Hoe Romeins is het Romeinse leger?

Als ene Lucius uit de familie Octavius nogal bebaard is kan hij bijvoorbeeld Lucius Octavius Barbatus genoemd worden.

Beste barbaarse burgers! Het is al bijna maart en de Romeinenweek komt steeds dichterbij. Op de website ervan kun je al kennismaken met wat collega’s en vrienden van mij, met de vraag in hoeverre zij nu eigenlijk wel of niet Romeins zijn. Want dat ligt natuurlijk ingewikkeld in zo’n groot rijk. Dat begint eigenlijk al bij mijzelf, als Romeinse soldaat. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het Romeinse leger alle wapens, uitrustingen en tactieken zelf bedacht had. Maar was dat ook zo? Was het Romeinse leger wel 100% Romeins?

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

In de eerste eeuwen van haar bestaan was Rome niet heel veel meer dan een stadstaatje. Al in die tijd onderging het natuurlijk veel invloed van de andere stammen, culturen en rijkjes in Italië. Dit begint al bij de Romeinse taal, Latijn, die niet naar Rome maar naar de nabijgelegen streek Latium is genoemd. Ook van zeer sterke invloed op de vroege Romeinen waren de machtige Etrusken, die op hun beurt weer Griekse invloed ondergingen. De eerste Romeinse wapenrustingen waren dus sterk beïnvloed door de Etrusken. Dit met name in de helmen en wapenrustingen. Andere sterke invloeden waren de Samnieten en natuurlijk ook de Grieken in directe zin. DAt laatste gold trouwens ook weer voor de taal, want Grieks was nog lange tijd de taal van de Romeinse elite en bleef in het oosten van het rijk de internationale taal. Vroeg-Republikeinse legionairs zullen veel op Griekse hoplieten (zwaar bewapende soldaten) geleken hebben. Deze soldaten werden gekenmerkt door een curas, speer, dekkende helm en een rond schild.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. De meeste invloed komt hier van de Grieken en van Italische buurvolkeren.

Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat de Romeinen de wapenrustingen en stijlen van hun buren blindelings overnamen. Er werd regelmatig gewerkt aan verbetering van tactieken en materialen, zodat de Romeinen wel degelijk een eigen stijl ontwikkelden. De Griekse falanx, een starre formatie gekenmerkt door het naar voren steken van uiterst lange speren, lag de Romeinen niet zo goed. Hun eigen opstelling in manipels en centuries (en later cohorten) bleek veel flexibeler en leverde hen uiteindelijk de overwinning op. Van de ene kant konden buren, zelfs vijandige, dus een hoop leerzaam materiaal opleveren, maar van de andere kant was het verstandig om zelf na te blijven denken aan de hand van de sterke en zwakke punten van zowel de tegenstander als het Romeinse leger zelf. Op een zelfde manier leerden de Romeinen ook veel van de Carthagers. De Romeinse marine stelde voor de Punische Oorlogen zeer weinig voor, maar op grond van Griekse en Carthaagse voorbeelden kwam hier snel verbetering in.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De Germanen en Kelten waren, in tegenstelling tot wat je op veel schilderijen ziet, geen mislukte holbewoners zonder kleren. Het waren goed geoefende krijgers!

Een patroon dat je in dit verhaal snel zult zien is dat het hier tot nu toe nog steeds om tegenstanders gaat die we al snel zullen associëren met de term “oude beschavingen”. Misschien waren niet alle stammen in Italië even ver ontwikkeld, maar hoewel het niet allemaal om grote, sterke rijken ging, hadden belangrijke tegenstanders als de Etrusken, Grieken, Macedoniërs en Carthagers in elk geval een duidelijke staat en beheersten zij het schrift. De Grieken waren hier het meest invloedrijk geweest door hun sterk ontwikkelde cultuur en het feit dat zij vanwege overbevolking en handel over de hele Middellandse Zee waren uitgezwermd. Al deze sterke tegenstanders waren hierdoor beïnvloed en worden dus als gehelleniseerd beschouwd. Maar uiteindelijk vielen al deze tegenstanders en raakten de Hellenistische vijanden dus “op”. Dus toen waren de belangrijkste tegenstanders onbeschaafde barbaren, die als een ongeorganiseerde meute erop los knokten met speren en knotsen, gekleed in hooguit een beestenvelletje… dacht je!

