Het Kops Plateau: het uiterste oosten van Romeins Nijmegen

112Romeins Nijmegen is zo uitgebreid dat het meerdere steden en forten bevat, zodat we nu al een tijdje bezig zijn met het behandelen ervan. Na Ulpia Noviomagus in Nijmegen-West, Batavodurum en een Laat-Romeins fort op het Valkhof en de grote castra op de Hunnerberg, is er nog één belangrijke plaats over. Aan de Hunnerberg grenst namelijk een derde heuvel, het Kops Plateau. Deze heuvel werd al bewoond in de steentijd en was ook voor de Romeinen van uiterst belang.

Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.
Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.

Nadat het grote troependepot van de Hunnerberg in de 1e eeuw ontruimd werd, bleef een kleiner castellum op het Kops Plateau in gebruik, niet ver ten oosten van het grote kamp. Het fort werd waarschijnlijk al gebouwd rond 12 v. Chr., toen Drusus aan zijn veldtochten in Germania begon. Vanuit de omgeving van Nijmegen kon in dat jaar zowel een aanval op de Sugambren als een vlootexpeditie naar het land van de Frisii worden gecoördineerd. Wellicht diende het Kops Plateau dus als hoofdkwartier van deze operaties. Mede hierom is het ongewoon grote praetorium, de commandantswoning van het fort, vaak het “Huis van Drusus” genoemd, al is daadwerkelijke bewoning door de beroemde veldheer niet met zekerheid aangetoond. Andere theorieën bevatten dat het huis werd bewoond door een prefect of ander soort gouverneur die de verantwoordelijkheid over de Bataven droeg. Het huis besloeg 60 bij 35 meter.

De grote hoeveelheden keramiek die bij het hoofdkwartier van het fort werden aangetroffen.
De grote hoeveelheden keramiek die bij het hoofdkwartier van het fort werden aangetroffen.

Het Huis van Drusus leek qua ontwerp veel op een Romeinse villa in Italië. De oostzijde van het huis bevatte de privévertrekken van de commandant, terwijl de westelijke kamers in gebruik waren voor de officiële ontvangsten. De muren van het gebouw waren, zoals de meeste in een dergelijk fort, van leem en hout gemaakt, maar met witgepleisterde muren, fresco’s en een binnenplaats met zuilengalerij. Doordat de binnenplaats aan de noordzijde open was, was het wellicht mogelijk om van daaruit het geweldige uitzicht over het rivierengebied te overzien. De commandant zal het dus niet slecht hebben gehad. Op een zelfde manier is er luxe gebleven uit resten van een maaltijd die vlakbij de principia, het hoofdkwartier van het fort, waren gedumpt. Naast allerlei kostbaar aardewerk en een bronzen ketel bevatte de dumpplaats resten van linzen, gerst, olijven, haas, speenvarken, wintertaling, eend, korhoen, kip, rund en 200 vissen! Ook bevatte de maaltijd vissaus van Spaanse makreel. Luxe-producten dus, waarvan een deel duidelijk van ver moest worden aangevoerd! Een vorstelijke maaltijd dus.

De stallen en cavaleriebarakken moeten opvallend genoeg buiten het castellum gelegen hebben.
De stallen en cavaleriebarakken moeten opvallend genoeg buiten het castellum gelegen hebben.

Het fort op het Kops Plateau was ondanks het grote praetorium naar verhouding klein, zodat er dus weinig soldaten in gelegerd moeten zijn geweest. De stallen van het fort stonden er waarschijnlijk zelfs buiten, aan de Ubbergseveldweg. Deze gebouwen dienden niet alleen om paarden te stallen, maar bevatten ook de woonruimtes voor de ruiters. Mogelijk zat hier dus de Ala I Batavorum gelegerd, waarschijnlijk gerekruteerd uit de Bataafse krijgselite. Een teruggevonden scherf noemt de naam van ene Titus Ussus als ruiter. Daarbij wordt Legio I Germanica, dat rond die tijd dus in Nijmegen gezeten kan hebben.

