Onzekere tijden: Germania Inferior en de Limes in verval (180 t/m 280 na Chr.)

crisis van de derde eeuwZo rond het jaar 180 was de glorietijd van Germania Inferior duidelijk voorbij aan het gaan. Ondanks haar stadsrechten was Noviomagus economisch niet erg interessant meer, terwijl het ook duidelijk was dat de Rijngrens toch niet zo veilig was als men had gehoopt. Commodus, die in dit jaar keizer werd, liet het regeren vooral over aan enkele dienaren, die soms meer met hun eigen belangen dan met die van het rijk bezig waren. Zijn dood, op oudjaar 192, liet net als bij Nero een rijk zonder opvolger achter. Toen stadsprefect Pertinax, die rond het jaar 160 commandant van de Rijnvloot was geweest, keizer werd gemaakt om al snel door de Praetorianen vermoord te worden, was duidelijk dat er opnieuw een bestuurlijke chaos aan het uitbreken was. Didius Julianus, die zich in 172 verdienstelijk had gemaakt met het bestrijden van de Chauken en van 181 tot 183 gouverneur van Germania Inferior was geweest, kocht de loyaliteit van de garde en daarmee ook de troon. Het resultaat was een nieuwe burgeroorlog, zodat er een Vijfkeizerjaar uitbrak.

Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.
Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.

De winnaar van de strijd om de macht was Septimius Severus. Hoewel hij nog hetzelfde jaar Didius Julianus klein kreeg, kostte het hem nog ongeveer vijf jaar om twee andere tegenkeizers uit te schakelen, wat grote verwoestingen in Gallië tot gevolg had. Onder Severus werd de toon van het keizerschap veel militaristischer: de keizers hielden zich nu meer dan ooit zelf met de oorlogen bezig, terwijl Severus zijn zoons op zijn sterfbed adviseerde om zich alleen om het leger te bekommeren. Wat niet wilde zeggen dat Severus een onbekwaam keizer was. Net als Hadrianus hield hij inspectiereizen, waarbij hij ook Germania Inferior aandeed en het proces van de “verstening” van de castella voortzette en voltooide. Geen overbodige luxe, want de invallen van de Chauken, enkele decennia eerder, hadden enorme gevolgen gehad. In het meer zuidelijke Gallia Belgica waren tot dan nauwelijks troepen gelegerd, zodat dit gebied praktisch open lag voor de plunderaars. Meerdere steden waren verwoest of verlaten door hun vluchtende bevolking. Ook had men daarvoor al grote stadswijken moeten platbranden vanwege de Antonijnse Pest.

Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.
Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.

Didius Julianus was als gouverneur in elk geval verstandig genoeg geweest om te snappen dat er iets had moeten veranderen. Hij had meer forten langs de westkust laten bouwen. Meerdere hiervan waren tot in de 17e eeuw waarschijnlijk nog te zien op Walcheren, Goeree en Voorne. Bij Aardenburg, in Zeeuws-Vlaanderen, moet het zuidelijkste kustfort van Nederland hebben gestaan. Septimius Severus voltooide op zijn beurt de vernieuwing van de defensie dus. Ook hervormde hij de organisatie van de hulptroepen, die werden opgedeeld in numeri (infanterie) en cunei (cavalerie). In ons land werd zo bijvoorbeeld een Cuneus Frisiorum opgericht, waarin Frisii en Tubanten dienst deden. Deze werd gelegerd in Brittannia. In Matilo (Leiden) zat de Numerus exploratorum Batavorum. Verder aarzelde Severus niet om met preventieve aanvallen de volkeren aan de grens af te schrikken.

Caracalla's besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.
Caracalla’s besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.

Ondanks alle maatregelen kostte het veel moeite om de controle te herstellen. Er was definitief iets veranderd na de Antonijnse Pest en de daaropvolgende invallen. Vijandige invallen zouden hierna steeds frequenter worden. Ook Severus’ zoon Caracalla kreeg te maken met Germaanse invallen. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij in 212 middels de constitutio Antoniniana invoerde, de wet die bepaalde dat alle vrije mannen in het rijk (dus geen slaven, halfvrijen, buitenlandse bondgenoten, lijfeigenen of vrouwen) tot staatsburger gemaakt werden. Staatsburgers betaalden vijf procent inkomstenbelasting, dus deze nieuwe wet bracht meer geld voor het dure leger in het laatje, terwijl hij ook de loyaliteit van de mensen aan de staat zou kunnen vergroten. Op lange termijn was de wet echter een misrekening: legionairs verdienden meer dan hulptroepen en alleen staatsburgers konden legionair worden. Wie staatsburger was moest dus wel gek zijn om bij de hulptroepen in plaats van de legioenen te gaan. Kans op staatsburgerschap was voor de vrije mannen in het rijk geen motivatie meer om bij de hulptroepen te gaan.

Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt.
Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt. En dat was slecht voor de Limes!

