De opstand der Eburonen (55 t/m 51 v. Chr.)

Peuples_gauloisIn het jaar 55 voor Christus had Julius Caesar het grootste gedeelte van Gallië weten te onderwerpen. Dat wilde echter niet zeggen dat alle Kelten, Belgen en Germanen in deze regio het Romeinse gezag meteen accepteerden. Zelfs een vrijwillige, geweldloze onderwerping gaat niet per se van harte. Bedenk dat een onderwerping altijd de erkenning van andermans oppergezag inhoudt, waarmee in feite het zelfbestuur wordt opgegeven. Indien dit vrijwillig gebeurt zal dit toch vooral uit een gevoel van noodzakelijkheid gebeuren. Dat gevoel kan gemotiveerd zijn uit het zoeken van bescherming, zoals bij de Germaanse Ubiërs het geval was, maar ook puur op grond van de wetenschap dat de veel sterkere suzerein de onderwerping desnoods met geweld kan afdwingen, waardoor de schade niet te overzien kan zijn of de zwakkere tegenstander zelfs volledig vernietigd kan worden. In dat geval kan de vrijwillige onderwerping dus alsnog met frisse tegenzin plaatsvinden. En zelfs als dat niet het geval is, kunnen meningen altijd nog veranderen. Bovendien kan het individu een andere mening hebben dan de groep, zodat de visie van de groep kan veranderen zodra de oppositionele individuen de leiding krijgen.

De belangrijkste stammen van Belgica in de tijd van de Gallische Oorlog. De Treveri in het zuidoosten werden traditioneel niet tot de Belgen gerekend, al zou hun grondgebied later wel bij de provincie Belgica worden ingedeeld.
De belangrijkste stammen van Belgica in de tijd van de Gallische Oorlog. De Treveri in het zuidoosten werden traditioneel niet tot de Belgen gerekend, al zou hun grondgebied later wel bij de provincie Belgica worden ingedeeld.

Zo’n onderworpen stam in Belgica (waar in deze context ook het zuiden van Nederland onder gerekend wordt) was die van de Eburonen. Volgens Julius Caesar waren deze lieden Germani cisrhenani, “Germanen aan deze kant van de Rijn” (de Gallische kant dus). Een aantal stammen die ten westen en zuiden van de Rijn leefden waren volgens Caesar geen Belgen maar Germanen, waarbij overigens niet duidelijk is of deze stammen voor zichzelf ook de verzamelnaam Germanen gebruikten. De Eburonen zaten vermoedelijk in het oosten van het tegenwoordige België en het zuiden van Nederland. Caesar omschrijft hun woonplaats als “tussen Maas en Rijn”, waarbij zij waarschijnlijk woonden op de Kempen en de regio’s rondom Tongeren en Maastricht, misschien zelfs tot in de Belgische provincie Luik. Zij moeten daar geleefd hebben van landbouw en veeteelt. Versterkte nederzettingen zoals de Gallische oppida bezaten zij niet. Enkel hoeves en dorpen. Aan de vooravond van de Gallische oorlog of tijdens de aanvang ervan, moeten zij een soort vazalstatus hebben gehad ten opzichte van de Atuatuci. Nadat deze stam verslagen was, werd de politieke macht ervan echter gebroken, waarop de Eburonen zich aan de Romeinen onderwierpen. Na deze onderwerping bleef er wel sprake van onrust in de regio. De inval van de Usipeten en Tencteren in Belgica bracht hun leefgebied ernstig in gevaar. Een aantal Gallische staten zou volgens Caesar de Usipeten zelfs hebben getracht over te halen om naar het zuiden te trekken, zodat het land van de Eburonen ook bedreigd werd.

Het rivierengebied van de Rijn, Schelde en Maas. De Eburonen leefden waarschijnlijk rondom de Maas. Ten westen van hen, bij de riviermondingen, woonden de Menapiërs.
Het rivierengebied van de Rijn, Schelde en Maas. De Eburonen leefden waarschijnlijk rondom de Maas. Ten westen van hen, bij de riviermondingen, woonden de Menapiërs.

Na Caesars veldtochten naar Brittannië, in 54 v. Chr., begon duidelijk te worden dat een aantal misoogsten de Gallische bevolking aan het morren bracht. De Romeinen, die veel graan confisqueerden om hun legioenen te voeden, werden er in dergelijk omstandigheden namelijk niet populairder op. Met het oog op de voedselschaarste moest Caesar zijn leger in dat najaar over meer kampen verdelen dan gewoonlijk, waarbij de meeste soldaten werden ondergebracht in Belgica, dat het meest onrustig was. Anderhalf legioen werd in oktober bij de Eburonen gehuisvest, onder leiding van Lucius Aurunculeius Cotta en Quintus Titurius Sabinus. De Eburonen stonden op dat moment onder leiding van Ambiorix (“rijke koning”) en de oude Catuvolcus, die volgens Caesar een gedeeld koningschap voerden. Caesar beweert in zijn verslag van de oorlog dat de Atuatuci de neef en zoon van Ambiorix in gijzeling hadden gehouden (hetgeen in die tijd een zeer gebruikelijke manier was om de trouw van een naburige stam zeker te stellen), wat Caesar door het verslaan van de Atuatuci ongedaan gemaakt zou hebben. Ook zou de Eburonen geen schatting zijn opgelegd. Bij aankomst van de troepen van Sabinus en Cotta werden beide bevelhebbers dan ook vriendelijk tegemoet gereisd door Ambiorix. Zij zouden hun kamp hebben opgeslagen bij het oude Atuatuca. De exacte locatie hiervan is onzeker, maar wellicht lag dit bij Tongeren, Thuin of op de Keutenberg bij Valkenburg.

De Keutenberg in Limburg is één van de mogelijke locaties van Atuatuca. Maar wel één van de velen.
De Keutenberg in Limburg is één van de mogelijke locaties van Atuatuca. Maar wel één van de velen.

Caesar spreekt niet voor niets over deze zaken. De Eburonen waren zeer vriendelijk behandeld en mochten de Romeinen wel dankbaar zijn. Des te meer redenen om hard met hen af te rekenen toen zij in opstand kwamen (foei, foei!). De Eburonen waren in het geheim echter verbonden aan de Treveri, een Germaanse of Keltische stam die woonachtig was in het gebied van de Eifel, Trier en Luxemburg. Deze sterkere stam stond onder leiding van koning Indutiomarus, die de Romeinen allesbehalve gunstig gezind was. Indutiomarus was plan de Romeinen middels een list in de val te lokken. Eerst moesten de Eburonen de kastanjes uit het vuur halen door de opstand te beginnen. Pas als deze dan een succes zou blijken zouden de Treveri kleur bekennen en zich plotseling tegen de Romeinen keren. Ambiorix was niet op zijn achterhoofd gevallen en begreep ook dat zomaar openlijk tot de aanval overgaan gelijk kon staan met zelfmoord. In plaats daarvan koos hij in eerste voor een tactiek die meer weghad van guerrilla: een groep hout sprokkelende Romeinen, uit het kamp bij Atuatuca, werd onverwachts door een aantal Eburonen overvallen en gedood. Slechts een paar soldaten ontsnapten en bereikten het kamp weer. Ambiorix trok vervolgens naar het kamp, maar kon dit niet innemen, omdat de aanwezige Spaanse ruiters een succesvolle uitval deden.

