Primeur: een lang avontuur voor Marcus en Marbod

achtergrondWie Romeinen.info volgt, krijgt regelmatig een “avontuur” van Marcus en Marbod te lezen. “Avontuur” tussen aanhalingstekens, want de Romeinse soldaat en saaie Germaan beleven eigenlijk nooit echt iets spannends in hun stripjes. Maar na lang werk gloort er in de verte een uitgebreid avontuur, heel wat anders dan die korte gags. Tekenaar Gilivs, die ook onze jeugdpagina’s illustreert, heeft er het nodige over te vertellen.

Werk aan de voorplaat van het verhaal.
Werk aan de voorplaat van het verhaal.

Hoe ben je na al die korte grapjes op het idee voor een lang verhaal gekomen? ‘Tja, ik kwam gek genoeg eigenlijk voor het eerst op het idee toen ik thuis Die Hard 3 zat te kijken. Een onwaarschijnlijk duo met een race tegen de klok. “Vrienden met tegenzin”, als het ware. Dat inspireerde mij plotseling om Marcus en Marbod zo neer te zetten, want in feite zijn ze tegenpolen. Waarom trekken ze dan altijd samen op, alsof ze vrienden zijn? Menig spannende film zet twee tegenovergestelde personages neer die aanvankelijk nauwelijks door één deur kunnen om ze vervolgens te laten eindigen als vrienden voor het leven. Dit verhaal verklaart op die manier dus hun vriendschap. Het is daarmee eigenlijk een soort prequel, een eerste ontmoeting.’

Digitale bewerking ten top: de originele scan...
Digitale bewerking ten top: de originele scan…

Een lang verhaal lijkt me heel anders dan een gagstrip. ‘Dat is het zeker. Gags komen gewoon in mijn hoofd op. Om de strip aan de gang te houden ga ik om de zoveel tijd zitten en wat grappen bedenken die ik dan uitwerk. De strookjes krijgen dan een nummer en gaan meestal naar de NoVA, langere gags of losse cartoons publiceer ik zelf. De enige reden dat ik er kladversies van teken is dat ik ze dan onthouden en bijschaven kan. Voor een lang verhaal is het echter anders, omdat ik het hele verhaal uitschrijven moet. Dat gaat redelijk vanzelf, maar kost wel tijd. Om van al het tekenen en kleuren nog maar helemaal te zwijgen. Bovendien moet ik bij het kleuren ook vaak genoeg “vals spelen” en dingen verbeteren aan de tekening. Bijvoorbeeld een tekort lijntje doortrekken of een te ver doorgetrokken lijntje inkorten. Soms ontdek ik dat ik Marcus’ zwaardriem ben vergeten te tekenen en moet ik die er digitaal bij tekenen. In het eindresultaat valt het gelukkig niet eens zo op. In een nieuwe programma moet ik de inkleuringstechniek dan weer aanpassen zodat ik het inkten eigenlijk digitaal over doe, met allerlei verbeteringen daarbij. Soms kopieer ik zelfs plaatjes die vrijwel hetzelfde moeten zijn. Maar omdat daar verschillende tekst op staat of andere afwijkende details is dat nog best een prutswerkje.’

... en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.
… en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.

Waar liep je het meest tegenaan? ‘Verschillende dingen. Het schrijven zelf is het minste probleem. Maar voor het tekenwerk moet ik soms wel heel uitgebreid zoeken hoe iets er eigenlijk uitziet. En dan nog moet je soms je fantasie gebruiken, terwijl je ondertussen doodsbang bent dat je research toch te slordig is geweest. Ik ken het wereldje van de reënactors en levende geschiedenis aardig goed, maar juist daarom ben ik als de dood om fouten te maken. Niet dat ik zeeën van kritiek krijg: ik heb Marcus vanaf het begin expres die leren polsbandjes uit Hollywoodfilms gegeven, die geen enkele andere functie hebben dan stoer staan, wat juist wel bij hem past. Tot mijn verbazing heb ik er nog nooit commentaar op gehad, evenmin als op de overdadige ruitjes op Marbods kleding. Waar ik ook tegenaan loop is het continu tekenen van Romeinse soldaten: geestelijk erg vermoeiend. Zeker omdat ik bij elke nieuwe soldaat wéér moet nadenken hoe die eruit ziet: wat voor pantser, wat voor helm, welke kleur tuniek… Als je een hele pagina vol soldaten hebt is dat een tergend proces. En dan moet je ze ook nog allemaal inkleuren en opletten dat eerder gebruikte soldaten er hetzelfde uitzien. Verder zijn er ook dingen die ik gewoon erg moeilijk vind om te tekenen. Zoals landschappen of enorme gebouwen. De landschappen heb ik opgelost door ze in stijl van Peter de Smet extreem leeg en simpel te houden. Maar mijn sterkste kant is het nog steeds niet.’

"De Komst van de Keizer" vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.
De Komst van de Keizer” vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.

Maar je hebt toch ook wel genoten van het werk? ‘Zeker. Ik moest voor het verhaal in feite een uitgebreidere wereld rondom Marcus en Marbod creëren. Toen Marcus en Marbod voor het eerst verschenen was er nauwelijks een setting: Marcus was een legionair uit een of ander Romeins fort en Marbod een doodgewone Germaan die in een huis in de omgeving woonde. Natuurlijk was er nog wel een Gallo-Romeinse nederzetting bij het fort en een Germaans dorp verderop, maar meer invulling was er niet. Er waren geen vaste bijfiguren en de achtergrond van Marcus en Marbod was onbekend, behalve dat ze duidelijk van vrij gewone komaf waren. Voor een langer verhaal moest er meer invulling gegeven worden: ik kwam op het idee om Marcus deel uit te laten maken van een contubernium van buitenbeentjes, terwijl Marbod een gezinsvader werd. Al blijft het onduidelijk waar hij nu eigenlijk de kost mee verdient, want Marbod blijft Marbod: saai en onverschillig.’

Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.
Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.

