Arnhem-Meinerswijk: eerder Levefanum dan Castra Herculis

091Op onze tocht langs de Limes in Nederland komen we nu aan bij Arnhem, waar in de zuidelijke Meinerswijk het meest duidelijke castellum van heel Gelderland ligt. De naam is een punt van discussie: Castra Herculis is lange tijd aan castellum Meinerswijk toegeschreven, maar tegenwoordig gaan we meer uit van Levefanum. Los van alle debatten over de naam weten we in elk geval zeker dat er een castellum stond, omdat dit in 1979 teruggevonden is.

De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar.
De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar gemaakt.

Al voor de vondst van het castellum was er een heel sterk vermoeden van historische bewoning van de plek, omdat de grote aanwezigheid van fosfaat in de grond hier vaak een teken van is. Desondanks was castellum Meinerswijk het eerste fort tussen Fectio en Burginatum (Kalkar) dat werd teruggevonden. De eerste vondsten van het fort waren vooral wat aardewerk en tufsteen, al vielen hier de nodige conclusies uit te trekken. Een uitgebreide opgraving in 1991 toonde concrete gebouwen aan, zoals de principia (het hoofdkwartier) en de zuidmuur met de achterpoort. De hierbij gevonden dakpannen kwamen van een grote aardewerkfabriek die ter hoogte van Berg en Dal, vlakbij Nijmegen, moet hebben gestaan. Het gebouw moet aardig luxe zijn geweest, want er zijn ook sporen van muurschilderingen gevonden.

De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.
De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.

Het castellum in kwestie is waarschijnlijk al vroeg aangelegd, tussen 10 en 20 na Chr., toen Tiberius en later Germanicus de laatste grote veldtochten in Germania achter de Rijn hielden. Geen wonder, want het castellum in kwestie is een logisch punt, ten noorden van Nijmegen waar zich op dat moment een militair hoofdkwartier bevond. Bovendien ligt het nabij een bocht in de Nederrijn. Volgens sommigen zou het als bolwerk hebben gediend bij de Fossa Drusiana, het kanaal dat Drusus naar het Flevomeer liet graven, maar dit idee is gestoeld op de aanname dat de Drususgracht de Rijn en de Oude IJssel verbonden zou hebben, hetgeen onjuist is gebleken.

Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. Bron: dafarchitecten.nl)
Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. (Bron: dafarchitecten.nl)

Het is mogelijk dat het castellum na het beëindigen van de veldtochten weer opgeheven is en het later weer herbouwd is. Waarschijnlijk is het herbouwd rond 47 na Chr., toen Corbulo de Rijngrens besloot te versterken. Het is vrij zeker dat Legio V Alaudae of een deel daarvan aanwezig is geweest in het fort, maar het grootste gedeelte van de tijd zullen hulptroepen het fort bezet hebben. Zoals vrijwel elk fort dat voor de Bataafse Opstand gebouwd werd, heeft het de opstand in kwestie niet overleefd, wat een dikke brandlaag in de fundering wel duidelijk maakt, maar is het daarna weer herbouwd. Misschien zijn er toen al enkele gebouwen in steen opgetrokken. Waarschijnlijk is er ook renovatie afgekondigd na het bezoek van keizer Hadrianus aan deze provincie in 122, zodat dit de vierde fase was.

Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden.
Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden, met een fraaie reconstructie van de principia.

In het laatste kwart van de 2e eeuw of begin 3e eeuw werd het hele fort in steen herbouwd om beter bestand te zijn tegen vijandigheden. Een teruggevonden dakpan bevat een stempel van Legio I Minervia Antoniniana: de dakpan is van na 211 dus naam Antoniniana moet door keizer Caracalla of Elagabalus gegeven zijn aan het legioen. Deze naam werd meteen verworpen na de dood van Elagabalus, die niet populair was bij het leger, zodat het erop lijkt dat de naam door hem aan het legioen gegeven was. Hiermee kan het begin van bouwfase 5 dus op 218-222 geplaatst worden.