'Na weken en weken slavernij hadden we er onze buik vol van!' Het stripalbum Asterix en de Belgen, zet de (fictieve) opstandige Belgae neer als grote eters met plezier in de strijd, uiteraard gecombineerd met wat moderne Belgische zaken zoals spruitjes, kant en het idee om patat te bakken.
‘Na weken en weken slavernij hadden we er onze buik vol van!’ Het stripalbum Asterix en de Belgen (1979, door René Goscinny en Albert Uderzo) zet de (fictieve) opstandige Belgae neer als grote eters met plezier in de strijd, uiteraard gecombineerd met wat moderne Belgische zaken zoals spruitjes, kant en het idee om patat te bakken. Het was het laatste album waar Goscinny aan meewerkte.

Ambiorix vroeg nu om een onderhoud met Sabinus en Cotta, maar die waren zo wijs om in hun plaats een staflid genaamd Gaius Arpinius te sturen, samen met Quintus Iunius, een onderhandelaar die al eerder met Ambiorix gesproken had. Ambiorix stelde zich nu allerminst vijandig op: hij bewonderde de Romeinen om hun weldaden en was blij met hun komst, die tenminste naburige stammen weg deed blijven uit het Eburoonse gebied. De aanval? Ach, die was ontstaan door de onstuimigheid van zijn mannen. Nee, die vijandige buurstammen, die waren het werkelijke gevaar! Deze Galliërs en Belgen waren namelijk van plan om op een afgesproken dag alle kampementen tegelijk aan te vallen, zo beweerde hij. En ja, daar had hij ook aan deelgenomen, maar hij had het zich nu eenmaal niet kunnen veroorloven om zich aan de afspraak te onttrekken, zonder zich de vijandigheid van alle anderen op de hals te halen. Ja, die andere stammen waren het gevaar, net als een grote horde Germanen die klaarstonden om de Rijn over te steken en over twee dagen bij Atuatuca zouden arriveren. Het verstandigste besluit zou zijn om dit kamp te ontruimen en zo snel mogelijk naar een meer veilige locatie te verkassen. Misschien naar het kamp in de Ardennen van Titus Labienus, Caesars onderbevelhebber. Of naar het kamp bij het moderne Brussel, onder leiding van Quintus Tullius Cicero, wiens broer Marcus de zo befaamde Romeinse senator was. Sabinus en Cotta vonden het verhaal blijkbaar niet onwaarschijnlijk klinken. Hoe realistisch zou het immers zijn dat één enkele stam in opstand zou zijn gekomen, zonder hulp van bondgenoten? Maar welke actie ze zouden ondernemen, dat was een hele andere zaak. Cotta wilde in het kamp blijven en wachten op Caesars bevelen, maar Sabinus vond het veiliger om te vertrekken. Het werd een felle discussie die tot diep in de nacht duurde. Maar uiteindelijk sloeg Sabinus met zijn vuist op tafel en zei op cynische wijze dat het niet zijn schuld zou zijn als ze zouden blijven en afgeslacht werden.

Reliëf van het Luikse paleis van de Prins-bisschoppen waarop is afgebeeld hoe Ambiorix met zijn mannen de Romeinen aanvalt. Let op hoe de krijger rechts van hem bewapend is met een slinger.
Reliëf van het Luikse paleis van de Prins-bisschoppen waarop is afgebeeld hoe Ambiorix met zijn mannen de Romeinen aanvalt. Let op hoe de krijger rechts van hem bewapend is met een slinger.

De volgende ochtend stonden de troepen klaar en vertrokken. Een kilometer of 3 verderop hadden de Eburonen hun hinderlaag gelegd. Toen de Romeinen een keteldal doortrokken doken er plotseling van twee kanten krijgers op, die het leger in de tang namen. De voorhoede kon niet voorwaarts de heuvels in vluchten en de achterhoede kon zich niet terugtrekken! Uitvallen waren zinloos: de lichtbewapende Eburonen weken razendsnel achteruit, zodat het bijna onmogelijk was om hen zware verliezen toe te brengen. De Eburonen waren dus slim genoeg om de sterke en zwakke kanten van zowel hun eigen uitrusting als die van de vijand uit te buiten. Ze vermeden het om man tegen man te vechten en vielen in plaats daarvan aan met hun slingers. Sabinus raakte in paniek, maar Cotta had zich beter voorbereid en probeerde voor elkaar te krijgen dat de soldaten zich in een kring opstelden. Daardoor hielden de Romeinen het toch nog tot in de middag vol.

Romeinse soldaten zagen er in de tijd van de Gallische oorlog nog niet helemaal uit zoals het klassieke beeld is. Kenmerkend zijn nog iets eenvoudigere bronzen helmen en meer ovale schilden. Het platenharnas was nog niet in gebruik, zodat de meeste legionairs een maliënkolder droegen.
Romeinse soldaten zagen er in de tijd van de Gallische oorlog nog niet helemaal uit zoals het klassieke beeld is. Kenmerkend zijn nog iets eenvoudigere bronzen helmen en meer ovale schilden. Het platenharnas was nog niet in gebruik, zodat de meeste legionairs een maliënkolder droegen.

Toen ging het echter fout. Enkele voorname officieren waren in de loop van het gevecht uitgeschakeld en nu raakte ook Cotta gewond door een slingerkogel. Sabinus probeerde het commando over te nemen, maar was zo in paniek dat hij nauwelijks wist wat te doen. Toen merkte hij Ambiorix in de verte op en stuurde zijn tolk naar hem toe om te onderhandelen. Deze werd teruggestuurd met de woorden dat als Sabinus wilde onderhandelen hij zelf maar komen moest. Sabinus probeerde Cotta nog over te halen, maar deze was er fel op tegen om Ambiorix nog eens te vertrouwen. Hij had gelijk. Sabinus vertrok ongewapend met zijn staf en escorte om nooit meer terug te komen. Ambiorix liet nog één keer de aanval los op de Romeinen, die grote verliezen leden en op de vlucht sloegen. Ook Cotta sneuvelde. De overlevenden wisten Atuatuca weer te bereiken, waarbij de standaarddrager zelfs zijn legioensadelaar over de omheining wierp, het kamp in. De paar mannen in het kamp hielden stand tot de nacht viel. Tegen die tijd hadden ze alle hoop verloren en doodden elkaar. Slechts een paar mannen overleefden de strijd en vluchtten naar Labienus.

Gouden munt van de Eburonen, met op de keerzijde een paard in Keltische stijl. Door hun edelmetaal om te smelten en er munten van te slaan konden de Eburonen bondgenootschappen kopen en hun bezit veiligstellen.
Gouden munt van de Eburonen, met op de keerzijde een paard in Keltische stijl. Door hun edelmetaal om te smelten en er munten van te slaan konden de Eburonen bondgenootschappen kopen en hun bezit veiligstellen, zoals een muntvondst in Limburg heeft laten zien.