Na Caracalla’s dood in 217 volgde weer een labiele periode en een strijd om de macht, die gewonnen werd door de uiterst labiele Elagabalus, die het als keizer maar enkele jaren volhield. Zijn neef en opvolger, Severus Alexander, was stabieler en verstandiger, maar kreeg het opnieuw met invallers aan de stok. In 231 moet er een inval aan de Neder-Rijn hebben plaatsgevonden, die met moeite werd teruggeslagen door Legio I Minervia. In 235 reisde Alexander af naar Germania, maar werd hier door zijn ontevreden soldaten vermoord. Severus Alexander was niet populair geweest bij zijn soldaten, wat hem in deze militaristische tijden zuur opbrak. De legioenen in de regio schoven hun bevelhebber, Maximinus Thrax, naar voren als keizer: de eerste maal dat het keizerschap werd opgeëist door iemand van gewone komaf, een mogelijkheid geschapen door de wet van Caracalla, die meer staatsburger creëerde en het belang van een militaire carrière deed toenemen. Het resultaat was een halve eeuw aan politieke en militaire chaos: de soldaten schoven hun eigen keizers naar voren, maar aarzelden ook niet om hen uit ontevredenheid te vermoorden.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Tijdens deze Crisis van de Derde Eeuw ontbrak vrijwel elk centraal gezag in Germania Inferior. Invallen waren nauwelijks te stuiten en de economie stortte volledig in. De burgeroorlogen leidden namelijk tot een hoop verwoesting en een hogere belastingdruk. Bovendien hadden veel keizers al lange tijd de soldij betaalbaarder gemaakt door het gehalte van edelmetaal in de munten te verminderen, zodat het goedkoper werd om meer munten te slaan. Wanneer kooplui en bankiers dat doorkregen stegen de prijzen dus, zodat een carrière in het leger minder aantrekkelijk werd. Dus moest de soldij weer omhoog en dat kon alleen door het geld nog verder te devalueren. In de loop van de 3e eeuw steeg de graanprijs zelfs tot het honderdvoudige. Bijgevolg kwam de ruilhandel weer op terwijl oude munten opzij werden gezet of omgesmolten: geld gebruiken was voor de gewone man simpelweg niet meer rendabel!

Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.
Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.

Doordat de handel en geldeconomie instortten verloren de steden, die wat voedsel betreft niet zelfvoorzienend waren, sterk aan belang. Grote plattelandshoeves werden nu meer de economische centra van de streek. Versterkte hoeves, want van veiligheid was geen sprake meer in Germania Inferior. Niet alleen vanwege de invallen, want ook failliete boeren en andere lieden gingen in hun wanhoop op rooftocht. Ook ecologisch kampte men hier met ernstige problemen. De gemiddelde jaartemperatuur daalde rond deze tijd met een graad of 2, wat de opbrengst van de landbouw deed dalen (zodat de prijzen dus nog meer stegen). Door ongeremde cultivatie van veengrond in Zeeland en Noord-Nederland, was de grond hier letterlijk ingezakt, wat grote overstromingen tot gevolg had. Was Zeeland rond het begin van de Romeinse tijd nog vooral moerassige grond geweest, nu veranderde het langzaam maar zeker in een archipel van erg kleine eilanden (veel kleiner dan tegenwoordig). Veel gebouwen, ook de Nehalennia-tempel van Ganuenta (bij Colijnsplaat) werden weggespoeld. Ook de landbouwgrond van de Frisii begon steeds vaker door zoutwater overspoeld te raken. Dat kwam omdat de stroom tussen het Flevomeer en de Waddenzee verwijdde, wat resulteerde in een flinke vergroting van het meer. Op de bedorven landbouwgrond was niet meer te leven, zodat veel mensen wegtrokken.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.

Andere Germanen achter de Rijn verbonden zich in coalities, zodat zij minder onderling vochten en dus gevaarlijker werden voor de Romeinen. In 241 was er voor het eerst een aanval gekomen door een nieuwe coalitie van achter de Rijn: de Franken! Meerdere volkeren aan de IJssel en de Lahn vormden de basis van deze (overigens vrij losse) confederatie: de Saliërs, de Angrivariërs, de Chamaven, de Tubanten… Steeds meer stammen sloten zich aan. Ook oude vijanden van de Romeinen, zoals de Usipeten, de Tencteren en de Bructeren. De Chauken daarentegen gingen eind 3e eeuw mogelijk op in een ander stamverband, namelijk dat van de Saksen, die de rol van de Chauken als schrik van de Noordzee overnamen. Terwijl de Franken de Rijn regelmatig overstaken, zeker na bericht over leegstaande forten, teisterden de Saksen dus de Kanaalkusten. Keizer Gallienus was dan ook in 254 bij de Rijngrens geweest om oorlog tegen de Germanen te voeren. Om zijn macht te stabiliseren richtte hij een keurkorps op van enkele mobiele afdelingen, die hem overal zouden volgen en dus niet onder de invloed van een onbetrouwbare generaal zouden vallen.

Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.
Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.

Door manschappen weg te trekken voor burgeroorlogen hadden Gallienus en zijn voorgangers de grens flink verzwakt, dus nu was het maar goed dat hij een eigen leger meebracht. Meerdere keren gaf hij de Franken er behoorlijk van langs, hoewel ze ook telkens weer terugkwamen. Maar in 258 moest Gallienus zijn werkterrein noodgedwongen naar de Balkan verleggen om daar een tegenkeizer te verslaan, waarmee hij tal van soldaten met zich meenam. Om deze reden moet ook de zuidelijke helft van Nederland grotendeels ontvolkt zijn. Keizer Gallienus had rond die tijd de Limesforten leeg getrokken om deze soldaten in te zetten op de Balkan. Veel mensen trokken met hen mee omdat zij hun broodwinning of zelfs hun familie zagen vertrekken. Voor anderen was de veiligheid een goede reden om te gaan, want de Rijngrens was hiermee in de praktijk gewoon opgegeven. Wel erg belangrijk bleef de handelsweg tussen Colonia Agrippinensis (Keulen) en Gesoriacum (Boulogne-sur-Mer). De belangrijkste plaatsen op deze route in ons land waren Coriovallum (Heerlen) en Mosae Traiectum (Maastricht). De vestingen langs deze handelsweg zijn grotendeels in de 3e en 4e eeuw gebouwd. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse invloed echter veel minder merkbaar. Forum Hadriani en Noviomagus werden uiteindelijk ook verlaten.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.

Wel had Gallienus zijn minderjarige zoon Saloninus achtergelaten in Colonia Agrippinensis. De jonge onderkeizer viel onder toezicht van onder andere een generaal genaamd Marcus Cassianus Latinius Postumus. Postumus wist de Franken op de knie te krijgen, waarschijnlijk ter hoogte van het huidige Empel, waar een tempelcomplex stond voor de Bataafs-Romeinse meng-god Hercules Magusanus. Toen Saloninus echter de buit van de oorlog opeiste ontstond er onenigheid en belegerde Postumus de stad, die hij in 260 innam. Saloninus werd gedood en Postumus werd tot keizer uitgeroepen. Postumus, die ook van lage afkomst was en via een militaire carrière was opgeklommen, bleek nu een vrij bekwaam bestuurder te zijn. Hij heerste als keizer vooral over Gallië, waar hij zijn eigen regering en Senaat oprichtte zonder zich om de verdere verovering van het Romeinse rijk te bekommeren, wat de reden is dat zijn rijk vaak het Gallische Keizerrijk genoemd wordt, ondanks dat zijn rijk verder geen uitgesproken Gallisch karakter had. In elk geval sloten Brittannia en Hispania zich bij hem aan.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus' munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus’ munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.

Postumus reorganiseerde de verdediging van de Rijngrens, waaraan hij bijna altijd verbleef. Uit Frankische krijgsgevangenen en huurlingen stelde hij nieuwe hulptroepen samen, die wisten hoe zij de Franken moesten bestrijden. Stadsmuren van de steden werden versterkt en er werden nu meer forten in het achterland aangelegd, zoals langs de Maas, zodat de bevolking een toevluchtsoord had in tijd van nood. De in het achterland aanwezige garnizoenen konden een eventuele aanval die door de grens heen wist te komen dan alsnog opvangen. Dit systeem van “verdediging in de diepte” was op dat moment wellicht de beste oplossing. Op lange termijn zou het minder succesvol worden, aangezien er na enkele decennia laksheid begon op te treden bij de troepen in de garnizoenssteden. Maar op dit moment was het een vakkundig uitgedacht systeem. Postumus was een sterk leider, die in tegenstelling tot Gallienus niet de grens onbewaakt achterliet om elders te gaan vechten, ofschoon Gallienus meerdere pogingen deed om deze separatist te verslaan. Ook een tegenkeizer in de vorm van ene Laelianus te Mogontiacum (Mainz) kreeg Postumus niet klein: het waren juist zijn eigen troepen die Postumus in 269 doodden nadat hij, toen Laelianus verslagen was, hen niet toestond om Mogontiacum te plunderen. Laelianus was zijn opstand echter wel begonnen nadat Postumus plotseling de muntwaarde opnieuw verlaagd had, voor de eerste keer in zijn regering.

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.