Germanicus zou op het Kops Plateau gewoond kunnen hebben, net als zijn vader Drusus en zijn oom en adoptievader Tiberius.
Germanicus zou op het Kops Plateau gewoond kunnen hebben, net als zijn vader Drusus en zijn oom en adoptievader Tiberius.

Rond 10 na Chr., kort na de Varusslag, werd het castellum op het Kops Plateau ligt uitgebreid. Na de desastreuze nederlaag in het Teutoburgerwoud was het Romeinse gezag achter de Rijn grotendeels ingestort en dat maakte het Kops Plateau weer relevant, zeker als men bedenkt dat de Romeinen niet bereid waren dit zonder slag of stoot te accepteren. Bovendien gaat een houten omwalling vaak 20, hooguit 30 jaar mee, zodat vernieuwing van de muur nodig was. Als het Kops Plateau opnieuw als hoofdkwartier werd gebruikt, zou het kunnen dat veldheer Tiberius, de broer van de inmiddels overleden Drusus, intrek in de commandantswoning nam, gevolgd door Drusus’ zoon Germanicus nadat Tiberius in 14 na Chr. keizer geworden was. De wraaktochten in Germania duurden tot 16 na Chr., waarop Tiberius besloot dat de kostbare operaties te weinig opleverden om nog voort te zetten. Ook het depot op de Hunnerberg was in deze korte tijd weer in gebruik.

De Ala I Batavorum zat waarschijnlijk enkele decennia gelegerd op het Kops Plateau.
De Ala I Batavorum zat waarschijnlijk enkele decennia gelegerd op het Kops Plateau.

Nadat het troependepot na 16 na Chr. voorgoed verlaten werd, bleef het Kops Plateau het belangrijkste militaire bolwerk in de omgeving van Nijmegen. Rond 40 na Chr. werd het fort opnieuw gerenoveerd. Waarschijnlijk is dit de periode waarin keizer Caligula de grens van het rijk flink liet verstevigen, ter voorbereiding van de invasie van Brittannia waar hij zo vurig van droomde. Het fort was na al die jaren sowieso weer aan vernieuwing toe, maar werd ditmaal ietsje verkleind, waarbij de zuidwal enigszins naar het noorden verplaatst werd. De Ala I Batavorum werd nu permanent in het fort gevestigd.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. In het oosten liggen het castellum van het Kops Plateau en de stalgebouwen in het zuiden.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. In het oosten liggen het castellum van het Kops Plateau en de stalgebouwen in het zuiden.

Het castellum op het Kops Plateau vond een roemloos einde in de Opstand der Bataven. De Bataafse cavalerie liep op listige wijze middenin de slag op de Betuwe over naar de kant van de opstandelingen. De cavalerie werd volgens Tacitus geleid door Claudius Labeo, de neef van de rebellenleider Julius Civilis. Of Labeo daarmee ook hoofd van het castellum op het Kops Plateau was is niet bekend, maar zeker niet onwaarschijnlijk. Opvallend genoeg is er in de resten van het fort geen brandlaag aangetroffen, wat impliceert dat de Bataven het fort om een of andere reden gespaard hebben. Ook de Romeinen hebben het lege fort naderhand niet verwoest. Na het jaar 70 werd het waarschijnlijk niet meer in gebruik genomen, maar de grafvelden die vanaf die tijd zijn aangelegd liggen allemaal nadrukkelijk ten oosten van het fort, alsof de plaats toch nog herkenbaar was als militaire vesting.

Het Kops Plateau bevat nu een park zodat je de locaties gemakkelijk bereiken kunt.
Het Kops Plateau bevat nu een park zodat je de locaties gemakkelijk bereiken kunt.

Het Kops Plateau bevat momenteel een openbaar park genaamd het Kopse Hof, waar nog regelmatig tochten over de archeologische geheimen van de bodem gehouden worden. Desondanks is er met het blote oog weinig Romeins te zien voor de gewone man, die zich tot musea als Museum het Valkhof zal moeten wenden. Hier bevinden zich onder meer teruggevonden ruiterhelmen en -maskers van het Kops Plateau, de maaltijdresten uit het hoofdkwartier en een zilveren medaille van Aquilius die in de Bataafse opstand de slag op de Betuwe moet hebben geleid, evenals een grote muntschat met munten van 210 v. Chr. tot 20 na Chr.

