Wie waren de Bataven?

BatavenNaast militairen en ambtenaren in dienst van het Romeinse rijk was er ook een inheemse of lokale bevolking aanwezig in Romeins Nederland en omstreken. De Romeinen verdeelden hun provincie Germania Inferior, waar een groot deel van het zuiden van Nederland bij hoorde, in verschillende civitates of administratieve stamgebieden. De bekendste stam in Romeins Nederland is natuurlijk die van de Bataven, die zelfs zo beroemd zijn dat hun naam (of het daarvan afgeleide “Batavieren”) door veel mensen met heel Nederland geassocieerd wordt. Terecht is dat niet, want de Bataven bewoonden lang niet heel Nederland. Waarschijnlijk zaten zij vooral in het rivierengebied. Dat zij “oorspronkelijke” bevolking zouden zijn is ook niet juist.

De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.
De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.

De Bataven zouden zijn afgesplitst van de Chatten, een stam die rondom het gebied van Hesse-Kassel in Duitsland woonde, bij de Wezer. Een onderling conflict leidde er blijkbaar toe dat de verliezende partij zich uit zelfbehoud naar het westen verplaatste en toenadering bij de Romeinen zocht. Wanneer dit gebeurde is niet zeker: in elk geval na het einde van de Gallische oorlog in 50 v. Chr. en vóór het begin de Germaanse veldtochten van Drusus in 12 v. Chr. Bekend is dat Marcus Vipsianus Agrippa als gouverneur van Gallië in 37 v. Chr. de Romeinsgezinde Ubiërs toestemming gaf om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen nadat zij samen met Agrippa ten strijde waren getrokken tegen de Sueben. Misschien speelde de Suebische agressie een rol in de Chattische burgeroorlog, waarbij de verliezers waarschijnlijk de kant van de Romeinen hadden gekozen. Wat de exacte oorzaak van de migratie ook was, de Bataven kregen toestemming om in het Nederlandse rivierengebied te gaan wonen, in het land tussen Rijn, Waal en Maas. Daar moet bij gezegd worden dat Julius Caesar al over een Insula Batavorum (“Bataveneiland”) sprak, wat impliceert dat hier al bevolking woonde die “Batavi”  genoemd werd. Die naam zou dan weer op vruchtbare grond duiden.

De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet...
De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet…

Omdat de naam Bataven veelal aan de Betuwe verbonden wordt, worden de Bataven traditioneel hiermee geassocieerd. Op zich is dat juist, maar hun grondgebied kan zich nog wel daarbuiten uitgestrekt hebben, zeker als men bedenkt dat het bestuurscentrum van hun civitas in het tegenwoordige Nijmegen lag. In traditionele schoolboekjes zouden ze de Rijn zijn afgezakt en “bij Lobith” Nederland binnengetrokken zijn. Ook dit beeld is niet helemaal zeker: afgezien van het feit dat Lobith nog niet bestond (evenmin als de grens tussen Nederland en Duitsland) is het ook onzeker of er werkelijk over de Rijn gevaren werd in deze trektocht. Bovendien is het de vraag of de Bataven wel allemaal bij de Chatten vandaan kwamen of dat er sprake was van een vermenging met al aanwezige bevolking. Een mogelijkheid is dat het hier gaat om voormalige onderdanen of vazallen van de Eburonen, een stam ergens ten zuiden van de Rijn van wie Julius Caesar beweerde ze te hebben uitgemoord. Pollenonderzoek ontkracht de door Caesar beweerde ontvolking, maar er is ook geopperd dat in werkelijkheid de politieke elite van de Eburonen werd uitgemoord, waarna de lokale bevolking van haar leiders beroofd was. De Bataven zouden dus, net als de Tungri en andere stammen, in dit machtsvacuüm gesprongen kunnen zijn. Evengoed is de aanduiding “Germaans” misleidend omdat de Romeinen die voor alle volkeren van achter de Rijn gebruikten, ongeacht taal, cultuur of etniciteit. Van de Chatten zijn er vermoedens van een Keltisch taalverwantschap. En andere theorie is die van het Noordwestblok, volgens welke de bevolking van de Lage Landen en omstreken Keltisch noch Germaans was, ondanks een sterke culturele invloed uit beide richtingen.

Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.
Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.

De Bataven vestigden zich in elk geval met Romeinse toestemming in het rivierengebied en droegen hiermee bij aan de bewaking van de Romeinse Rijngrens. Dubbel en dwars want naast de Ala Batavorum, een cavalerie-eenheid, leverden de Bataven nog eens acht cohorten infanterie als Romeinse hulptroepen. Dat was zo ongewoon veel dat de Bataven van elke andere vorm van belasting waren vrijgesteld. Samen met hun aanduiding als bondgenoten heeft dit tot het fabeltje geleid dat de Bataven gelijkwaardige, onafhankelijke bondgenoten van de Romeinen waren. Dat is niet juist: gelijkwaardige bondgenootschappen bestonden in de tijd van het Romeinse keizerrijk niet of nauwelijks, terwijl onderwerpingen vaak genoeg zonder wapengekletter plaatsvonden. De Bataven waren dus wel degelijk onderworpen, maar aanvankelijk waren zij misschien meer autonome vazallen aan de grens, zoals wel vaker voorkwam bij de Romeinen. Naarmate Gallia Belgica (dat aanvankelijk tot aan de Rijn kwam) werd geïntegreerd als volwaardige provincie en de Romeinse periferie verder naar het noorden werd uitgebreid, werden de Bataven onderdanen van het Romeinse rijk. Sommige Bataafse soldaten wisten het tot de Praetoriaanse Garde in Rome te schoppen!

Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.
Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.

De Bataven speelden een rol in de veldtochten die vanaf de regering van keizer Augustus in Germania werden ondernomen. Al in 19 v. Chr. was er een groot troependepot op de Hunnerberg bij Nijmegen gebouwd en vanaf 12 v. Chr. plande Drusus vanuit dit gebied zijn expedities. Ook Tiberius en Germanicus maakten gebruik van onder andere Bataafse hulptroepen. De Bataven stonden vermaard om hun ruiters en om hun zwemkunsten. Die wilden ze wellicht iets te graag laten zien: tijdens een tocht over de Waddenzee verdronk een deel van de achterhoede toen deze door de vloed overvallen werd. De successen in Germania waren beperkt: ondanks een poging om er Romeins bestuur in te richten leden de legioenen onder Varus een grote nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en in 16 na Chr. werd besloten om de veldtochten in Germania niet voort te zetten. Het troependepot op de Hunnerberg werd niet meer in gebruik genomen. Wel was het ernaast gelegen fort op het Kops Plateau herbouwd. Voortaan zou de Ala Batavorum hier gehuisvest worden. Er worden in deze oorlogen weinig Bataafse namen genoemd, behalve ene Chariovalda die in 16 na Chr. een ruiterkorps leidde. Toen Germanicus zijn ruiters de Wezer liet oversteken, liet hij dit Chariovalda op de plek doen waar de stroming het sterkst was. Chariovalda en zijn ruiters liepen echter in een val van de Cheruskische leider Arminius, het brein achter de Varusslag, waarbij Chariovalda sneuvelde voor de Bataven hulp kregen.

Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.
Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.

De exacte omvang van het Bataafse gebied is niet helemaal duidelijk, hoewel het ongetwijfeld grote delen van de Betuwe en dus ook het midden-Nederlandse rivierengebied in beslag nam. De Rijn was ongetwijfeld de noordgrens van hun civitas, maar waar de oost-, zuid- en westgrens lagen is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de Cananefaten directe buren in het westen en de Cugerni in het zuidoosten. De kern van het Bataafse gebied situeerde zich in elk geval rondom Nijmegen, mede omdat de Romeinen hier het bestuurscentrum hadden ingericht. Omdat veel Bataafse officieren na een carrière in de hulptroepen op Romeinse stijl wilden wonen, ontstond er bij dit machtscentrum een Gallo-Romeinse stad op de heuvel die nu het Valkhof heet. Beide stadsnamen zijn ook Keltisch van aard, namelijk Batavodurum (“Batavenmarkt”) en Oppidum Batavorum (“Burcht der Bataven”).  De stad nam in zijn hoogtij een plattegrond van ongeveer 1000 bij 300 meter in beslag. De rijkste ex-officieren, vaak van Bataafse adel, bezaten vaak echter ook aanzienlijke landerijen op het platteland, al dan niet samen met een stadswoning.

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.

Dat de Bataafse onderwerping geen gelijkwaardig bondgenootschap was, blijkt uit de opstand die in 69 na Chr. uitbrak. Groeiende ontevredenheid tijdens de crisisperiode die het Vierkeizerjaar heet, leidde uiteindelijk tot een opstand onder leiding van de in ongenade gevallen ex-officier Julius Civilis, een Bataafse edelman wiens naam duidelijk Romeins staatsburgerschap aantoont. Middels een listige strategie was de opstand aanvankelijk succesvol en sloten verschillende stammen aan beide zijden van de Limes zich aan. Civilis was namelijk ervaren in de Romeinse krijgskunst en probeerde zijn mannen in dezelfde opstellingen en discipline te krijgen, hetgeen misschien toch makkelijker gezegd dan gedaan was, zelfs nadat de Bataafse hulptroepen zich aangesloten hadden. Op het hoogtepunt van de opstand was de Germaanse Limes tot in de buurt van de Alpen in handen van de rebellen, terwijl er zelfs een paar muitende legioenen overgelopen waren naar de opstand en in Gallië zelfs geprobeerd werd een onafhankelijk keizerrijk te stichten. Het succes was echter ook te wijten aan een onderbezetting van de legioensforten vanwege de Romeinse burgeroorlog: in het voorjaar van 70 was die echter grotendeels voorbij en kon de nieuwe keizer Vespasianus versterkingen sturen. In de loop van het jaar werden de rebellen teruggedreven naar het noorden, tot ze uiteindelijk niet anders konden dan de Batavenburg ontruimen. De stad werd, zoals indertijd gebruikelijk was, bij evacuatie in brand gestoken. Na een mislukte uitval moesten de rebellen ten slotte zelfs de Rijn over trekken. Civilis zag zich uiteindelijk gedwongen tot onderhandelen. Zijn lot wordt in de Romeinse verslagen niet vermeld.

Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.
Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.

Opvallend genoeg leidde de opstand voor zover bekend niet tot harde strafmaatregelen in het land van de Bataven. Het lijkt erop dat de oude verdragen grotendeels hersteld werden op enkele punten na: de Bataafse hulptroepen werden niet langer in hun eigen land ingezet, maar zouden voortaan forten in andere delen van het rijk bemannen. Verder werd de militaire bewaking van het gebied opgeschroefd. Veel Rijnforten in Gelderland zijn misschien pas na de opstand gebouwd, terwijl er op de Hunnerberg een legioen werd gevestigd om de Bataven onder de duim te houden. Dat duurde niet eeuwig: begin 2e eeuw werd het legioen nuttiger geacht op de Balkan, waar keizer Trajanus zich op de verovering van Dacia richtte. Tot die tijd had de economie rondom het fort goed geboerd, terwijl er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe hoofdstad verrezen was: Noviomagus of “nieuwe markt”, waar later nog de naam Ulpia aan werd toegevoegd, naar keizer Ulpius Trajanus. Hoewel de economie van het Bataafse land nu misschien over haar hoogtepunt heen was, hield Noviomagus het nog lange tijd vol. De stad liep in de tweede helft van de 3e eeuw pas leeg, toen de Crisis van de Derde Eeuw haar hoogtepunt (of dieptepunt) bereikte. Het gebied was te onveilig geworden. Het voornaamste dat tijdens de Crisis verder van hen wordt vernomen is de aanbidding van de Bataafs-Romeinse oppergod Hercules Magusanus door de Gallische keizer Postumus. Zijn vaak aangenomen Bataafse identiteit ligt daarmee echter niet vast.

De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0
De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0

Hoewel de Bataven waarschijnlijk niet massaal uit hun land zijn weggetrokken, verdwenen zij op den duur wel op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Melding van de Bataven komt nog wel voor rond 355, hoewel de Betuwe toen al prijsgegeven was aan de Salische Franken, waar Postumus het een kleine eeuw eerder al mee aan de stok had. Het is mogelijk dat de achterblijvers in die Saliërs zijn opgegaan, zoals de afsplitsing van de Chatten enkele eeuwen daarvoor de al aanwezige bevolking was gaan domineren. Wellicht trokken deze oude Bataven later met de Saliërs mee naar het meer zuidelijke Toxandrië (Noord-Brabant), waarna de Frankische Chamaven de Betuwe binnentrokken. Dominantie door nieuwkomers zal de Bataafse identiteit langzaam hebben doen oplossen in of versmelten met die van de Franken. In de Laat-Romeinse tijd leefde de naam Bataven nog wel voort in een afdeling van de Romeinse infanterie in de 4e en 5e eeuw, die letterlijk de Batavi genoemd werd. Op de Peutinger kaart, een middeleeuws kopie van een Laat-Romeinse kaart, wordt het land bij de Rijngrens ook Patavia genoemd.

De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.
De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.

Hoewel de Bataven dus eigenlijk nogal stilletjes zijn opgegaan in de grotendeels Frankische bevolking die in de Vroege Middeleeuwen het zuiden van Nederland bewoonde, werd de naam er niet minder beroemd op. In de 17e eeuw werd men des te enthousiaster omdat men een parallel trok tussen de Opstand der Bataven en de Nederlandse Opstand (begin van de Tachtigjarige Oorlog), wat beide gezien werd als een onafhankelijkheidsstrijd tegen een buitenlandse bezetter. Zo werd de Bataafse Mythe geboren, want hoewel beide opstanden voortkwamen uit onvrede over een streng beleid (overdadige rekrutering bij de Bataafse opstand, torenhoge belasting, protestantenvervolging en opschorten van privileges en gewoonterecht bij de Nederlandse) zijn beide regeringen niet echt vergelijkbaar. Bovendien is het zeer onjuist om de Bataven met geheel Nederland te associëren. Desondanks schilderde Rembrandt van Rijn De Samenzwering van Claudius Civilis [sic] voor het stadhuis van Amsterdam: de eenogige Civilis en de stamhoofden leggen boven een kelk een eed af tijdens hun heilig banket, zoals Tacitus omschrijft. In de 19e eeuw beweerden de eerste echte Nederlandse historici zelfs dat de Opstand der Bataven het begin van de Nederlandse natie was. De Bataafse Mythe wordt vandaag de dag door de wetenschap gelukkig naar het rijk der fabelen verwezen. Maar de beroemde stam en haar grote opstand blijven tot de verbeelding spreken…

Het Kops Plateau: het uiterste oosten van Romeins Nijmegen

112Romeins Nijmegen is zo uitgebreid dat het meerdere steden en forten bevat, zodat we nu al een tijdje bezig zijn met het behandelen ervan. Na Ulpia Noviomagus in Nijmegen-West, Batavodurum en een Laat-Romeins fort op het Valkhof en de grote castra op de Hunnerberg, is er nog één belangrijke plaats over. Aan de Hunnerberg grenst namelijk een derde heuvel, het Kops Plateau. Deze heuvel werd al bewoond in de steentijd en was ook voor de Romeinen van uiterst belang.

Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.
Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.

Nadat het grote troependepot van de Hunnerberg in de 1e eeuw ontruimd werd, bleef een kleiner castellum op het Kops Plateau in gebruik, niet ver ten oosten van het grote kamp. Het fort werd waarschijnlijk al gebouwd rond 12 v. Chr., toen Drusus aan zijn veldtochten in Germania begon. Vanuit de omgeving van Nijmegen kon in dat jaar zowel een aanval op de Sugambren als een vlootexpeditie naar het land van de Frisii worden gecoördineerd. Wellicht diende het Kops Plateau dus als hoofdkwartier van deze operaties. Mede hierom is het ongewoon grote praetorium, de commandantswoning van het fort, vaak het “Huis van Drusus” genoemd, al is daadwerkelijke bewoning door de beroemde veldheer niet met zekerheid aangetoond. Andere theorieën bevatten dat het huis werd bewoond door een prefect of ander soort gouverneur die de verantwoordelijkheid over de Bataven droeg. Het huis besloeg 60 bij 35 meter.

De grote hoeveelheden keramiek die bij het hoofdkwartier van het fort werden aangetroffen.
De grote hoeveelheden keramiek die bij het hoofdkwartier van het fort werden aangetroffen.

Het Huis van Drusus leek qua ontwerp veel op een Romeinse villa in Italië. De oostzijde van het huis bevatte de privévertrekken van de commandant, terwijl de westelijke kamers in gebruik waren voor de officiële ontvangsten. De muren van het gebouw waren, zoals de meeste in een dergelijk fort, van leem en hout gemaakt, maar met witgepleisterde muren, fresco’s en een binnenplaats met zuilengalerij. Doordat de binnenplaats aan de noordzijde open was, was het wellicht mogelijk om van daaruit het geweldige uitzicht over het rivierengebied te overzien. De commandant zal het dus niet slecht hebben gehad. Op een zelfde manier is er luxe gebleven uit resten van een maaltijd die vlakbij de principia, het hoofdkwartier van het fort, waren gedumpt. Naast allerlei kostbaar aardewerk en een bronzen ketel bevatte de dumpplaats resten van linzen, gerst, olijven, haas, speenvarken, wintertaling, eend, korhoen, kip, rund en 200 vissen! Ook bevatte de maaltijd vissaus van Spaanse makreel. Luxe-producten dus, waarvan een deel duidelijk van ver moest worden aangevoerd! Een vorstelijke maaltijd dus.

De stallen en cavaleriebarakken moeten opvallend genoeg buiten het castellum gelegen hebben.
De stallen en cavaleriebarakken moeten opvallend genoeg buiten het castellum gelegen hebben.

Het fort op het Kops Plateau was ondanks het grote praetorium naar verhouding klein, zodat er dus weinig soldaten in gelegerd moeten zijn geweest. De stallen van het fort stonden er waarschijnlijk zelfs buiten, aan de Ubbergseveldweg. Deze gebouwen dienden niet alleen om paarden te stallen, maar bevatten ook de woonruimtes voor de ruiters. Mogelijk zat hier dus de Ala I Batavorum gelegerd, waarschijnlijk gerekruteerd uit de Bataafse krijgselite. Een teruggevonden scherf noemt de naam van ene Titus Ussus als ruiter. Daarbij wordt Legio I Germanica, dat rond die tijd dus in Nijmegen gezeten kan hebben.

Germanicus zou op het Kops Plateau gewoond kunnen hebben, net als zijn vader Drusus en zijn oom en adoptievader Tiberius.
Germanicus zou op het Kops Plateau gewoond kunnen hebben, net als zijn vader Drusus en zijn oom en adoptievader Tiberius.

Rond 10 na Chr., kort na de Varusslag, werd het castellum op het Kops Plateau ligt uitgebreid. Na de desastreuze nederlaag in het Teutoburgerwoud was het Romeinse gezag achter de Rijn grotendeels ingestort en dat maakte het Kops Plateau weer relevant, zeker als men bedenkt dat de Romeinen niet bereid waren dit zonder slag of stoot te accepteren. Bovendien gaat een houten omwalling vaak 20, hooguit 30 jaar mee, zodat vernieuwing van de muur nodig was. Als het Kops Plateau opnieuw als hoofdkwartier werd gebruikt, zou het kunnen dat veldheer Tiberius, de broer van de inmiddels overleden Drusus, intrek in de commandantswoning nam, gevolgd door Drusus’ zoon Germanicus nadat Tiberius in 14 na Chr. keizer geworden was. De wraaktochten in Germania duurden tot 16 na Chr., waarop Tiberius besloot dat de kostbare operaties te weinig opleverden om nog voort te zetten. Ook het depot op de Hunnerberg was in deze korte tijd weer in gebruik.

De Ala I Batavorum zat waarschijnlijk enkele decennia gelegerd op het Kops Plateau.
De Ala I Batavorum zat waarschijnlijk enkele decennia gelegerd op het Kops Plateau.

Nadat het troependepot na 16 na Chr. voorgoed verlaten werd, bleef het Kops Plateau het belangrijkste militaire bolwerk in de omgeving van Nijmegen. Rond 40 na Chr. werd het fort opnieuw gerenoveerd. Waarschijnlijk is dit de periode waarin keizer Caligula de grens van het rijk flink liet verstevigen, ter voorbereiding van de invasie van Brittannia waar hij zo vurig van droomde. Het fort was na al die jaren sowieso weer aan vernieuwing toe, maar werd ditmaal ietsje verkleind, waarbij de zuidwal enigszins naar het noorden verplaatst werd. De Ala I Batavorum werd nu permanent in het fort gevestigd.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. In het oosten liggen het castellum van het Kops Plateau en de stalgebouwen in het zuiden.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. In het oosten liggen het castellum van het Kops Plateau en de stalgebouwen in het zuiden.