De dood van Postumus maakte dat er geen sterke man meer was om zich op de Rijngrens te concentreren. Zijn opvolgers regeerden maar kort. De laatste van hen, Tetricus, werd in 273 verslagen door Aurelianus, die keizer was geworden na de dood van Gallienus en zijn opvolger Claudius Gothicus. Tetricus en Aurelianus kwamen daarna in het geheim overeen dat Tetricus zich vrijwillig zou overgeven. De verovering liet echter een aardig uitgedund leger achter, wat de defensie geen goed gedaan zal hebben. De Germanen roken hun kans opnieuw en vielen opnieuw de Rijnforten aan. Postumus’ garnizoenen in het achterland konden blijkbaar maar weinig uitrichten en de vijand drong diep tot in Gallië door, waarbij zelfs Parijs in vlammen opging. Ook Mosae Traiectum moest het ontgelden. Het castellum bij Aardenburg werd rond deze tijd waarschijnlijk voorgoed verlaten, net als het achterland van Colonia Agrippinensis. Aurelianus leek zich hier weinig om te bekommeren. Toen de boeren op de Gallische westkust zich echter verenigden ter verdediging van hun land, werd dit afgedaan als rebellie.

Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.
Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.

Keizer Probus, die vanaf 276 regeerde, deed iets beter zijn best om niet alleen in naam een hersteller te zijn. Hij versterkte de grenssteden en bouwde een nieuwe Rijnvloot op. Tussen de garnizoenssteden in bouwde hij nieuwe forten. Ook kreeg hij voor elkaar dat een aantal Germaanse koningen gijzelaars leverden en Rome als hun suzerein erkenden. Een deel van de Franken kreeg in 277 toestemming om aan de Neder-Rijn te komen wonen als foederati, semi-autonome bondgenoten binnen het rijk. De verdediging van de Neder-Rijn werd dan ook voorlopig aan hen overgelaten. Vanaf dat moment waren de Rijndelta en de Betuwe de primaire uitvalsbasis van de Franken, waar zij tot 286 dankbaar gebruik van maakten. Toen ene Proculus een gooi naar het keizerschap deed en de hulp van de Franken inriep, leverden zij de tegenkeizer nog wel uit aan Probus. Maar echt betrouwbare bondgenoten waren zij daarmee nog niet.

Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.
Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.

Hoe gewelddadig de overname van het rivierengebied door de Franken precies verlopen is, is niet bekend. Vaststaat dat ons land voor 277 erg dunbevolkt moet zijn geweest. Het is mogelijk dat achterblijvende Bataven en Cananefaten uiteindelijk zijn opgenomen in de Frankische coalitie, zoals ook met de Chamaven gebeurd lijkt te zijn: deze stam, die vermoedelijk in Twente en de Achterhoek woonde, werd bijvoorbeeld in 298 aangeduid als Frankisch. Het is echter ook mogelijk dat de resterende Bataven en Cananefaten zijn verdreven, tot slaaf gemaakt of gedood. Een exact bewijs voor één van deze theorieën is er niet, zodat het tot op de dag van vandaag een raadsel blijft. In elk geval zijn de Bataven waarschijnlijk niet de voornaamste voorouders van de moderne Nederlanders. De beperkte Romeinse macht ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne heeft vermoedelijk een sterke invloed op moderne Belgische taalgrens: de grens tussen de Franse (Romaanse) taal en de Nederlandse (Germaanse) taal. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse macht weliswaar niet volledig verdwenen, maar wel sterk verzwakt. Het gebied tot aan de Rijn werd nog steeds opgeëist als deel van het rijk, maar was nu veel meer een soort periferie. Het wegennetwerk en de Romeinse staat waren hier nog amper van invloed en de loyaliteit aan Rome was grotendeels verdwenen. De eigen, lokale omgeving was nu veel belangrijker. Alleen de naam Batavia, zoals het rivierengebied nu vaak genoemd werd, herinnerde nog aan de hier ooit woonachtige Bataven. Het verlaten terpenland in het noorden stond bekend als Frisia. Het zou nog lang duren voor hier nieuwe bewoners neerstreken.

Septimius Severus: het Romeinse rijk militariseert

severusNa de dood van Commodus zou het Romeinse Rijk nog één krachtige heerser hebben die de orde herstelde, alvorens er een halve eeuw van chaos en anarchie zou uitbreken. Hij kwam niet uit Italië en was maar half Romein, maar was ook de laatste keizer die expandeerde, naar een grotere omvang dan het rijk ooit had gehad. En juist vanwege zijn afkomst is zijn succes in latere tijden ietwat verdoezeld. Zijn naam was Septimius Severus. Hij was de grondlegger van een nieuwe dynastie, maar hiervan was hij de enige die op natuurlijke wijze aan zijn einde kwam. Verder lezen Septimius Severus: het Romeinse rijk militariseert

Commodus, de keizer met twaalf namen

CommodusHij was de tweede keizer die zijn vader opvolgde en de eerste die geboren werd toen zijn vader al keizer was. Helaas bleek onder zijn regering dat erfopvolging ook zijn nadelen kan hebben. Na zijn dood zou het Romeinse Rijk tijdelijk afglijden naar chaos, maar nooit meer helemaal teruggaan naar de oude stabiliteit. En hij zag het eerste licht op 31 augustus 161 in Lanuvium, als zoon van keizer Marcus Aurelius en Faustina de Jongere. Lucius Aurelius Commodus.