Ulpia Noviomagus: de grote kleine stad aan de Waal

ulpia noviomagusOnze tocht langs de Waal heeft tot nu toe weinig zekerheden opgeleverd. Alleen wat plaatsnamen op de Peutinger kaart waarvan de werkelijke locatie onbekend is en we eigenlijk niet eens met zekerheid kunnen zeggen of het wel aan de Waal lag. Dat wordt vandaag eindelijk anders, want we bereiken één van de beroemdste Romeinse plaatsen in het land: de stad Ulpia Noviomagus Batavorum, het centrum van het Romeinse bestuur over de Bataven.

Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.
Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.

Wanneer we langs de zuidoever van de Waal stroomopwaarts trekken merken we al snel dat de streek ten westen van Nijmegen aardig welvarend was. Er zijn meerdere villa’s aangetroffen, onder andere met hypocaustum oftewel vloerverwarming. Het villacomplex van Ewijk-De Groote Aalst is hier het meest treffende voorbeeld van, want het was één van de meest luxe villa’s die ooit in Nederland is teruggevonden, met drie grote gebouwen en vijf schuren. Er moeten zandstenen zuilen en zelfs marmeren vloeren en mozaïeken in gelegen hebben. Resten van 4e-eeuwse militaire riemen duiden erop dat de villa in de Laat-Romeinse tijd als militair steunpunt gebruikt werd. De dakpannen zijn gestempeld met de Vexillatio Brittanica, een detachement dat van 103 t/m 120 na Chr. in de castra van Nijmegen-oost gelegerd zat.

Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.
Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.

Wanneer we verder reizen langs de Waal komen we vanzelf in Nijmegen. In het westen van de stad, ter hoogte van de wijk Biezen en het Haven- en Industrieterrein Nijmegen, moet Noviomagus hebben gelegen. In tegenstelling tot wat velen denken is de stad niet bij aanvang van de Romeinse tijd gesticht. Het daadwerkelijke Noviomagus is na de Opstand der Bataven ontstaan als handelscentrum, nadat de meer naar het oosten gelegen stad Oppidum Batavorum in de opstand verwoest was, waarna een nieuwe stad in het westen werd opgericht om als nieuw bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap te dienen. Noviomagus is dan ook Gallisch voor “nieuwe markt”. Het voorvoegsel Ulpia, dat de stad vanaf begin 2e eeuw begon te dragen, verwijst naar keizer Marcus Ulpius Traianus, wat bij velen tot de conclusie heeft geleid dat keizer Trajanus marktrechten of zelfs stadsrechten aan de stad gegeven zou hebben. Waarschijnlijk waren er echter al marktrechten aan de hoofdplaats van de Bataven gegeven zodra deze stam in het rijk opgenomen was. Waarschijnlijk heeft Trajanus niet veel meer voor de stad betekent dan het feit dat hij zijn familienaam eraan gaf.

Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.
Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.

Noviomagus maakte in de tweede eeuw zijn meest welvarende periode door. De stad was gebouwd volgens een keurig schaakbord-patroon met kaarsrechte straten zoals de Romeinen gewend waren. Enkele van de duidelijk teruggevonden gebouwen zijn het badhuis (bij het Honig-complex), de villa aan het Maasplein en de twee tempels, respectievelijk voor Fortuna en voor Mercurius. Binnen het hele Romeinse rijk zal Noviomagus met maar 5000 inwoners niet meer dan een klein handelsstadje geweest zijn, maar voor Romeins Nederland is het een grote stad. Zo groot zelfs dat voedsel van elders moest worden aangevoerd, puur omdat er teveel inwoners waren om te kunnen overleven van wat de boeren in de omgeving verbouwden. Waarschijnlijk liep er vlakbij een brug over de Waal, wellicht op de plek waar nu ook een brug staat, namelijk de zogeheten Snelbinder.

Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.
Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.

Aan de zuidkant van Noviomagus lagen de grafvelden, die zowel vrij eenvoudige crematiegraven als enorme luxueuze grafmonumenten bevatten. Net als de stad zelf maakt het grafveld een erg geromaniseerde indruk, ondanks de van oorsprong zo inheemse bevolking. Ten oosten van de tempels, die ter hoogte van het Maasplein en de IJsselstraat lagen, woonden vooral ambachtslieden. In eerste instantie produceerden zij vooral voor afnemers van buiten de stad, maar vanaf midden tweede eeuw werd dit steeds minder. Het vermoeden bestaat dat de militaire vesting op de Hunnerberg een grote afnemer was, die echter wegviel naarmate de vesting aan belang verloor en uiteindelijk werd ontruimd.

De tempels
De tempels van Noviomagus zouden na de brand van ca. 180 AD niet meer herbouwd worden

Het was in diezelfde tijd dat Noviomagus langzaamaan in economisch verval raakte en een aantal crises doormaakte. Rond het jaar 180 brak er een verwoestende brand uit, waarvan we niet met zekerheid kunnen zeggen wat de oorzaak was. Het zou een ongeluk maar ook een vijandige aanval geweest kunnen zijn. Dat laatste is niet ondenkbaar, aangezien de situatie aan de grenzen destijds onrustiger werd. Vooral de Chauken, die op de terpen van het Duitse Oost-Friesland woonden, waren nu een reële bedreiging voor de kust en rivieren van Germania Inferior. Het was dan ook rond het jaar 170 dat er een stevige stadsmuur en een droge gracht rondom Noviomagus werden aangelegd. De noordelijke muur is hoogstwaarschijnlijk weggespoeld door de Waal en zal dus nooit meer gevonden worden. De vondst van de westelijke muur in 2008 maakte echter een hoop duidelijk over de afmetingen. De muur zal een meter of vijf hoog geweest zijn en de gracht was ongeveer tien meter breed en drie meter diep.

De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.
De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.

De muren en gracht konden aanvallers helpen weerstaan maar hielpen natuurlijk niet tegen de enorme brand. De ramp betekende een definitieve vermindering van het aanzien van de stad: de tempels en het badhuis werden nooit meer herbouwd. Toch wist Ulpia Noviomagus nog een eeuw lang door te modderen. Het lijkt erop dat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd, rond de tijd dat er een grote Frankische inval plaatsvond na de herovering van het Gallische keizerrijk door keizer Aurelianus, wat het grensleger gruwelijk had uitgedund. Het Romeinse gezag werd het Nederlandse rivierengebied zodanig zwak dat de meeste Rijnforten werden opgeheven en steden als Noviomagus nog verder in economisch verval raakten dan ze na 40 jaar burgeroorlog en hyperinflatie al waren. Rond het jaar 300 wordt de naam Noviomagus echter ook gebruikt voor een ander stadje, aan de Waaloever vlakbij het Valkhof. Wat er in de 25 jaar hiertussen gebeurd was blijft echter onduidelijk. Wel verrees er in de vierde eeuw nog een Frankisch nederzettinkje op de locatie van het oude Ulpia Noviomagus.

Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.
Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.

De belangrijkste vondsten uit Ulpia Noviomagus zijn nog altijd te vinden in musea als Museum het Valkhof en het Rijksmuseum van Oudheden. In het eerstgenoemde museum behoort de ruiterhelm met gezichtsmasker, gevonden aan de Waalkade, tot één van de vele prachtstukken. Op het terrein van Noviomagus zelf zijn geen gebouwen zichtbaar. Wel maken enkele monumenten, informatieborden en speciaal plaveisel op de straten de locatie van enkele gebouwen duidelijk. Op het Maasplein worden de contouren van de stadsvilla en de twee tempels aangegeven. De tempels zijn ook nog zichtbaar in de IJsselstraat.