Het castellum op het Kops Plateau vond een roemloos einde in de Opstand der Bataven. De Bataafse cavalerie liep op listige wijze middenin de slag op de Betuwe over naar de kant van de opstandelingen. De cavalerie werd volgens Tacitus geleid door Claudius Labeo, de neef van de rebellenleider Julius Civilis. Of Labeo daarmee ook hoofd van het castellum op het Kops Plateau was is niet bekend, maar zeker niet onwaarschijnlijk. Opvallend genoeg is er in de resten van het fort geen brandlaag aangetroffen, wat impliceert dat de Bataven het fort om een of andere reden gespaard hebben. Ook de Romeinen hebben het lege fort naderhand niet verwoest. Na het jaar 70 werd het waarschijnlijk niet meer in gebruik genomen, maar de grafvelden die vanaf die tijd zijn aangelegd liggen allemaal nadrukkelijk ten oosten van het fort, alsof de plaats toch nog herkenbaar was als militaire vesting.

Het Kops Plateau bevat nu een park zodat je de locaties gemakkelijk bereiken kunt.
Het Kops Plateau bevat nu een park zodat je de locaties gemakkelijk bereiken kunt.

Het Kops Plateau bevat momenteel een openbaar park genaamd het Kopse Hof, waar nog regelmatig tochten over de archeologische geheimen van de bodem gehouden worden. Desondanks is er met het blote oog weinig Romeins te zien voor de gewone man, die zich tot musea als Museum het Valkhof zal moeten wenden. Hier bevinden zich onder meer teruggevonden ruiterhelmen en -maskers van het Kops Plateau, de maaltijdresten uit het hoofdkwartier en een zilveren medaille van Aquilius die in de Bataafse opstand de slag op de Betuwe moet hebben geleid, evenals een grote muntschat met munten van 210 v. Chr. tot 20 na Chr.

De Adelaars van Rome: visueel spektakel vol details

adelaarsOp mijn Romeinen.info behandelen we ook met enige regelmaat de Romeinen in de pop-cultuur, waarin ook het beeldverhaal niet mag ontbreken. Uiteraard zijn we allemaal bekend met De Avonturen van Asterix de Galliër, maar hoewel ondergetekende zonder deze stripreeks misschien niet half zo veel interesse in de Romeinen zou hebben als nu, moet ik eerlijk gezegd toegeven dat de educatieve waarde ervan zeer beperkt is. Dat dit ook anders kan blijkt wel uit meer serieuze strips, zoals De Adelaars van Rome, van Enrico Marini. Deze strip verhaalt over de beroemde Germaan Arminius en zijn uiteindelijke overwinning op de Romeinen, door de ogen van hemzelf en zijn fictieve vroegere vriend Marcus Falco. Het vijfde deel van deze reeks ligt nu in de winkel!

Een tekening uit het album. Op https://www.youtube.com/watch?v=qGbnS0xjXg8 is te zien hoe Marini de tekening inkt.
Een tekening uit het album. Op https://www.youtube.com/watch?v=qGbnS0xjXg8 is te zien hoe Marini de tekening inkt, maar voor de ingekleurde versie moet je het album lezen!

Afgelopen jaar hebben we op deze website aandacht besteedt aan het (inmiddels verschenen) laatste deel van de strip Apostata, door Ken Broeders, waar ik op internet al veel over had meegekregen. De Adelaars van Rome was mij op dat moment nog onbekend (mea culpa, mea culpa), maar net als Apostata is het een zeer visuele strip, die een vrij serieus verhaal vertelt en daarbij niet aarzelt om het grove geweld van een historische oorlog in beeld te brengen. Waar Ken Broeders een schilderachtige tekenstijl met dromerige kleuren hanteert, die mij persoonlijk veel doet denken aan het latere werk van Don Lawrence, is Marini’s stijl net iets harder en gestileerder. Wat niet wil zeggen dat de strip niet fraai gekleurd is, overigens. Marini gebruikt een interessante tekenstijl waarbij de lijnen van figuren en voorwerpen op de voorgrond duidelijk zijn geïnkt maar dingen op de achtergrond alleen zijn ingekleurd, zodat er een soort vervaging lijkt te ontstaan. Zowel het tekenwerk als de inkleuring zijn overigens zeer gedetailleerd. In combinatie met de flink grote kaders ontstaat er dus een behoorlijk schouwspel.

Onze Germaanse vriend Marbod houdt waarschijnlijk ook niet van onnodig veel tekst in een strip. Zijn vriend Marcus daarentegen...
Onze Germaanse vriend Marbod houdt waarschijnlijk ook niet van onnodig veel tekst in een strip. Zijn vriend Marcus daarentegen…

Een minpunt van strips met dergelijke grote kaders is altijd dat er hierdoor minder op een pagina vertelt kan worden. Het gebeurt mij tegenwoordig steeds vaker dat als ik een Europees stripalbum koop, ik voor mijn gevoel door het verhaal heen roetsj. Dat ik dit vroeger niet had zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat ik toen nog geen Amerikaanse strips had gelezen (Amerikaanse stripalbums zijn veel dikker) al vraag ik me wel eens af of het ook niet aan een stijlverandering ligt. De Adelaars van Rome hanteert bijvoorbeeld niet de ouderwetse (en in mijn ogen vrij irritante) gewoonte om actiescènes in strips te begeleiden van kopteksten die uitgebreid beschrijven wat er gebeurt. Als je dit goed uitbeeldt is dit immers niet nodig. Deze strip hanteert zelfs helemaal geen kopteksten, zonder dat je het gevoel hebt dat je er iets aan mist. Ook zijn er hele pagina’s met niet of nauwelijks dialoog, wat in de actiescènes erg goed te begrijpen is, want ook de ouderwetse gewoonte om vecht-scènes in strips vol dialoog te zetten werkte mij vroeger vaak genoeg op de zenuwen. (In een situatie op leven en dood heb je immers de tijd niet om van alles te zeggen, toch?) Tot slot telt het album 60 pagina’s, zodat er meer tijd is om het verhaal te vertellen, wat ook een hoop goed doet.

De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)
Droegen alle Romeinen in 9 AD al ijzeren helmen? Op deze illustratie door Peter Dennis zijn er ook bronzen in gebruik. En de schilden zijn meer ovaal.

Actie zit er zeker in dit album, want het behandelt de Slag bij het Teutoburgerwoud (9 na Chr.). Omdat het al het vijfde deel in de reeks is, heeft het album een ietwat open begin, als de legioenen onderweg zijn naar het winterkamp. De slim opgezette valstrik van Arminius (die in de strip eigenlijk Ermanamer heet) en de naïeve arrogantie van Varus worden duidelijk uiteengezet, evenals het gevoel van verschrikking dat de continu belaagde legionairs in het woud moeten hebben gehad. Wat historiciteit verder betreft: in het zeer gedetailleerde tekenwerk van Marini is duidelijk te zien dat hij hard gewerkt heeft om kennis over de Romeinse uitrustingen op te doen. Het is bijvoorbeeld zichtbaar dat hij op de hoogte is van het feit dat het Romeinse leger geen uniform kende en elke soldaat er dus net een beetje anders bij kon lopen. Dit uit zich in verschillende kleuren tunica, verschillende pantsers, soldaten met en zonder pteruges, enzovoorts. Alle soldaten worden op hun doortocht ook met zeer uitgebreide bepakking afgebeeld. Wel vraag ik me af of de uitrustingen in sommige opzichten niet net iets te modern zijn voor 9 na Chr. De legionairshelmen bijvoorbeeld zijn prachtig getekend, maar hebben allemaal een vrij lage, grote nekklep. Ook vraag ik me af of het platenharnas al zoveel in gebruik was als in de tekeningen voorkomt. Ook meen ik dat de schilden er begin 1e eeuw nog meer ovaal dan rechthoekig uitzagen.