Je hebt het over Marbods gezin en Marcus’ kameraden, maar die hebben we volgens mij al eerder gezien… ‘Dat klopt, ik heb ze al in een paar gags gebruikt. Net als tribuun Candidus, de gefrustreerde commandant van het fort. En centurio Ventosus en de barse optio Crudelius. Tegen de tijd dat ze in de gags verschenen was ik al volop met De komst van de keizer bezig. Soms vroeg de gelegenheid gewoon om de aanwezigheid van deze personages. Een beetje consequent zijn kan helemaal geen kwaad vind ik, integendeel. Wie goed oplet zal zien dat sommige personages veel lijken op figuurtjes uit mijn eerste Romeinenstripjes, die je op deze website vindt onder “Uit de archieven”. Dat geldt voor Ventosus en de commandant en ook voor de optio.’

Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.
Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.

Als het gaat om de research, speelt het verhaal dan in een bepaalde periode, rondom een historische gebeurtenis? De titel impliceert dat het gaat over het bezoek van Hadrianus aan onze provincie. ‘Ja en nee. De keizer is met opzet naamloos en fictief. Hij bevat elementen van meerdere Adoptiefkeizers, maar inderdaad het meest van Hadrianus. Op eenzelfde wijze wordt het fort van Marcus niet bij name genoemd. Als het een historisch, bestaand castellum zou moeten zijn, dan zou ik denken aan Bodegraven. De naam is onbekend en het ligt op een plek waarvan ik niet zeker zou weten of de lokale bewoners onder de Cananefaten of Bataven gerekend werden. Ideale plek voor een vergeten detachement soldaten en voor een Germaan van onduidelijke stam. Maar het kan ook gaan om een totaal fictief fort, ergens tussen Zwammerdam en Vleuten. In eerste instantie had ik een duidelijkere setting in gedachten, bij Forum Hadriani, waarbij Marcus en zijn kameraden hier in een fictieve castra zaten, als deel van een vergeten legioen. Maar uiteindelijk deed dat mij de waarheid toch iets teveel geweld aan. En de Rijn is nu eenmaal DE setting voor een strip als deze, zodat een detachement bij Nijmegen het ‘m ook niet werd. Sowieso wil ik van Marbod niet per se een Bataaf maken, want dat is mij te afgezaagd; vandaar dat ik eerst aan een Cananefaat dacht, maar uiteindelijk is het gewoon niet duidelijk bij welke stam hij hoort en kan het hemzelf ook niet schelen. Het concept van de vergeten soldaten is wel gebleven. De commandant heeft het gevoel op een soort eindstation te zitten, terwijl de hele boel om hem heen een ingeslapen indruk maakt. Er is aan die grens al zo lang niks noemenswaardigs meer gebeurd dat het saai is geworden.’

Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.
Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.

Nogal een contrast met het beeld van de Romeinse tijd als een oorlogszuchtige periode. ‘Omdat dat ook lang niet altijd zo geweest is. In de eeuw na de Bataafse Opstand is er eigenlijk weinig noemenswaardigs gebeurd. Er waren vast wel wat kleine opstootjes en rooftochten, maar dat die niet uitgebreid in onze geschiedenisboeken staan toont wel aan dat het iets triviaals had. Bovendien kennen de mensen de Romeinen het best van een andere strip: Asterix. Hierin spelen de Romeinen vooral de rol van vijandige bezetters. Ik wilde het eens anders doen, dus ligt de focus in mijn strips meer op de Pax Romana, Romein en onderworpene als bewoners van dezelfde samenleving. Qua datering kiest men ook altijd maar voor Julius Caesar, Caligula of Nero, maar waarom juist niet eens de tijd proberen van de Adoptiefkeizers, de Gouden Eeuw van Rome? In dat kader is het veel leuker om Germania Inferior als welvarende, ietwat ingedutte grensprovincie neer te zetten. Ergens past dat zelfs wel bij hoe het moderne Nederland vaak wordt neergezet!’

Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is "De Komst van de Keizer" ook wel spannend.
Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is “De Komst van de Keizer” ook wel spannend.

Maar je inspiratie uit een actiefilm is daar een flink contrast mee. Is het een spannend verhaal? ‘Het heeft zeker zijn duistere momenten. Eigenlijk botst de saaie, ingeslapen wereld van Marcus en Marbod met het enorme Rome, waar de keizer bezig is een wereldrijk te besturen en het in paleis en politiek wemelt van de intriges. Het bezoek van die machtige keizer aan dat ingeslapen grensplaatsje lijkt voor enkele grijze eminenties een ideaal moment om van die lastpak af te komen. Als Marcus en Marbod toevallig op de bende huurlingen stuiten die de klus moet klaren (geheel in actiefilm-stijl is het een multinationale bende) moeten ze alles op alles zetten om op tijd bij het fort te zijn, terwijl ondertussen de moordenaars hen op de hielen zitten. Dat is niet zonder spanning en geweld, maar natuurlijk valt er ook nog een hoop te lachen. Maar helemaal voor alle leeftijden is het niet, nee. Een humoristische strip hoeft niet kinderachtig te zijn, vind ik. Asterix heeft het imago gekregen van een kinderstrip, maar dat komt denk ik vooral omdat het voor alle leeftijden is: het cartooneske geweld maakt het populair bij kinderen, dus denken ouders die geen strips lezen dat het voor kinderen is, ondanks dat sommige grappen daar veel te moeilijk voor zijn. Van dat imago wil ik ook af. Dus in het kampdorp hangen dames rond met loshangend haar en de slechteriken gaan letterlijk over lijken.’

Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.
Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.

Komt dat door die inspiratie uit actiefilms? ‘De invloed daarvan valt wel mee. Die blijkt vooral uit wat knipoogjes. Je kan wel stellen dat ik meer invloed heb ondergaan van de wereld van de levende geschiedenis en reënactment. Neem nou die buitenbeentjes, dat zijn een soort karikaturen en optelsommen van de meer bizarre gevallen die je daarin tegenkomt. Sommige “legionairs” zijn opvallend groot of klein, opvallend oud of jong… En natuurlijk heb je altijd nog de enkeling die er gewoon niet uitziet en maar niet snapt hoe het wel moet. In de Romeinse groepen zie je die laatste gelukkig niet zo gauw, maar ze bestaan wel, van die reënactment-gedrochtjes. De reacties van andere reënactors daarop zijn natuurlijk ook erg typerend, hoe terecht ze soms ook zijn. In zulke groepen zie je ook altijd de prachtigste centurio’s rondlopen, dus heb ik de centurio’s in de strip neergezet als pompeuze mannetjes die meer met hun uiterlijk en carrière bezig zijn dan dat ze echt iets nuttigs doen. Hun rivaliteit met de elitaire cavalerie-decurio is dan weer een parodie op de rivaliteit tussen bijvoorbeeld uniformpolitie en recherche. Net zoals de legionairs en hulptroepen elkaar ook niet lijken te mogen in deze strip. Andere knipoogjes vind je in de vorm van figuranten die veel lijken op leden van die Romeinse groepen. En natuurlijk zijn er wat cameo’s voor de mensen van Romeinen.info, waar ik mijn stripjes publiceren mag!’

Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is...
Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is…

Wanneer kunnen we de strip verwachten? ‘Door andere verplichtingen was een deadline stellen onmogelijk, zodat ik al een paar jaar zit te prutsen, maar nu is het verhaal bijna af. Ironisch genoeg was het laatste dat ik op papier getekend en geïnkt heb een mijlpaal. Het laatste werk op echt papier is af. Ik ben nu bezig met het bijwerken en inkleuren van die laatste pagina’s, maar dat duurt nog wel even. Ook heb ik nog een zware dobber aan het bijwerken van de belettering van de strip, want mijn handschrift is gewoon te rommelig, zodat ik dit ook digitaal moet overdoen. Dat gaat de komende tijd nog het meeste werk worden. Als dat is afgerond zal ik de strip op de facebookpagina van Marcus en Marbod gaan publiceren in feuilleton, zoals een krantenstrip. Ik kan nog geen exacte datum beloven, maar ik weet zeker dat het ergens in 2019 gaat lukken.’

Iets om naar uit te kijken dus. Kijk als het zover is voor het verhaal  “De Komst van de Keizer” (en voor die tijd voor meer strips en af en toe een teaser) op www.facebook.com/MarcusMarbod. 

De “minder talrijke” Cananefaten

brinnoHet is opvallend dat de inheemse bevolking van Romeins Nederland vooral aan de naam Bataven verbonden wordt, terwijl zij verre van de enige bewoners waren. Met name in Holland is dat frappant als men bedenkt dat het nog maar de vraag is of het Bataafse leefgebied zo ver reikte. Wel valt een groot deel van Zuid-Holland onder het rivierengebied, dat door de Romeinen het Insula Batavorum genoemd werd. Maar in het westen daarvan lag een andere civitas, die van de Cananefaten. En hoewel deze stam vaak in de oude schoolboekjes vermeld stond, lijkt hij tegenwoordig helaas wat vergeten.

De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)
De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)

De naam van deze stam is enigszins verwarrend. Dat komt ook door een verscheidenheid aan spelling. Hoewel de Romeinen spraken van Cananefates, zijn er ook teksten gevonden over Cannenefates en Hiannanefates. De vernederlandste vorm Kaninefaten wordt vandaag de dag als verouderd beschouwd. Aan die spellingswijzen is bovendien vaak de uitleg verbonden dat zij zou staan voor “konijnenvatters” omdat de Cananefaten op konijnen in de duinen zouden hebben gejaagd. Dat is geheel onjuist, aangezien konijnen voor de middeleeuwen niet in Nederland voorkwamen. Groter is de kans dat het een samensmelting is van het Keltische cannene (“look”) en het Germaanse fates (“meesters”). Dit lijkt dus op een Keltische achtergrond of een mengeling van Kelten en Germanen. Hoewel de Cananefaatse oorsprong onduidelijker is dan die van de Bataven, is het ook hier mogelijk dat het gaat om een groep Germanen die gebruik maakte van het machtsvacuüm van de Gallische oorlog, die de al aanwezige bevolking vanaf dat moment domineerden. Marcus Velleius Paterculus beschrijft hoe Tiberius in 4 na Chr. op een veldtocht onder meer de Cananefaten onderwierp, wat doet vermoeden dat zij oorspronkelijk ten noorden van de Rijn leefden, misschien bij de IJssel.

Waren de Cananefaatse "lookmeesters" zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?
Waren de Cananefaatse “lookmeesters” zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?

De vestiging op Zuid-Hollandse westelijke strandwallen, tussen de kust en de veenmoerassen en getijdengebieden, kan de naam Cananefaten verklaren, aangezien deze zandgrond geschikt is voor het verbouwen van looksoorten zoals prei en uien. Verder is informatie over de Cananefaatse cultuur beperkt. Volgens Tacitus leken zij sterk op de Bataven, maar “minder talrijk”. In Vlaardingen gevonden klepduikers uit ongeveer 100 na Chr. doen wel vermoeden dat zij (al dan niet in samenwerking met de Romeinen) in staat waren om het land goed te cultiveren: met behulp van deze klepduikers werden de eerste sluizen van Nederland gemaakt. Qua godsdiensten zijn de meest teruggevonden sporen die van de Matrona’s of Moeders, een vermoedelijke Keltische verering van nogal geheimzinnige moedergodinnen die opduikt van de Noordzee tot in Noord-Italië en dus ook op veel plaatsen in Nederland. Net als de Bataven leverden de Cananefaten hulptroepen, maar niet zo buitensporig veel zodat zij ook andere vormen van belasting betaalden. Ook van deze hulptroepen werd echter dankbaar gebruik gemaakt, zoals tijdens de opstand van de Friezen, waarbij de Romeinen Cananefaatse ruiters inzetten.

Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.
Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.

Dit betekende natuurlijk niet dat iedere individuele Cananefaat het Romeinse gezag zomaar aanvaardde. In 40 na Chr. zou een lokale hoofdman de spot hebben gedreven met de nogal vreemde “veldtocht” van Caligula, waarbij de zee op rituele wijze zou zijn “aangevallen”. Misschien ging het in werkelijkheid om een versterking van de grens (het fort Praetorium Agrippinae, in Valkenburg, is waarschijnlijk rond deze tijd gebouwd en daarmee waarschijnlijk meer Rijnforten) in combinatie met een godsdienstig ritueel, maar toch… In 46 na Chr. veroorzaakte de Cananefaatse officier Gannascus een hoop problemen door te deserteren en zich bij een troep Chaukische rovers aan te sluiten: met zijn kennis lagen de Rijndelta en de westkust voor deze piraten open. De nieuwe gouverneur Corbulo gebruikte dit als aanleiding om het land van de Friezen te bezetten en liet Gannascus door “onderhandelaars” doden, wat bijna een oorlog met de Chauken deed ontbranden. Alleen interventie van de keizer maakte dat Corbulo zich weer achter de Rijn terugtrok.