Grinnes: het vermoede verleden van Rossum

grinnibusNa onze verslagen over de Romeinse plaatsen aan de Maasmonding volgen we de Merwede stroomopwaarts en komen we voorbij het punt waar deze rivier begint door het samenstromen van de Waal en Afgedamde Maas. De Waal was een belangrijke rivier die door de Romeinen Vacalis of Valis genoemd werd en zodanig veel water van de Rijn afvloeide dat er in de buurt van Lobith of Herwen zelfs een dam gebouwd moest worden om de Rijn beter bevaarbaar te maken voor de Romeinse vloot. Dit maakte de Waal (voor zolang de dam bestond) wat smaller en ondieper dan tegenwoordig. Bovendien kunnen we niet met zekerheid zeggen of de rivier wel op dezelfde plek stroomde, want ook bij de Rijn hebben we hier verandering in gezien. Soms verschilt de stroom weliswaar slechts enkele honderden meters, maar toch…

Als er een castellum bij Rossum lag was dat misschien hier. Maar bewezen is het niet.
Als er een castellum bij Rossum lag was dat misschien hier. Maar bewezen is het niet.

De eerstvolgende plaats die we, na het eerder behandelde Tablis, tegenkomen op de Peutinger kaart is Grinnes of Grinnibus. De exacte locatie van Grinnes is net als die van Tablis en Flenium tot op heden niet bepaald. De kaart geeft wat Germania Inferior betreft vermoedelijk een situatie uit de derde eeuw weer, waarin er een weg liep van Noviomagus naar Forum Hadriani. Grinnes zou een statio oftewel militaire pleisterplaats langs deze weg geweest kunnen zijn, waar reizigers konden overnachten terwijl er tegelijkertijd orde werd bewaakt vanuit het punt.

Een altaar gewijd aan de inheemse godin Exomna werd niet ver van Rossum gevonden (Bron: Rijksmuseum van Oudheden)
Een altaar gewijd aan de inheemse godin Exomna werd niet ver van Rossum gevonden (Bron: Rijksmuseum van Oudheden)

Grinnes wordt ook genoemd in de Historiae van Tacitus, in de latere fase van de Bataafse opstand. In het jaar 70 na Chr. werden de rebellen bij stukjes en beetjes teruggedreven door de Romeinse troepen van bevelhebber Cerialis, tot zij zich noodgedwongen achter de Waal hadden teruggetrokken (waarbij zij de eerder genoemde dam waarschijnlijk vernielden). In een poging om het tij te keren vielen de rebellen enkele kampen van Cerialis aan en één daarvan was Grinnes. De aanval op het kamp bij Grinnes werd geleid door Julius Classicus, een aanvoerder van de Treverische hulptroepen die zich bij de opstand hadden aangesloten en nu noodgedwongen ver van hun oorspronkelijke thuisgebied moesten leven. Aanvankelijk leek het erop dat Classicus de slag zou winnen, tot Cerialis arriveerde met cavalerie en de rebellen terugdreef. Na afloop van de opstand zou Cerialis bij het strategische punt een castellum hebben laten bouwen.

Vlakbij Rossum ligt een buurtschap dat Rome heet...
Vlakbij Rossum ligt een buurtschap dat Rome heet…

Romeinse vondsten uit de omgeving van Rossum hebben het vermoeden doen rijzen dat het castellum Grinnes en de bijbehorende vicus hier wel eens gelegen zouden kunnen hebben. Vooral in het buurtschap dat grappig genoeg Rome heet zijn veel vondsten gedaan. Een daadwerkelijk Romeins fort is hiermee echter niet aangetoond. De vondsten uit de omgeving duiden in elk geval wel op inheemse bewoning: waarschijnlijk lag er in de IJzertijd al een belangrijke nederzetting in de omgeving, wat in elk geval het strategische belang van de plaats aan zou kunnen tonen. Als er een castellum stond is dit op den duur waarschijnlijk weggespoeld.

Het zeer interessante schrijfplankje van Est-de Steendert.
Het zeer interessante schrijfplankje van Est-de Steendert.