Een Keltische elitekrijger. Voor een "barbaar" ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?
Een Keltische elitekrijger. Voor een “barbaar” ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?

Niets is minder waar, want al lang voor de laatste Hellenistische tegenstanders verslagen waren hadden de Romeinen kennis gemaakt met de Keltische cultuur in West-Europa. De eerste kennismaking was allesbehalve prettig geweest, namelijk toen de Galliërs uit de Po-Vlakte door Italië trokken en Rome in 387 v. Chr. zelfs innamen! Maar ook nog lang daarna bleken die Kelten zo gek nog niet. De Romeinse gladius, het korte steekzwaard, was bijvoorbeeld overgenomen van een Keltiberische versie, die in eerste instantie overigens iets groter was. Deze gladius zou uiteindelijk het primaire wapen van de legioensoldaten worden. Ook erg interessant was een pantser van duizenden kleine metalen ringetjes, dat gedragen werd door de Keltische elitekrijgers. Dat dit voor de meeste Kelten niet was weggelegd was logisch, want door het enorme productieproces en de grote hoeveelheid metaal was zo’n maliënkolder ontzettend duur! Tegelijkertijd was het echter praktischer dan de simpele metalen borstplaten van de vroege Romeinen, die maar een beperkt deel van de romp beschermden. Bovendien was het flexibeler en eenvoudiger te onderhouden dan een schubbenpantser.

Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.
Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.

Ook de bronzen Keltische helm, die archeologen de montefortino noemen, werd overgenomen. Maar waar zwaarden en bepantsering bij de Kelten alleen door de elite gedragen werden, werd het bij de Romeinen standaarduitrusting na de legerhervormingen van Marius! Zelfs in de Gallische oorlog, onder Julius Caesar, staken de Romeinen nog het een en ander op van de Kelten, die tegen die tijd ook ijzeren helmen bleken te dragen, die door een rondere vorm en wat meer reliëf net wat steviger waren gemaakt. Nog lang na de verovering van Gallië werden hier de beste legionairshelmen geproduceerd, die ondertussen maar bleven ontwikkelen. Helmproducties van buiten Gallië zouden op den duur ook in kwaliteit toenemen, maar waren in eerste instantie eigenlijk vooral goedkope imitaties.

Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.
Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.

De Romeinse uitrusting bleef ondertussen natuurlijk gewoon doorontwikkelen omdat er steeds nieuwe dingen werden bedacht om de strijd te kunnen blijven winnen. De Romeinen maakten nu kennis met de Germanen in het noorden en de Parthen en later Perzen in het oosten. Hoewel de Romeinen meerdere keren ver in deze gebieden doordrongen en er overwinningen behaalden, bleven de gebieden niet bezet. De beruchte Varusslag uit 9 na Chr. toont wel aan dat de Germanen, waarvan net als bij de Kelten het overgrote deel slechts een speer, schild en mes had en geen pantser droeg, helemaal geen domme jongens waren. In het woud waren ze bijna onmogelijk te verslaan omdat ze hier de weg kenden en met hun lichte uitrustingen razendsnel konden aanvallen en terugtrekken, terwijl de Romeinen hier niet in staat waren om hun formaties aan te nemen door de beperkte ruimte. De Germanen bleken geduchte tegenstanders en koene krijgers, die regelmatig stonden te dringen om het in hun ogen zo welvarende Romeinse rijk binnen te vallen. Een oplossing hiervoor was een verdeel-en-heerstactiek, waarbij bepaalde Germanen werd toegestaan in het rijk te wonen in ruil voor een bijdrage aan de grensbewaking. Als er tekorten waren werd het Romeinse leger bovendien vaak met Germaanse huurlingen aangevuld. Zo werd het Romeinse leger steeds Germaanser. Maar de meest zichtbare invloed op de uitrusting was de schildknop met ronde rand.

De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.
De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.