Anderhalf legioen was afgeslacht en er was een legioensadelaar buitgemaakt: één van de grootste Romeinse nederlagen in de Gallische Oorlog. Op lange termijn kon dit ook zeer ernstig zijn omdat andere Belgen en Galliërs nu misschien zouden denken dat de Romeinen gemakkelijker te verslaan waren dan men aanvankelijk had gedacht, zodat de opstand zou kunnen groeien. Ambiorix rook inderdaad de geur van de overwinning en trok snel zuidwaarts, waar hij de Atuatuci en de Nerviërs overhaalde om zich aan te sluiten. Deze twee grote stammen brachten een hoop bondgenoten mee, zodat tegen het begin van 53 v. Chr. er een enorme opstand in Belgica gaande was. Vervolgens marcheerde Ambiorix met zijn bondgenoten naar het winterkamp van Cicero. Die bleek echter niet zo gemakkelijk bij de neus te nemen en sloeg de aanval af. Pas na een dag of tien vernam Caesar wat er aan de hand was en trok noordwaarts om Cicero te ontzetten, nadat hij de Senaat op theatrale wijze gezworen had de Belgische opstandelingen te vernietigen. Labienus zat ondertussen echter ook in de knoei, want de Treveren hadden zich inmiddels ook openlijk opstandig getoond en hadden zijn kamp aangevallen. Toch bleken zij niet zo taai als gedacht. Zodra Indutiomarus hoorde van Caesars overwinning stuurde hij zijn manschappen snel weer naar huis. Maar gedane zaken namen geen keer: Indutiomarus had zijn ware aard getoond en Caesar wist dat hij voorkomen moest dat zijn vijand aanhang wierf. Niemand mocht verder de wapens nog opgenomen hebben, maar er hing desalniettemin oorlog in de lucht. Doordat er in Gallië echter sprake was van kleine stamstaten zonder een overkoepelende, algehele leiding, kon Caesar de verschillende stamhoofden tegen elkaar uitspelen in de Gallische raad die hij in Samarobriva (Amiens) bijeenriep.

Reconstructie van een Treverische nederzetting in Altburg, in Duitsland.
Reconstructie van een Treverische nederzetting in Altburg, in Duitsland.

Indutiomarus werd zodoende geïsoleerd en de vorst zag zich gedwongen om nogmaals de wapens op te nemen en Labienus aan te vallen. Van Gallische hulp was geen sprake meer en de Germanen van achter de Rijn weigerden ook te helpen. Deze werd echter tijdig gewaarschuwd door Cingetorix, Indutiomarus’ schoonzoon, die in een volksvergadering door de vorst tot landverrader verklaard was. Labienus schakelde derhalve zoveel mogelijk ruiters uit de omgeving in, zodat Indutiomarus verslagen en gedood werd. Zoals hij was omgekeerd bij het nieuws van Ambiorix’ nederlaag tegen Caesar, zo keerden de Eburoonse en Nervische versterkingen om zodra ze van Indutiomarus’ dood hoorden. De opstand in Belgica zelf was echter nog lang niet gebroken. Caesar werkte de rest van de winter dan ook hard aan het regelen van versterkingen: hij verzocht Pompeius om het nieuwe Eerste Legioen te sturen en wist door te ronselen zelf nog twee legioenen op te richten. Begin maart viel Caesar met in totaal vier legioenen het grondgebied van de Nerviërs binnen en onderwierp hen weer. Op een nieuwe Gallische raad werd de Romeinse troepenmacht getoond en alle stammen die geen vertegenwoordiging zonden werden afgestraft. Nu was het tijd om af te rekenen met de Eburonen. Met een enorme legermacht trok Caesar noordwaarts.

Reconstructie van een Menapische boerderij in Destelbergen. Ambiorix zal als stamhoofd of koning in een aanzienlijk groter huis gewoond hebben. Van luxe villa's of paleizen was nog geen sprake.
Reconstructie van een Menapische boerderij in Destelbergen. Ambiorix zal als stamhoofd of koning in een aanzienlijk groter huis gewoond hebben. Van luxe villa’s of paleizen was nog geen sprake.

Caesars doel was de Eburonen in te sluiten, zodat ze niet konden vluchten naar het grondgebied van de Menapiërs, in het westen, of naar Germaanse bondgenoten achter de Rijn. Labienus werd met twee legioenen gestuurd om de Treveri te onderwerpen, waarna Cingetorix als vorst van de stam werd aangesteld. Caesar zelf ging met vijf legioenen naar de Menapiërs, die hij onderwierp door wegen en bruggen aan te leggen in hun moerassige land, zodat hij hun dorpen kon bereiken en platbranden. Zo werd de stam gedwongen om de strijd te staken: zij kregen vrede in ruil voor gijzelaars en het verbreken van al hun banden met Ambiorix. Daarna gingen Caesar en Labienus de Rijn over om de Germaanse bondgenoten van Ambiorix mores te leren. De Ubiërs beloofden opnieuw trouw en de Sueben maakten zich wijselijk uit de voeten, waarop Caesar besloot niet lang in het gevaarlijke gebied te blijven. Tegen eind juli of begin augustus waren de Eburonen uiteindelijk zelf aan de beurt. De cavalerie werd vooruitgestuurd om Ambiorix gevangen te nemen, maar de verrassingsaanval op zijn hoeve werd alsnog door zijn manschappen opgevangen, terwijl de leider zelf zijn paard besteeg en vluchtte het bos in. Zijn troepen riep hij daarna opvallend genoeg niet bij elkaar voor een beslissende veldslag, misschien uit angst voor de Romeinen, maar misschien ook gewoon omdat hij er in de chaos niet meer in slaagde. Derhalve verklaarde hij dat het ieder voor zich was, waarop de meeste Eburonen zich verscholen in de Ardennen of achter de moerassen van de Kempen. Ook vluchtten sommigen naar naburige stammen en volgens Caesar zelfs naar de Waddeneilanden, maar gezien de afstand daarvan tot het Eburoonse leefgebied is dat waarschijnlijk een onjuiste interpretatie. De oude vorst Catuvolcus wenste niet meer te vluchten of te vechten, maar had ook geen trek in gevangenschap, waarop hij zichzelf doodde door het sap van de taxusboom te drinken.

Reconstructie van een Eburoonse nederzetting die rond 50 v. Chr. verlaten werd. (Bron: Livius.org)
Reconstructie van een Eburoonse nederzetting die rond 50 v. Chr. verlaten werd. (Bron: Livius.org)

Caesar richtte Atuatuca in als zijn hoofdkwartier en splitste zijn leger van hieruit in drieën op, om elke vorm van verzet uit te roeien. De teruggetrokken Eburonen vochten nu echter niet meer als een leger en hadden ook geen burchten om te belegeren. In plaats daarvan verscholen zij zich zoveel mogelijk en doken er af en toe kleine groepjes op die als een soort guerrilla-strijders de Romeinen belaagden en hen dan het woud in lokten. Daar verdwaalden de legionairs gemakkelijk en werden dan in afzonderlijke groepjes verslagen. Caesar besloot alle buurstammen dus gewoon uit te nodigen om deel te nemen aan de strooptocht, wetende dat Germanen wel gewend waren aan dichte wouden en zompige moerassen. Als vliegen kwamen ze op de stroop af en de Sugambren, Caesars oude vijanden achter de Rijn, kwamen zelfs met 2000 man. Erg betrouwbaar bleken zij echter niet als bondgenoten, daar zij op eigen houtje Atuatuca probeerden te betrekken, hetgeen mislukte. De tweede strooptocht wierp desondanks vruchten af. Elk gebouw werd platgebrand, bijna alle spullen werden in beslag genomen en elk aangetroffen graankorreltje werd geconfisqueerd of vernietigd. Ambiorix zelf kreeg men niet te pakken. Regelmatig werden er wel mannen opgepakt die zeiden dat ze hem hadden gezien, maar dat hij nog net ontsnapt was. Naar het schijnt ging hij met een klein escorte van plaats naar plaats en maakte zich ’s nachts steeds weer uit de voeten.