Wat is er dan met zekerheid over Rossum en omgeving te zeggen? In elk geval zijn er in Alem, dat net als Rossum in gemeente Maasdriel ligt, een fragment van een beeld voor Mercurius en een altaarsteen voor de godin Exomna gevonden. Aan de noordoever van de Waal, tegenover Rossum, zijn muntvondsten gedaan in Hesselt, in de gemeente Neerijnen. Aan de 1e Tieflaarsestraat, in diezelfde gemeente, zijn allerlei vondsten gedaan die een tempel of villa doen vermoeden. Het dorp Opijnen bevatte een grafveld (en waar een grafveld ligt is een nederzetting niet ver weg) en een altaarsteen. Het dorp Est bevatte een interessant schrijfplankje dat een juridische tekst uit 83 na Chr. bevat door ene Lucius Iunius Norbanus. In Ophemert zijn aardewerk en maalstenen gevonden en in Waardenburg een armband met een inscriptie voor Hercules Magusanus, de Bataafs-Romeinse god, waarschijnlijk als votief voor een tempel. Tegenover Waardenburg ligt Zaltbommel, dat een grafveld en meerdere nederzettingen lijkt te hebben bevat. Het grafveld bevatte 95 personen.

Zelfs als Rossum dus niet de locatie van Grinnes is, is het duidelijk dat het hier om een levendige omgeving gaat. Er moeten meerdere nederzettingen, tempels en grafvelden in deze omgeving gelegen hebben. Maar of de grond ooit een castellum of statio zal prijsgeven is nog maar de vraag…

Helinium: de Romeinen aan de monding van de Maas

034Na Forum Hadriani bezocht te hebben trekken we verder zuidwaarts langs het Kanaal van Corbulo, tot we komen aan het punt waar het kanaal uitmondt in de Maasmonding. Tegenwoordig mondt de Maas uit in zee via zowel het Haringvliet als de verschillende riviertakken en kanalen in de Rotterdamse havenregio. In de Romeinse tijd moet er op ongeveer deze hoogte, tussen Hellevoetsluis en Naaldwijk, een zeer brede riviermonding gelegen hebben, door de Romeinen het Helinium genoemd. Volgens Plinius de Oudere lag het Bataveneiland tussen het Flevomeer en het Helinium.

Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.
Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.

Het zuideinde van het Kanaal van Corbulo lag vermoedelijk ergens in Naaldwijk. De vondst van een bronzen plaat die verwijst naar de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van Germania, duidt op de aanwezigheid van de marine, zodat vermoed wordt dat er te Naaldwijk een vlootbasis lag. Een basis of ander fort is tot op heden echter niet gevonden, ofschoon de locatie, zowel aan de monding van de Maas als van het kanaal, de plaats natuurlijk veel strategisch belang gaven. De aanwezigheid van burgerlijke nederzetting of vicus is daarentegen wel degelijk aangetoond. Daarnaast bevat Naaldwijk een inheems nederzettinkje, dat op een lichte verhoging in het landschap gebouwd was. Een Romeinse villa die vlak buiten Naaldwijk gevonden is, vermoedelijk niet ver van het kanaal, is vrij bijzonder omdat het huis gedeeltelijk van steen gebouwd was en bovendien een hypocaustum bevatte, een Romeinse vloerverwarming. Iets raadselachtiger is een mijlpaal die rond het jaar 1500 teruggevonden werd; niet vanwege de inscriptie (die is overduidelijk van Marcus Aurelius en Lucius Verus, met een omschrijving die het jaar 162 aantoont) maar omdat men niet meer exact kan zeggen of de mijlpaal nu in Naaldwijk of Monster gevonden was.

Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.
Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.