De Parthische en Perzische aartsvijanden in het oosten waren vooral bekend om hun gebruik van katafrakten, zwaar bepantserde ruiters, die soms wel van top tot teen bedekt waren en dus heel moeilijk te raken. Dat zette de Romeinen flink aan het denken, zodat zij in de 4e en 5e eeuw ook hard werkten om een zware cavalerie te maken. In de praktijk werd deze cavalerie echter niet veel ingezet tegen de Perzen – die waren te goed! Naast de inspiratie voor katafrakten waren sommige Laat-Romeinse helmontwerpen ook van de Perzen afgekeken. Een voorbeeld hiervan is de Peel-helm in het Rijksmuseum van Oudheden. Andere helmen waren juist gebaseerd op modellen uit de Balkan, want ook hier ondervonden de late Romeinen sterke invloed. Het Laat-Romeinse leger wordt namelijk ook gekenmerkt door zogenaamde Dacische mutsen. Ook de Laat-Romeinse drakenvaandels zijn uit Dacië (Roemenië) afkomstig.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Deze ruiter zou een Bataaf moeten zijn. Toch vind ik zijn uitrusting niet zoveel verschillen van de Romeinse…

Kortom, is dat Romeinse leger wel 100% Romeins? Ik zeg van wel. En dat terwijl tal van uitrustingen en wapens gebaseerd zijn op die van andere volken. En dat terwijl het Romeinse leger etnisch ook niet echt Romeins was: meer dan de helft ervan bestond uit hulptroepen, geleverd door onderworpen volkeren en vazallen, terwijl het Laat-Romeinse leger steeds Germaanser in samenstelling werd. Allemaal waar, maar het is en blijft natuurlijk het leger van de Romeinen. De Romeinen namen tal van ideeën over, maar bleven hier aan werken zodat zij op den duur hun eigen versies ontwikkelden. En bovendien, wat is etnisch gezien nu een echte Romein in zo’n groot rijk? Ik kom zelf niet eens uit Rome, terwijl ik een Romeins staatsburger ben en optio ben in het legioen!

Lucius Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Het laatste herstel van Germania Secunda: Julianus en Valentinianus (355 t/m 378 na Chr.)

Frankish_FoederatusIn 355 was het al een tijd onrustig aan de Rijngrens. Een deel ervan werd bewoond door de Franken, die zich met enige regelmaat opstandig hadden getoond en de laatste tijd ook weer op oorlogspad waren, zoals tal van andere Germanen met hen. Ook de Saksen roerden zich en de Alemannen waren ver in Gallië doorgedrongen. Zo onderhand moest er echt iets gebeuren, maar keizer Constantius II richtte zijn aandacht op het oosten van het rijk. Maar uiteindelijk besefte de keizer dat een ingrijpen in het westen echt nodig was. Competente generaals waren er wel, maar een bloedverwant als symbolische bevelhebber zou ongetwijfeld het moreel van de troepen opkrikken.

JulianusII-antioch(360-363)-CNG
Een munt van keizer Julianus. Zijn baard is nogal opvallend omdat de meeste keizers in de 4e eeuw gladgeschoren waren. Julianus verlangde dan ook terug naar de tijden van de Adoptiefkeizers.

Constantius vond die bloedverwant in de vorm van zijn neef Julianus. Die zou zeker een symbolische leider zijn, want zijn ervaringen in het leger en bestuur waren nogal beperkt: hij had zich meer beziggehouden met studies in letterkunde, Griekse cultuur en filosofie. Als het meezat zou hij dus niet al te machtig worden, zodat Constantius hem met een gerust hart tot Caesar (onderkeizer) benoemde op 6 november 355. Julianus zou vooral de militaire leiding van Gallië op zich nemen, terwijl de ambtenaren nog steeds aan Constantius zouden beantwoorden. Al snel ging Julianus met frisse moed aan de slag: hij bevrijdde Keulen in de zomer van 356 en wist verdragen te sluiten met de Franken achter de Rijn. In 357 stelde hij ook de Alemannen buiten gevecht: hij trok de Rijn over en dwong daar gehoorzaamheid af.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

Toen gebeurde er iets onvoorziens. Severus, het hoofd van de cavalerie, was voor zijn terugtocht uit Keulen niet via Trier gereisd maar via Iuliacum (Gulik) en Mosae Traiectum (Maastricht). Bij de Maas was hij onverwachts op 600 gewapende Franken gestuit. Zij hadden van de oorlog tussen de Romeinen en Alemannen gebruik willen maken om de het land rondom de Maas te plunderen en Maastricht in te nemen. Het nieuws van de naderende Romeinen had hen doen omkeren, maar Severus had nu zonder het te weten hun terugweg afgesneden. Daarom verschansten zij zich in twee oude, verlaten forten. Toen Julianus hoorde dat Severus deze Franken daar belegerde, was het al november. Toch besloot hij niet naar het winterkamp te gaan met het leger, maar Severus te hulp te komen. Met een wal liet hij de forten omsluiten. Het beleg duurde enkele maanden terwijl de winter inviel. Julianus liet schepen over de Maas heen en weer varen zodat de rivier niet dichtvroor en de Franken dus niet over het ijs konden ontsnappen. Eind januari 358 gingen de belegerden dan ook door de knieën. Net op tijd, want er naderden Frankische versterkingen. Toen die echter van de overgave hoorden keerden ze onverrichter zake om.

Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.
Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.

De brutaliteit van de Franken riep om vergelding dus trok Julianus er in het voorjaar van 358 opnieuw op uit. De Salische Franken woonden op dat moment in Toxandrië, in Noord-Brabant, waar zij waarschijnlijk rond 350 waren doorgedrongen terwijl Magnentius probeerde de troon te veroveren en daarmee de Rijn verwaarloosd had. Zij deden daar praktisch wat ze wilden en waren een ernstig probleem voor de scheepvaart over de Rijn. Julianus liet zijn 200 schepen tellende vloot met nog eens 400 uitbreiden. Zelf ging hij vanuit Parijs naar het noorden. Bij Tongeren kwam hij Frankische onderhandelaars tegen, die gehoopt hadden de veldtocht te voorkomen (niet wetende dat deze al begonnen was). In de onderhandelingen probeerden de Salische Franken Julianus zover te krijgen hen in Toxandrië te laten wonen, want achter de Rijn waren vacante gebieden onmiddellijk weer opgevuld door nieuwkomers. Het was een lange onderhandeling, maar uiteindelijk stuurde Julianus de gezanten met de nodige eerbewijzen weer noordwaarts. In plaats van af te wachten volgde hij hen echter langs de Maas, terwijl Severus langs de linker Rijnoever trok. Het werd een verrassingsaanval die Julianus won. Toch stond hij de verslagen partij toe in Toxandrië te blijven wonen als foederati. Zo kwam het dat een groot deel van Germania Secunda en Belgica nu bewoond werd door amper geromaniseerde Germanen, hetgeen wellicht aan de moderne Belgische taalgrens bijgedragen heeft. [N.b.: Voor een wat genuanceerdere uitleg, zie de reacties hieronder.]

De Peutinger kaart (middeleeuws kopie van een laat-Romeinse kaart) vermeld ten noorden van Batavia (het Nederlands rivierengebied) "Hamavi qui et Pranci", wat erop duidt dat de Chamaven onder de Franken gerekend werden.
De Peutinger kaart (middeleeuws kopie van een laat-Romeinse kaart) vermeld ten noorden van Batavia (het Nederlands rivierengebied) “Hamavi qui et Pranci”, wat erop duidt dat de Chamaven onder de Franken gerekend werden.

Maar de Franken waren geen eenheid. Dat de Saliërs onderworpen waren, wilde niet zeggen dat Julianus’ werk klaar was. Nu richtte hij zich op de Chamaven. Deze naam had van oorsprong gestaan voor een stam achter de Rijn, die in de Achterhoek en het zuiden van Twente had gewoond, maar die in de 4e eeuw onder de Franken gerekend werd. Ook zij waren het rijk binnengedrongen en woonden nu waarschijnlijk op de Betuwe of in Opper-Gelre, nadat de Saksen hen hadden opgejaagd. Door schepen te bouwen hadden ze naar een westelijker deel van de Rijn kunnen uitwijken: de oostelijke Ripuarische Franken waren een hindernis geweest, maar de Saliërs lieten hen ongemoeid. Julianus gaf het bevel om de Chamaven zo hard mogelijk te bevechten maar vluchtende Saliërs met rust te laten. De Saliërs die nog op de Betuwe waren vluchtten nu zo snel mogelijk de Waal over naar Toxandrië. Nu de Chamaven het gebied voor henzelf hadden wensten zij verder geen oorlog, terwijl een aanval ook een veel te grote gok voor Julianus was.

De Frank Charietto bleek een zeer geschikte persoon om in te zetten tegen diverse Germaanse tegenstanders.
De Frank Charietto bleek een zeer geschikte persoon om in te zetten tegen diverse Germaanse tegenstanders.