Het Gallo-Romeins Museum staat niet voor niets in Tongeren.
Het Gallo-Romeins Museum staat niet voor niets in Tongeren.

Erg veel kon dat Caesar al niet meer schelen. De opstand was afgestraft en de vrede weergekeerd middels een afschrikwekkend voorbeeld, zodat de veldheer in het najaar in alle rust naar Italië terugkeerde. De vrede in Gallië werd het jaar daarop alweer ruw verstoord, maar aan de grote Gallische opstand van Vercingetorix namen de meeste ex-bondgenoten van Ambiorix geen deel meer, met uitzondering van de Nerviërs en de Morini. Pas in 51 v. Chr., toen Vercingetorix al verslagen was, brak er nog één opstand uit in het noorden, waarbij een Belgische coalitie onder leiding van de Bellovaci, een stam die in het huidige Picardië woonde, een laatste verzet vormde. Toen die opstand verslagen was, boden alleen de Treveri en de Eburonen nog steeds verzet, waarbij Ambiorix blijkbaar toch weer was opgedoken. Terwijl Labienus opnieuw de Treveri onder handen nam, ging Caesar voorgoed met de Eburonen afrekenen. Opnieuw werd er een verwoestende strooptocht gehouden, waarbij het gebied verwoest zou zijn. Het gebied zou ontvolkt zijn en dan niet middels massale deportatie, zoals antieke imperia in het Midden-Oosten wel eens toepasten. Volgens Caesar zou de stam volledig uitgeroeid zijn: elke Eburoon, man, vrouw of kind, zou gedood zijn, hetgeen men vandaag de dag als genocide zou beschouwen. Archeologisch onderzoek heeft echter geen bewijs van een volledige ontvolking van het Eburoons leefgebied aangetoond. Wel lijkt er sprake van een vermindering in akkerbouw, zodat er sprake is van een groot aantal doden, maar niet van ontvolking. Waarschijnlijk overleefden veel Eburonen door naar hun buren te vluchten, terwijl Caesar zijn pijlen vooral op de Eburoonse adel richtte, zodat de stam zijn politieke betekenis verloor.

Stamgebieden in de Lage Landen in de 1e en 2e eeuw. Het is van de kleinere stammen niet altijd even zeker waar hun exacte woonplaats was. Het is mogelijk dat stammen als de Tungri, Toxandriërs, Frisiavonen en de stammen aan de Rijn ontstaan waren uit restanten van de Eburonen.
Stamgebieden in de Lage Landen in de 1e en 2e eeuw. Het is van de kleinere stammen niet altijd even zeker waar hun exacte woonplaats was. Het is mogelijk dat stammen als de Tungri, Toxandriërs, Frisiavonen en de stammen aan de Rijn ontstaan waren uit restanten van de Eburonen.

Het is zeer goed mogelijk dat de overgebleven Eburonen gewoon zijn opgegaan in omringende stammen, of zelfs met een aantal hiervan een nieuw stamverband hebben gevormd. Het vrijgekomen land zou volgens de traditionele visie aan de Germaanse Tungri zijn gegeven, die het gebied hierna binnen zouden zijn getrokken. Het is echter niet onmogelijk dat de Tungri een naam is die aan een hergroepering van de overlevenden gegeven werd, of dat zij vazallen van de Eburonen waren, die simpelweg in het machtsvacuüm sprongen. In elk geval was de verovering van Belgica en in feite heel Gallië een feit. Heel Gallië? Nee. Een klein deel bleef nog enig verzet bieden. En hoewel de lezer wellicht had gehoopt dat het om een Gallische stam in Armorica (Bretagne) ging, waren het in deze tijd toch vooral de bewoners van moerassige gebieden in West-Vlaanderen en het zuidwesten van Nederland die moeilijk te temmen waren. De Menapiërs erkenden het Romeinse oppergezag nog nauwelijks. Wellicht zijn het de Bataven die hen later zuidwaarts dreven. Op eenzelfde wijze is het mogelijk dat de komst van de Bataven en Cananefaten (of althans van hun politieke elite) ook met het door Caesar gecreëerde machtsvacuüm te maken heeft. Rome claimde het gebied tot aan de Rijn, maar het daadwerkelijke bestuur reikte nog niet precies zo ver. De machtsverhoudingen in Belgica waren dusdanig verstoord dat permanente militaire bezetting voorlopig noodzakelijk was. Maar Caesars persoonlijke doel van de oorlog was bereikt. Hij was schatrijk, extreem populair bij de Romeinse bevolking en nog populairder bij zijn legers en veteranen. Een botsing met de Senaat en Pompeius, die niet erg gesteld waren op deze ontwikkeling, werd onvermijdelijk. Het resultaat was een burgeroorlog waarbij Caesar zichzelf tot dictator voor het leven liet benoemen, met welhaast koninklijke ambities. Die ambities werden hem noodlottig, maar de ondergang van de republiek was niet te stuiten.

Standbeeld van Ambiorix in Tongeren, de stad die traditioneel met Atuatuca geassocieerd wordt. Het beeld werd in 1866 onthuld. Kunstenaar Jules Bertin had het uiterlijk van de volksheld volkomen verzonnen, wat in het bijzonder geldt voor de stereotype gevleugelde helm.
Standbeeld van Ambiorix in Tongeren, de stad die traditioneel met Atuatuca geassocieerd wordt. Het beeld werd in 1866 onthuld. Kunstenaar Jules Bertin had het uiterlijk van de volksheld volkomen verzonnen, wat in het bijzonder geldt voor de stereotype gevleugelde helm.

Ambiorix zelf ging de geschiedenis in als een soort volksheld. Toen in 1830 de Zuidelijke Nederlanden voor het eerst een volledig onafhankelijk land werden, zat men al gauw met het probleem van legitimiteit. Er was namelijk geen sprake van een overkoepelende identiteit. Voordat deze provincies deel waren geweest van het Koninkrijk der Nederlanden waren zij Franse departementen geweest. Dáárvoor waren zij een personele unie geweest van graafschappen en hertogdommen, waarbij hun titels in het bezit waren geweest van de aartshertog van Oostenrijk en daarvoor de koning van Spanje… met uitzondering van pakweg een derde van het grondgebied, dat als Prinsbisdom Luik onafhankelijk gebleven was. Voor een overkoepelende geschiedenis greep men dus naar het verre verleden. Het nieuwe koninkrijk kreeg de naam België, waarbij de opstand van de Eburonen werd uitgelegd als een opstand van alle Belgen. De Belgen, die van alle Gallische volkeren de dapperste waren geweest. Hiermee werd een beeld geschetst van een België dat al 2000 jaar bestond: een eigen volk met een eigen identiteit en bestuur, dat sinds de Romeinse tijd aan één stuk door bezet was door buitenlandse grootmachten. Per slot van rekening leg je de onafhankelijkheid van je land liever uit als bevrijding dan als muiterij. Dat Caesar de Eburonen Germaans noemde was eigenlijk alleen maar mooi, want de term Gallisch werd te veel met Frankrijk geassocieerd. Op grond van deze historische mythe werd Ambiorix op een voetstuk gezet, met een standbeeld in Tongeren, de stad die traditioneel als Atuatuca werd beschouwd. De stad die ironisch juist genoemd werd naar de stam die het land van de Eburonen overnam.

