte zich meester van de Germanen, maar de meeste ontkwamen: het slechte weer en de invallende nacht maakte dat de cavalerie niet doorzette, terwijl de Rijnvloot ook niet ingreep. Hoewel Civilis nog lang niet verslagen was, besefte hij dat deze nederlaag heel ernstig was, zodat hij een moeilijke beslissing nam. Al het land ten zuiden van de Waal gaf hij op: de brug over de rivier werd verwoest en de Bataven gaven hun eigen hoofdstad Oppidum Batavorum (op het Valkhof in Nijmegen) aan de vlammen prijs. Bij gebrek aan schepen en een brug zou het in elk geval even duren voordat de Romeinen de Waal over konden steken, want zij zouden dit nooit zwemmend proberen, zo wist Civilis. Om het waterpeil te verhogen liet hij de Drususdam vernielen, zodat er veel meer water van de Rijn naar de Waal afvloeide. Bovendien stonden Tutor en Classicus nog aan zijn zijde en met hen 113 Treverische edellieden.

Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.
Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.

Cerialis liet in reactie allerlei tijdelijke kampen langs de Waal aanleggen. Civilis viel vier van de oostelijke kampen aan: dat van Legio X Gemina bij Arenacum (Rindern), dat van Legio II Adiutrix bij Batavodurum (Nijmegen) en kampen van de hulptroepen bij Grinnes en Vada (mogelijk Rossum en Kessel). Civilis leidde de aanval samen met zijn neefje Verax, Tutor en Classicus. Een ploeg Bataven vielen Arenacum aan waarbij zij de houthakkende soldaten buiten het kamp overvielen, waarbij zij de commandant en vijf andere hoge officieren doodden. Een andere groep Bataven viel Batavodurum aan en vernielde de brug, terwijl Civilis zelf de aanval op Vada leidde en Classicus Grinnes aanviel. Toen Cerialis arriveerde met een keurkorps ruiters begonnen de Germaanse troepen te vluchten, waarop Civilis herkend werd en dus direct doelwit van het vijandelijke leger werd. Hij sprong van zijn paard en zwom de Waal over. Tutor en Classicus vluchtten op hun beurt in bootjes de rivier over.

008
De lederen Romeinse legertenten stonden al vast met scheerlijnen en haringen. Het kostte dan ook veel leer om een heel legioen van voldoende tenten te voorzien, terwijl er ook nog leer nodig was voor schoeisel, riemen, schildhoezen enzovoort. (De legertenten werden enkel gebruikt voor tijdelijk verblijf. In een permanent fort sliepen de soldaten in barakken.)

Het begon herfst te worden. September brak aan en Cerialis voer terug naar Novaesium en Bonna, waar herstelwerkzaamheden bezig waren. Opnieuw was hij onvoorzichtig, zodat hij de bewaking liet verslappen. Op een nacht kwamen de Germanen stilletjes langs de rivier aanvaren en bereikten het kamp, waar de wacht in slaap gevallen was. In het kamp sneden de Germanen de scheerlijnen van de tenten door, zodat de slapende soldaten onder het leren zeil bedolven werden en gemakkelijk konden worden gedood. Door touwen aan de schepen vast te binden konden ze deze wegslepen en stelen. Vervolgens begon met te schreeuwen om paniek te zaaien. Cerialis werd echter opnieuw gered door zijn vleselijke behoeften: hij bevond zich op dat moment in de armen van een Ubische vrouw en niet op zijn vlaggenschip, zoals de Germanen hadden gehoopt. Het schip werd alsnog de Lippe op gesleept en als geschenk opgestuurd naar Veleda, de Bructerische zieneres die met haar voorspellingen de opstand steunde. De ingeslapen nachtwacht van het kamp verdedigde zich met de smoes dat het roepen van de aflossing Cerialis zou hebben kunnen wekken!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze villa op de Betuwe.

De overval mag dan vrij onschuldig lijken, maar de diefstal van de schepen was een ernstig probleem. Hoe kon Cerialis nu nog het verkeer op de Rijn en Waal beheersen? De enige oplossing was de Kanaalvloot inschakelen. Civilis had echter ook een vloot klaarliggen bij Helinius, de monding van de Maas en Waal (wellicht in de buurt van Hellevoetsluis), waarmee hij de rivieren blokkeren kon. Civilis’ vloot was groter, maar die van Cerialis had grotere schepen, evenals betere roeiers en stuurlieden. De Romeinen hadden de stroom mee, maar de Germanen hadden de wind in hun voordeel. Het bleef bij een kleine schermutseling, want een zeeslag leek nog te riskant. Civilis kreeg het echter steeds benauwder. Ten slotte gaf hij ook het Bataveneiland op en trok de Rijn over. Cerialis stak de Waal over en verwoestte bij wijze van straf de Betuwe. Althans, gedeeltelijk. Nog altijd probeerde Cerialis gematigd op te treden om herhaling te voorkomen en de Romeinen de rol van vreedzame en rechtvaardige overheersers te geven. De landerijen van Civilis werden zelfs gespaard.

Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.
Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.

Nu was het echt herfst geworden en de zaak van de rebellen stond er slechter voor dan ooit. Er braken bovendien stormen en regenvlagen los, zodat de rivieren buiten hun oevers traden. Een groot probleem voor de Romeinen, want hun kampen dreigden overstroomd te worden. De vloot was niet in de buurt om te helpen en de voedselvoorziening was ook slecht. Civilis’ bondgenoten drongen dan ook aan op een laatste beslissende aanval: dit keer zou het hen vast wel lukken om de Romeinen te vernietigen. Maar Civilis voerde die aanval niet uit. Misschien omdat hij de strijd moe was en deze hopeloos achtte. Misschien ook omdat Cerialis’ gematigde optreden ruimte voor onderhandelingen creëerde. Ongetwijfeld hadden de geleden nederlagen en het verlies van het thuisland de populariteit van Civilis bij zijn eigen volk geen goed gedaan. Als voortzetting van de strijd tot meer ellende zou leiden, zou hij waarschijnlijk al helemaal de zondebok geworden zijn. Cerialis had ondertussen inderdaad bodes de Rijn overgestuurd. Ook naar Veleda, die hij zover had gekregen dat ze niet langer de ondergang van Rome voorspelde. Verder beloofde hij de Bataven gunstige vredesvoorwaarden, wat menigeen goed in de oren geklonken moet hebben.

Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een vernielde brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)
Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een “vernielde” brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)

Midden oktober ontmoetten Civilis en Cerialis elkaar aan weerszijden van een vernielde brug, aan een tot op heden onbekende rivier die de Navalia zou heten. Civilis beweerde dat hij een vriend was van Vespasianus en de opstand was begonnen om diens zaak te helpen. Hij zou de opstand niet meer in de hand hebben gehad en de verraderlijke val van Vetera was buiten zijn zin gebeurd. Ook beweerde hij de aanval op de overstroomde Romeinse kampen verhinderd te hebben. Uiteindelijk hielden de Romeinen woord en werden de oude verdragen grotendeels hersteld. Wel werden de Bataafse en Cananefaatse hulptroepen voorlopig niet meer ondergebracht in hun eigen land. In plaats daarvan werden in Germania Inferior vaker Iberische hulptroepen ingeschakeld. Ook werd er een legioen gevestigd in de buurt van het verwoeste Oppidum Batavorum. De forten langs de Rijn werden hersteld en er werden er ten oosten van Fectio (Vechten) nog meerdere bij gebouwd.

Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.
Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.

Met de carrière van Cerialis zat het na de opstand wel goed. In 71 werd hij benoemd tot gouverneur van Brittannia en hij werd consul in zowel 74 als 83, aan de zijde van de toen keizer geworden Domitianus. Julius Sabinus, de Lingonische hoofdman die zich keizer van Gallië had genoemd, werd ongeveer acht jaar later alsnog ontdekt in zijn schuilplaats. Hij en zijn vrouw Epponina werden gearresteerd en naar Rome gebracht. Toen Epponina’s smeekbedes voor het leven van haar man niets uithaalden sprak zij keizer Vespasianus zo brutaal toe dat hij ook haar liet executeren. Veleda belandde in het jaar 77 in Romeinse handen, al is het niet duidelijk of zij dit als gevangene of als vluchteling onderging. Rond 83 of 84 moet zij nog als bemiddelaarster hebben opgetreden, waarbij zij voor elkaar kreeg dat de Bructeren een Romeinsgezinde koning kregen. Wanneer ze overleed is onbekend. Datzelfde geldt voor Tutor, Classicus en Civilis. Tacitus’ verslag van de opstand eindigt bij de onderhandelingen en zwijgt verder over het lot van haar leider. Het was niet ongebruikelijk om de leiders van dergelijke opstanden ter dood te brengen, zeker als men bedenkt op welke schaal deze opstand effect had. Maar zeker weten doen we het nog steeds niet.