Een jonge Commodus. (Romeins-Germaans Museum, Keulen)
Een jonge Commodus. (Romeins-Germaans Museum, Keulen)

Commodus was bij zijn geboorte de jongste van een tweeling, maar zijn tweelingbroer Titus stierf al in 165. Het jaar daarop werd Commodus met zijn broertje Marcus tot Caesar (troonopvolger) gemaakt, maar de dood van Marcus in 169 maakte Commodus de enige erfgenaam van zijn vader. Commodus overleefde zijn jeugd onder de uiterst nauwkeurige medische zorg van de Griekse arts Galen. Hij kreeg een uitgebreide Stoïcijnse opvoeding met tal van intellectuele leraren. In 172 was de 11-jarige Commodus aanwezig op het militaire hoofdkwartier van zijn vader in Carnuntum, waar hij de titel Germanicus kreeg. Zijn publieke carrière begon in 175 toen hij in het College van Pontifices werd opgenomen. Toen de Syrische gouverneur Avidius Cassius in dat jaar in opstand kwam tegen Marcus Aurelius, maakte de pas meerderjarige Commodus zich op om de strijd tegen de usurpator aan te voeren. Voor hij de kans kreeg werd Avidius door één van zijn eigen centurio’s vermoord. Wel mocht Commodus daarna met zijn vader mee op reis door de oostelijke provincies.

Joaquin Phoenix speelt een meedogenloze Commodus in de film Gladiator (2000), die met getrokken zwaard in volle wapenrusting in de Senaat zit. In werkelijkheid had Commodus een volle baard. Dat was mode en paste ook goed bij zijn vereenzelviging met Hercules.
Joaquin Phoenix speelt een meedogenloze en incestueuze Commodus in de film Gladiator (2000), die met getrokken zwaard in volle wapenrusting in de Senaat zit. In werkelijkheid had Commodus een volle baard. Dat was mode en paste ook goed bij zijn vereenzelviging met Hercules. Zijn zuster Lucilla overleeft hem in de film en lijkt gecombineerd te worden met zijn maîtresse Marcia. (Foto: DreamWorks Pictures)

Het is duidelijk dat Marcus Aurelius alle intentie had om Commodus als zijn opvolger te nemen. In 176 kreeg Commodus de titel van Imperator, een jaar later gevolgd door die van Augustus. Dat maakte dat vader en zoon officieel het keizerschap deelden. Bovendien deelden zij een triomftocht in Rome en kreeg Commodus al allerlei ambten. Zijn consulaat in 177 was het meest opvallend omdat Commodus toen nog 15 was (dergelijke ambten gingen in vanaf 1 januari) wat hem de jongste consul ooit maakte. Om van nageslacht verzekerd te zijn trouwde Commodus ook vrij vroeg, in 178, met de drie jaar jongere Bruttia Crispina – een matig huwelijk dat geen kinderen zou opleveren. Datzelfde jaar voegde Commodus zich opnieuw bij zijn vader aan de Donau. Op 17 maart 180 overleed de 58-jarige Marcus Aurelius vrij plotseling. Commodus, pas 18 jaar oud, was ineens de enige keizer van het hele Romeinse Rijk.

Commodus' ongelukkige vrouw Crispina. Hun huwelijk leverde geen erfgenaam op, mogelijk door impotentie of gewoon gebrek aan affectie.
Commodus’ ongelukkige vrouw Crispina. Hun huwelijk leverde geen erfgenaam op, mogelijk door impotentie of gewoon gebrek aan affectie.

Commodus voerde als keizer weinig oorlog. Vrijwel meteen na zijn aantreden gaf hij de door Marcus Aurelius veroverde provincies weer op: de Germanen en Sarmaten waren verslagen en zouden in zijn ogen geen nieuwe bedreiging vormen. Hij bleef enige tijd bij het leger aan de Donau en bewerkstelligde een vredesverdrag met de verslagen vijanden, gevolgd door een triomftocht in oktober. Men moet zich hierdoor echter niet laten misleiden: de Romeinse elite kwam al snel bedrogen uit toen Commodus’ gedrag steeds excentrieker, grilliger en willekeuriger werd. In feite hield hij zich vooral bezig met vermaak en luxe, terwijl het echte bestuur werd overgelaten aan een handjevol vertrouwelingen, zoals de kamerheer Saoterus, een vrijgelatene. Door zich vrijgevig te tonen en tal van gladiatorengevechten te houden bleef Commodus echter wel populair bij het leger en het volk. Veel van het geld dat hiervoor nodig was verzamelde hij echter door belasting te heffen bij de senatoriale elite. Het was een kwestie van tijd voordat de ontevredenheid in de hogere klassen zo groot was dat er couppogingen zouden volgen. Al in 182 vond er een samenzwering plaats, op initiatief van Commodus’ zuster Lucilla, de weduwe van keizer Lucius Verus. Lucilla, die naar het schijnt de positie van keizerin Crispina zeer benijdde, kreeg twee belangrijke heren genaamd Quadratus en Quintianus zo ver dat ze de keizer in een theater probeerden te doden. Ze werden echter gegrepen en later geëxecuteerd, waarna Lucilla werd verbannen naar Capri, waar Commodus haar later alsnog liet doden. Eén van de twee Praetoriaanse Prefecten, Paternus, was ook betrokken geweest in het plan, maar wist nog lange tijd onder de verdenking uit te komen. Samen met zijn collega Perennis wist hij echter wel de dood van de gehate Saoterus te bewerkstelligen. Perennis maakte hier gebruik van om zichzelf hogerop te werken. Hij beschuldigde Paternus van een tweede samenzwering en kreeg zijn executie voor elkaar. Ook met Crispina liep het niet goed af. Commodus beschuldigde haar in 188 ten onrechte van overspel en verbande haar naar Capri, waar ze in 191 vermoord werd. Commodus trouwde niet opnieuw maar begon een relatie met Marcia, de weduwe van Quadratus.