In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.
In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.

Individuen als de spottende hoofdman of Gannascus de piraat hadden op lange termijn niet zoveel invloed op de geschiedenis. Een heel andere zaak was het als grote massa’s in opstand kwamen. In 69 na Chr., het jaar waarin de Bataafse opstand uitbrak, was de onvrede bij de Cananefaten blijkbaar ook op een hoogtepunt: niet de Bataven maar zijzelf waren het die als eerste in opstand kwamen en zich tegen de Romeinen keerden. Hun aanvoerder hierbij was een zekere Brinno, de zoon van eerdergenoemde hoofdman, die door zijn mannen op de zo beroemde wijze op het schild geheven werd. In de zomer van dat jaar viel hij met zijn mannen de onderbezette Rijnforten van Zuid-Holland onverwachts aan, waarbij Lugdunum (Katwijk) en Praetorium Agrippinae (Valkenburg) als eerste vielen. Vervolgens trok Brinno oostwaarts langs de Rijn. Het is niet duidelijk welke forten door hem werden verwoest en welke bij evacuatie in brand gestoken werden, maar eind augustus was er tot aan Fectio (Vechten) geen fort meer over. Ondertussen sloten de Friezen en Chauken zich bij Brinno aan. Toen pas nam de Bataaf Julius Civilis openlijk de leiding over de opstand. Met de hulp van al zijn bondgenoten, inclusief de Cananefaten, dreef hij de Romeinen steeds verder stroomopwaarts, tot de hele Rijngrens in handen van de rebellen was. Toen stuurden Rome echter versterkingen en werden de rebellen langzaam maar zeker tot achter de Rijn teruggedreven, waar zij zich gedwongen zagen om vrede te sluiten.

Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.
Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.

Het herstel van de Pax Romana lijkt ook het herstel van de oude verdragen te hebben meegebracht. Er is in elk geval niet vastgesteld dat de Cananefaten en andere rebellen erg streng gestraft werden, al is het goed mogelijk dat de rebellenleiders het wel moesten bekopen. Cananefaatse hulptroepen werden in elk geval niet meer in eigen land gevestigd,: er zijn wel sporen van hen gevonden aan de Donau en in Numidië. Wel is er geopperd dat andere stammen in het westen van Germania Inferior misschien grond in bezit hadden genomen van de verslagen en dus uitgedunde Cananefaten, maar ook dit is niet bewezen. Het bestuurscentrum van de stam bleef bestaan, namelijk in een stadje dat ontstaan was aan het kanaal dat Corbulo aangelegd had in het gebied. Na een bezoek van keizer Hadrianus aan de provincie, in 121 of 122, werd deze stad Forum Hadriani (“markt van Hadrianus”) genoemd, wat heeft geleid tot de aanname dat Hadrianus marktrechten aan de stad gegeven had. Er zijn redenen om dit in twijfel te trekken, aangezien belangrijke steden zoals bestuurscentra deze rechten vaak al hadden. Bovendien is overname van de naam van de keizer niet ongebruikelijk in de tweede eeuw. Mijlpalen uit de tweede en derde eeuw spreken van MAC, wat waarschijnlijk staat voor Municipium Aelium Cananefatium, waarbij de tweede naam opnieuw verwijst naar Aelius Hadrianus. Lange tijd werd geconcludeerd dat de benaming municipium zou duiden op een beperkt stadsrecht, maar aangezien Romeinen geen stadsrecht hadden, lijkt het erop dat het in die tweede eeuw een soort mode werd om steden zo te noemen.

In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.
In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.

De Crisis van de Derde Eeuw deed de economie van Germania Inferior helemaal geen goed en kostte MAC uiteindelijk de kop: toenemende onveiligheid in de regio en ecologische problemen zoals een stijgende zeespiegel maakten dat de stad rond 270 leegliep. Net als de Bataven gingen de overgebleven Cananefaten vanaf deze tijd langzaam op in de nieuwere bevolking. Hun gebieden zouden aan de Franken en Friezen toevallen. Hun naam is niet zo trots de geschiedenis in gegaan als die van de Bataven, wat toch eigenlijk erg zonde is. Hoewel de “lookmeesters” nog wel genoemd werden in de traditionele schoolboeken, bleef de naam altijd minder hangen en werden zij ten onrechte vaak toch onder de Bataven geschaard.

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 9: Langs het Kanaal van Corbulo

Reisgids CorbuloDe belangrijkste Romeinse routes in Nederland zijn behandeld en we zijn diverse interessante spots van het noorden afgegaan. Je kunt natuurlijk in 9 dagen onmogelijk alles behandelen. Maar één vrij belangrijke route is nog niet aan de beurt geweest. Dwars door het westen van Zuid-Holland liep in de Romeinse tijd het kanaal van Corbulo. Corbulo werd in 47 na Chr. gouverneur van Germania Inferior en ging hard aan de slag om de zoetwaterpiraterij, die na de dood van zijn voorganger flink was opgelaaid, te bestrijden. Hij liet de waterwegen uitkammen en trok naar het noorden. Een veroveringsoorlog beginnen mocht hij echter niet, waarna Corbulo zich meer toelegde op het verbeteren van de defensie van zijn grensprovincie. Het aanleggen van een kanaal tussen de Rijn en de Maasmonding speelde hier een grote rol in. De Romeinse schepen konden hierdoor gemakkelijker van de ene rivier naar de andere zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven. Het kanaal werd aangelegd door meerdere stroompjes met elkaar te verbinden. Het werd een erg belangrijke handelsroute in het gebied.

©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0
©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0

1. Castellum Helinium (Naaldwijk?)
Locatie: onzeker
Helinium was de Romeinse naam van de Maasmonding en wellicht ook de naam van het Romeinse fort bij het punt waar het kanaal erin uitmondde. De bodem in deze omgeving bestond grotendeels uit kleigrond en een beetje strandwal. Als er bij Helinium een castellum en een nederzetting lagen, was het dus vast ook een vlootbasis.


mijlpaal2. Mijlpaal van Monster of Naaldwijk

Al rond 1500 werd er in Zuid-Holland een Romeinse mijlpaal teruggevonden. Dat is zo lang geleden dat de vindplaats vergeten is. Niet alleen de exacte plek, maar ook de plaats zelf. Het kan Naaldwijk of Monster geweest zijn! De tekst erop maakt echter wel duidelijk uit welke tijd de mijlpaal komt, namelijk uit het jaar 162, toen Lucius Verus en Marcus Aurelius het Romeinse rijk samen regeerden.