Luchtfoto van de visualisatie van het fort. Bron: dafarchitecten.nl)
Luchtfoto van de visualisatie van het fort. (Bron: dafarchitecten.nl)

Wanneer castellum Meinerswijk verlaten werd is niet helemaal duidelijk. Hoewel dit bij veel castella in de Crisis van de 3e eeuw al is gebeurd, zijn er in de zuidelijke gracht van het fort een fundering aangetroffen uit de 4e eeuw. Deze bestond uit houten palen en tufsteen, het laatste waarschijnlijk hergebruikt uit een eerdere bouwfase. De exacte functie van deze fundering is echter onbekend. Tegelijkertijd zijn er ook niet veel sporen uit dezelfde periode teruggevonden in het fort, wat doet betwijfelen of het destijds echt in gebruik was. Wel is het fort in de 5e eeuw waarschijnlijk door Franken gebruikt onder de naam Meginhardiswich: de burcht van Meginhard, waar de naam Meinerswijk enige gelijkenis mee toont.

Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.
Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.

De toeschrijving van de naam Castra Herculis is daarmee des te zwakker: volgens Ammanius Marcellinus werd dit fort in 359 herbouwd, wat in het geval van Meinerswijk dus niet zo lijkt te zijn. Bovendien was het fort in Meinerswijk vast en zeker geen castra (grote legioensvesting), maar een castellum. Weliswaar heeft men geopperd dat de term castra in de 4e eeuw misschien voor alle forten en vestingen gebruikt werd, maar afgezien van de vraag of dat klopt zou het ook moeten betekenen dat het castellum in kwestie van naam veranderd is. De naam Levefanum lijkt juister. Dit heeft te maken met de vermelde afstanden op de Peutingerkaart, die waarschijnlijk jarenlang onjuist geïnterpreteerd zijn. Een vondst van een votiefsteen voor Haeva en Hercules Magusanus, twee Romeins-inheemse goden, in Malburgen lijkt dit te bevestigen, als de theorie dat Levefanum een verschrijving is van Haevae Fanum, het “heiligdom van Haeva”. De vondst is echter in de 17e eeuw gedaan en derhalve verloren gegaan. Het castellum zelf is echter teruggevonden en nog altijd te vinden in Meinerswijk, waar het sinds 2016 weer gedeeltelijk zichtbaar gemaakt is.

Randwijk en Driel: de onbewezen castella van Over-Betuwe

089 - RandwijkDe weg langs de Limes is in het westen en midden van Nederland erg duidelijk, maar wordt in het oosten gedomineerd door vermoedens en twijfels. Dit hebben we al gezien met de castella van Rijswijk, Maurik en Kesteren, die nooit zijn teruggevonden, ofschoon er aanwijzingen in de omgeving zijn. Nog veel lastiger is het voor de twee wellicht vermoedde castella in gemeente Over-Betuwe, waarvan het bestaan zo mogelijk nog veel twijfelachtiger is: Randwijk en Driel.

Vanaf de Rijnbandijk heb je bij Driel en Randwijk goed uitzicht over de Rijn. De overkant is heel wat heuvelachtiger.
Vanaf de Rijnbandijk heb je bij Driel en Randwijk goed uitzicht over de Rijn. De overkant is heel wat heuvelachtiger.

Castellum Randwijk wordt vermoed op grond van een paar feiten. Ten eerste bevond zich vlakbij Randwijk een lange tijd een belangrijke oversteekplaats over de Rijn, waardoor het vreemd zou zijn om de plek onbewaakt te laten. Ten tweede bevindt Randwijk zich ongeveer halverwege Kesteren en Arnhem, twee Romeinse legerplaatsen, die nogal ver uit elkaar liggen. Archeologische sporen van een castellum in de omgeving van Randwijk zijn er echter niet. Als er zoiets bestaan heeft moet het zijn weggespoeld door de rivier of bedolven zijn onder de grond.

De opvallende scharniersteen uit Driel. Een deel van het castellum?
De opvallende scharniersteen uit Driel. Een deel van het castellum?

Het castellum bij Driel, meer dan 8 kilometer naar het oosten, is evenmin aangetoond. Ook deze plaats lag langs de Limesweg. Van de andere kant ligt Driel al dicht in de buurt van Arnhem, waar een aangetoond castellum stond. Een castellum bij Driel was dus misschien niet nodig, zodat het bestaan ervan nog veel twijfelachtiger dan dat van Randwijk is. Het oosten van Driel is wel opvallend rijk aan vondsten zoals een groot scharnierstuk van tufsteen, dat deel van een toegangspoort lijkt te zijn geweest – van een castellumpoort misschien, zeggen hoopvolle stemmen, al is het bewijs ervoor niet geleverd. Kleine bronzen onderdelen van uitrustingen en andere militaria zijn er ook gevonden. Als het fort bestond, hetgeen nog steeds niet vaststaat, lijkt het gebied bij De Baarskamp hier een goede kandidaat voor gezien de stroomgeulen.