Christopher Plummer als Commodus in de film the Fall of the Roman Empire (1964). In deze film blijkt de boosaardige Commodus tot zijn schrik een buitenechtelijk kind van keizerin Faustina en een gladiator, een gerucht dat tijdens het echte leven Commodus ook ging.
Christopher Plummer als Commodus in de film the Fall of the Roman Empire (1964). In deze film blijkt de boosaardige Commodus tot zijn schrik een buitenechtelijk kind van keizerin Faustina en een gladiator, een gerucht dat tijdens het echte leven Commodus ook ging.

Commodus vatte de dood van Saoterus zeer zwaar op en trok zich na de aanslagen op zijn eigen leven terug uit Rome. Meestal verbleef hij in Lanuvium, op het landgoed van zijn familie, waar hij zich vooral bezighield met sporten als paardrijden, wagenrennen en gevechten. Dit niet alleen privé maar soms ook in het openbaar. Zijn showgevechten in de arena werden door de elite als zeer schandelijk beschouwd: gladiatoren waren in hun ogen qua status gelijk aan acteurs en prostituees. Een keizer hoorde hier alleen naar te kijken, niet eraan deel te nemen. De publieke gevechten waren niet veel meer dan schijngevechten waarin zijn tegenstanders zich vaak snel overgaven aan de keizer. In privégevechten doodde Commodus zijn tegenstanders veel liever. Wel doodde hij in de arena vaak genoeg ook gewonde soldaten of mensen die een been of voet misten, waarbij een als Hercules verklede Commodus hen met een knots doodsloeg, handelend alsof hij met reuzen vocht. Verder bevocht hij allerlei exotische dieren, wat ook als een schandelijke aanfluiting werd gezien.  Een keer doodde hij wel honderd leeuwen op één dag, een andere keer wel drie olifanten en ook nog een keer een giraffe, wat het publiek eerder zielig dan stoer vond. Toen Commodus met een speciaal ontworpen werpspies een rennende struisvogel had onthoofd, bracht hij de kop en zijn bebloede wapen naar de bank van de senatoren, alsof hij hiermee een dreigende boodschap wilde geven. Volgens Cassius Dio vonden de senatoren in kwestie dit zo lachwekkend dat ze op laurierbladeren kauwden om hun lachen in te houden. Tot overmaat van ramp stuurde Commodus voor elk openbaar optreden in de arena een rekening van een miljoen sestertiën aan Rome, wat de economie van de stad ernstige schade toebracht.

In Gladiator komt Commodus gruwelijk aan zijn einde in de arena. Het gevecht en de manier waarop het personage vals speelt, is ongetwijfeld gebaseerd op de bizarre schijngevechten die Commodus tegen weerloze mannen hield.
In Gladiator komt Commodus gruwelijk aan zijn einde in de arena. Het gevecht en de manier waarop het personage vals speelt, is ongetwijfeld gebaseerd op de bizarre schijngevechten die Commodus tegen weerloze mannen hield. (DreamWorks Pictures)

Perennis was ondertussen degene die het rijk daadwerkelijk bestuurde, hetgeen hij volgens Cassius Dio overigens nog best goed deed. Op den duur verrezen er echter steeds meer negatieve geluiden jegens Perennis. Toen hij er op het laatst van werd beschuldigd dat hij zijn eigen zoon keizer wilde maken, liet Commodus hem ter dood brengen. Hierop volgde een golf van processen en executies. Kamerheer Cleander, in feite de moordenaar van Saoterus, had de hand gehad in de lasterpraat over Perennis en probeerde nu zelf de macht naar zich toe te trekken. Hij was echter nadrukkelijk corrupter en verkocht allerlei hoge ambten aan de hoogste bieders. Het gevolg was een toename van spanningen die al onder Perennis begonnen waren, onder meer in Gallië en Brittannië, waar legeropstanden en desertie niet uitbleven. In 187 volgden nog een paar moordpogingen en Commodus verscheen bijgevolg bijna helemaal niet meer in het openbaar.