©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY 3.0
©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY 3.0

3. Diploma van Poeldijk
Er zijn ook langs het Kanaal van Corbulo meerdere villa’s gebouwd, soms uit hout, soms uit steen, soms eerst uit hout om later alsnog versteend te worden. Op een terrein aan de N464 in Poeldijk vond men tufstenen resten en afbraakpuin. Maar dat was nog niets vergeleken met de bronzen diploma die er later gevonden werd. De diploma is een bewijs van eervol ontslag dat verleend werd aan ene Amandus, een Cananefaat die er jarenlange dienst bij de eerste ruiterafdeling der Norici op had zitten.

4. Inheems heiligdom Den Haag
Locatie: vermoedelijk op de Uithof, Den Haag
Helemaal in de zuidelijkste delen van Den Haag zijn sinds de jaren ’60 veel vondsten gedaan op het terrein van de Uithof. De meeste hiervan waren voorwerpen, zoals het handvat van een bronzen kan. In 1994 vond men echter sporen van een vierkant terrein waarvan elke hoek naar een windstreek wees. Het lijkt op een cultusplaats uit de IJzertijd die in de Romeinse tijd in gebruik bleef.

0405. Mijlpalen van Wateringse Veld
Locatie: Oosteinde, Den Haag
In 1997 werden bij de aanleg van de wijk Wateringse Veld vier mijlpalen en sporen van de Romeinse weg ontdekt, allen opgedragen aan de keizer van hun tijd. De oudste van de vier is uit 151, de tijd van keizer Antoninus Pius. De tekst is bijna helemaal bewaard en daarom het meest bruikbaar. De keizer staat erom bekend dat hij nieuwe wegen liet aanleggen wat de plaatsing van de paal verklaart. De tweede paal is van 212 of 213, de regering van Caracalla. Deze is veel moeilijker leesbaar. Toch is hij veel beter bewaard gebleven dan de derde paal uit 242-244, de tijd van Gordianus III. Er is zo weinig over van de paal dat er weinig van te leren viel. De vierde was dan weer erg goed bewaard en komt uit 250 na Chr. toen Trajanus Decius keizer was. Germania Inferior ging toen moeizame tijden door, maar blijkbaar werd de weg nog onderhouden.
Bezienswaardigheden: Replica’s van de vier mijlpalen op het Oosteinde

0456. Villa van Rijswijk-De Bult
Locatie: Cananefatenpad, Rijswijk
De benaming “De Bult” is ontstaan omdat men in de jaren ’60 een vreemd heuveltje in het polderlandschap ontdekte. Uitgebreid onderzoek leverde resultaat op. De eerste bouw op De Bult was een inheemse boerderij die gebouwd werd in 25 na Chr. van 9,5 bij 5 meter. Relatief snel werd dit gebouw vervangen door een iets bredere en vooral veel langere boerderij, zodat de oppervlakte van 44 naar 80 vierkante meter ging. Bouwfase 5 was een complete vernieuwing: de oude boerderij werd afgebroken en vervangen door een rechthoekige Gallo-Romeinse villaboerderij met stenen fundering. De rest was grotendeels van hout, behalve de siergevel in Romeinse stijl en een latere stenen aanbouw aan de andere kant. De omringende landerijen besloegen 13 ha! In de derde eeuw is de villa verlaten. Een replica is nu het Archeologiehuis Zuid-Holland, in Alphen a/d Rijn.
Bezienswaardigheden: markeringen van de verschillende bouwfases van De Bult aan het Cananefatenpad

©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY-SA 3.0
©Rijksmuseum van Oudheden; CC BY-SA 3.0

7. Mijlpalen van Rijswijk
Ook in Rijswijk werden twee mijlpalen aan de weg langs het kanaal van Corbulo gevonden. De eerste werd ontdekt in 1963 en is op grond van het opschrift gedateerd op 250, de tijd dat Decius Trajanus voor korte tijd het Romeinse rijk regeerde. De tweede werd in 2005 gevonden. Alleen 70 cm van het bovenste gedeelte waren bewaard gebleven. De paal moet ergens tussen 211 en 217 geplaatst zijn en draagt de naam van de toenmalige keizer, die wij kennen als Caracalla.

©Carole Raddato; CC BY-SA 3.0
©Carole Raddato; CC BY-SA 3.0

8. Forum Hadriani (Voorburg)
Locatie: Park Arentsburgh, Voorburg
Alternatieve namen: Municipium Aelium Cananefatum (officiële naam midden 2e eeuw-3e eeuw)
Wanneer de hoofdstad van de Cananefaten precies is ontstaan is niet bekend. Een Romeins bestuurscentrum voor hun leefgebied moet er al vroeg geweest zijn, maar de stad zelf was er misschien pas na de Bataafse opstand. Hoe de stad toen heette is niet bekend. De naam Forum Hadriani betekent “markt van Hadrianus”, wat heeft geleid tot de conclusie dat Hadrianus de stad bij zijn bezoek aan Germania Inferior in 121 marktrechten gaf, al is de kans groot dat de stad dat recht allang had. Het was in de 2e eeuw wel vaker gebruikelijk dat steden zich met de naam van een keizer gingen tooien. De gevonden mijlpalen langs het Kanaal van Corbulo vermelden de letters MAC, wat waarschijnlijk de latere officiële naam van de stad is, waarbij de naam weer verwijst naar Aelius Hadrianus. De stad was met pakweg 1000 inwoners vrij klein, maar naar plaatselijke maatstaven was het een grote stad, compleet met een haven, badhuis en allerlei ambachtslieden. De Crisis van de Derde Eeuw deed de handelsstad uiteindelijk de das om. Rond 275 werd Romeins Voorburg verlaten en verviel. De weg raakte overwoekerd en het in onbruik geraakte kanaal verzandde.
Bezienswaardigheden: Informatieborden in Park Arentsburgh, standbeeld Corbulo aan de Koningin Julianalaan

0629. Kanaal van Corbulo in Leidschendam
Locatie: o.a. Romeinsepad en Pliniushof, Leidschendam
Ook in Leidschendam zijn meerdere waarnemingen van het Kanaal van Corbulo gedaan. Hier lag de zandgrond van een strandwal in het westen en meer vochtige veengrond in het oosten. Nieuwbouw in de omgeving toont vaak vanzelf weer nieuwe vondsten aan.
Bezienswaardigheden: gereconstrueerd kanaal met brug op Romeinsepad; schepen met Corbulo, Romeinen en inheemsen op Watermolensingel.