De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)
Vermoedelijk zagen de Germaanse krijgers van de Varusslag er eerder zo uit. Maar dat maakte hen niet minder gevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)

Mijn kennis heeft uiteraard zijn grenzen (bij wie niet?) en deze punten zijn dus meer vraagtekens dan dat ik zeker weet dat ze fout zijn. Dat geldt ook voor de kleding van de Romeinse edelen en hoge officieren in deze strip, al heb ik hier wat sterkere vermoedens dat het om fantasie gaat. De versierde randjes aan de kleding ken ik nergens van terug. Ook bij de Germaanse krijgers heb ik soms mijn twijfels. Het grootste gedeelte van hen lijkt qua uiterlijk wel erg veel op een soort griezelige holbewoners: zij gaan gekleed in weinig meer dan lendendoeken en beestenvellen, met angstaanjagende dierenschedels op hun hoofd. Ook dragen zij opvallende kleuren, waar ik wat de Germanen betreft ook niet eerder van gehoord heb. Nogmaals, mijn kennis hierover is beperkt, maar uit teksten van wetenschappers weet ik niet anders dan dat de Germanen van de Varusslag vooral wollen en linnen kleding droegen. Misschien heeft de auteur hier bewust gekozen voor een woester uiterlijk, wat overigens de beangstigende sfeer van de aanvallen in het woud sterk ten goede komt.

Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.
De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese, waar ze om de haverklap belaagd werden. Toen ze het woud aan de noordzijde verlieten bleek Arminius hen hier op te wachten.

Zwakker is het feit dat de valstrik achter het woud niet zo goed wordt uitgelegd. De valstrik van Arminius was ingenieus door de aanleg van een wal aan de zijde van het woud, terwijl de enige uitweg geblokkeerd werd door een greppel; in de beperkte ruimte konden de Romeinen alsnog nauwelijks tot een formatie komen. Zoals de zaak nu in de strip verteld wordt is het eigenlijk niet duidelijk waarom de Romeinen hun formaties niet gewoon maken en waarom het daar per se tot een veldslag moet komen. Net zo goed bevat de strip wel weer wat typisch naakt dat blijkbaar per se in historische verhalen thuishoort tegenwoordig. Een bijkomstige verhaallijn over Marcus’ affaire met de vrouw van officier Lepidus vond ik ook wat minder sterk: Lepidus is alleen maar onsympathiek en wreed, maar het voegt niet veel aan het verhaal toe. Arminius bleef tegelijkertijd nogal onderbelicht in dit deel en leek meer een antagonist dan een hoofdpersoon. De hoofdrol wordt meer vervuld door Marcus die op wanhopige wijze probeert om de Romeinen te waarschuwen voor Arminius’ verraad, maar wiens waarschuwingen in de wind worden geslagen tot het te laat is. Het einde van het album is ietwat abrupt en ietwat open. Is dit een laatste deel of volgt er meer? Het album is duidelijk een climax, maar met de Varusslag was de oorlog in Germania Magna nog lang niet voorbij en de strijd tussen de Romeinen en Arminius was in feite pas net begonnen. In elk geval raad ik iedere Romeinenliefhebber de serie van harte aan.

De ondoordringbare wouden van Germania (9 v. Chr. t/m 16 na Chr.)

helpNa de dood van Drusus, in 9 na Chr., kwamen zijn oudere broer Tiberius en stiefvader keizer Augustus in actie om ervoor te zorgen dat het werk van Drusus vakkundig werd voortgezet. Augustus kwam opnieuw naar Gallië, terwijl Tiberius werd aangesteld als de nieuwe bevelhebber van de oorlog in Germanië. Meerdere Germaanse stammen stuurden afgevaardigden naar Gallië om met de keizer te onderhandelen, maar Augustus sloeg dit aanbod af omdat de zo beruchte Sugambren nog steeds niet vertegenwoordigd waren. Toen de Sugambren dit alsnog deden liet Caesar de onderhandelaars, inclusief de Sugambrische hoofdman Maelo, gevangennemen. Een snode list, zeker als men bedenkt dat onderhandelaars als onschendbaar werden beschouwd. Maar het resultaat loog er niet om: veel Germaanse stammen waren nu van hun leiders beroofd. Tiberius, die liever op subtiele dan op hardvochtige wijze omging met de Germanen, wist het probleem van de vijandige Sugambren op te lossen: de 40.000 zielen tellende stam werd voor een groot deel naar de linkeroever van de Rijn verplaatst, in de omgeving van Castra Vetera (niet ver van Xanten), zodat de legioensoldaten vanuit hen daar gemakkelijk in de gaten konden houden. De Sugambren smolten hier samen met de plaatselijke bevolking tot een groep die de Cugerni genoemd werd. De overgebleven Sugambren achter de Rijn waren met te weinig om nog van enig belang te zijn.

De veldtochten van Tiberius en Ahenobarbus, 3-6 na Chr.
De veldtochten van Tiberius en Ahenobarbus, 3-6 na Chr.

Zo werd Germania gedeeltelijk gepacificeerd en in 7 v. Chr. werd het mogelijk als provincie aanvaardt. Het jaar daarop aanvaardde Tiberius het gouverneurschap echter niet opnieuw, daar hij in een persoonlijk conflict met Augustus kwam. In de tien jaar daarna waren er in zijn plaats verschillende andere keizerlijke legaten, waaronder Lucius Domitius Ahenobarbus, de grootvader van keizer Nero. Ahenobarbus wist van hen het verst door te dringen in Germania, tot aan de Elbe, nadat hij vanaf de Donau noordwaarts getrokken was. Zowel hij als de latere legaat Marcus Vicinius zijn in Rome als triomfators onthaald, maar van hun exacte daden is maar weinig duidelijk. Vicinius ondervond echter ook nieuwe moeilijkheden in het gebied. Dat was genoeg reden om het jaar daarop, in 4 na Chr., Tiberius weer naar het gebied te sturen. Hij en Augustus hadden hun geschillen tegen die tijd bijgelegd en Tiberius was tot zijn opvolger benoemd, zij het onder de voorwaarde dat hij Drusus’ zoon Germanicus adopteerde.

Germanicus, die oorspronkelijk Nero Claudius Drusus heette, noemde zich na adoptie door Tiberius Germanicus Iulius Caesar.
Germanicus, die oorspronkelijk Nero Claudius Drusus heette, noemde zich na adoptie door Tiberius Germanicus Iulius Caesar.