Publius Helvius Pertinax, een senator die onder Commodus meerdere ambten en in 192 ook het consulaat kreeg. Als stadsprefect van Rome stond hij bekend als een integer man. Zijn bescherming van het rellende volk had een aandeel in de val van Cleander. Na Commodus' werd Pertinax keizer gemaakt, maar regeerde maar een paar maanden.
Publius Helvius Pertinax, een senator die onder Commodus meerdere ambten en in 192 ook het consulaat kreeg. Als stadsprefect van Rome stond hij bekend als een integer man. Zijn bescherming van het rellende volk had een aandeel in de val van Cleander. Na Commodus’ dood werd Pertinax keizer gemaakt, maar regeerde maar een paar maanden.

In 188 was Cleander machtiger dan ooit. Hij had zichzelf hoofd van de Praetoriaanse Garde weten te maken door de creatie van een nieuwe rang, de pugione, die boven de twee prefecten stond. Een hongersnood in 190 bracht echter zijn ondergang. Er was een ernstig graantekort in Rome en de verantwoordelijke ambtenaar schoof de schuld af op Cleander. Toen een groep burgers in Circus Maximus tegen Cleander demonstreerde stuurde die de Praetorianen om de rel neer te slaan, maar Pertinax, de integere stadsprefect, stuurde de Vigiles Urbani, de Romeinse stadswacht om dit tegen te houden. Cleander vluchtte naar Commodus in Laurentum, maar de woedende menigte volgde en schreeuwde om Cleanders hoofd, hetgeen Commodus hen gaf. Dit op aansturen van zijn maîtresse Marcia. Opnieuw volgde er een kort schrikbewind waarbij meerdere kopstukken het leven verloren. Maar ditmaal was er iets veranderd. Alle samenzweringen en intriges hadden Commodus elke keer doen besluiten fel op te treden, maar nu leek hij grotere plannen te hebben. Al sinds het begin van zijn keizerschap trachtte Commodus zichzelf als minstens een halfgod neer te zetten, waarbij hij zich vaak liet afbeelden als Hercules. Al eerder had hij haast alle beleidsplannen en adviseurs van zijn vader verworpen en zich niets meer aangetrokken van de Stoïcijnse scholing waarmee hij was opgevoed. Nu leek het er steeds meer op dat Commodus zichzelf ook daadwerkelijk de reïncarnatie van Hercules en dus de zoon van Jupiter waande. Hij zette zichzelf steeds meer neer als een uniek persoon, in plaats van als de zoon van Marcus Aurelius. Hij begon nu eindelijk de touwtjes in handen te nemen, maar op een buitengewoon dictatoriale wijze, waarbij hij zichzelf als een brenger van een nieuwe orde leek te zien, die het hele Romeinse rijk zou herbouwen. Zijn voornaamste vertrouwelingen die hij hierbij gebruikten waren Marcia, de nieuwe kamerheer Eclectus en de nieuwe Praetoriaanse prefect Laetus.

De Colossus van Nero was op zich al een vrij megalomaan beeld waarmee een labiele keizer zich als een god had laten afbeelden. Commodus liet het beeld, zoals vele andere zaken, naar zichzelf omvormen.
De Colossus van Nero was op zich al een vrij megalomaan beeld waarmee een labiele keizer zich als een god had laten afbeelden. Commodus liet het beeld, zoals vele andere zaken, naar zichzelf omvormen.

In 191 woedde er een paar dagen een hevige brand in Rome, die de stad ernstige schade toebracht. De dictatoriaal geworden Commodus greep dit aan om zichzelf nog unieker te maken. Begin 192 noemde hij zichzelf de nieuwe Romulus. Hij hield een ritueel waarbij hij Rome formeel opnieuw stichtte en de stad Colonia Lucia Annia Commodiana noemde, tot afgrijzen van de Senaat. Ook zijn eigen naam, die hij al regelmatig had laten veranderen, was nu een ware weerspiegeling van zijn grootheidswaan geworden. Hij noemde zich Lucius Aelius Aurelius Commodus Augustus Herculeus Romanus Exsuperatorius Amazonius Invictus Felix Pius, waarbij meerdere namen verwezen naar Jupiter en Hercules. Alle maanden van het jaar moesten worden omgedoopt naar één van deze twaalf namen. De legioenen werden Commodianae genoemd en de vloot die graan van Alexandrië naar Rome bracht werd  omgedoopt tot de Alexandria Commodiana Togata. Zelfs de Senaat ontsprong de dans niet en zou voortaan de naam van Commodus dragen, terwijl de dag waarop dit alles werd verkondigd voortaan de Dies Commodianus moest heten. De Colossus van Nero, een enorm beeld naast het Colosseum dat Nero uitbeeldde als de zonnegod, kreeg het hoofd van Commodus, in combinatie met een knots en een leeuw. In november dat jaar hield de megalomane keizer weer tal van spelen, waarbij hij in de ochtend honderden dieren doodde en elke middag als gladiator vocht. Uiteraard won hij alle prijzen.