Splitste hier wellicht de weg naar Noviomagus af van de Limesweg? Was het castellum dan ook nabij? Bewezen is het niet.
Splitste hier wellicht de weg naar Noviomagus af van de Limesweg? Was het castellum dan ook nabij? Bewezen is het niet.

De twee castella in Over-Betuwe zijn dus eigenlijk heel onzeker. Men zou ze speculatief kunnen noemen, hoewel de vermoedens wel op enkele vondsten en overwegingen zijn gebaseerd. Concreet bewijs is er echter niet, ondanks de vele interessante vondsten in de omgeving. Driel kende in elk geval wel een nederzetting van inheemse oorsprong. De weg die daarbij zou moeten lopen is echter nog niet teruggevonden. Afgezien van de Limesweg is het erg waarschijnlijk dat Driel een tweesprong kende, omdat het een logisch startpunt is voor de weg naar het zuiden, richting de tempels van Elst en de stad Noviomagus.

Een weefgewicht en wat spinklosjes, gevonden op de Moordakkers bij
Een weefgewicht en wat spinklosjes, gevonden op de Moordakkers bij Herveld.

Volgens bepaalde ideeën zou de Limesweg bij Randwijk een zijsprong kunnen hebben gehad, die met een grote bocht naar Elst liep, waar vanuit Driel waarschijnlijk een directe weg naartoe liep. Niet ver van de mogelijke weg vanuit Randwijk ligt Herveld, waar op de Grote Woerd en Kleine Woerd vondsten zijn gedaan zoals scherven van urnen, tufsteen en funderingen. Vermoedelijk heeft er in die omgeving een villa gestaan. Naar het oosten, bij Valburg, lag een grafveld en vermoedelijk dus ook een nederzetting, wat ook uit sporen van huizen en putten blijkt. Het opvallende is dat een deel van de sporen in de lange 2e eeuw past, terwijl er ook veel Laat-Romeinse sporen zijn, zonder dat continuïteit tussen de twee is. De nederzetting is dus vermoedelijk tussendoor verlaten: bij de aanleg heeft men dwars door de midden-Romeinse begraafplaats heen gebouwd.

Het voetstuk van Vagdavercustis, gevonden bij Randwijk in de buurt.
Het voetstuk van Vagdavercustis, gevonden bij Randwijk in de buurt.

Bij Heteren, ten zuiden van de Limesweg, zijn allerlei scherven en een zeldzaam zegelsteentje. In Hemmermeer is een voetstuk ter ere van de godin Vagdavercustis aangetroffen, gewijd aan haar door ene Simplicius Superus, decurio van de Ala Vocontiorum. Deze ruitereenheid zat tussen 70 en 120 na Chr. in Kalkar (Duitsland) gelegerd, waar ook een heiligdom van Vagdavercustis gevonden is. De inscriptie spreekt echter van een Brits leger, wat impliceert dat Superus decurio was na 120, toen de eenheid al naar Brittannia vertrokken was.

Een "ijzersterke" herinnering aan de Romeinse tijd in Driel.
Een “ijzersterke” herinnering aan de Romeinse tijd in Driel.

Ondanks alle vondsten is het dus moeilijk om met zekerheid wat te zeggen over eventuele Romeinse forten in Over-Betuwe. In elk geval zijn er wat vermoedens, maar niet meer dan dat. Romeinse namen zijn er niet aan verbonden. Enkele kunstwerken herinneren in elk geval aan het idee van dergelijke forten. Aan de zuidrand van Driel aan de Romeinse Limes en de handelsroutes langs de Rijn. Curieuzer is het kunstwerk aan de westzijde van Randwijk, dat bestaat uit een Fiat 600 waar voeten onderuit steken, volgens de kunstenaar omdat de schildpadformatie hem aan een autobus denken doet. De tekst op het voetstuk verwijst echter duidelijk naar een Romeinse grens: “Non Plus Ultra” – tot hier en niet verder…

 

Castellum Kesteren

Vandaag vervolgen we onze artikelenreeks over Romeinse plaatsen in Nederland. Momenteel behandelen we de Limes in Gelderland, een grotendeels vrij onzeker gebied waarvan we van een aantal castella niet meer dan vermoedens hebben. Eén van de plaatsen waar een castellum aan toegewezen wordt is Kesteren. Wat betreft de vermoedens kunnen we meteen met de deur in huis vallen: concrete sporen van dit castellum zijn er niet. De locatie wordt vooral vermoed vanwege een opvallende hoeveelheid voorwerpen in de omgeving. De naam Carvium of Carvo, die voorkomt op de Peutingerkaart, is in de loop der jaren wel eens aan het vermoede castellum van Kesteren toegeschreven, maar dat is pure speculatie en ook verre van waarschijnlijk. De naam hoort waarschijnlijk bij het castellum in de buurt van Herwen.

Door de ligging van Carvone of Carvo tussen Levefanum en Castra Herculis op de Peutingerkaart, is men er traditioneel van uitgegaan dat dit Kesteren zou zijn. Inmiddels worden Levefanum en Castra Herculis echter niet meer als respectievelijk Rijswijk (Gld.) en Arnhem gezien, zodat deze uitleg naar het rijk der fabelen verwezen wordt.
Door de ligging van Carvone of Carvo tussen Levefanum en Castra Herculis op de Peutingerkaart, is men er traditioneel van uitgegaan dat dit Kesteren zou zijn. Inmiddels worden Levefanum en Castra Herculis echter niet meer als respectievelijk Rijswijk (Gld.) en Arnhem gezien, zodat Kesteren als Carvo uitgesloten is.

De vermoedens van een castellum in de omgeving van Kesteren zijn te wijten aan vooral burgerlijke vondsten in de buurt. Er is een concrete vicus teruggevonden, met duidelijk militaire invloed, wat dus sterk te denken geeft. De vicus werd namelijk omgeven door een gracht en bovendien zijn er in de restanten graffiti teruggevonden die ook op de aanwezigheid van militairen duiden. De vicus moet rond het jaar 225 verlaten zijn. Het fort zelf zou in de Laat-Romeinse tijd nog steeds of opnieuw in gebruik kunnen zijn geweest, aangezien de naam castra toen meer algemeen in gebruik was. De naam Kesteren zou namelijk van castra kunnen komen…

Aardewerk en crematieresten uit het grafveld op de Prinsenhof. De kruiken en de terra sigilata zijn duidelijk geïmporteerd.
Aardewerk en crematieresten uit het grafveld op de Prinsenhof. De kruiken en de terra sigilata zijn duidelijk geïmporteerd.

Ietsje naar het oosten, in de Prinsenhof, zijn in 1967 tijdens de aanleg van de wijk meerdere crematiegraven gevonden, gevolgd door een compleet grafveld van wel 140 graven, waarvan de oudste rond 70 na Chr. lijken gemaakt, dus rond de tijd van de Bataafse Opstand. Opnieuw zijn de aanwijzingen voor militaire aanwezigheid sterk: er was weinig inheemse invloed aanwezig in het aardewerk dat in grote getale werd aangetroffen. De vraag is dus of de oudste graven van het veld van oorlogsslachtoffers waren of eenvoudigweg strookt met de theorie dat het merendeel van de Gelderse Limes na de Bataafse opstand werd aangelegd. Een aantal paardengraven doen vermoeden dat er ook ruiterij in de omgeving zat. Een tweede grafveld volgde in 1972, meer naar het oosten. De straat waar de vondst gedaan is heet dan ook de Carvonestraat, al weten we inmiddels dat die naam niet juist is.

De helm van Kesteren bevindt zich momenteel in Museum het Valkhof. Hoewel hij uit elkaar ligt zijn de onderdelen vrijwel compleet.
De helm van Kesteren bevindt zich momenteel in Museum het Valkhof. Hoewel hij uit elkaar ligt zijn de onderdelen vrijwel compleet.

Nog een belangrijke militaire vondst werd ten zuiden van de bebouwde kom gedaan in de vorm van een helm, in de Peppelenwoerd. Rond 1890 zijn hier al tufsteen-resten van de fundering van een bouwwerk teruggevonden. Omdat de tufsteen destijds verkocht is om er cement van te maken, is het nu vrijwel onmogelijk om nog te achterhalen wat voor gebouw dit was. De op dezelfde locatie gevonden bronzen helm is echter in handen van Museum het Valkhof beland. Dat de helm op het land is gevonden in plaats van in een rivierbedding betekent waarschijnlijk dat hij met opzet begraven is, wellicht als een offer aan de goden, wat de soldaten blijkbaar wel eens deden. De nekbeschermer van deze helm bevat de namen van drie soldaten: Titus Varronius, Gaius Iulius en Titus Iulius.

Soms duidt men Kesteren aan als Carvo en Herwen als Carvium. Erg waarschijnlijk is dit niet.
Soms duidt men Kesteren aan als Carvo en Herwen als Carvium. Erg waarschijnlijk is dit niet.

De omgeving van Kesteren en gemeente Neder-Betuwe bevat enkele inheemse nederzettingen.  Eentje hiervan bevond zich in Opheusden, ter hoogte van het Vispad. De ander bevond zich ten zuiden van Kesteren in de Woerd, waar vanaf 1891 in de loop van ruim een eeuw meerdere vondsten en opgravingen gedaan zijn. Deze nederzetting bevatte allerlei aardewerk en munten, maar ook dakpannen en slingerkogels. De derde nederzetting bevond zich ter hoogte van IJzerendoorn. Ook hier zijn stukken van dakpannen gevonden, evenals brokken tufsteen.

De wachttoren bij Opheusden werd in 2016 geopend.
De wachttoren bij Opheusden werd in 2016 geopend.

Alle vondsten van nederzettingen, graven en militaire voorwerpen ten spijt is castellum Kesteren tot op heden niet teruggevonden. De vraag is of dat ooit nog gebeuren gaat. De loop van de Nederrijn is in de loop der eeuwen langzaam verschoven en heeft een eventueel castellum mogelijk weggespoeld, zodat het nooit meer terug te vinden zal zijn. De meest zichtbare herinnering aan de Limes in de omgeving van Kesteren is de wachttoren in Opheusden, die vanaf de Rijnbandijk uitkijkt over de gracht en de Nederrijn.

Fectio: het Romeins bolwerk bij Vechten

042Het gebied ten zuiden en oosten van de stad Utrecht is rijkelijk gevuld met nederzettingen uit de Oudheid en de Limesweg loopt ook weer door deze streek. De weg leidde uiteindelijk naar het castellum Fectio, dat net ten zuiden van de A12 lag, vlakbij Fort Vechten. Het is één van de oudste en meest belangrijke forten langs de Rijn, al ligt het tegenwoordig opvallend ver bij diezelfde rivier vandaan. Fectio lag echter uiterst strategisch en ook beduidend groter dan de meeste castella langs de Rijn. Met haar grote belang is het opvallend dat het fort niet op de Peutingerkaart vermeld staat, al is er geopperd dat de naam Fletio een verschrijving ervan zou kunnen zijn, of dat dit zelfs de juiste naam van Fectio is.

Vechten-Fectio
Fectio was een opvallend groot castellum, dat plaats aan bijna twee keer zoveel manschappen bood als gebruikelijk was.

Fectio is vermoedelijk al in het eerste decennium van de 1e eeuw gebouwd, in 4 of 5 na Chr., toen Tiberius als opperbevelhebber de Germaanse grensdistricten leidde. Omdat de plek waar het castellum werd gesticht niet ver van de Vecht lag, had het een uiterst strategische positie, wat waarschijnlijk een rol speelde in de stichting ervan. Tijdens de regering van keizer Augustus waren de oorlogen in Germania immers in volle gang. Vanuit Fectio kon dus al varend naar het noorden getrokken worden, naar het land van de Frisii, al dan niet via het Flevomeer. Mogelijk was het dus een uitvalbasis voor de vloot tijdens de strafexpedities in Germania. Het is dus één van de weinige castella in ons land die gesticht zijn vóór het bezoek van keizer Caligula, rond het jaar 40, waarbij Fectio waarschijnlijk ook werd aangedaan. Toen keizer Claudius in 47 na Chr. de Rijn als definitieve noordgrens besloot aan te houden en gouverneur Corbulo opdracht kreeg om zich meer op defensie te concentreren, zodat de rol van Fectio enigszins wijzigde. De strategische positie van het fort was echter niet minder bruikbaar op deze manier, dus bleef het bestaan. 22 jaar later viel het aan de Bataafse opstand ten prooi, maar werd spoedig daarna herbouwd.

De principia van Fectio. In de contouren zijn de kantoortjes en het heiligdom voor de vaandels te herkennen.
De principia van Fectio. In de contouren zijn de kantoortjes en het heiligdom voor de vaandels te herkennen.

De precieze bezetting van Fectio verschilt door de tijd heen. Eind eerste eeuw zaten hier infanterie en cavalerie van Cohors I Flavia Hispaniorum  en II Brittanorum gelegerd. Eind tweede en begin derde eeuw zat de Ala I Thracum, een ruiterafdeling uit Thracië, in Fectio. Het is sowieso het enige castellum in West-Nederland waarvan bekend is dat het een volledige afdeling cavalerie heeft bevat. Gezien de grootte en strategische ligging van het fort wordt er ook vermoed dat Fectio een station van de Classis Germanica, de Romeinse marine van Germania, bevatte. Concreet bewijs hiervoor ontbreekt echter.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Concreet bewijs dat Fectio de thuisbasis van de Rijnvloot of Classis Germanica was, is er niet. Maar het idee is erg interessant.

Wel is het zo dat Fectio plaats aan ongeveer duizend manschappen bood, wat pakweg tweemaal zo groot is als de meeste andere Limesforten in ons land. Of elke versie van het fort zo groot is geweest, is ook niet geheel zeker, maar het gaat in elk geval op voor de achtste fase, waarin de hoofdgebouwen en castellummuren in tufsteen werden gebouwd. Deze fase moet tussen 211 en 235 gebouwd zijn, voor aanvang van de Crisis van de Derde Eeuw. Vermoedelijk was er al eerder in steen gebouwd, tijdens de regering van Antoninus Pius, dus middenin de tweede eeuw.

Contouren van dorpswoningen uit de canabae (het kampdorp) rondom Fectio.
Contouren van dorpswoningen uit de canabae (het kampdorp) rondom Fectio.

Fectio moet in deze tijden het belangrijkste militaire punt in de Rijndelta zijn geweest: de vesting bij Nijmegen had na het vertrek van het Tiende Legioen sterk aan betekenis verloren en was rond 175 volledig verlaten. Toch was de rivieroever nabij Fectio al rond de tijd van de Bataafse opstand aan het dichtslibben: dit effect is in de loop der eeuwen zodanig geweest dat de Kromme Rijn zelfs enigszins van koers veranderd is en nu op een kilometer van het fort verwijderd. Tegen 200 was dit al zodanig gebeurd dat Fectio al niet meer direct over water te bereiken was. Als het fort dus als marinebasis diende, was dat tegen die tijd niet erg praktisch meer. De Crisis van de Derde Eeuw deed Fectio uiteindelijk de das om. Zoals de meeste Limesforten werd het tussen 270 en 275 verlaten. Er moet toen brand gewoed hebben. De restanten werden als bouwmateriaal voor de eerste kerken in het land gebruikt.

Replica van de grafsteen van Valens in de Thesaurus Fectio.
Replica van de grafsteen van Valens in de Thesaurus Fectio.

De eerste onderzoeken bij Fectio vonden al plaats in 1828, toen hier een palissade, brug en een deel van de weg werden ontdekt. In 1893 werd er een Romeinse patrouilleboot opgegraven. Het was 12 meter lang en in mediterrane stijl gebouwd, dus met veren en deuvels. Ook werden er grafstenen in de omgeving gevonden, zoals die van Iulius Bio, een kapitein van een Romeins oorlogsschip. De grafvelden lagen ter hoogte van de wal van het Fort Vechten en nog wat verderop aan de Marsdijk. In de laatste is de grafsteen van soldaat Valens gevonden, waaruit de aanwezigheid van de Ala I Thracum blijkt.

Replica van de altaarsteen van Viradecdis, zichtbaar aan de Koningsweg.
Replica van de altaarsteen van Viradecdis, zichtbaar aan de Koningsweg.

Een andere grafsteen uit de omgeving behoort aan de vrijgelatene (dus ex-slavin) Salvia Fledimella, waarschijnlijk uit de vicus ten noorden van het grafveld. Enkele godsdienstige vondsten uit de omgeving zijn een amulet van Mercurius en een grote altaarsteen voor de godin Viradecdis. De altaarsteen werd in 1869 gevonden bij de aanleg van Fort Vechten en is opmerkelijk omdat deze godin waarschijnlijk van de Tungri, uit het land rondom Tongeren, afkomstig was. Een vergelijkbare steen werd namelijk ontdekt aan de muur van Hadrianus, waar een Tungrisch cohort gelegerd was.

De wachttoren bij Fectio. Het is onwaarschijnlijk dat wachttorens zo dichtbij de forten stonden, maar het blijft een fraaie replica.
De wachttoren bij Fectio. Het is onwaarschijnlijk dat wachttorens zo dichtbij de forten stonden, maar het blijft een fraaie replica.

De altaarsteen van Viradecdis is nagemaakt en te vinden aan de Koningsweg, net buiten Utrecht. Wie Fort Vechten bezoekt, mag echter het vlakbij gelegen Fectio niet overslaan, want dit is tegenwoordig zichtbaarder en toegankelijker dan ooit. De contouren van de gebouwen van het fort zijn verbeeld in de Thesaurus Fectio (‘Schatkamer Fectio’): een betonnen plint dekt de ruïnes onder de grond veilig af, terwijl daar bovenop de contouren zichtbaar zijn. Teksten en kopieën van grafstenen, wapens en andere voorwerpen vertellen de geschiedenis van Fectio en de Romeinen in Nederland. Ook zijn alle gebouwen aangegeven, waarvan de principia (hoofdkwartier) het duidelijkst van allemaal. Buiten het castellum zijn ook enkele burgerwoningen uit de vicus of canabae aangegeven.

Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan.
Fectio is tevens de naam van de enige Nederlandse re-enactmentgroep die de Laat-Romeinse tijd uitbeeldt. Zij duiken dan ook regelmatig bij het gelijknamige fort op.

Delen van de weg naar de Rijn en de Limesweg naar het oosten zijn ook aangegeven. Wie vanuit het fort zuidwaarts loopt naar de Marsdijk en van daaruit naar Fort Vechten gaat, komt vrijwel meteen een replica van een houten Romeinse wachttoren tegen, hoewel die niet op deze plek gestaan zal hebben omdat dit overdreven dichtbij was. Aan deze weg staat ook een mijlpaal, neergezet in 1997. Dergelijke mijlpalen zijn op veel plekken langs de Limesweg in Nederland te vinden en wijzen je de weg als je de route probeert te volgen. Die route volgen wij verder naar het oosten, waar de Limes heel wat minder duidelijk gedefinieerd zal zijn.

Traiectum: de Romeinen in hartje Utrecht

UtrechIn onze reeks van Romeinse plaatsen zijn we al trekkend langs de Rijn bij Utrecht aangekomen. De Rijn maakte hier in de Romeinse tijd een aantal zeer grote bochten, zodat de castella soms een end bij de redelijk recht aangelegde hoofdweg vandaan liggen en via zijwegen te bereiken waren. Dat was niet zonder reden, want het was wel zo wijs om deze forten op strategische plekken neer te zetten. Dat gold ook voor Traiectum, dat ongeveer drie kilometer ten noorden van de weg lag. De naam Traiectum duidt namelijk op een ondiepe, doorwaadbare plaats in de rivier: een voorde of trecht, een oversteekplaats die dus maar beter goed bewaakt kon worden. Hoewel de voorde tot op heden niet terecht is, weten we wel waar Traiectum zelf lag: op de plek van het tegenwoordige Domplein. Gelijk met de nabijgelegen Zadelstraat liep de westelijke weg van uit het castellum richting de hoofdweg.

De Romeinse nederzetting in Archeon stelt een vicus voor: een plaats zonder stadsrechten of nabij legerkamp. Het badhuis en de tempel (beide gebaseerd op vondsten uit plaatsen zonder stadsrecht) geven wel aan wat voor proporties zo'n plaatsje kon aannemen.
Traiectum wordt vanwege de locatie aan de Rijn soms Traiectum ad Rhenum genoemd, wellicht ter onderscheid van plaatsen met soortgelijke namen. In de wetenschap spreekt men liever van Traiectum. In Archeon is Traiectum ad Rhenum de naam van de denkbeeldige Gallo-Romeinse vicus.

Opvallend genoeg komt Traiectum op de Peutingerkaart niet voor. Van de andere kant is het echter vrij duidelijk dat deze kaart onvolledig is, want er zijn in het westen van Nederland meerdere castella teruggevonden die ook niet op de kaart vermeld staan. Waarom deze forten onvermeld zijn gebleven is onduidelijk, maar afgezien van gebrekkige kennis van de oorspronkelijke tekenaar zijn er ook andere theorieën geopperd, zoals de afwijkende positie ten opzichte van de Limesweg of het feit dat het verderop gelegen Fectio, waar Traiectum relatief dichtbij ligt, nu eenmaal belangrijker was. De Itinerarium Antonini, een Romeinse reisgids uit de 3e en 4e eeuw, vermeld Traiectum echter wel degelijk, tussen Mannaricium en Albanianae.

De Domunder in Utrecht. Wie deze geheimzinnige toegang binnengaat kan de brandlaag van castellum Traiectum zien!
De Domunder in Utrecht. Wie deze geheimzinnige toegang binnengaat kan de brandlaag van castellum Traiectum zien!

Zoals de meeste Limesforten in Nederland is Traiectum waarschijnlijk gebouwd in de jaren 40 van de eerste eeuw. Lang is men ervan uitgegaan dat veel forten aan de Oude Rijn door gouverneur Corbulo zijn gebouwd, maar tegenwoordig lijkt het erop dat veel forten al een paar jaar eerder op last van keizer Caligula uit de grond zijn gestampt. Traiectum was in eerste instantie een houten bouwwerk met een aarden wal. De tweede bouwfase volgde relatief snel, want de dikke brandlaag aan deze bouwfase maakt het waarschijnlijk dat deze versie van het castellum verwoest is tijdens de Bataafse opstand in 69 na Chr.

De omtrek van het castellum word rondom het Domplein keurig aangegeven.
De omtrek van het castellum word rondom het Domplein keurig aangegeven.

Na de opstand werd het castellum herbouwd en enkele decennia later, rond het begin van de tweede eeuw, volgde een vierde bouwfase in hout. De bouwfase waarin de houten muren door tufsteen werden vervangen, werd waarschijnlijk rond 200 na Chr. voltooid. Daarbij werd het castellum tevens ietsje uitgebreid richting het noorden, zodat de wal daar verlegd moest worden en de doorgaans zo rechthoekige plattegrond van het fort meer vierkant werd. Voor die tijd was het fort 88 bij 145 meter, nu werd het 124 bij 152 meter. Bij al deze verschillende bouwfasen was er ook sprake van ophoging van het terrein, nadat zich een overstroming had voorgedaan. Terwijl het terrein rondom het fort van oorsprong 60 tot 90 cm boven NAP lag, kwam het terrein van het fort op den duur 1,80 boven NAP uit door alle ophogingen.

Een Romeins bezoekje aan het Universiteitsmuseum.
Een Romeins bezoekje aan het Universiteitsmuseum.

Traiectum werd vanaf 88 na Chr. bemand door een cohort van 500 soldaten. Uit inscripties op dakpannen blijkt dat de cohors II Hispanorum peditata er in deze periode gezeten heeft. Het grafveld dat 600 meter ten zuidwesten van het castellum lag werd waarschijnlijk vooral door de bewoners uit de eerste bouwfase gebruikt. Ten oosten en westen van het fort, op de oeverwal, stonden de vici, die door enkele honderden mensen bewoond werden. De oostelijke vicus was het oudst en ontstond vermoedelijk al in de eerste bouwfase: deze vicus ligt ter hoogte van de Pieterskerk. De westelijke vicus, bij de Buurkerk, is wat later ontstaan. De vici werden grotendeels verlaten toen ook Cohors II uit Traiectum vertrok: dit gebeurde rond 270, toen de Limes ineenstortte na de herovering door keizer Aurelianus. Toch is er wel degelijk bewijs dat het fort in de vierde eeuw nog functioneerde en dat er zelfs in de vijfde eeuw nog sprake was bewoning binnen de muren. Daar moet bij gezegd worden dat het onduidelijk is of het hier om soldaten of burgers gaat. De naam Traiectum werd op toepasselijke wijze omgezet in burcht Trecht.

De Limesweg weergegeven aan de Duurstedelaan.
De Limesweg weergegeven aan de Duurstedelaan.

Op en om het Domplein zijn de omtrekken van Traiectum nog gezien: ze zijn weergegeven in het plaveisel en kunnen ’s nachts oplichten. In de DOMunder wordt de bezoeker op rondleiding onder het plein meegenomen, waar tal van bodemschatten, zoals de brandlaag van het castellum uit de opstand, te bekijken zijn. Ook het Centraal Museum toont Romeinse vondsten. Een heel stuk zuidelijker in Utrecht, aan de Duurstedelaan, is bij een basisschool de loop van de Limesweg aangegeven. Vanuit de straat loopt de weg, aangegeven met mozaïekstenen, oostwaarts door de Brede School heen. Die weg zullen wij vervolgen naar de volgende plaats.