Het probleem met Germania was namelijk nog steeds dat er sprake was van een sterk Romeins gezag in het noorden en bij de Donau, maar dat het gebied ertussen nog steeds nauwelijks onder Romeinse invloed viel. Vandaar dat Tiberius nieuwe tochten begon en er een groot aantal onderwerpingen van stammen plaatsvond of werd vernieuwd, zoals bij de Frisii. Volgens Velleius Paterculus, die als ooggetuige een verslag van de tocht schreef, zouden de Cananefaten hier ook bij zijn onderworpen, wat diverse wetenschappers doet vermoeden dat zij toentertijd nog niet in Zuid-Holland woonachtig waren, maar meer naar het oosten bij de IJssel. Wat sowieso vaststaat is dat Tiberius als eerste bevelhebber zijn troepen in Germanië liet overwinteren. Via de Noordzee bereikten zijn troepen het jaar daarop ook voor het eerst de Elbemonding, waarna een deel zelfs voorbij Denemarken naar de Oostzee voer. In die expeditie hoefde hij maar één echte veldslag te voeren, die hij won. Een grootscheepse veldtocht met twaalf legioenen tegen de Marcomannische koning Marodobuus en zijn rijk, in 6 na Chr., werd enkel gestuit omdat Tiberius zijn aandacht moest verleggen naar een opstand op de Balkan. De droom van Augustus om alle Germanen te onderwerpen kwam voorlopig nog niet uit, maar er was in elk geval een groot gebied waarover de triomf een feit leek te zijn.

Munt waar Varus vermoedelijk op is afgebeeld, getuige de letters VAR.
Munt waar Varus vermoedelijk op is afgebeeld, getuige de letters VAR.

Let wel: leek te zijn. De Germanen hadden geen strakke organisatie en afgezien van een lokale aristocratie kenden zij alleen overkoepelende leiders in oorlogstijd. Een besluit van leiders wordt niet per definitie geaccepteerd door het individu. Bovendien wil een vreedzame onderwerping nog niet zeggen dat zelfs de leiders de Romeinen niet als vijandige overheersers beschouwden. Maar vooral was Germanië een onsamenhangend geheel, zonder enige vorm van bestuursorganen waar de Romeinen gebruik van konden maken. Het gebrek aan een dergelijk bestuur maakte het nog moeilijker om vat op de bevolking te krijgen. Hoewel het gebied dus nog onder Romeinse periferie viel, moest er dus alsnog een Romeins bestuur worden ingevoerd. Die taak werd in 7 na Chr. gegeven aan Publius Quinctilius Varus, een persoonlijke vriend van Augustus. De fout hiervan was echter dat men veel te abrupt probeerde om een volledig Romeins bestuur door te drukken: Varus was vooral een burgerlijk bestuurder, maar de Romeinse overheersing was nog van veel te korte duur om al op zo’n bestuur over te gaan. Er waren nog steeds enorm dichte wouden, met heel weinig wegen, zodat het gebied nog nauwelijks ontsloten was. Daar de militaire bezetting beperkt was tot slechts vijf legioenen (Tiberius had een buitengewone volmacht gehad, maar voor zijn opvolgers gold dit niet) waren de wouden nog gemakkelijk broeihaarden van verzet. Varus drukte veel Romeinse wetten en gewoonten er echter op koppige wijze door, zoals een vrij hoge belasting en de toepassing van het Romeinse recht. In Germanië braken met enige regelmaat conflicten uit tussen verschillende groepen en individuen, waarbij de Germanen vooral een gewoonterecht toepasten, waarin vetes en bloedwraak normaal waren. Als het Romeinse rechtssysteem, dat laatstgenoemde zaken verbood, niet strookte met de Germaanse gewoontes was dat dus een behoorlijke aantasting van het eergevoel van de bevolking.

De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)
De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)

Het verzet schaarde zich uiteindelijk onder ene Arminius. Deze Germaanse edelman was geboren in 17 v. Chr. als de zoon van de Cheruskische hoofdman Segimer en had samen met zijn broer Flavus dienst genomen in de Romeinse hulptroepen, wat hen (getuige hun Romeinse namen) het burgerrecht had opgeleverd. Bovendien was Arminius benoemd tot prefect van een cohort hulptroepen en in de ridderstand verheven. Flavus en Arminius’ toekomstige schoonvader Segestes bleven aan de zijde van de Romeinen, maar Arminius deserteerde en begon met andere edelen en leiders samen te zweren tegen de Romeinen. Niet alleen de Cherusken, maar ook de Chatti en enkele andere stammen sloten zich aan, hoewel deze stammen zich niet in hun geheel tegen de Romeinen keerden. Via Segestes kwam Varus dus wel nieuws over de samenzwering ter ore, maar blijkbaar geloofde hij het verhaal simpelweg niet, omdat Arminius juist zo’n trouwe dienaar geweest was. Inderdaad had Arminius zeer trouw aan Romeinse zijde gestreden… en nu wist hij dus alles van het Romeinse leger. Hij wist hoe sterk zij waren in het open veld, maar ook dat zij in dichte bossen en onoverzichtelijke terreinen veel minder ervaren waren.

'De Rechtspleegingen in de legerplaats van Varus.' Prent uit De antiquitate reipublicae Batavicae, door Hugo de Groot.
‘De Rechtspleegingen in de legerplaats van Varus.’ Prent uit De antiquitate reipublicae Batavicae, door Hugo de Groot.

In de zomer van 9 na Chr. bevond Varus zich met de drie legioenen van Germania Inferior in het grote zomerkamp, aan de Wezer, terwijl de twee andere legioenen zich in Mogontiacum bevonden. Al die tijd werd Varus, vermaard om zijn liefde voor rechtsspraak, in de luren gelegd en met allerlei valse geschillen, om hem zo lang mogelijk in Germania gehouden. Na elk proces bedankten de Germanen hem zo uitvoerig dat hij steeds meer het idee kreeg dat zijn beleid ook echt werkte. Varus was zo zelfverzekerd dat hij zelfs de gewoonte om de troepen in Mogontiacum te laten overwinteren weer had opgepakt. Zo ook dit najaar, toen hij met zijn drie legioenen, drie ruiterafdelingen en zes cohorten aan hulptroepen het grote zomerkamp verliet, de dag nadat de waarschuwing van Segestes gekomen was. Omdat alle soldaten weggingen, gingen ook alle non-combattanten mee, waarbij men moet denken aan allerlei specialisten zoals landmeters, artsen, klerken en smeden. Ook de rondom het kamp woonachtige vrouwen en kinderen gingen mee, terwijl de nodige wapens met materialen de stoet nog groter maakten, 15 tot 20 kilometer lang! Van een gesloten formatie was hierdoor geen sprake, maar dat was natuurlijk niet echt nodig daar men niet op veldtocht was. Wel was er nog nieuws gekomen van een klein opstootje in het noordwesten, dus besloot Varus even een omweg te maken om ermee af te rekenen. Arminius deed hem vriendelijk uitgeleide, na een tijdje omkerend met de mededeling dat hij versterking zou gaan halen. In werkelijkheid was het nieuws van de opstand een valstrik, zodat Varus een minder bekende weg zou nemen. Zodra de legioenen hun hielen hadden gelicht, overvielen de Germanen alle kleinere legerposten in het land.

Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.
Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.