Julianus Apostata: de laatste heidense keizer

JulianusII-antioch(360-363)-CNGNa het keizerschap van Constantijn de Grote was er definitief iets veranderd in de Romeinse godsdienst. Hoewel de Edicten van Nicomedia en Milaan vooral godsdienstvrijheid hadden gegarandeerd, had Constantijn uiteindelijk duidelijk partij voor het christendom gekozen, wat bleek uit zijn kerkenbouw en zijn bemoeienis met theologische geschillen. In feite werd het christendom nu bevoorrecht. Zijn zoons hadden die lijn voortgezet. Maar na de dood van Constantius II zou er toch nog één keizer zijn die zou proberen deze bevoorrechting te verbreken en het christelijk tij te keren. Vanwege zijn overstap van het christendom naar het oude polytheïsme werd hij ook wel Julianus de Afvallige genoemd, of Julianus Apostata.

Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan.
Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan. (Foto: Fectio.org.uk)

Flavius Claudius Julianus werd in 331 of 332 geboren in Constantinopel, mogelijk op 6 november. Zijn vader was Julius Constantius, de zoon van Constantius Chlorus en diens tweede vrouw Theodora. Julianus’ vader was dus een halfbroer van Constantijn de Grote. Vaderlief viel ten prooi aan de grootschalige reeks moorden in 337, toen het leger blijkbaar had besloten om de zoons van Constantijn keizer te maken en elke andere tak van de familie uit te roeien. In zijn latere werken zou Julianus Constantius II ervan beschuldigen het brein achter de moorden te zijn, hoewel dit onwaarschijnlijk lijkt. Interessante vermelding is dat Julianus ook beweert dat Constantius op latere leeftijd gekweld werd door gruwelijke schuldgevoelens. Julianus, die tijdens de moorden nog een kind was, werd wel gespaard en bracht het grootste deel van zijn jeugd door op het familielandgoed in Klein-Azië, waar hij werd opgevoed door zijn grootmoeder van moederskant, wier naam helaas vergeten is. Ook verkeerde hij onder het voogdijschap van de Ariaanse bisschop Eusebius van Nicomedia, die nog een raadsman van Constantijn was geweest. Na het overlijden van Eusebius in 342 werden Julianus en zijn oudere broer, Constantius Gallus, naar een landgoed in Cappadocia verbannen. Gallus werd in 351 tot Caesar benoemd door Constantius II en de verbanning werd opgeheven. Hierdoor kon Julianus zelf wat meer zijn gang gaan, zonder dat zijn broer continu op hem lette. Hij ging zich bezighouden met studies in letteren, Griekse cultuur en filosofie, onder meer in Milaan en Athene.

Al halverwege de 3e eeuw stond de stammencoalitie genaamd de Franken te popelen om het zuiden van ons land binnen te komen. Een eeuw later waren ze daarin geslaagd.
Al halverwege de 3e eeuw stond de stammencoalitie genaamd de Franken te popelen om het zuiden van ons land binnen te komen. Een eeuw later waren ze daarin geslaagd.

In 354 werd Gallus door keizer Constantius afgezet en later uiteindelijk ter dood gebracht: de keizer was gewoonweg te ontevreden over het eigenzinnige bestuur van zijn neef. In 355 stelde Constantius Julianus dan ook aan als zijn Caesar of onderkeizer. Hoewel Julianus met zijn vooral geletterde achtergrond aanvankelijk weinig zin had om zijn studies te verruilen voor het slagveld, aanvaardde hij de taak en bereidde zich zo snel hij kon voor op de politiek en het leiden van een leger. De jonge Caesar trouwde met Constantius’ jongste zuster Helena en kreeg het bevel over Gallië. Waarschijnlijk wilde Constantius hem na de slechte ervaringen met Gallus vooral als symbolisch leider voor het westelijk leger, wat door zijn bloedverwantschap sneller geaccepteerd zou worden. Julianus kreeg maar een klein gevolg mee en de plaatselijke ambtenaren zouden in de eerste plaats direct aan de keizer beantwoorden, terwijl Julianus vooral de militaire leiding op zich zou nemen. Daar kon hij vrijwel meteen mee beginnen, want terwijl hij nog onderweg was naar Gallië kwam hem het bericht ter ore dat de opstandige Salische Franken Keulen hadden ingenomen, gesterkt door oude soldaten van de vroegere tegenkeizer Magnentius. Constantius en Julianus vielen aan met twee legers, respectievelijk uit het oosten en westen en namen zo de vijand in de tang. In de zomer van 356 werd Keulen bevrijd, maar het was wel spannend geweest, daar Julianus een groot deel van de winter belegerd was geweest in Verdun, tot zijn generaal Marcellus hem ontzet had.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

In 357 werd er een groot offensief geopend om de Rijn definitief terug te veroveren op de vijanden die de rivier waren overgestoken, zoals de Alemannen. Opnieuw spande het erom want doordat er tegelijkertijd met verschillende groepen moest worden gevochten, moest een groot offensief in het land van de Alemannen worden afgebroken. Het resultaat was blijkbaar een grote aanval van de Alemannen onder koning Chnodomarius, waarbij de Romeinen ver in de minderheid zouden zijn geweest en puur door strategie zouden hebben gewonnen. (De aantallen worden geheel in stijl nogal overdreven.) Uiteindelijk werd Chnodomarius verslagen en gevangengenomen, waarna hij naar Constantius II in Milaan werd gestuurd. Ammianus, die voor de veldslag het nogal overdreven aantal van 35.000 Alemannen noemt, nam aan de slag deel en beweert dat Julianus nu al zo’n inspirerende aanvoerder was dat zijn mannen hem tot Augustus uit wilden roepen, hetgeen de Caesar zelf zou hebben geweigerd. Julianus trok noordwaarts, stak met zijn troepen de Rijn over bij Mogontiacum (Mainz) en drong diep in Germania door, waar hij drie koninkrijken op de knieën dwong. Toen gebeurde er iets onverwachts. Severus, het hoofd van de ruiterij, was voor zijn terugtocht uit Keulen niet via Trier gereisd, maar had in plaats daarvan de hoofdweg tussen Keulen en Boulogne genomen, via Mosa Traiectum (Maastricht). Bij de Maas was hij tot zijn verrassing op een stuk of 600 lichtbewapende Franken gestuit, die door de oorlog in het verre Germania hun kans hadden geroken en het land rondom de Maas waren gaan plunderen. Toen ze hadden vernomen dat de Romeinen naderden waren de plunderaars snel omgekeerd, maar door de route van Severus was hen de pas afgesneden en verschansten zij zich in twee oude verlaten forten, waar Severus hen belegerde.