Commodus gewurgd door de atleet Narcissus, gravure door G. Mochetti. (1781-1835)
Commodus gewurgd door de atleet Narcissus, gravure door G. Mochetti. (1781-1835)

Toen Commodus in december aankondigde dat hij van plan was om op 1 januari als consul én gladiator het nieuwe jaar in te luiden, ging hij definitief te ver. Een godsdienstige gebeurtenis op zo’n wijze inluiden stond gelijk aan heiligschennis.  Marcia had Commodus de avond voordat hij zijn gestoorde plan zou uitvoeren, 31 december 192, gesmeekt om voorzichtiger te zijn en de naam van Rome niet door het slijk te halen. Toen ook Eclectus en Laetus hadden geprobeerd om hem ervan af te brengen, zette hij hen alle drie met diverse senatoren op een dodenlijst. Terwijl Commodus in bad zat ontdekte zijn favoriete page, die niet voor niets de naam Philcommodus gekregen had, de tabula (tablet met bijenwas) waar de namen op stonden en bracht de lijst naar Marcia, die tot haar schrik haar eigen naam bovenaan zag staan. “Dit is een fijne beloning voor alle liefde en warmte die ik je gegeven heb en voor alle dronken beledigingen die ik al die jaren van je heb doorstaan,” zou ze in zichzelf hebben gezegd. “Maar een benevelde dronkaard zal een nuchtere vrouw niet te slim af zijn.” Zodra het drietal wist dat hun executie morgenochtend bevolen zou worden, begrepen zij dat er maar één ding op zat. Om te overleven moesten zij Commodus eerst vermoorden, waarna zij Pertinax op de troon zouden helpen. Het was gebruikelijk dat Marcia hem na zijn bad een beker wijn zo aanreiken, dus lag het voor de hand om de wreedaard op deze wijze te vergiftigen. Zodra Commodus echter de wijn had opgedronken, maakte het vergif hem zo ziek dat hij begon over te geven. De zaak dreigde hierdoor te mislukken, want de kans leek ineens heel groot dat Commodus al het vergif op die manier zou kwijtraken. Razendsnel namen de drie samenzweerders contact op met de worstelaar Narcissus, de sparringpartner van Commodus. Met een hoge beloning in het vooruitzicht trad hij binnen in de keizerlijke vertrekken, waar hij de dronken keizer in zijn bed of badkuip wist te wurgen.

Op de Vijf Goede Keizers volgde Commodus, en op Commodus volgde het Vijfkeizerjaar. Didius Julianus (hier op een sestertie) had in 172 de Chauken uit ons land geweerd en was daarna nog een tijdje gouverneur van Germania Inferior geweest. Hij bouwde extra forten langs de westkust van ons land.
Op de Vijf Goede Keizers volgde Commodus, en op Commodus volgde het Vijfkeizerjaar. Didius Julianus (hier op een sestertie) had in 172 de Chauken uit ons land geweerd en was daarna nog een tijdje gouverneur van Germania Inferior geweest. Hij bouwde in die tijd extra forten langs de westkust van ons land. Als keizer was hij zeer impopulair.

Zodra het nieuws van de moord op Commodus bekend was verklaarde de Senaat hem tot publieke vijand en begon een damnatio memoriae, waarbij zijn standbeelden werden neergehaald en de namen van Rome en al haar instituten weer in oude vorm werden hersteld. Marcia trouwde met Eclectus en Pertinax werd op de troon gebracht. Zijn regering was helaas van korte duur, want hij en Laetus slaagden er niet in de Praetoriaanse Garde te vriend te krijgen, zodat de integere Pertinax al op 28 maart 193 vermoord werd. Het keizerschap werd toen in feite bij opbod verkocht aan Didius Julianus, die onder Commodus al een tijd uit de gratie gevallen was, maar wonder boven wonder alle verdachtmakingen had overleefd. De manier waarop hij het keizerschap had gekocht wekte zoveel afkeer op bij vrijwel iedereen dat drie verschillende gouverneurs zichzelf tot keizer uitriepen en naar Rome marcheerden. Het jaar na de dood van Commodus wordt daarom ook wel het Vijfkeizerjaar genoemd. Eclectus, Marcia en Laetus overleefden dat niet, want Didius Julianus vertrouwde hen niet en bracht hen ter dood. Uiteindelijk kwam Septimius Severus als overwinnaar uit de strijd. Hij deed een zeer opvallende stap om de familie van Marcus Aurelius te vriend te houden: de zo gehate Commodus werd alsnog vergoddelijkt. De keizer die zichzelf in zijn grootheidswaanzin als een god had gepresenteerd, zou nu daadwerkelijk als god vereerd worden.