De ongebruikelijke route gaf de nodige problemen. Het gebied was vrij onbekend en tot overmaat van ramp regende het pijpenstelen, zodat de zwaar bepakte soldaten maar moeizaam vooruitkwamen. Moeizaam ploeterden zij door het modderige woud, ten noordoosten van het huidige Osnabrück. Toen gebeurde het. Plotseling doken van alle kanten Germaanse krijgers op, bewapend met speren en korte werpspiesen, waarmee zij bliksemsnelle aanvallen uit konden voeren. Doordat de Romeinse stoet zo uitgespreid was, waren zij gemakkelijk aan te vallen, terwijl de Germanen door hun lichte uitrusting zich heel eenvoudig terug konden trekken. Met veel moeite slaagden de Romeinen erin om een heuvel te bereiken en hier een marskamp met gracht en omheining (zij het van lage kwaliteit) op te zetten waar zij de nacht door konden brengen.

Gedenksteen van centurio Marcus Caelius, "gevallen in de Varusslag". Het monument is later op de vermoedelijke plek opgericht door zijn broer.
Gedenksteen van centurio Marcus Caelius, “gevallen in de Varusslag”. Het monument is later op de vermoedelijke plek opgericht door zijn broer, zo zegt het onderschrift.

De volgende morgen braken de Romeinen hun kamp op en staken alles wat niet onmisbaar was, ook hun wagens, in brand, in een poging zichzelf van onnodige lasten te verlossen en ondertussen niets prijs te geven aan de vijand. Ordelijk marcheren was hierdoor in elk geval weer mogelijk, maar de Germanen kwamen natuurlijk meteen weer tevoorschijn, zodat de Romeinen met zware verliezen het open terrein wisten te bereiken, nabij Ostercappeln. Buiten het woud werden de Romeinen weer even met rust gelaten, maar zodra zij opnieuw een bos binnengingen werden zij weer aangevallen. Arminius wist namelijk dat de Romeinen geen fatsoenlijke slagorde konden vormen in een dicht woud. De regen bleef ondertussen maar aanhouden en de pezen van de Romeinse bogen waren hier zodanig nat van geworden dat zij onbruikbaar waren geworden. De legioensoldaten en de Romeinse cavalerie zaten elkaar ondertussen lelijk in de weg, zodat de chaos toenam en de slag steeds moeilijker te coördineren was. Grote verliezen waren weer het gevolg. Bij gebrek aan ruimte werd er die nacht niet eens een kamp met een greppel gemaakt! In plaats daarvan trachtten de Romeinen er in de nacht vandoor te sluipen. Uiteindelijk slaagden ze erin het bos door te komen en gingen een open terrein op, waarschijnlijk bij het moderne Kalkriese. In de 19e eeuw duidde men de plaats ten onrechte op de heuvelrug Osning, die toen werd omgedoopt tot het Teutoburgerwoud (naar Tacitus, die sprak van de saltus Teutoburgiensis). Pollenonderzoek heeft aangetoond dat de Romeinen zich in het open veld bevonden, waarbij archeologische vondsten op Kalkriese duiden, zo’n 60 km ten noordwesten van de Osning.

De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)
De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)

Op dat open terrein was een klein stuk zandgrond waarover de Romeinen konden marcheren, gelegen tussen de heuvel en het moeras. De ideale plek voor een nieuwe valstrik: een grote greppel blokkeerde de weg, terwijl aan de woudzijde een grote aarden wal was opgeworpen. Vanachter die wal openden de Germanen opnieuw hun aanvallen. De Germanen waren in het voordeel, zowel strategisch als numeriek, want er hadden zich telkens weer nieuwe krijgers aangesloten. Tot overmaat van ramp had de regen en storm de vastgelopen Romeinen gedwongen hun zware schilden weg te werpen, wat hun kwetsbaarheid vergrootte. De ingesloten Romeinen deden meerdere pogingen om de wal te bestormen, maar dit mislukte telkens weer. Nominius Vala, de hoogste officier na Varus, raakte uiteindelijk in paniek en kneep er met de cavalerie tussenuit, waarschijnlijk om kort daarna alsnog door de vijand gedood te worden.

De overlevende soldaten van de hinderlaag bij de wal werden in het woud grotendeels gedood.
De overlevende soldaten van de hinderlaag bij de wal werden in het woud grotendeels gedood.

Blijkbaar zagen de Germanen dit als een teken van Romeinse ontmoediging, want hierna sprongen zij over de wal heen en stormden het terrein op, waarbij de Romeinen in de pan gehakt werden. Toen Varus besefte dat de slag verloren was, pleegde hij zelfmoord door zich op zijn zwaard te werpen. De Romeinse voorhoedes werden volledig uitgemoord en met hen vele anderen. Ook sloegen meerdere Romeinen de hand aan zichzelf of gaven zich over. De rest vluchtte in paniek het woud in, om daar alsnog afgemaakt te worden. Van degene die gevangen genomen werden, werden de meesten gekruisigd, levend begraven of geofferd aan de goden, al werden er ook officieren voor losgeld gegijzeld en werden sommige gewone soldaten slaaf gemaakt. Drie legioenen waren uitgeroeid en drie legioensadelaars waren buitgemaakt (in één geval had de drager zich ermee in het moeras gestort, al was het ding later weer opgevist). De Romeinse verliezen worden tussen de 15.000 en 18.000 geschat! Varus’ hoofd werd als geschenk opgestuurd naar Marodobuus, in Bohemen, die geweigerd had deel te nemen aan het plan.

Reconstructie van de wal die de Germanen bij Kalkriese hadden opgeworpen.
Reconstructie van de wal die de Germanen bij Kalkriese hadden opgeworpen.

Toen Tiberius van de clades Variana hoorde maakte hij zo snel mogelijk dat hij in Rome kwam. Hij trof de stad praktisch in staat van beleg aan. De op leeftijd geraakte keizer Augustus, die het hoofd van Varus opgestuurd zou krijgen van Marodobuus, was zeer aangeslagen door het slechte nieuws en vreesde nu voor het behoud van vrijwel heel Gallië. Zeer beroemd is dan ook zijn uitroep ‘Vare, vare, redde mihi legiones!‘ (“Varus, Varus, geef me mijn legioenen!”) Menigeen dacht aan de oude nederlagen tegen de Cimbren en Teutonen en sommigen vreesden dat de Germanen tot in Italië door zouden dringen. Uit angst ontbond Augustus zelfs zijn Germaanse lijfwacht, terwijl veteranen en niet-burgers snel bij de legioenen ingelijfd werden. Al die reacties waren natuurlijk wel erg overdreven, maar Tiberius moest wel zo snel mogelijk terug naar Germanië om deze extreme vernedering te wreken. Het oude verlaten kamp op de Hunnerberg, bij Nijmegen, werd herbouwd om er de Bataafse cavalerie te huisvesten. Er werd een verdedigingslinie langs de Rijn gebouwd en in 11 na Chr. begon Tiberius een strafexpeditie, samen met Germanicus. En hoewel Tiberius in 13 na Chr. in Rome een triomftocht houden mocht, was er eigenlijk geen sprake geweest van een nieuwe grote overwinning aan Romeinse zijde. Tiberius keerde echter niet terug naar Germanië: het jaar daarop overleed zijn stiefvader waarna Tiberius hem opvolgde als keizer. Het opperbevel viel nu aan Germanicus toe en de jonge veldheer moest onmiddellijk zijn morrende troepen, die hem als keizer verkozen boven Tiberius, tot bedaren brengen.