Kenmerkend voor Romeinse kleding in deze tijd zijn de lange, rijkelijk versierde tunica's, de mantels en de Dacische mutsen. Tot afschuw van de elite kwam de broek ook steeds meer in de mode. Het leger werd uitgerust met een Dacisch drakenvaandel.
Kenmerkend voor Romeinse kleding in deze tijd zijn de lange, rijkelijk versierde tunica’s, de mantels en de Dacische mutsen. Tot afschuw van de elite kwam de broek ook steeds meer in de mode. Het leger werd uitgerust met een Dacisch drakenvaandel. (Foto: Fectio.org.uk)

Toen Julianus hier van hoorde besloot hij niet naar het winterkwartier terug te keren, maar eerst de Franken een lesje te leren. Hij liet de belegerde vestingen met een wal omsluiten en zijn schepen over de Maas heen en weer varen, zodat die niet dicht zou vriezen en de Franken dus niet over het ijs konden ontsnappen. Eind januari gaven de belegerden zich over. Net op tijd, want er waren Frankische versterkingen onderweg, die omkeerden zodra ze van de nederlaag hoorden. Het was wel duidelijk dat de Franken op deze manier niet in het rijk gedoogd konden worden, dus trok Julianus in 358 naar Toxandrië, wat ongeveer samenvalt met het westen van Noord-Brabant. De Saliërs (een stam of groep uit het Frankisch verbond) waren hier gaan wonen rond 350, toen Magnentius de grensbewaking verwaarloosd had. Sindsdien trokken de Franken zich nog maar weinig aan van hun Romeinse suzerein en brachten de scheepvaart over de Rijn ernstig in gevaar. Julianus ging dan ook niet alleen zijn soldaten eropuit, maar stuurde ook zijn vloot, die hij met 400 nieuwe schepen had uitgebreid. Bij Tongeren stuitte hij op een Frankisch gezantschap, dat een vrede met behoud van de status quo voorstelde: terugkeer achter de Rijn zat er voor de Saliërs niet meer in. Na de onderhandelingen trok Julianus alsnog noordwaarts achter de gezanten aan: de Franken werden volkomen verrast en moesten zich uiteindelijk overgeven. Julianus erkende hen als officiële foederati (binnen het rijk wonende bondgenoten die bijdragen aan de grensbewaking) en stond hen toe in Toxandrië te blijven, wat waarschijnlijk de taalgrens ten zuiden daarvan verklaart.

De strip Apostata, van de Belgische tekenaar Ken Broeders, is een zeer uitgebreide hervertelling van het leven van Julianus.
De strip Apostata, van de Belgische tekenaar Ken Broeders, is een zeer uitgebreide hervertelling van het leven van Julianus.

Hiermee waren echter nog niet alle groepen die onder de Franken gerekend werden getemd, maar enkel de Saliërs. Meer naar het noorden woonden de Chamaven, die in de Vroege Keizertijd waarschijnlijk in de Achterhoek en Nedersaksen hadden gewoond, maar nu de Rijn overgestoken waren. Julianus’ bevel luidde dan ook om de Saliërs die van de Betuwe naar Toxandrië trokken met rust te laten, maar de Chamaven zo krachtig mogelijk te bevechten. De Chamaven waren echter niet van plan de Waal over te steken – zij wensten geen oorlog nu ze eindelijk heel Batavië in handen hadden – terwijl het voor Julianus ook te riskant was om dat te doen. De Chamaven hadden echter wel de gewoonte om overdag niet te vechten, maar wel ’s nachts op strooptocht te gaan. Julianus gaf hierop de Frankische bendeleider Charietto, die dezelfde methode gebruikte, toestemming om de Chamaven te beoorlogen. Zo werden de Chamaven naar de onderhandelingstafel gedwongen en stonden zij enkele hooggeplaatsten als gijzelaars af, waaronder hun eigen koningszoon Nebisgastus. In ruil voor schatting en hulptroepen mocht de stam tussen Rijn en Waal blijven wonen. Julianus herstelde enkele belangrijke forten aan de Maas en kon zich weer op de Alemannen richten. Het was één van de laatste keren dat een Romeinse keizer een veldtocht in ons land had geleid. Ook de tocht achter de Rijn werd een succes. De orde was nu grotendeels hersteld en de Rijn was ook weer veiliggesteld.

Sint-Maarten verlaat het leger (fresco van Simeone Martini). Sint-Maarten zou de heidense Julianus (in zijn tijd als Caesar) persoonlijk vertelt hebben dat hij het leger verliet omdat hij als christen geen mens wilde doden. Wellicht is dit bedoeld om Martinus (wiens diensttijd erop moet hebben gezeten) extra christelijk neer te zetten.
Sint-Maarten verlaat het leger (fresco van Simeone Martini). Sint-Maarten zou de heidense Julianus (in zijn tijd als Caesar) persoonlijk verteld hebben dat hij het leger verliet omdat hij als christen geen mens wilde doden. Wellicht is dit bedoeld om Martinus (wiens diensttijd erop moet hebben gezeten) extra christelijk neer te zetten.

Het succes van Julianus in Gallië en Germania werd door Constantius II waarschijnlijk met argusogen bekeken. De keizer had al eerder meegemaakt dat een ambitieuze onderkeizer door zijn succes meer erkenning en meer vrijheid begon te ambiëren. Bovendien leerde de geschiedenis hier natuurlijk ook genoeg over. Naarmate de jaren verstreken waren was Julianus zich inderdaad ook met het meer ambtelijke bestuur gaan bemoeien, evenals met de belasting en financiën. De prefect Florentius wilde bijvoorbeeld de belasting verhogen, terwijl Julianus dit niet zag zitten. Wellicht dat Constantius’ vrouw nog als een bemiddelaar tussen hem en Julianus optrad, maar toen zij in 360 overleed moeten de twee neven verder uit elkaar gegroeid zijn. Enige tijd daarvoor viel de Sassanidische koning Shapur II met zijn Perzen Mesopotamië bovendien binnen. Zelfs als Constantius niet wantrouwig zou zijn geweest, dan nog was het van uiterst belang dat er onmiddellijk versterkingen naar het oosten gestuurd werden. In februari 360 kreeg meer dan de helft van Julianus’ troepen het bevel (buiten Julianus zelf om!) naar het oosten te vertrekken. Julianus lijkt hier in eerste instantie mee akkoord te zijn gegaan, maar zijn soldaten hadden er blijkbaar geen trek in om hun leven zo ver van huis en familie te wagen. Om de zaak te sussen werd de soldaten beloofd dat zij hun gezin mee mochten nemen en sprak Julianus de manschappen toe in Parijs.

Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.
Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.

Die nacht kreeg het tafereel echter een heel andere wending. Het paleis werd door de soldaten bezet en Julianus werd uitgeroepen tot Augustus, waarbij hij op het schild geheven werd en werd getooid met de torque van een draconarius (drager van het laat-Romeins drakenvaandel). Hoewel Julianus de zaak altijd presenteerde als een initiatief van zijn manschappen, waar hij uit zelfbehoud mee akkoord had moeten gaan, vermoedt men tegenwoordig dat hij er gedeeltelijk zelf de hand in had. Julianus nam de verheffing in elk geval aan en vierde datzelfde jaar zijn vijfjarig verblijf in Gallië met grootse spelen. Tegen november liet hij zijn eigen munten slaan, waarop hij zichzelf openlijk Augustus noemde. Wel toonde een aantal van die munten hem nog met Constantius, al waren er ook zat munten waar alleen Julianus zelf op stond. Constantius zelf weigerde uiteraard de verheffing van Julianus te accepteren, maar had zijn handen helaas vol aan de oorlog met de Perzen. Derhalve kon Julianus zich in het voorjaar van 361 weer op de Germanen richten. Eerst kregen de Chattuarische Franken achter de Rijn klop, maar toen doken de Alemannen weer op. Julianus nam hun koning Vadomarius gevangen. Toen beweerde hij echter dat Vadomarius gemene zaak had gemaakt met Constantius, wat hij als aanleiding gebruikte om oostwaarts te trekken en een groot deel van de Balkan in te nemen. Later zou Julianus beweren dat dit enkel bedoeld was om Constantius bang te maken nadat deze hem tot publieke vijand verklaard had, terwijl Julianus zelf op een compromis zou hebben aangestuurd. Of dit nu waar is of niet, vaststaat dat het geschil op een burgeroorlog uit aan het lopen was. Troepen die Constantius trouw waren gebleven namen Aquileia in, in het noorden van Italië. Dit dreigde Julianus en zijn veldleger af te snijden van de rest van het westelijke leger, terwijl Constantius uit het oosten onderweg was. Alleen het overlijden van Constantius op 3 november voorkwam een volledige escalatie.