Leiden Matilo 410. Castellum Matilo
Locatie: Besjeslaan, Leiden
Tenslotte bereikte het Kanaal van Corbulo de Rijn bij castellum Matilo, in het oosten van Leiden. Hier moet in de Romeinse tijd een flinke vicus naast verrezen zijn. In Archeologisch Park Matilo vind je niet alleen informatie over het fort en de omwonenden, maar ook over het kanaal van Corbulo, compleet met een boot en stijgers erbij.
Bezienswaardigheden: Archeologisch Park Matilo

056A. Museum Swaensteyn
Locatie: Herenstraat 101, Voorburg
Museum Swaensteyn is het kunst- en cultuurmuseum van gemeente Leidschendam-Voorburg. Daar vlakbij, aan de Vliet, zijn veel Romeinse vondsten gedaan, mede omdat de Vliet bijna parallel loopt met het tracé van het Kanaal van Corbulo. In de permanente tentoonstelling worden vondsten van Forum Hadriani en omgeving gepresenteerd.
Speciaal in de Romeinenweek: Speurtocht “terug naar de Romeinen” (28-29 april en 2-6 mei, 13:00-17:00); Romeinenworkshop (29 april, 14:00-15:30)

Romeinen en mobiliteit: de reizigers

Octavius2Salvete, barbaruli! De Romeinenweek van 2018 zal in het teken staan van mobiliteit en reizen! Daarom heb ik de laatste tijd al het een en ander verteld over de wegen die in Germania Inferior gebruikt konden worden. Maar misschien is het nu eens tijd om het te hebben over de mensen die gebruik maken van die wegen. Wat zijn nu de meest voorkomende reizigers in Romeins Nederland?

Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.
Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.

De meeste Romeinse hoofdwegen werden aangelegd door het leger. Op die manier konden de verschillende strategische punten zo efficiënt mogelijk verbonden worden, zodat het leger zich gemakkelijk verplaatsen kon. Zeker bij aanvang van de Romeinse tijd was dat nodig, want Nederland was op dat moment nog erg onoverzichtelijk, vol bossen en moerassen. Bij de veldtocht tegen de Friezen in Noord-Holland, in 28 na Chr., moesten ter plekke wegen aangelegd worden om het drassige Woud van Baduhenna door te komen. Ook lang nadat de Rijn definitief als grens van het Romeinse rijk was bepaald, trokken er regelmatig troepen door het land. Dat kon op een veldtocht in het noorden zijn, maar ook bij wijze van oefening. De dagmarskampen ten noorden van de Rijn, zoals bij Ermelo, wijzen hierop. Maar soms werd een eenheid ook gewoon overgeplaatst: de ene trok weg uit het fort in kwestie waarna een andere ploeg de bezetting ervan overnam. En natuurlijk trokken er regelmatig ook kleinere patrouilles rond over de wegen.

Marcus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten kwamen ook van dichterbij.
Quintus Domitius Marsianus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten en ambtenaren kwamen ook van dichterbij.

De legionairs en hulptroepen in Romeins Nederland (en de laatste van die twee waren het meest aanwezig) konden van heinde en verre komen. Sommige eenheden waren oorspronkelijk opgericht in Spanje, Afrika of Donau-landen, al wilde dat niet per se zeggen dat de soldaten na al die jaren nog steeds uit dat ene specifieke gebied kwamen waar het cohort was opgericht. Ook hoge Romeinen konden van ver komen. Quintus Domitius Marsianus, die in de 2e eeuw als hoge ambtenaar in Germania Inferior actief was, kwam uit Bulla Regia, een colonia (Romeinse stad) in Tunesië. En wat te denken van Marcus Ulpius Trajanus, die waarschijnlijk uit Spanje of Italië kwam? Trajanus bevond zich waarschijnlijk aan de Rijngrens toen hij hoorde dat keizer Nerva hem tot zijn opvolger gekozen had. Toen hij keizer werd in het jaar 98, besloot hij eerst kalmpjes de Rijn en Donau te inspecteren, waarbij hij onder andere wat Bataafse lijfwachten meenam. Zo kon hij zich van de steun van het leger verzekeren alvorens naar Rome te gaan. Trajanus’ opvolger Hadrianus, die in Germania Inferior als tribunus gediend had, leerde hiervan en besteedde veel tijd van zijn regering aan inspectiereizen, ver van Rome en de Senaat waar hij zo’n moeilijke verhouding mee had. Hadrianus bezocht de Rijngrens in 121. De stad Voorburg werd prompt naar hem vernoemd (Forum Hadriani), zoals Nijmegen de familienaam van Trajanus was gaan dragen (Ulpia Noviomagus).

De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.
De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.

Natuurlijk waren het niet alleen militairen en hoogwaardigheidsbekleders die reizen maakten. De meest voorkomende burgerlijke reizigers waren kooplui, die dankbaar gebruik maakten van de door het leger aangelegde wegen of van de natuurlijke waterwegen. Datzelfde leger was een ideale afzet, want al die soldaten hadden een hoop voedsel, kleding en andere voorwerpen nodig, terwijl voor de bouw en aanleg van de forten veel materialen als hout en steen nodig waren. En natuurlijk waren er ook luxe-goederen, waarvan sommige van ver gehaald moesten worden, soms zelfs van ver buiten het rijk. Zijde kwam helemaal uit China en moest via de Zijderoute het rijk binnenkomen, terwijl kostbare barnstenen uit het hoge noorden kwamen. Romeinse handelscontacten gingen dan ook ver. Het was zeker niet zo dat de Limes een IJzeren Gordijn was: zowel Romeinse als inheemse handelaren trokken van beide kanten de grens geregeld over. Vondsten van Romeinse voorwerpen in Noord-Holland, Groningen en Friesland tonen die contacten wel aan. En andersom waren er dus ook handelswaren die vanuit het noorden naar het Romeinse rijk kwamen. Ook trokken er kooplui en ambachtslui mee met het Romeinse leger om zich rondom de forten te vestigen. De handel kon kleine nederzettingen tot steden doen uitgroeien.

Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!
Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!

Niet alleen handel kon burgers ertoe overhalen om op reis te gaan. Soms trok iemand erop uit om een tempel te bezoeken. Plaatsen als Forum Hadriani, Noviomagus en Mosae Traiectum (Maastricht) telden meerdere tempels, maar er waren meer grote tempelcomplexen. Zo lag er een flinke tempel aan de Maas bij Ceuclum (Cuijk). Bij Elst, tussen Nijmegen en de Rijn, lagen twee flinke tempels, in Zeeland stonden tempels voor Nehalennia bij Domburg en Ganuenta (Colijnsplaat) en in Noord-Brabant stond een grote tempel voor Hercules Magusanus bij Empel. Deze tempels waren gewijd aan inheemse goden, al dan niet door ze te versmelten met Romeinse. Zodoende konden uitgebreide erediensten of godsdienstige feesten een hoop inheemse en Romeinse mensen uit de streek aantrekken. En natuurlijk kon je er ook puur voor je plezier op uit gaan. Op de Nijmeegse Hunnerberg, bij een grote legioensvesting, stond een amfitheater dat groot genoeg was voor duizenden toeschouwers, veel meer mensen dan de vesting, het daaromheen gelegen kampdorp en de stad Noviomagus verderop telden. Goede kans dus dat er een plaats over was bij de gladiatorengevechten.

Ik wens jullie evenveel vertier als jullie er op uitgaan in de Romeinenweek!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

 

Romeinse plaatsen in Nederland: van dorp tot stad


xantenHa, die Barbaartjes!
Als deze Romeinse soldaat door jullie land wandelt, komt hij een hoop monumenten tegen voor de plaatsen waar het rijk waar ik voor werk zoveel betekent heeft. Wat me wel opvalt is dat het meestal gaat om de militaire versterkingen, dus de forten en de wachttorens. Terwijl er natuurlijk ook een hoop burgerlijke nederzettingen waren. Goed, van een paar van die plaatsen is nog wel wat te vinden, maar van de rest al veel minder. Het lijkt me dus goed dat ik hier eens wat over uit de doeken doe.

Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!
Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!

De meeste nederzettingen in Romeins Nederland waren waarschijnlijk inheems, met name natuurlijk ten noorden van de Rijn, wat immers buiten het Romeinse gezag viel. Dit zullen dus dorpen zijn geweest die bestonden uit een aantal flinke boerderijen: niet die armzalige hutjes waar veel mensen aan denken, maar stevige woningen van aardige omvang. Meestal waren dit boerendorpen waar de mensen van landbouw leefden, al kwamen er vast ook wel eens ambachten voor, zoals een smid.

Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.
Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.

Wanneer we naar de meer Romeinse nederzettingen gaan kijken, is het misschien verstandig om toch een beetje voorzichtig te zijn met dat “Romeinse”. Veel van de bewoners waren eigenlijk alsnog inheems en hoewel de Romeinse invloed in zowel bouwstijl als levensstijl duidelijk te zien zullen zijn geweest, zullen er een hoop dingen anders geweest zijn dan in Rome zelf. Vooral de gewone man zal toch nog sterke Keltische en Germaanse elementen hebben gehad, zodat het misschien slimmer is om van een Gallo-Romeinse nederzetting te spreken. Wel waren deze nederzettingen soms minder agrarisch, zodat je qua economie al wat meer van een stadje zou kunnen spreken. Het waren dan ook vaak handelsnederzettingen, die dan ook vaak op een gunstige plaats ontstonden, zoals een kruispunt van twee belangrijke wegen of een oversteekpunt in een rivier (in feite ook een handelsweg, maar dan voor de schepen). Zo’n Romeinse nederzetting noemen we een vicus, waaruit uiteindelijk het Nederlandse woord “wijk” uit ontstaan is (je sprak het oorspronkelijk uit als “wiekoes”).

De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.
De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.

Een officiële stadsstatus hadden deze nederzettingen bijna nooit, maar daar moet bij gezegd worden dat echte stadsrechten pas lang na de Romeinse tijd (in de middeleeuwen) werden begonnen. Er was dus niet zoiets als een document dat zei dat de plaats een officiële stad was en daar bepaalde rechten aan verbond. De erkenning als stad zat vaak meer in de functie en omvang van de plaats. Wel bestond er zoiets als marktrechten. Maar zelfs een plaats zonder marktrecht kon qua grootte en economie al verdraaid veel weghebben van een stad, zelfs als er geen muur om het geheel heen stond. De vicus van Coriovallum (Heerlen) was in feite een simpele handelsnederzetting, maar de hoeveelheid huizen en de omvang van het enorme badhuis maken wel duidelijk dat dit een behoorlijk interessante plaats was. Ook de vicus van Mosae Traiectum (Maastricht) was van groot belang, vooral in de Laat-Romeinse tijd. Beide plaatsen lagen dan ook aan een zeer belangrijke handelsroute, waarbij Mosae Traiectum ook nog eens aan de Maas lag en in de Laat-Romeinse tijd bij twee forten!

Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen het geval was.
Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen op de Hunnerberg een tijdje het geval was.

Ja, ook de militaire plaatsen zijn van het belang in het ontstaan van nederzettingen en stadjes in Germania Inferior. Vrijwel altijd ontstond er een burgerlijke nederzetting bij een Romeins fort. Een vicus bij zo’n fort noemen we ook wel canabae of kampdorp. In eerste instantie, als een kamp slechts tijdelijk werd aangelegd (bijvoorbeeld ter voorbereiding van een veldtocht of als voorpost in de zomermaanden) waren de canabae ook een soort tijdelijk burgerkamp, maar naarmate de troepen meer permanent gevestigd werden en hun tenten door barakken vervingen, werden de kampdorpen ook meer vaste nederzettingen met huizen. Dat er zoveel burgers met de soldaten meetrokken is niet vreemd. Ten eerste hoorde een deel wellicht (direct of indirect) bij het leger, maar dan meer als specialist, kleermaker of een ander soort non-combattant (dus zonder mee te hoeven vechten). Ten tweede kwamen er allerlei kooplui, kroegbaasjes en “vrouwen van plezier” op af omdat er best aan dat leger te verdienen viel. Ten derde kon het zijn dat sommige soldaten allang een liefje hadden of zelfs een gezin, dat uiteraard in de buurt wilde wonen. Hoe groter de aanwezige troepen, hoe groter en meer bruisend de kampdorpen.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.