Der Triumph Hermanns, door Tischbein. Arminius wordt neergezet als een Duitse volksheld, gehuld in schitterende kledij (tot en met een pantervel aan toe) terwijl de overige Germanen eruitzien als woestelingen in beestenvellen.
Der Triumph Hermanns, door Tischbein. Arminius wordt neergezet als een Duitse volksheld, gehuld in schitterende kledij (tot en met een pantervel aan toe) terwijl de overige Germanen eruitzien als woestelingen in beestenvellen.

Germanicus, die veel romantischer aangelegd was dan Tiberius, hoopte met nieuwe expedities de smet van de Varusslag te wreken en de eer van zijn vader Drusus hoog te houden. Meerdere Germaanse stammen kregen er flink van langs, ook de Tubanten die (ten dele) in Twente woonden. Het gebied van de Marsi werd zelfs verwoest. De verhouding tussen Arminius en zijn schoonvader Segestes was tegen die tijd zo mogelijk nog slechter dan eerst. Segestes was namelijk Arminius’ schoonvader tegen wil en dank: Arminius had diens dochter Thusnelda, ondanks haar verloving met een ander, gewoon geschaakt in 13 na Chr. Daar kon Germanicus goed gebruik van maken in zijn plannen om de Cherusken en de Chatti af te straffen. Toen Segestes de zwangere Thusnelda ontvoerde, werd zijn burcht door Arminius belegerd, zodat vaderlief de hulp van de Romeinen inriep. Segestes werd ontzet en samen met zijn dochter onschendbaar verklaard en naar Gallië gebracht, tot woede van Arminius en de zijnen. In 15 na Chr. maakte Germanicus zich dan ook op om nu definitief met Arminius af te rekenen. Zelf voer hij met de hoofdmacht via het Flevomeer en de Waddenzee naar de Eemsmonding, terwijl de cavalerie door het land van de Frisii trok en vier andere legioenen via de binnenlanden naar de Eems gingen. De Bructeren boden daarbij weerstand, maar werden verslagen, waarbij één van de verloren adelaars teruggevonden werd. Tijdens deze wraaktocht slaagde men er ook in om het terrein van de slag te bereiken. Men wist het dagmarskamp van de eerste nacht terug te vinden en de plek waar men op de tweede nacht verbleven had. Tussen die twee plaatsen waren nog gebeenten van soldaten te vinden, tot en met schedels die aan boomstammen waren vastgespijkerd aan toe. Germanicus liet een grote grafheuvel opbouwen voor de aangetroffen lijken.

De laatste veldtocht van Germanicus, in 16 na Chr.
De laatste veldtocht van Germanicus, in 16 na Chr.

Uiteindelijk kwam het tot een treffen met de aanstichter van dit bloedbad. Arminius trok zich echter tijdig terug en tijd om de veldtocht voort te zetten was er niet meer, door het late najaar. Op de Waddenzee werd de vloot weer eens door een grote storm getroffen, met veel doden tot gevolg: meerdere schipbreukelingen verdronken, terwijl anderen op kleine waddeneilandjes terecht kwamen. In feite was het effect van deze wraaktocht dus zelfs averechts geweest: Arminius was in aanzien gestegen en de terugtocht had vooral problemen opgeleverd. In de winter vernielden de Germanen de grafheuvel zelfs. Het jaar daarop besloot Germanicus zich dus meer te concentreren op de vloot, die verzameld werd bij Fectio (Vechten). De hulptroepen en cavalerie trokken over het land mee, al werden zij op het laatst verrast door de vloed, zodat een stel zwemmende Bataven aan hun eigen overmoed ten onder ging. Achter de Wezer wachtte Arminius hen op. Flavus, die nog aan Romeinse zijde streed, trachtte met hem te onderhandelen, maar dat haalde niets uit, dus liet hij de troepen de Wezer oversteken. Het Bataafse korps, onder leiding van ene Chariovalda, deed dit ook, maar werd door ogenschijnlijk vluchtende Cherusken in een hinderlaag gelokt die opnieuw gebruik maakte van heuvels, zodat de Bataven nog net op tijd door de Romeinen ontzet werden, met verlies van hun commandant. Germanicus haalde alsnog twee grote overwinningen op Arminius, maar de Cherusk zelf wist te ontkomen. Op de andermaal rumoerige terugtocht wist Germanicus ook nog een legioensadelaar terug te krijgen.

Het Hermannsdenkmal, gebouwd tussen 1838 en 1875 op de plek waar men ten onrechte de Varusslag aan toeschreef. Het nationalisme vereiste dat Arminius "Hermann" genoemd werd, om zo Duitser te klinken. Het uiterlijk van het 24 meter hoge beeld is verzonnen.
Het Hermannsdenkmal, gebouwd tussen 1838 en 1875 op de plek waar men ten onrechte de Varusslag aan toeschreef. Het nationalisme vereiste dat Arminius “Hermann” genoemd werd, om zo Duitser te klinken. Het uiterlijk van het 24 meter hoge beeld is een romantisch verzinsel.

Hierna schrapte Tiberius ineens de plannen om de strijd voort te zetten. Zijn motivatie hiervoor is onduidelijk, want aartsvijand Arminius was nog steeds op vrije voeten. Mogelijk vond hij dat de veldtochten te veel tijd en moeite kostten en te weinig opleverden, wat zeker het geval was. Het is ook mogelijk dat hij vreesde voor de groeiende populariteit van Germanicus, die in Rome een triomftocht kreeg, waarin hij ook Thusnelda en haar zoontje Thumelicus meevoerde. Wel werd in Rome een triomfboog voor zowel Germanicus als Tiberius opgericht. Het kamp op de Hunnerberg werd ontruimd en de wraaktochten waren ten einde. Germanicus werd uiteindelijk naar het oosten van het rijk gestuurd, waarna hij en Tiberius ernstig uit elkaar gegroeid lijken te zijn. Op 33-jarige leeftijd (19 na Chr.) stierf hij plotseling in Syrië, zeer waarschijnlijk door vergiftiging, al is het niet duidelijk of Tiberius erin betrokken was. Over het lot van Thusnelda en Thumelicus is weinig bekend, al zou Thumelicus volgens Tacitus schandelijk zijn behandeld in Ravenna, hetgeen gladiatorschap impliceert. Arminius zelf raakte in oorlog met Marodobuus, die na een grote nederlaag van de troon werd gestoten en naar het Romeinse rijk vluchtte. Arminius overspeelde hierna echter op dezelfde wijze zijn hand door zichzelf tot koning uit te roepen, hetgeen bij menigeen niet in de smaak valt. In de hierop volgende burgeroorlog werd hij zelf het slachtoffer van een samenzwering.

Tiberius, de keizerlijke knorrepot.

muntjeTiberius, de tweede keizer van het Romeinse rijk, had een veelbewogen leven en speelt ook een belangrijke rol in de Romeinse geschiedenis van Nederland. Hij was een ambitieuze maar ook koppige man, die slecht om kon gaan met meningsverschillen. Dat zou in zijn laatste levensjaren op een lelijke wijze tot uitbarsting komen.

Verder lezen Tiberius, de keizerlijke knorrepot.