Ten zuiden van het Rotterdams havengebied, te Oostvoorne, zijn in 1752 brokken van funderingen waargenomen toen het water extreem laag stond. Jan Kluit uit Brielle noemde de aangetroffen ruïne de Zeeburg. Gezien de locatie ervan is het aannemelijk dat het hier een tweede Romeins fort betrof, waarschijnlijk om het andere uiteinde van het grote Helinium te overzien. Het vermoeden is dat het valt onder de kustforten die na 173 zijn opgericht om nieuwe aanvallen van plunderaars over zee te weren, nadat Didius Julianus als gouverneur van Gallia Belgica een grootscheepse Chaukische aanval had weerstaan. Als het fort de woelige ecologische veranderingen uit de 3e eeuw overleefde, moet het dus niet letterlijk aan de kust maar wat meer naar het zuiden gelegen hebben. Het fort was vast en zeker van steen gebouwd (of herbouwd) zodat de ruïnes nog eeuwen bestonden. Wanneer het fort verzwolgen werd door de zee is niet zeker, maar het moet ergens tussen de 4e en 12e eeuw gebeurd zijn.

De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.
De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.

De zuidelijkste plaats in Zuid-Holland die een nederzetting bevat is Goedereede. Goedereede bevatte een vicus en havenplaats, maar wellicht ook een kustfort. Resten ervan werden in 1618 gezien en Oude Wereld genoemd. Opnieuw is er waarschijnlijk sprake van verstening, wat de lange bewaring van de resten verklaart. Van zowel de Zeeburg als Oude Wereld vermoeden we dat de verstening in de vierde eeuw plaatsvond. Vandaag de dag is er van de vermoede forten in Naaldwijk, Oostvoorne en Goedereede nauwelijks nog een spoor te bekennen. In elk geval is de mijlpaal nog altijd te zien in het Rijksmuseum van Oudheden.

Randwijk en Driel: de onbewezen castella van Over-Betuwe

089 - RandwijkDe weg langs de Limes is in het westen en midden van Nederland erg duidelijk, maar wordt in het oosten gedomineerd door vermoedens en twijfels. Dit hebben we al gezien met de castella van Rijswijk, Maurik en Kesteren, die nooit zijn teruggevonden, ofschoon er aanwijzingen in de omgeving zijn. Nog veel lastiger is het voor de twee wellicht vermoedde castella in gemeente Over-Betuwe, waarvan het bestaan zo mogelijk nog veel twijfelachtiger is: Randwijk en Driel.

Vanaf de Rijnbandijk heb je bij Driel en Randwijk goed uitzicht over de Rijn. De overkant is heel wat heuvelachtiger.
Vanaf de Rijnbandijk heb je bij Driel en Randwijk goed uitzicht over de Rijn. De overkant is heel wat heuvelachtiger.

Castellum Randwijk wordt vermoed op grond van een paar feiten. Ten eerste bevond zich vlakbij Randwijk een lange tijd een belangrijke oversteekplaats over de Rijn, waardoor het vreemd zou zijn om de plek onbewaakt te laten. Ten tweede bevindt Randwijk zich ongeveer halverwege Kesteren en Arnhem, twee Romeinse legerplaatsen, die nogal ver uit elkaar liggen. Archeologische sporen van een castellum in de omgeving van Randwijk zijn er echter niet. Als er zoiets bestaan heeft moet het zijn weggespoeld door de rivier of bedolven zijn onder de grond.

De opvallende scharniersteen uit Driel. Een deel van het castellum?
De opvallende scharniersteen uit Driel. Een deel van het castellum?

Het castellum bij Driel, meer dan 8 kilometer naar het oosten, is evenmin aangetoond. Ook deze plaats lag langs de Limesweg. Van de andere kant ligt Driel al dicht in de buurt van Arnhem, waar een aangetoond castellum stond. Een castellum bij Driel was dus misschien niet nodig, zodat het bestaan ervan nog veel twijfelachtiger dan dat van Randwijk is. Het oosten van Driel is wel opvallend rijk aan vondsten zoals een groot scharnierstuk van tufsteen, dat deel van een toegangspoort lijkt te zijn geweest – van een castellumpoort misschien, zeggen hoopvolle stemmen, al is het bewijs ervoor niet geleverd. Kleine bronzen onderdelen van uitrustingen en andere militaria zijn er ook gevonden. Als het fort bestond, hetgeen nog steeds niet vaststaat, lijkt het gebied bij De Baarskamp hier een goede kandidaat voor gezien de stroomgeulen.