Solidus van Julianus. Zijn baard is opvallend daar deze al enkele decennia uit de mode was en dat ook nog een tijd zou blijven. Waarschijnlijk hoopte hij terug te grijpen op de Adoptiefkeizers die hij zo bewonderde.
Solidus van Julianus. Zijn baard is opvallend daar deze al enkele decennia uit de mode was en dat ook nog een tijd zou blijven. Waarschijnlijk hoopte hij terug te grijpen op de Adoptiefkeizers die hij zo bewonderde.

Julianus was als het laatste mannelijke familielid van Constantius ook zijn enige erfgenaam, dus lag volledige erkenning van zijn keizerschap nu voor de hand. Dat een stervende Constantius zijn neef alsnog tot zijn opvolger had benoemd is onwaarschijnlijk gezien hun slechte verhouding, al hield Julianus dit verhaal wel graag vol. Op 11 december 361 hield hij zijn intocht in Constantinopel en zijn eerste officiële daad was het regelen van Constantius’ begrafenis in de Apostelkerk, naast Constantijn de Grote. Waarschijnlijk was dit net zozeer een politieke zet als alle latere propaganda over zijn eigen leven: door Constantius netjes alle eer te bewijzen kon Julianus zijn eigen legitimiteit vergroten. Zijn regering zette zich echter duidelijk af van de andere Constantijnen. Onder invloed van de studies in zijn jonge jaren hechtte Julianus veel belang aan het neoplatonisme, waarbij hij vooral terug wilde grijpen op keizers als Hadrianus en Marcus Aurelius. Hoewel hij geen aanstalten maakte om de tetrarchie te herstellen, omschreef Julianus de ideale heerser wel als een eerste onder gelijken en trachtte hij juist geen absolute alleenheerser te zijn. Hij woonde regelmatig vergaderingen van de Senaat bij waar hij op opvallend actieve wijze deelnam aan redevoeringen. Daarnaast vergrootte hij de bevoegdheden van de stadsbesturen, om zo de keizerlijke bureaucratie in te perken en de zware belastingsystemen te zuiveren van corruptie. Ook aarzelde Julianus niet om Constantijn de Grote de huidige staat van het bestuur en de rijksadministratie te verwijten, waarbij hij het keizerlijk hof van de laatste keizers beschouwde als corrupt, inefficiënt en bovenal veel te duur. Duizenden overbodige ambtenaren en dienaren, grotendeels eunuchen, werden ontslagen. Ook werd het tribunaal van Chalcedon ingesteld om de corruptie te bevechten, waarbij meerdere hoge ambtenaren, zoals kamerheer Eusebius, ter dood veroordeeld werden.

"Julianus Apostata leidt een vergadering van sektariërs", door Edward Armitage, 1875. Julianus was een intellectueel man die tijdens zijn leven diverse teksten schreef. Niet alleen propagandistische en filosofische, maar ook polemieken en humoristische teksten.
“Julianus Apostata leidt een vergadering van sektariërs”, door Edward Armitage, 1875. Julianus was een intellectueel man die tijdens zijn leven diverse teksten schreef. Niet alleen propagandistische en filosofische: ook polemieken en humoristische teksten werden niet geschuwd.

Al na vijf maanden verliet Julianus Constantinopel en ging naar Antiochië, waar hij negen maanden zou blijven, misschien vanwege de aanwezige tempels en het naburige orakel. Dit orakel van Apollo lag in Daphne en lag oorspronkelijk bij een bron. Julianus had het plan deze bron weer te laten stromen, daar deze naar verluid werd geblokkeerd door het gebeente van een 3e-eeuwse bisschop. Julianus liet de botten prompt uit de tempel verwijderen, maar dat was een ernstige vergissing. De christenen in de omgeving waren hier absoluut niet blij mee en organiseerden grootschalige processies. Toen de tempel van het orakel kort daarna door brand verwoest werd stelde de keizer een streng onderzoek in en liet de belangrijkste kerk van Antiochië sluiten. Uiteindelijk bleek de brand gewoon een ongeluk, maar Julianus’ populariteit had er flink onder geleden. Tegelijkertijd trachtte hij een voedselprobleem in de stad aan te pakken, dat ontstaan was doordat kooplui enorme voorraden hamsterden en die tegen woekerprijzen verkochten. Omdat het stadsbestuur niet optrad had Julianus het volk toegesproken in de hoop dat de mensen zelf in actie zouden komen. Nu dit ook niet gebeurd was, greep de keizer direct in en stelde een graanprijs vast. Toen de landeigenaars hier niet mee akkoord gingen – zij zouden een slechte oogst hebben gehad en dus was een hogere prijs noodzakelijk – dwong Julianus hen de lage prijs aan te houden. Hoewel dat heel vriendelijk lijkt naar het gewone volk, werd Julianus’ nogal sobere stijl hem juist niet in dank afgenomen. De mensen waren een welhaast goddelijke monarch gewend, die ver boven hen stond. Julianus reageerde met een satire over zichzelf, getiteld Misopogon (“Baardenhater”, een verwijzing naar zijn allerminst modieuze baard).

Kaart van de veldtocht die Julianus in 363 tegen de Sassanidische koning Shapur II ondernam.
Kaart van de veldtocht die Julianus in 363 tegen de Sassanidische koning Shapur II ondernam.

Als keizer is Julianus’ meest beroemde eigenschap zijn terugkeer naar het “heidendom”. Hij wilde blijkbaar terug naar de oude glorie die het Romeinse rijk twee eeuwen daarvoor had gekend en meende dat het verlaten van de oude tradities een ernstige oorzaak van het verval was. De christenen, die onder de Constantijnen een bevoorrechte positie hadden gekregen, werden nu enigszins ingeperkt. Waarschijnlijk had Julianus dit geloof al sinds zijn jeugd verlaten, maar pas nu hij de onbetwiste keizer was kwam hij er openlijk voor uit, hetgeen zijn bijnaam Apostata, “de Afvallige”, verklaart. Toch vervolgde Julianus de christenen niet. In plaats daarvan trachtte hij de oude Romeinse tradities weer te bevoorrechten, maar hier tegelijkertijd wel een soort kerkelijke hiërarchie aan toe te voegen. Het christendom werd niet bestreden met geweld, maar door de verschillende partijen tegen elkaar uit te spelen. Verbannen ariaanse bisschoppen werden teruggeroepen en de joodse tempel in Jeruzalem mocht worden herbouwd (het Jodendom werd in deze tijd soms nog als concurrent van het christendom gezien). Het privilege dat christelijke priesters vrijstelde van belasting werd afgeschaft, terwijl christelijke leraren verboden werd om klassieke filosofie te onderwijzen, zodat het christendom zou verdwijnen uit de heersende klasse. Dit alles was niet zozeer bedoeld om het christendom te vernietigen, dan wel om de oude polytheïstische godsdienst in ere te herstellen. Julianus hield vast aan godsdienstvrijheid, hetgeen hij in een edict op 4 februari 362 bekrachtigde. waarbij hij echter een gelijkheid van religies benadrukte. Hoewel hij hiermee als lid van de Constantijnse dynastie een vreemde eend in de bijt lijkt, was het geen onlogisch besluit, daar het christendom nog lang geen meerderheid vormde.