Julianus vond een bondgenoot in Charietto, een Frank die zich na een lange tijd roven en plunderen in Trier had gevestigd en daarna op eigen gezag al tegen Germaanse invallers had gevochten. Charietto hanteerde hierbij de strategie om de vijand ’s nachts te overvallen en de hoofden van verslagen tegenstanders als oorlogsbuit mee te nemen. Dat joeg de Germanen veel schrik aan maar maakte Charietto erg populair in de Romeinse steden. Voor Julianus kwam het extra mooi uit omdat de Chamaven ook vaker ’s nachts dan overdag ten strijde gingen. Charietto bleek dus geknipt om de strijd te leiden en maakte tal van krijgsgevangenen, waaronder Nebisgastus, de zoon van de Chamaafse koning. Voor Julianus aan zijn eigen veldtocht beginnen kon vroegen de Chamaven al om vrede. In de onderhandelingen eiste Julianus om gijzelaars, onder wie Nebisgastus, die hij in goede staat aan de Chamaven toonde. Uiteindelijk werd afgesproken dat de Chamaven in het door hen veroverde land mochten blijven in ruil voor de gijzelaars, soldaten en een schatting in de vorm van koeien. Drie vervallen forten bij de Maas werden door Julianus hersteld, mogelijk die bij Maastricht, Heel (Catualium) en Blerick (Blariacum).

Het castellum van Meinerswijk (Arnhem), aan een zijtak van de Rijn, is jarenlang aangezien voor Castra Herculis. Ten onrechte, want er pasten hooguit 500 soldaten in.
Het castellum van Meinerswijk (Arnhem), aan een zijtak van de Rijn, is jarenlang aangezien voor Castra Herculis. Ten onrechte, want er pasten hooguit 500 soldaten in.

Zo leek het erop dat Julianus de orde weer voor een tijdje hersteld had. De rivieren en de grens werden bewaakt, zodat de bevoorrading vanuit Brittannië ook weer gewaarborgd was. Althans, dat dacht men. De bevoorrading van de troepen bleek nog steeds niet goed te werken, zodat er een oproer onder de soldaten ontstond. Er waren een hoop concessies nodig om de gemoederen te bedaren, zodat Julianus zijn strijd met de Alemannen kon voortzetten. Charietto stond hem hierin terzijde. In 359 zette Julianus het werk aan de defensie van de Neder-Rijn voort, met het doel de vestingen te herstellen en te zorgen voor een goede aanvoer en opslag van voedsel. De Germaanse foederati leverden zovele materiaal als ze konden, terwijl er grote hoeveelheden graan uit Brittannia kwamen. Eén van de volledig herbouwde kampen was Castra Herculis: traditioneel gaat men ervan uit dat dit bij Arnhem lag, maar dat lijkt onjuist aangezien in Arnhem-Meinerswijk enkel een castellum gevonden is en geen grote castra. Er zijn ook theorieën dat het nieuwe kamp in Nijmegen, op het Valkhof, de Castra Herculis was.

Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.
Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.

Vanuit Mainz drong Julianus tot ver achter de Rijn door tot vlakbij het rijk van de Bourgonden. Julianus, van oorsprong alleen bedoeld als een symbolisch leider, had de orde in feite beter weten te herstellen dan de meeste keizers in de afgelopen eeuw. De Alemannen en Franken waren voorlopig onderworpen en de scheepvaart was daarmee ook veiliggesteld: bovendien was scheepvaart goedkoper en sneller dan transport over de wegen, zodat dit ook de economie weer een kans gaf. De eerste nieuwe verstoring van de orde kwam dan ook niet van invallers, maar van Julianus’ eigen leger. Keizer Constantius II had in het oosten zijn handen vol aan de Perzen, zodat hij Julianus nu gelastte versterkingen te sturen. Eerst kreeg Julianus nog wel voor elkaar dat er een keurkorps vertrok, maar toen hij meer troepen sturen moest begonnen de soldaten te morren. Menigeen had een gezin in Gallië en voelde er niets voor om naar de andere kant van het rijk te gaan. Julianus deed de belofte dat vrouwen en kinderen mee mochten en liet de troepen in februari 360 naar Parijs komen, om hen daar op tegemoetkomende wijze toe te spreken. ’s Nachts sloegen de mannen echter aan het muiten: het paleis werd bezet en voor Julianus het goed en wel wist riepen zijn soldaten hem tot keizer uit, door hem de torque van een draconarius (laat-Romeins drakenvaandel) op het hoofd te zetten en hem in Germaanse stijl op het schild te heffen. Het volk schaarde zich hier achter.