Van twee plaatsen in Nederland weten we vrij veel over hun status als Romeinse stad: Nijmegen en Voorburg. Nijmegen heeft bijna elke variant van een Romeinse plaats gezien. Het begon met de inrichting van een tijdelijk kamp op de Hunnerberg, waar 15.000 soldaten werden gehuisvest, met nog wat tijdelijke kampen eromheen en dus ook een aanzienlijk kampdorp. Wat verderop, op het Kops Plateau volgde een tweede kamp dat uiteindelijk meer permanent werd. Een stukje naar het westen ligt een derde heuvel, het Valkhof, waar een soort burgerlijke stad ontstond. De Romeinen hadden de plek namelijk uitgekozen als bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap (civitas) en dat maakte het voor de Bataafse elite, met name veteranen uit de hulptroepen, interessant om rondom dat centrum te gaan wonen. Zo ontstond daar dus een Gallo-Romeinse stad, die meestal Batavodurum (Keltisch voor “Batavenmarkt”) of Oppidum Batavorum (Latijn voor “Batavenstad” of “Batavenburg”) werd genoemd. Ondanks de naam was het dus geen inheemse burcht met een plattegrond in organische vorm. Oppidum Batavorum was gebouwd in een keurig zelfde schaakbord-patroon als veel Romeinse steden en forten: de straten waren keurig recht en vormden zo een mooie rechthoek.

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.
Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.

Zowel het fort op het Kops Plateau als Oppidum Batavorum werden bij de Bataafse Opstand verwoest door de rebellen. In het laatste geval was dat pas toen ze zich moesten terugtrekken, om hun stad niet prijs te geven aan de Romeinen. Na de opstand werd er een legioen gevestigd op de Hunnerberg en het kampdorp daaromheen zal dus een levendige plaats zijn geweest: er stond zelfs een amfitheater! Een paar kilometer ten westen van de oude Batavenstad ontstond bovendien een nieuwe nederzetting, aan de Waal. Deze handelsnederzetting groeide uit tot de stad die we kennen als Noviomagus, “Nieuwe Markt”. Die naam is toepasselijk, want de regio had al recht om markten te organiseren sinds de 1e eeuw v. Chr. Toch denkt men vaak dat keizer Ulpius Trajanus deze rechten aan de stad gaf en dat daarom de stad zijn naam ging gebruiken als Ulpia Noviomagus Batavorum. De naam is echter meer een eerbetoon aan de keizer of een uiting van trots van de stadsbewoners.

Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.
Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.

Rond diezelfde tijd werd het legioen overgeplaatst en vervangen door een klein detachement, zodat de markt in het kampdorp flink inzakte. Noviomagus bleef wat langer bruisen, maar verloor in de loop van de 2e eeuw aan betekenis, om in de 3e eeuw grotendeels verlaten te worden. Begin 4e eeuw ontstond er echter een nieuw gelijknamig handelsstadje aan de Waalkade bij het Valkhof, waar in die tijd een nieuw castellum werd gebouwd. Aan de Waalkade in Nijmegen kun je nog resten van de stadsmuur en van een hypocaustum (een Romeinse vloerverwarming) vinden. Hoewel het late Noviomagus dus veel kleiner was, woonden er wel degelijk mensen die rijk genoeg waren voor zo’n verwarming.

Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.
Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.

Voorburg of Forum Hadriani was op zijn hoogtepunt veel kleiner dan Noviomagus in zijn glorietijd. Toch moet het een tijdje de grootste Romeinse plaats in Zuid-Holland geweest zijn. Zoals Nijmegen het bestuurscentrum van de Bataven was, kozen de Romeinen deze plaats op den duur als bestuurscentrum van de Cananefaatse civitas. De stad ontstond halverwege het Kanaal van Corbulo, dat de Rijn en monding van Maas en Waal verbond. Het was dus een echt handelsstadje. De naam betekent “Markt van Hadrianus”, maar waarschijnlijk heette het stadje oorspronkelijk Municipium Cananefatum (een municipium is zoveel als een stad of gemeenschap). Opnieuw heeft de naamswijziging in Forum Hadriani tot de conclusie geleid dat keizer Hadrianus marktrechten aan de stad gaf, maar ook hier weer is het een gek idee dat een hoofdstad dat nog niet gehad zou hebben. Bovendien wordt de stad op mijlpalen van meer dan een eeuw later weer aangeduid als Municipium Aelium Cananefatum (wat opnieuw duidt op keizer Aelius Hadrianus). Een bekende theorie is dat de naam municipium op zou gaan voor een stad met beperkt stadsrecht, maar echt bewezen is dit niet.

Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)
Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)

Zoals ik al zei: waarschijnlijk bestond er geen echt Romeins stadsrecht. Vaak is de colonia aangeduid als de status van een hoogste Romeinse stad, maar in feite is dit vooral een direct gestichte Romeinse stad, met de bedoeling om hier veteranen en andere staatsburgers te huisvesten. Een soort kolonie dus, zoals de naam al doet vermoeden! Zulke steden kwamen in Romeins Nederland niet voor, maar wel elders in Germania Inferior. We kennen Colonia Ulpia Traiana (Xanten) en Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) waar opnieuw namen van Romeinse keizers en hun familie in doorklinken. (Maar ook deze steden hebben niet altijd zo geheten!) Merk je trouwens dat je in de naam van Keulen het woord colonia nog vaag terug hoort?

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Dat beeld van die enorme steden vol marmer, goud en prachtige kolossale gebouwen moet je voor Romeins Nederland in elk geval niet op laten gaan. De meeste plaatsen waren geen echte steden en zelfs de steden waren relatief klein, al voor de Romeinse tijd. En dat van die stadsrechten… Tja, dat is toch een soort mythe of misverstand.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein