Hoe Romeins zijn de gebouwen in Romeins Nederland?

boerderijWelaan, mijn waarde barbaarse volgers! Over een paar dagen begint de Romeinenweek alweer en ik, Lucius Octavius Barbatus, ga het zoals elk jaar weer verschrikkelijk druk hebben met het bezoeken van al die prachtige plekjes in jullie land! Omdat het thema dit jaar “100% Romeins?” is, heb ik al sinds het begin van dit jaar elke maand een verslagje geplaatst over hoe divers de Romeinse cultuur door alle lokale en buitenlandse invloeden kon zijn. Dit heb ik al verteld wat betreft de goden, het leger en de kleding. Maar er is natuurlijk ook nog zoiets als de Romeinse bouwstijl. Dat was zeker een eigen bouwstijl, want denk maar niet dat de Romeinen alles van de Grieken hadden gekopieerd! Wat me wel vaak opvalt is dat veel van jullie lijken te denken dat het Romeinse deel van jullie land vol prachtige stenen huizen stond, met strakke witte muren, rechte dakpannen, glazen vensters en grote zuilen, terwijl in het noorden iedereen in vieze primitieve hutjes woonde. Maar is dat wel zo?

Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa's. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort blokken. En dat was niet altijd "je dat"...
Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa’s. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort insulae. En dat was niet altijd “je dat”…

Tja, om te beginnen kloppen deze omschrijvingen al niet helemaal voor de typisch Romeinse en Germaanse bouwstijlen. Lang niet alle Romeinse huizen waren van steen, want dat was voor de meeste mensen veel te duur. Natuurlijk woonden ook lang niet alle Romeinen in een villa. De meeste bewoners van grote steden als Rome bewoonden eerder een appartementencomplex, een insula. De armste van deze appartementen, helemaal bovenin, hadden vaak geen glazen vensters en waren erg karig ingericht. Onderin, vlak boven of achter de winkels op de begane grond, woonden beter gestelde mensen. Ook was het mogelijk dat de rijkere bewoners (maar niet per se de allerrijksten) in een keurig woonhuis leefden. Alleen de rijkste families bezaten echte villa’s. Dat kon in de stad zijn, maar ook op het platteland, vaak met grote landerijen erbij. Zo’n woning kende allerlei vertrekken zoals slaapkamers, een werkkamer, keuken, eetkamer en nog veel meer. Het beroemdst is wellicht het atrium: de open plaats middenin het huis.

In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren...
In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren…

De Germaanse huizen van de andere kant waren zeker meer dan een klein armzalig hutje. Vaak waren het grote, lange boerderijen. De fundering en het skelet waren inderdaad van hout, net als de deur, maar dat was, als je het goed deed, stevig genoeg en er was altijd vrij gemakkelijk aan te komen. Datzelfde gold voor het riet, waar het dak meestal van gemaakt werd, al had je er, net als van alle andere materialen, veel van nodig. Wat in de Romeinse tijd ook voorkwam waren dakspanen: kleine houten plankjes die elkaar overlappen en zo voor een stevig en waterdicht dak zorgen. Dat is iets minder brandgevoelig dan een rieten dak. Verder was zo’n boerderij waarschijnlijk ingedeeld in een leefgedeelte met bedden en een vuurplaats en in een gedeelte dat diende als stal en voedselopslag. Natuurlijk hadden de rijkste Germanen ook grotere huizen met veel meer grond erbij. Dat konden flinke hoeves worden!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen is de grootste die ooit in Nederland is teruggevonden. De bewoner zal wel erg rijk geweest zijn.

De in Romeinse ogen nogal eenvoudige bouwstijl van de Germanen gaat in de Romeinse tijd natuurlijk gewoon door. Niet alleen in het noorden, waar de Romeinen niet direct de baas zijn, maar ook in het door de Romeinen veroverde zuiden. Is dat zo vreemd? Eigenlijk niet, want de Frisii en andere stammen aan de overkant van de Rijn hadden vaak genoeg contact met de Romeinen, bijvoorbeeld via de handel. Het voornaamste verschil was dus dat er geen Romeinse forten stonden, waar vaak gebouwen in meer Romeinse stijl omheen ontstonden omdat er handel te drijven was. Het was in het zuiden voor de meeste mensen al te moeilijk om aan Romeins bouwmateriaal te komen, dus voor de Germanen in het noorden was het bijna onmogelijk. Ook ontstonden er daar geen stadjes in Romeinse stijl, zoals in Nederland bij Voorburg en Nijmegen gebeurd is. Deze steden ontstonden in eerste instantie als handelsnederzettingen of als woningen van veteranen rondom een administratief centrum. Het mag dus duidelijk zijn dat de Romeinse invloed qua bouwstijlen het sterkst was op plaatsen waar veel handel gedreven werd of waar de politieke invloed van de Romeinen het sterkst was. Soms werden dit officiële steden, soms bleven het nederzettingen. In elk geval verrezen hier de meest Romeins ogende gebouwen. Maar ook rijke ex-officieren die zich vestigden op het platteland konden er wat van. Sommige villa’s op het platteland namen de vorm aan van kolossale landgoederen. Met name in Limburg zijn veel villa’s uit de Romeinse tijd teruggevonden.

De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland.
De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland. Zoals je ziet is het een echte Gallo-Romeinse boerderij.

Dat wil echter niet zeggen dat elke villa in dit land een keurig Romeinse plattegrond en bouwstijl volgde. Dit was afhankelijk van verschillende factoren zoals de financiële mogelijkheden van de eigenaar, maar misschien ook puur van zijn persoonlijke voorkeuren. Er zijn dus ook villa’s verrezen die meer Gallo-Romeins waren en eigenlijk meer wat weg hadden van een opvallend luxe boerderij. De villa die bij Rijswijk, in Zuid-Holland, is teruggevonden is er zo eentje. De villa had waarschijnlijk voor het overgrote deel een rieten dak en lemen wand, waarbij de uiteinden nog het meest Romeins oogden, ook omdat hier het woongedeelte stond. Op het platteland was het dus geen strakke tweedeling van Germaanse boerderijen en enorme Romeinse villa’s, maar bestonden er allerlei varianten.

De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.
De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.

Men zou op grond hiervan gaan denken dat de steden dus eigenlijk de meest “zuivere” Romeinse stijl hebben, maar ook daar moet je in Germania Inferior een beetje voorzichtig mee zijn. Om te beginnen hangt het ervan af wat je dus een stad noemt, want een nederzetting als Coriovallum (Heerlen) had voor zover bekend geen stads- of marktrechten, maar het indrukwekkende Romeinse badhuis toont wel aan dat dit niet zomaar een kneuterig, ingeslapen dorpje was. Toch betekent dat niet dat elk huis in zo’n nederzetting er “echt” Romeins uitzag. Datzelfde geldt voor de huizen in steden als Noviomagus. Niet iedereen had nu eenmaal genoeg geld voor een fraaie woning met witte muren en dakpannen. Dakspanen en rieten daken kwamen hier dus waarschijnlijk ook voor.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
De tempel van Empel is een typisch Gallo-Romeinse tempel, met een hofje en de porticus rondom het hoofdgebouw.

Het beste voorbeeld van hoe Romeins iets kan ogen zonder het volledig te zijn, zijn waarschijnlijk toch de tempels in dit land. Naarmate de maatschappij aan de handelsroutes romaniseerde, werden de ogenschijnlijk simpele heiligdommen van de Germanen vervangen door tempels van steen, met daarin een godenbeeld. Er werd door wel bedeelde mensen uit de buurt net zo graag in tempels als in badhuizen geïnvesteerd – niet zozeer om winst maar vooral om er status mee te verwerven. De tempels, waar soms weer nederzettinkjes omheen groeiden, werden omgeven door een hofje. Het hoofdgebouw had een dak met dakpannen en werd omgeven door een zuilenomgang met afdak, een porticus. Meer Romeins kan het niet… Toch? FOUT! De tempels in Rome zagen er heel anders uit dan de tempels hier! De zuilen liepen hier enkel aan de voorkant, in plaats van geheel om het gebouw heen! Ook steekt het dak van het hoofdgebouw bij de Gallo-Romeinse tempels duidelijk boven de porticus uit. De Gallo-Romeinse tempels waren qua bouwmateriaal dus heel erg Romeins, maar volgden een heel eigen bouwstijl!

Kortom, het ligt zo eenvoudig niet met de bouwstijlen in Romeins Nederland. De Germaanse en Romeinse stijlen worden flink door elkaar gemengd. Hoeveel gebouwen waren nu werkelijk Romeins? Wie zal het zeggen? Zo, ik hoop dat ik jullie de afgelopen maanden wat meer duidelijkheid heb geboden over de Romeinse cultuur en hoe dit zich met allerlei andere culturen in het rijk vermengd heeft. Ik ga er vanaf zaterdag 29 april in elk geval naarstig naar op zoek. Al heb ik het idee dat ik ook naarstig op zoek moet naar wat van mijn spullen, want volgens mij ben ik het een en ander kwijtgeraakt. Eerstdaags maar eens naar zo’n Gallo-Romeins tempeltje om te vragen of een orakel wat helderheid bieden kan.
Je kunt mijn tochten en ontdekkingen de hele week volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein. Tot dan! Valete!

L.Octavius Barbatus

Het Castellum op de Hoge Woerd: tal van vondsten in en om Vleuten-De Meern

13124572_1081823281879165_6888886327788251958_nWie op Vici.org vanuit Woerden naar het oosten gaat, zal al snel zien dat bij Vleuten-De Meern, een voormalige gemeente die nu deel uitmaakt van Utrecht, er opvallend veel vondsten en waarnemingen gedaan zijn. Datzelfde geldt voor de aangrenzende Utrechtse wijk Leidsche Rijn. Er zijn zoveel waarnemingen van de Limesweg (of eigenlijk -wegen) dat de loop ervan vanuit het oosten van Harmelen tot aan de oostkant van de stad Utrecht vrij duidelijk te reconstrueren is. Bij de aanleg van een van de eerste wijken van Leidsche Rijn werd in 1997 in één dag tijd een ware schat aan informatie ontdekt. Men vond in één dag tijd een schip, de Limesweg en daarmee ook de toenmalige loop van de Rijn. De vondst resulteerde in een enorm archeologisch onderzoek. Na de weg en het schip volgden er nog meer schepen, wachttorens en een castellum!

De Oude Rijn was in de Romeinse tijd in Vleuten-De Meern allesbehalve recht.
De Oude Rijn was in de Romeinse tijd in Vleuten-De Meern allesbehalve recht.

De Rijn in dit gebied is gekanaliseerd en loopt vandaag de dag dan ook kaarsrecht. Dat was in de Romeinse tijd allerminst het geval. De Rijn maakte juist meerdere opvallende kronkels en bochten in het gebied, om uiteindelijk een wending naar het noorden te nemen. Dat is ook terug te zien in de ligging van het castellum, dat ongeveer een kilometer ten noorden ligt van de limesweg die van west naar oost loopt. Waarnemingen maken duidelijk dat er sprake was van een kruispunt of tweesprong, waarbij een tweede weg zich naar het noorden afsplitste en zo naar het castellum en langs de Rijn leidde. Wellicht leidde de weg nog verder langs de Rijn, naar Traiectum (Utrecht-Domplein) maar was dit ook via een andere tweesprong sneller te bereiken. De loop van de rivier is ook af te leiden uit het feit dat de brede zijden van het castellum op oost en west liggen, in plaats van op noord en zuid.

Romeinse soldaten in Castellum Hoge Woerd! (Hier uitgebeeld door Gemina Project en Vereniging Pax Romana.)
Romeinse soldaten in Castellum Hoge Woerd! (Hier uitgebeeld door Gemina Project en Vereniging Pax Romana.)

De naam van het castellum op de Hoge Woerd is tot op heden niet bekend. Op de Peutinger kaart staat ten oosten van Laurium wel een castellum vermeld onder de naam Fletio. Als dit de naam van het castellum zou zijn, zou dat mooi aansluiten bij de naam Vleuten. Misschien wel te mooi. Menig archeoloog en historicus acht het idee te speculatief. Fletio zou ook kunnen staan voor het castellum bij Vechten, al dan niet als een verschrijving van de naam Fectio, want schrijffouten staan er genoeg op de kaart. Wel weten we dat het castellum bezet werd van midden eerste eeuw tot en met de instorting van de Limes rond het jaar 270. Mogelijk is het gebouwd rond het jaar 40 op last van keizer Caligula, of rond 47 in opdracht van gouverneur Corbulo. Van de canabae, het omringende kampdorp, weten we dat het door de soldaten gefrequenteerde badhuis aan de noordzijde van het fort lag. Het lijkt erop dat het fort bezet werd door de Cohors I Classica pia fidelis, een marine-eenheid.

De Meern 1, het schip dat in 1997 gevonden werd. Het is te bewonderen in Castellum Hoge Woerd.
De Meern 1, het schip dat in 1997 gevonden werd. Het is te bewonderen in Castellum Hoge Woerd.

Over marine gesproken, net als Woerden en Zwammerdam telt De Meern meerdere Romeinse schepen. Het eerste hiervan was De Meern 1, het schip dat in 1997 ontdekt werd. Dit schip was 25 meter lang, 2,7 meter breed en gebouwd van drie grote eiken die rond 148 na Chr. gerooid moeten zijn. Net als meerdere schepen uit Woerden en Zwammerdam was dit schip een platbodem. In dit geval bevatte het schip ook een soort kajuit, met een kast en een bed. Verder werden er wat zagen, beitels, schaven, een koevoet en een houweel in het schip aangetroffen, zodat vermoed wordt dat het door genietroepen gebruikt werd. Onderzoek van aan boord gevonden schoeisels heeft aangetoond dat het schip ongeveer een halve eeuw in gebruik is geweest.

"Romeins schip" in het Balijepark, waar De Meern 4 gevonden is. (Aan de Augustusweg.)
“Romeins schip” in het Balijepark, waar De Meern 4 gevonden is. (Aan de Augustusweg.)

De Meern 4, ontdekt in 2003, lag op pakweg 270 meter afstand en was aanzienlijk ouder, van rond 85 na Chr. Aanvankelijk leek dit ook een Noordwest-Europees Zwammerdamschip, maar tot ieders verrassing bleken er mediterrane bouwelementen in verwerkt. De scheepshuid werd bijvoorbeeld door veren en deuvels verbonden. In het schip zelf lagen tientallen blokken basalt: de vraag is of dit een bulklading was of dat het diende om het afgezonken schip op zijn plaats te houden. Andere vondsten zijn de resten van twee boomstamkano’s uit de 2e eeuw (De Meern 2 en 3) en van een vrij bijzonder puntertje, van ongeveer 9 meter lang (De Meern 6). Een vijfde schip was al enkele decennia eerder aangetroffen, maar de locatie ervan is niet meer bekend.

Gereconstrueerde wachttoren aan 't Zand, bij Castellum Hoge Woerd. Een vrij accurate reconstructie, behalve de moderne trap en glazen wanden die om veiligheidsredenen zijn aangebracht.
Gereconstrueerde wachttoren aan ’t Zand, bij Castellum Hoge Woerd. Een vrij accurate reconstructie, behalve de moderne trap en glazen wanden die om veiligheidsredenen zijn aangebracht.

De locatie van de schepen valt ongetwijfeld samen met de toenmalige loop van de Rijn. Waarschijnlijk was die erg kronkelig, zoals ook blijkt uit de vondst van meerdere wachttorens in het gebied. Dergelijke torens stonden meestal bij bochten in de rivier, zodat de rivier en de weg bewaakt konden worden en er in geval van alarm onmiddellijk een sein aan de volgende post kon worden doorgegeven, net zolang tot het meest nabije castellum bereikt werd. De meest westelijke, wachttoren a, stond aan de Doyenneperenlaan, en stamt waarschijnlijk al uit de jaren ’40 van de eerste eeuw.

Markering van wachttoren B aan de Claudiuslaan, een toepasselijke straatnaam.
Markering van wachttoren B aan de Claudiuslaan, een toepasselijke straatnaam.

Van veel latere bouw was de stenen wachttoren van Vleuterweide, die rond 150 na Chr. gebouwd werd. Deze wachttoren stond tussen de Veldhuizerweg en de Clappsperenlaan. In en om de resten van de toren zijn ook pijlpunten en slingerkogels betroffen, zoals te verwachten valt bij een dergelijke militaire uitkijkpost. Palingfuiken en landbouwgereedschappen als een ploeg en sikkel verraden dat de soldaten – in geval van zo’n toren waren dat vier tot acht man – nog best een poos in zo’n toren zaten. Gaan wonder dan ook dat er ook kinderschoenen en een damessieraad gevonden zijn: de gezinnen van de soldaten leefden blijkbaar vlakbij de toren. Veel ouder is wachttoren c, in Groot Zandveld, op ruim een kilometer noord-noordoost van Castellum de Hoge Woerd. Mogelijk werd deze toren later zelfs door een minifort opgevolgd. Een vierde toren, wachttoren b, bevond zich aan de Claudiuslaan.

De Limesweg dwars door Vleuten-De Meern. Wie hem volgt komt tal van monumentjes en wetenswaardigheden tegen.
De Limesweg dwars door Vleuten-De Meern. Wie hem volgt komt tal van monumentjes en wetenswaardigheden tegen.

De vondsten waar dit gebied zo rijk aan is, zijn des te duidelijker gemaakt. Alle vier de wachttorens zijn aangegeven met een metalen plaat op de plek waar de fundering is aangetroffen. Wie bovendien de plattegrond van de wijk Veldhuizen bekijkt, zal nog twee andere ontdekkingen doen. De eerste hiervan is een opvallend schuin lopende weg, wat nogal opvalt tussen de zo kaarsrecht gebouwde straten. Deze weg loopt van de Keerderberg over een schoolplein, gaat hierbij tussen twee flatgebouwen door (die hiervoor schuine muren hebben, alsof de weg erdoorheen is aangelegd) en loopt vervolgens door een klein park. De nadenkende lezer begrijpt wellicht al dat het hier om een reconstructie van de Limesweg gaat! Wie de weg volgt komt informatie tegen over de Limesweg en over De Meern 1, dat aan deze plek gevonden is. Door de weg nog verder te volgen gaat men langs de vindplaatsen van De Meern 4 en Wachttoren b, welke omringd zijn door een woonwijk. Maar opnieuw komt de oplettende kaartlezer hier iets interessants tegen: een hele buurt genoemd naar prominente Romeinen!

Uitzicht vanaf Castellum Hoge Woerd op de Limesweg naar het noorden. Links ervan het badhuis. Aan het einde de wachttoren.
Uitzicht vanaf Castellum Hoge Woerd op de Limesweg naar het noorden. Links ervan de contouren van het badhuis. Aan het einde de nagebouwde wachttoren.

Castellum Hoge Woerd (niet ver van de toepasselijke Vicuslaan) is te vinden aan het Hoge Woerdplein. Al eerder werden hier de contouren van het militaire badhuis zichtbaar gemaakt, evenals de noordwaarts lopende Limesweg. Aan het noordeinde van die weg, vlakbij de rotonde, verrees later een replica van een Romeinse wachttoren. Bij wijze van historisch experiment is de toren in 2016 zelfs een tijdje door Romeinse soldaten van Vereniging Pax Romana bezet geweest! De vereniging in kwestie wprdt wel vaker op Castellum Hoge Woerd gezien, want sinds een paar jaar is hier een museum verrezen, gebouwd in de vorm van de omwalling van het castellum. Middels digitale schermen kan men vanaf de “poortgebouwen” een indruk krijgen hoe het castellum en de omgeving er destijds uitzagen. Binnen in het museum is De Meern 1 in volle glorie tentoongesteld. Daarnaast zijn er rondom het castellum wat mijlpalen met grappige Latijnse teksten aan te treffen. Om de archeologische vindplaats en alles wat daar nog ligt zo min mogelijk te verstoren, is er gebruik van uiterst licht bouwmateriaal gemaakt. Zo blijven de bodemschatten van Vleuten-De Meern en Leidsche Rijn veilig bewaard. De Meern 1 en 6 zijn nagebouwd en varen daadwerkelijk rond over Nederlandse wateren, zij het vanuit Woerden.

Romeinen en water: de badhuizen

badhuisGegroet, bovenste beste Barbaren! Zoals jullie weten ben ik, Lucius Octavius Barbatus, enige tijd geleden de Romeinse schepen eens goed gaan bestuderen. Moe van mijn lange zoektocht besloot ik onlangs mijzelf eens wat ontspanning te gunnen met een uitgebreid bezoek aan het plaatselijke badhuis. En dat bracht mij nou juist op het idee dat de Romeinen natuurlijk niet alleen via de rivieren met water te maken hebben!

De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.
De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.

Als soldaat ben ik uiteraard heel goed bekend met de badhuizen, want het komt regelmatig voor dat er naast een Romeins fort een badhuis staat. Een goed voorbeeld hiervan is het badhuis dat in Leidsche Rijn is gevonden, vlak naast het Castellum op de Hoge Woerd. Vandaag de dag kun je de sporen van dat badhuis weer duidelijk zien. Zo’n badhuis vlak naast een castellum of castra was met name op de soldaten gericht, al staat het niet vast dat het alleen voor hen toegankelijk was. Wel is een dergelijk badhuis vaak wat kleiner dan de grote thermencomplexen in steden en nederzettingen, zoals in Noviomagus (Nijmegen) en Mosae Traiectum (Maastricht). Als je dan nog bedenkt dat zelfs de grootste Romeinse steden in ons land eigenlijk “niet-zo-groot” zijn (vergeleken met alle steden in het rijk dan) is een regelmatig bezoek aan het badhuis best goed voor de gezondheid. Dit in tegenstelling tot in metropolen als Rome zelf, waar veel meer mensen in de baden komen dan fris is.

Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke "sponsor".
Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke “sponsor”.

Het beroemdste badhuis in ons land is het grote thermencomplex van Coriovallum (Heerlen noemen jullie dat). Dit was een badhuis van enorm formaat, met twee ruime binnenplaatsen en een flink hoog dak. Coriovallum kreeg nooit stadsrechten en was dus officieel nog steeds een vicus of nederzetting. Dat er zo’n enorm badhuis stond toont dus wel aan dat ook een plaats zonder stadsrecht aardig op een stadje kon lijken. Maar of zo’n plaats nu een nederzetting met een onofficiële raad was of een erkende stad met een echt bestuur, genoeg geld voor publieke gebouwen was er vaak niet. Laat staan voor zo’n enorm thermencomplex! Vandaar dan ook dat ze voor het geld moesten aankloppen bij een particulier. Op de gevel van het badhuis in Museumpark Archeon (dat een reconstructie is van de thermen van Coriovallum) staat een steen met inscriptie, die vertelt welke rijke Romein de “sponsor” van de aanleg van het badhuis is geweest.

Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis!
Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis! (Trier was een tijdje hoofdstad in de Laat-Romeinse tijd)

Hoe zit het nou met dat water in zo’n badhuis? Ik hoor menigeen al afvragen waarom het water in de badhuizen van Rome wel vies werd en dat in ons land niet. Dat komt omdat de Romeinse badhuizen stromend water hadden, zodat het in principe fris bleef. Pas als je met een enorme groep mensen in een enorm groot bad zit, kon het onfris worden. En dat zal hier toch niet zo snel gebeurd zijn. Om uit te leggen hoe het stromende water werkt, kunnen we het beste naar de thermen van Coriovallum kijken. Dat is een extra handig voorbeeld omdat het in een vrij heuvelachtige regio ligt. Dat maakt het dus gemakkelijk om stromend water van een hoog punt aan te voeren, uit een rivier, beek of ander stroompje. Via een aquaduct lieten Romeinen vaak stromend water naar hun steden aanvoeren. Als het badhuis bij een vlak stuk land is, moest er dus iets meer creativiteit gebruikt worden.

De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.
De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.

We kijken nog eens naar de plattegrond van de thermen van Coriovallum. Wie goed kijkt zal zien dat het eruitziet alsof de warmste ruimtes achterin het gebouw zitten en de koelste vooraan. De enige uitzondering is het sudatorium, de sauna, die naast het frigidarium (koude bad) zit, met een eigen stookoven direct onder de vloer, zodat je om de zoveel minuten kunt dompelen in het koude water en je poriën weer dicht gaan. Achter het frigidarium bevindt zich het tepidarium (lauwe bad) en het caldarium (warme bad). Achter het caldarium bevindt zich het praefurnium, de grote stookruimte. Het aangevoerde water stroomt via leidingen het badhuis binnen. Een deel gaat meteen naar het frigidarium, dat immers koud moet blijven. Die ruimte heeft dan ook een hoog plafond. De rest van het water komt terecht in een grote ketel in het praefurnium, waar een vuur onder brandt. Maar loopt die ketel na een tijdje dan niet over? Inderdaad. Het is nu eenmaal een natuurlijke waterstroom, die je niet zomaar even uit kunt schakelen. Maar uiteraard is de ketel ook weer op een leiding aangesloten, die het water doet doorstromen naar weer een andere ketel, die ook weer overloopt in een andere ketel, enzovoorts. Net zo lang tot het water heet genoeg is. Na de laatste ketel stroomt het de alveus in: het niet zo diepe bad van het caldarium, waar zich nog net een deel van het vuur onder bevindt. Heet! Er staan in het caldarium dus niet voor niets labra: stenen bekkens waar je koel water uit scheppen kunt.

De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.
De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.

Uiteraard zou zo’n bad ook kunnen overlopen, maar daarom is er dan ook een afvoer in aangebracht. Het warme water kon eventueel nog doorstromen naar een lauwer bad in het tepidarium, al zijn er ook andere mogelijkheden voor die ruimte. In Archeon wordt het tepidarium voor de Romeinse massage gebruikt, al kon dit ook gebeuren in een apart unctorium. Uiteindelijk kwam het warme water in een dergelijk groot, luxe thermencomplex terecht in de natatio, het buitenbad dat zich op de palaestra (binnenplaats met sportveld) bevindt. Zo kon het dus voorkomen dat je in sommige badhuizen een verwarmd buitenbad had! Als het water vervolgens in de laatste baden geweest was stroomde het via de laatste afvoeren weer weg, naar de riolering of de dichtstbijzijnde rivier. Eventueel kon er ook een latrina (openbaar toilet) op het terrein van het badhuis of vlak daarbuiten zijn, waar het water eerst nog doorheen stroomde. Zo hoefde je niet door te trekken! Handig, hè?

Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.
Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.

Tot slot nog een interessant onderdeel wat betreft de stoom in het badhuis. Zeker in dat gloeiend hete praefurnium ontstond vaak een hoop stoom, rook en hete lucht. Dit werd niet onbenut gelaten. Via tubuli (stenen buizen), werd de warme lucht door de wanden en de vloer van het caldarium en tepidarium verspreid. Deze ruimtes werden zo lekker opgewarmd: 40 graden in het caldarium en 30 graden in het tepidarium. De Romeinen beschikten dus al over centrale verwarming! Als je gaat kijken in het Thermenmuseum in Heerlen, zul je bij de ruïnes van het badhuis zien dat in een aantal ruimtes allemaal kleine pilaartjes van tegels gemetseld lijken. Dit zijn dus de ruimtes waar een dergelijke vloerverwarming of hypocaustum voorkwam, die je verder alleen in hele dure villa’s aantreft.

Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.
Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.

Misschien was dat een extra goede reden om niet op je blote voeten maar op een soort slippers met een dikke houten zool rond te lopen. Zeker in de sauna, waar de stookruimte direct onder de vloer zat! Door water te gieten op een metalen schaal kon je de sauna dus gemakkelijk vol stoom krijgen, zoals jullie dat tegenwoordig met water op kolen doen. Ook in het caldarium was de lucht heel erg vochtig: zo’n 85 procent! Geen wonder dan ook dat de sauna en ook de andere warme ruimtes nooit een vlak plafond hadden: alle stoom die aan het plafond weer waterdruppels werd (condenseren heet dat) zou namelijk als regen weer omlaag druppelen. Door de ruimtes een koepelplafond of een tongewelf te geven gleden al die waterdruppels langs plafond en muur omlaag, tot ze in een afvoergootje kwamen. Doordat de vloer met tegels belegd was liep het gemorste water vaak vanzelf weg tussen de spleetjes.

Zo werken het warme bad en het hypocaustum.
Zo werken het warme bad en het hypocaustum.

Zo, dat was mijn verslag over het water in de Romeinse badhuizen! Ik ben er zo moe van geworden, dat ik denk dat ik morgen maar weer naar het badhuis ga. Als je nog eens wat echte Romeinse badhuizen wil zien, zijn er in jullie land nog wel wat aanraders. Uiteraard is er de ruïne van de thermen van Coriovallum, met daarbij het Thermenmuseum. Daarvoor kun je ook kijken op www.thermenmuseum.nl! De reconstructie van de thermen kun je vinden in Archeon, met de mogelijkheid tot een massagedemonstratie! Op www.archeon.nl kun je daarvan alvast een voorproefje zien. Natuurlijk kun je ook bij Castellum Hoge Woerd gaan kijken, om een beeld te krijgen van een soldatenbadhuis.

En vergeet niet mij te volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein! Valete!