Keizer Constantius II was helemaal niet blij dat Julianus tot keizer uitgeroepen werd, maar stierf voor de confrontatie. Een nieuwe burgeroorlog had Gallië weer ernstig bloot kunnen leggen!
Keizer Constantius II was helemaal niet blij dat Julianus tot keizer uitgeroepen werd, maar stierf voor de confrontatie. Een nieuwe burgeroorlog had Gallië weer ernstig bloot kunnen leggen!

Constantius zat hier uiteraard niet op te wachten en er dreigde een gewapende confrontatie. Toch besloot Julianus, die in dit geval tact verkoos, zich eerst op de Chattuarische Franken te richten, die hij bevocht door bij Xanten de Rijn over te steken. In 361 vielen de Alemannen echter weer aan. Julianus versloeg hen en maakte bekend dat zij door Constantius waren overgehaald om Gallië aan te vallen. Of dit waar is, is nog maar de vraag, maar het was een goede aanleiding om nu wél naar het oosten te marcheren. Charietto bleef achter om de Rijn te bewaken. Dat Constantius op 3 november 361 overleed voorkwam een burgeroorlog, maar zijn tijd als alleenheerser duurde maar kort. In 363 sneuvelde hij in Perzië. Zijn opvolger Jovianus, ten velde verkozen, regeerde nog geen jaar, maar de nieuwe keizer Valentinianus bood vanaf 364 weer stabiliteit.

De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.
De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.

Het opvallende is dat, toen Valentinianus het rijk weer in tweeën verdeelde, hij voor de verandering juist het westen onder zijn hoede nam! Misschien speelden de gevaren aan de Rijngrens een rol, want hij bevocht in de jaren daarna met name de Saksen, Bourgonden en Alemannen. In 365 vielen de laatsten Gallië weer binnen, wat Valentinianus onderweg naar Parijs ter ore kwam. Charietto werd samen met een andere bevelhebber vooruitgestuurd om de tegenaanval te leiden, maar sneuvelde samen met zijn collega. Valentinianus slaagde erin de Alemannen te verdrijven en nog meerdere nieuwe invallen te stuiten, maar de verliezen waren groot. Een dux van Germania Secunda wordt in zijn tijd niet genoemd. Wel reorganiseerde de keizer de defensie en benoemde nieuwe bevelhebbers, zoals ene Flavius Theodosius, de vader van de latere keizer. Theodosius bevocht de Frankische en Saksische zeerovers om hun plundertochten af te straffen, hetgeen hij mogelijk in ons land deed tussen 367 en 370.

Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?
Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?

In dat laatste jaar vond er nog een oorlog plaats tussen de Rijn en de Waal. De Saksen waren het gebied van de Franken binnengevallen en hadden de comes Nannenus omsingeld. Toen er versterking kwam opdagen krabbelden de Saksen echter terug: zij boden manschappen voor het Romeinse leger en mochten met achterlating van hun buit vertrekken. Op hun terugreis werden zij echter alsnog aangevallen door de Romeinen en verpletterd. De Franken waren tammer onder Valentinianus, die in 375 overleed. Aan de Neder-Rijn was een eigen koninkrijkje ontstaan. Een aanval hierop door de Alemannen, kort na 378, werd verslagen, waarop de Franken hun macht tot aan de Main uitbreidden. De Frankische koning was tegelijkertijd bevelhebber van het Romeinse leger, hetgeen de sterke band met de Romeinen wel aantoont. Die band zouden de Romeinen spoedig nodig hebben, want hoewel nog niemand het met zekerheid kon voorspellen zou het westen van het rijk duistere tijden tegemoet gaan. De burgeroorlogen hadden regelmatig verwaarloosde grenzen gecreëerd, wat had geleid tot invallen. Dat had men geprobeerd te stuiten door het toelaten van foederati, maar hun sterke autonomie maakte de Rijngrens zeker niet zo sterk als hij ooit geweest was. Ondertussen was Gallië door de invallen en burgeroorlog goed verzwakt. Nu Valentinianus dood was en zijn broer Valens in 378 sneuvelde bij Adrianopel was het rijk in handen van hun zwakke erfgenamen, wat de chaos versterkte. Kleine invallen waren één ding, maar een massale zou onmogelijk te stuiten zijn…