Shapur II staat met de Perzische goden Mitra en Ahura Mazda op de gevallen Julianus. De veldtocht tegen de Sassaniden werd zijn ondergang.
Shapur II staat met de Perzische goden Mitra en Ahura Mazda op de gevallen Julianus. De overmoedige veldtocht tegen de Sassaniden werd zijn ondergang.

Julianus’ grootste probleem in zijn zoektocht naar erkenning als keizer was het leger in het oosten, dat buitengewoon loyaal was geweest aan Constantius. Zijn tribunaal was een poging geweest om hen mild te stemmen, maar had weinig opgeleverd en een overwinning op de Perzen zou in zijn ogen meer bereiken. Afgezien daarvan is er maar weinig duidelijkheid over de vraag waarom Julianus Perzië wilde binnenvallen. In elk geval vertrok hij op 5 maart 363 uit Antiochië. Gezantschappen van kleine buurlanden reden hem tegemoet om hun steun aan te bieden, maar om een of andere reden weigerde hij dit. Met behulp van 50 schepen was hij van plan de Eufraat over te steken, terwijl de Armenen en een andere tak van het Romeinse leger de Tigris moesten volgen, ten einde Julianus weer te ontmoeten bij Ctesiphon. Maar dichter bij de hoofdstad werd de opmars vertraagd, doordat de Perzen hun dijken doorstaken. Tegen half mei bereikten ze de stad, staken de Tigris over en wisten het aanwezige Perzisch leger te verslaan, maar Ctesiphon konden ze niet innemen. De stad was te goed verdedigd en de Romeinse strategie had geen duidelijk doel voor ogen. Aangezien Shapur met de hoofdmacht naderde haalden Julianus’ generaals hem over om de stad niet te belegeren. Hoewel de Romeinse versterkingen nog niet gearriveerd waren, ging Julianus er wel vanuit dat ze nog zouden komen en weigerde hij zijn verovering op te geven. In plaats daarvan liet hij de schepen vernietigen en trok oostwaarts. Dat was een misrekening. De Perzen kwamen dichterbij en vernietigden bovendien al het voedsel dat de Romeinen hadden kunnen confisqueren, terwijl elke vorm van terugtrekking niet mogelijk was omdat ze zich aan de verkeerde kant van de Tigris bevonden.

Koptisch Icoon waarop Julianus gedood wordt door Sint-Mercurius. Volgens een heiligenverhaal zou bisschop Basilius van Caesarea (Sint-Basilius) gevangen gezeten hebben en de heilige om hulp gesmeekt hebben.
Koptisch Icoon waarop Julianus gedood wordt door Sint-Mercurius. Volgens een heiligenverhaal zou bisschop Basilius van Caesarea (Sint-Basilius) gevangen gezeten hebben en de heilige om hulp gesmeekt hebben.

De Romeinen trachtten noordwaarts uit te wijken in de hoop de cliëntstaten die daar lagen te bereiken. Meerdere keren werden ze onderweg aangevallen door de Perzen. Op 26 juni 363 werd de colonne van Julianus zelf aangevallen. De aanval werd afgeslagen, maar de keizer wilde veel te haastig de achtervolging inzetten, waarbij hij zijn bepantsering achterliet. Daardoor werd hij door een speer in zijn zij geraakt, wat hem een ernstige verwonding opleverde aan zijn lever en darmen. De zwaar gewonde keizer werd zo snel mogelijk behandeld door zijn lijfarts, die alles deed wat hij kon om de wond te stelpen en schoon te maken. Maar na een ziekbed van drie dagen trad er een zeer ernstige bloeding op. Die nacht overleed keizer Julianus. Hij had nog geen 20 maanden geregeerd en was pas 31 jaar. Diverse schrijvers weten zijn dood later aan moord, al dan niet door christelijke soldaten of in opdracht van bisschop Basilius van Caesarea, maar dit lijkt allemaal erg onwaarschijnlijk. Wel was zijn dood abrupt, zonder dat er een opvolger klaar stond. Het is opvallend hoe Julianus veel misstanden aanpakte, maar toch vrij grillig lijkt te zijn geweest als het op bepaalde beslissingen aankwam en soms erg slecht vooruit plande. Julianus had op paradoxale wijze geregeerd, fanatiek en tolerant tegelijkertijd. Hij nam enerzijds meer zaken zelf in handen, maar gaf anderzijds ook meer bevoegdheden aan de lokale bestuurders. Hoe berucht hij in latere eeuwen ook werd vanwege zijn geloof, vaststaat dat Julianus eigenlijk een mild en rechtvaardig heerser was, die uitermate populair was bij zijn leger. Ook was hij een geletterd man die veel boeken schreef. De steeds christelijker wordende Romeinen deden hem nadien echter liever af als een gevaarlijke afvallige. Modernere auteurs zetten hem liever neer als een complex persoon, strijdend voor een verloren zaak.

Hadrianus, de bouwende keizer

hadrianusHij was de tweede Adoptiefkeizerde eerste met een baard en bovenal meer van consolidatie dan van expansie. Zijn opvolging is misschien aan een politieke truc te wijten, maar hij was een zeer bekwaam bestuurder, die vooral kritiek heeft geoogst vanwege zijn privéleven. Hij gaf afgelegen gebieden op en bouwde een muur in Brittannia. Hij reisde het hele rijk door en gaf zijn naam aan de stad die nu Voorburg heet. Zijn naam was Publius Aelius Hadrianus.

Verder lezen Hadrianus, de bouwende keizer

De Opstand der Friezen

Munt uit Velserbroek.
Munt uit Velserbroek.

Menig geschiedenisboek of -programma vertelt ons dat de Romeinen bij de Rijn halt hielden. Daaruit concluderen we vaak dat zij nooit voet in het noorden van ons land hebben gezet, of daar in elk geval nooit de baas zijn geweest. Dat is echter niet waar…

Verder lezen De Opstand der Friezen

De bevolking van Nederland in de Romeinse tijd: van hokjesgeest naar multiculturele frontierzone

kaartOver de bevolking van Nederland in de eerste vier eeuwen van onze jaartelling zijn een hoop algemene misvattingen. Deze beginnen al bij het onderwerp zelf, want de naam “Nederland” geeft al een verkeerd beeld: Nederland bestond immers nog niet en er was geen gedefinieerde Nederlandse bevolking. In meer nationalistische tijden heeft men getracht de toenmalige bevolking als één volk neer te zetten en als de voorouders der Nederlanders, die een duidelijk afgebakend gebied bewoonden: het Nederlandse grondgebied. Niets is echter minder waar.
Verder lezen De bevolking van Nederland in de Romeinse tijd: van hokjesgeest naar multiculturele frontierzone