Splitste hier wellicht de weg naar Noviomagus af van de Limesweg? Was het castellum dan ook nabij? Bewezen is het niet.
Splitste hier wellicht de weg naar Noviomagus af van de Limesweg? Was het castellum dan ook nabij? Bewezen is het niet.

De twee castella in Over-Betuwe zijn dus eigenlijk heel onzeker. Men zou ze speculatief kunnen noemen, hoewel de vermoedens wel op enkele vondsten en overwegingen zijn gebaseerd. Concreet bewijs is er echter niet, ondanks de vele interessante vondsten in de omgeving. Driel kende in elk geval wel een nederzetting van inheemse oorsprong. De weg die daarbij zou moeten lopen is echter nog niet teruggevonden. Afgezien van de Limesweg is het erg waarschijnlijk dat Driel een tweesprong kende, omdat het een logisch startpunt is voor de weg naar het zuiden, richting de tempels van Elst en de stad Noviomagus.

Een weefgewicht en wat spinklosjes, gevonden op de Moordakkers bij
Een weefgewicht en wat spinklosjes, gevonden op de Moordakkers bij Herveld.

Volgens bepaalde ideeën zou de Limesweg bij Randwijk een zijsprong kunnen hebben gehad, die met een grote bocht naar Elst liep, waar vanuit Driel waarschijnlijk een directe weg naartoe liep. Niet ver van de mogelijke weg vanuit Randwijk ligt Herveld, waar op de Grote Woerd en Kleine Woerd vondsten zijn gedaan zoals scherven van urnen, tufsteen en funderingen. Vermoedelijk heeft er in die omgeving een villa gestaan. Naar het oosten, bij Valburg, lag een grafveld en vermoedelijk dus ook een nederzetting, wat ook uit sporen van huizen en putten blijkt. Het opvallende is dat een deel van de sporen in de lange 2e eeuw past, terwijl er ook veel Laat-Romeinse sporen zijn, zonder dat continuïteit tussen de twee is. De nederzetting is dus vermoedelijk tussendoor verlaten: bij de aanleg heeft men dwars door de midden-Romeinse begraafplaats heen gebouwd.

Het voetstuk van Vagdavercustis, gevonden bij Randwijk in de buurt.
Het voetstuk van Vagdavercustis, gevonden bij Randwijk in de buurt.

Bij Heteren, ten zuiden van de Limesweg, zijn allerlei scherven en een zeldzaam zegelsteentje. In Hemmermeer is een voetstuk ter ere van de godin Vagdavercustis aangetroffen, gewijd aan haar door ene Simplicius Superus, decurio van de Ala Vocontiorum. Deze ruitereenheid zat tussen 70 en 120 na Chr. in Kalkar (Duitsland) gelegerd, waar ook een heiligdom van Vagdavercustis gevonden is. De inscriptie spreekt echter van een Brits leger, wat impliceert dat Superus decurio was na 120, toen de eenheid al naar Brittannia vertrokken was.

Een "ijzersterke" herinnering aan de Romeinse tijd in Driel.
Een “ijzersterke” herinnering aan de Romeinse tijd in Driel.

Ondanks alle vondsten is het dus moeilijk om met zekerheid wat te zeggen over eventuele Romeinse forten in Over-Betuwe. In elk geval zijn er wat vermoedens, maar niet meer dan dat. Romeinse namen zijn er niet aan verbonden. Enkele kunstwerken herinneren in elk geval aan het idee van dergelijke forten. Aan de zuidrand van Driel aan de Romeinse Limes en de handelsroutes langs de Rijn. Curieuzer is het kunstwerk aan de westzijde van Randwijk, dat bestaat uit een Fiat 600 waar voeten onderuit steken, volgens de kunstenaar omdat de schildpadformatie hem aan een autobus denken doet. De tekst op het voetstuk verwijst echter duidelijk naar een Romeinse grens: “Non Plus Ultra” – tot hier en niet verder…